Ik ben geboren, als zoon van een timmerman, op 7 mei 1954, achter een heerlijk geurende seringenstruik in Kruis(hout)em, op een boogscheut van Nazareth dus. Mijn moeder heet Maria, ik heb lang haar, trek rond, laat de kinderen tot mij komen, vertel hen verhaaltjes en heb vaak af te rekenen met schriftgeleerden en farizeeërs.
Momenteel vul ik mijn dagen met schrijven, tekenen en vertellen en woon nog altijd in Kruis(hout)em, samen met Mie, de kinderen Elf, Aim, Ayan en Allen en de kleinkinderen Musse, Wiebe, Pitte, Noon, Aylin, Peppa en Yanan..
Onze hond Kabbas is helaas onlangs overleden. Maar we hebben sinds kort een nieuw blafbeest, dat luistert naar de naam Boef. De kat Poitou is intussen 17 jaar en goeie maatjes geworden met de superactieve familie Zoldermuis. In de tuin scharrelen vijf kippen en Jean-Luc, de haan rond en in de weide ernaast galopperen Lola (moeder) en Troet (dochter) Shetlandpony, terwijl het in de vijver stikt van de vissen, kikkers, padden, salamanders, libellen,... Helaas heeft een knurftige buurman Pica, onze tamme ekster, doodgeschoten.
Maar de kolonie lievebeersgeestjes, die in de mensenschedel op mijn schrijftafel woont, stelt het blijkbaar uitstekend. Ik hoor de rode, gestippelde beestjes immers steeds vaker fuiven en feesten.
Vroeger gaf ik les in de vierde klas, maar nu schrijf en teken ik de hele dag. Dat vind ik al net zo leuk. Gelukkig ga ik vaak vertellen in scholen en bibliotheken. Ik babbel veel liever met kinderen dan met volwassenen. Dat komt allicht door die val uit mijn boomhut. Daardoor ben ik altijd voor een stuk elf jaar gebleven. En dat mag voorlopig gerust zo blijven. Hopelijk groeit mijn opengebarsten fontanel, waarlangs al die keutelspannende, slappelachgrappige, vlinderfladderige avonturen mijn hoofd binnenstromen, nooit dicht!
Naast schrijven en tekenen maak ik de laatste jaren ook de culturele centra onveilig, zet ik af en toe de boel op dansstelten met mijn WillyKriegelRockband, knutsel ik samen met mijn "brother in art" Brian Clifton aan een aantal muzikale projecten en werk ik momenteel aan een heleboel nieuwe boeken, theatervoorstellingen, filmscenario's en andere leuke dingen.
Voor de rest vul ik de ronde gaatjes in mijn bestaan met voetballen, in de tuin "werken", hutsepot maken en de kleinkinderen leren raak schieten met mijn katapult.
Ik gaf twintig jaar les in de lagere school. Om te leren hoe kinderen in mekaar zitten.
Tussendoor schreef ik 17 kindertoneelstukken en richtte ik in 1983 KUNST IS EEN GUNST op, de vereniging waarvan ik tot op heden voorzitter en enig lid ben, publiceerde bij mijn uitgeverij in eigen beheer, het vicieuze vierkant, vijf dichtbundels, een cartoonboek, twee stripverhalen en een detectiveroman.
Mijn bestofte prijzenkast (naast de ouwe boksbal in de verste hoek van de zolder) kraakt intussen in al haar voegen. Maar daar lig ik niet wakker van.
