|
We beginnen onze dag met een bezoek aan de Casa de la
Moneda. Dat is het grootste koloniale gebouw in Latijns Amerika waar gedurende
enkele eeuwen munten werden geslagen. Het zilver kwam direct uit de Cerro Ricco
en werd daar tot munten verwerkt. Het is een museum met een uitgebreide en
interessante collectie. Maar zoals we hier al meer hebben ondervonden kan je
enkel een bezoek brengen met een gids die zichzelf graag hoort praten. Na 2,5
uur zijn we rond. De namiddag houden we het rustig en kuieren door de stad om
de barokke en koloniale gebouwen te bezichtigen. De volgende ochtend trekken we
naar de Mercado Central. Een mooie markt, maar niet zo uitgebreid als in Sucre.
We stappen verder naar het centrale plein en merken daar een concentratie van
mensen. Toespraken beginnen. We horen dat het gaat over het aan de grond houden
van het vliegtuig van President Evo Morales op weg van Moskou naar La Paz. Er
ging een gerucht de ronde dat Snowden aan boord zou zitten van het vliegtuig.
De mensen zijn kwaad en voelen zich als volk vernederd. Een vertegenwoordiger
van de boeren, de vrouwenbeweging, het stadsbestuur en MAS(de beweging van Evo
Morales) nemen het woord en fulmineren tegen de yankees. Tientallen mensen
applaudisseren en scanderen slogans pro Morales. De VS moet toch ongelooflijk
veel schrik hebben van Snowden dat ze tot zulke actie overgaan. Het is nu al de tweede stad waar we op een
betoging stoten. De mensen zijn hier erg maatschappelijk begaan en goed
geïnformeerd. Want deze manifestatie kwam al samen enkele uren nadat het
bericht over Morales bekend was. Het is wel een straffe schending van het
internationaal recht. In heel mijn leven heb ik nog nooit gehoord van een
presidentieel vliegtuig dat aan de grond werd gezet, zelfs niet van de grootste
gangsters zoals Mobutu.
Na de middag brengen we een bezoek aan de mijn van Potosi.
Mijnwerkers vragen al lachend of er geen Fransen, Italianen of Portugezen in de
groep zitten, want die mogen vandaag niet binnen. Zelf hebben we besloten om
niet mee ondergronds te gaan omwille van de gevaren en de giftige gassen. Maar
mijn broer gaat wel binnen, met succes. De mijntrip begint met een bezoek aan
de mijnwinkeltjes, waar we naar goede gewoonte geschenken kopen voor de
mijnwerkers: dynamiet, coca-cola en cocabladeren. Dat laatste gebruiken de
mijnwerkers tegen de honger, want ze blijven zowat acht uur onder de grond
zonder te eten. Zonder coca hou je dat niet vol. Daarna trekken we naar een
fabriekje waar de mineralen worden gescheiden van gewone steen. Uiteraard met
chemische producten die erg giftig zijn. Maar de mensen dragen er geen
gasmaskers. Het zijn privébedrijven die de verwerking doen van zilver, zink en
tin. Een belangrijk deel wordt uitgevoerd naar Japan. Nu begrijpen we waarom de
restauratie van de kathedraal van Potosi vooral met Japans geld kon worden
gerealiseerd. Het is duidelijk geen belangeloze geste. Daarna trekken we de
berg op. Nu is die nog 4.700 meter hoog, maar vroeger was die meer dan 5000
meter. Door het leegplunderen van de berg door de Spanjaarden, zijn er vele
verzakkingen geweest, waardoor de berg is gekrompen. De mijnwerkers werken elk
voor eigen rekening. Soms werken ze in groep in een coöperatieve. Hoeveel
bruikbare erts er nog in de berg zit weet niemand. Onze gids zegt dat ze misschien
nog 10 of 15 jaar verder kunnen werken, maar ze weten niet hoe lang nog. Wat de
15.000 mijnwerkers die nu nog actief zijn, dan moeten beginnen weet niemand.
Wat er dan met Potosi gaat gebeuren is een raadsel want deze stad leeft van de
mijnontginning en van het toerisme. En beide zijn duidelijk met mekaar
verbonden.

|