Convergentie
Bij convergentie bewegen
twee platen naar elkaar toe. Wanneer beide platen een verschillende dichtheid
hebben, glijdt de ene plaat onder de andere. Dit wordt subductie genoemd. De plaat die naar
beneden wordt geduwd in de laag gesmolten gesteente eronder, smelt waardoor er
magma ontstaat. Dit magma stijgt op en moet eerst door de aardkorst heen breken
voor het naar buiten kan stromen. Daar is veel kracht voor nodig. Hevige
uitbarstingen zijn meestal het gevolg.
We onderscheiden twee vormen van subductie:
-
Een oceanische plaat schuift onder een
continentale plaat. In dit geval ontstaat actief vulkanisme.
-
Een oceanische plaat schuift onder een andere
oceanische plaat. In dit geval ontstaat ook actief vulkanisme, wat resulteert
in een eilandboog.
Voorbeelden van vulkanen
die zijn ontstaan bij convergente plaatgrenzen zijn Mount Etna en de vulkanen
van de Ring van Vuur (gebied rondom de Grote Oceaan), waar Mount St. Helens toe
behoort. Bij convergente plaatgrenzen ontstaan vaak stratovulkanen.
|