laureaat Beste Stripscenario-Prijs van de Stad Kortrijk (1984)
verkozen tot Homo Artisticus Universalamis-Eeklo (1984)
sinds 1988 zowat elk jaar de Vlaamse en Limburgse Kinderjuryprijs
de Benegoprijs 1996
zilver in de Nederlandse Woord en Beeldprijs 2002
Inclusieve Griffel 2003
The KidsAward Beste Jeugdauteur 2003
Meest Bekroonde Kinder&Jeugdjuryprijs 2006
Net niet verkozen tot "Masterchef van het Jaar"
Gouden Schoen voor 600 bijna-hattricks
Gekste Opa van de Maand
enz
In mijn klas vertelde ik wekelijks aan mijn leerlingen een vervolgverhaal. Eén van die verhalen (Het ei van oom Trotter) geraakte niet uitverteld. Dus besloot ik het einde op te schrijven. Dat werd mijn eerste boek. Het werd meteen unaniem bekroond door de Vlaamse Kinderjury (1988). Net als mijn tweede boek, Meester Pluim en het praatpoeder, en idem dito voor mijn derde boek, Blinker en de bakfietsbioscoop. Ik kreeg de schrijfkriebels aardig te pakken en werd in 1994 voltijds schrijver.
De korte inhoud: Yokoganga Kalamoetoe is een meisje dat uit Gabon (Afrika) komt. Ze is hier komen wonen omdat haar vader hier werk vond. Ze heeft vier leuke vrienden: Marc de Bel, Jan Boschaert, Mie Buur en Selle de Vos. Samen beleven ze veel leuke dingen, zoals een zwemjuf die kikkerbloot uit haar kleedhokje springt omdat 'iemand' toevallig een kikker in haar beha heeft gestopt en Jan, die kuifjesstrips ruilt voor seksboekjes en meer van die dingen. Tot mijnheer Van Daele, de leraar Nederlands, onder een vrachtwagen komt en voor zes weken in het ziekenhuis belandt. En dan komt er een zekere Mathilde Knotter op het toneel. Wie mevrouw Knotters is? Wel, een jufrouw Nederlands, ze vervangt mijnheer Van Daele. Maar zeg! Een museumstuk dat dat vrouwmens is! Minstens honderd jaar oud. Waarmee heeft 'De Slof', de dirrecteur, hen nu weer opgezadeld!? Maar ja, het leven en het dictee gaan verder. En in fauten schrijven is Yoko nog altijd een kampioene. En verder moeten Yoko, Mie, Marc, Jan en Selle ook nog eens nablijven! Verder die dag nodicht Yoko de hele bende uit om in haar boomhuis mevrouw Knotters te Fau-Tennen. (Tussen haakjes: Fau-Ten is mensen bezweren, wat vooral Yoko!s stam, de TsoGo toepassen. Maar die avond gebeurd er iets vreemds. Iedereen ligt rustig te slapen tot Marc ineens wakker wordt en iets hoort. Hij maakt snel de anderen wakker. Dan komt er een hoofd door het luik in de vloer. De man wil naar binnen komen, maar daar steekt Yoko een stokje voor! Ze ramt de man met een koekenpan op zijn hoofd tot hij naar beneden valt. Het was een dief die een kostbare kelk uit de kerk had gestolen. Even later komen Yoko's ouders thuis met het nieuws dat ze weer naar Gabon verhuizen. De zaterdag voor ze verhuist, geeft Yoko een afscheidsfeestje waar iedereen verkleed naartoe moet komen. Ze krijgen allemaal een cadeautje. Yoko krijgt drie blokken luchtpostpapier en dito-enveloppen, Jan krijgt een tekenpen, een gom en een nieuw potlood. Selle krijgt een foto van dansende TsoGo-meisjes en Mark en Mie krijgen elk een halve vlinder (dit is bij de TsoGo een teken van eeuwige liefde). Vele jaren later komt er bij de vrienden een fax binnen waarop geschreven staat: "Elk afscheid doet een beetje pijn, maar als je aan me denkt, zal ik er zijn. Yoko" Later blijkt dat stropers Yoko hebben vermoord.
Roald Dahl (Llandaff, Zuid-Wales, 13 september 1916 Buckinghamshire, 23 november 1990) was een Brits schrijver geboren uit Noorse immigranten.
Hij schreef boeken voor zowel kinderen als volwassenen. Zijn schrijfstijl was bijzonder: de verhalen voor volwassenen zijn vaak bizar en die voor kinderen grappig, vreemd, onvoorspelbaar, griezelig en af en toe een beetje sadistisch. Zijn kinderboeken werden van tekeningen voorzien door Quentin Blake. Ze werden in Nederland zowel door de Griffeljury als door de Kinderjury verschillende malen bekroond. Zijn verhalen voor volwassenen waren over het algemeen kort en vertoonden vaak een verrassende wending aan het eind. De boeken Boy en Solo zijn autobiografisch.
1916 - 1934
Roald Dahl werd in 1916 in Llandaff, Cardiff (Wales) geboren als kind van Noorse ouders, Harald Dahl en Sofie Magdalene Dahl-Hesselberg. Roald werd vernoemd naar de poolreiziger Roald Amundsen, een nationale held in Noorwegen. Hij sprak thuis Noors met zijn ouders en zussen.
In 1920, toen Roald drie was, stierf zijn zeven jaar oude zuster Astri aan een blindedarmontsteking. Ongeveer een maand later overleed zijn vader op 57-jarige leeftijd aan een longontsteking. Roalds moeder besloot echter niet om naar Noorwegen terug te keren; het was de wens van haar man geweest dat hun kinderen op Britse scholen werden onderwezen. Vanaf zijn achtste werd Roald naar verscheidene kostscholen in Engeland gestuurd, met inbegrip van Saint Peter's in Weston-super-Mare. Later bezocht hij Repton in Derbyshire. Tijdens zijn jaren daar zou Cadbury, een chocoladeproducent, af en toe dozen nieuwe chocolade naar de school sturen, die door de leerlingen getest konden worden. Dit was een inspiratie voor zijn derde kinderboek Sjakie en de Chocoladefabriek.
In zijn kinder- en tienerjaren bracht Dahl zijn zomervakanties door in het Noorwegen waar zijn ouders vandaan kwamen. Zijn kinderjaren zijn het onderwerp van zijn autobiografisch werk Boy: Verhalen van Kinderjaren.
1934 - 1941
In juli 1934 trad hij in dienst van de Shell Petroleum Company. Na een tweejarige opleiding in het Verenigd Koninkrijk werd hij overgeplaatst naar Dar es Salaam, Tanganyika. Samen met de twee enige andere Shell-werknemers in dit gebied leefde hij in luxe in het Shell Huis buiten Dar es Salaam, met een kok en persoonlijke bedienden. Bij het aanbreken van de Tweede Wereldoorlog meldde hij zich aan bij de RAF. Hoewel hij met 1,98 meter eigenlijk te lang was kreeg hij in Nairobi, Kenia de eerste vlieglessen in een Tiger Moth en daarna een vervolgopleiding in Irak. Op weg naar zijn eerste squadron in Libië crashte hij (1940). Na zijn herstel vloog hij als jachtvlieger in Griekenland en Palestina. Halverwege 1941 werd hij echter afgekeurd als gevolg van het zware hoofdletsel opgelopen in de crash in Libië.
1941 - 1990
Zijn schrijversloopbaan begon nadat hij door het leger was overgeplaatst naar Washington. Zijn eerste verhalen werden in de Saturday Evening Post gepubliceerd. Hij schreef voor kinderen en volwassenen, en zijn verhalen worden over het algemeen gekarakteriseerd door een humoristische en een donkere kant.
In 1962 stierf de oudste dochter van Roald Dahl, Olivia, op zevenjarige leeftijd in het ziekenhuis aan de mazelen. In 1982 droeg hij zijn boek De GVR aan haar op.
Roald Dahl stierf op 23 november 1990 aan leukemie. Hij ligt begraven op een heuvel tegenover 'Gipsy House', in Great Missenden, vlak bij Londen, waar hij lang gewoond heeft.
Het is geschreven voor kinderen, en bevat autobiografische schetsen uit zijn eigen jeugd. Hij stelt er zijn familie in voor, beschrijft o.a. zijn scholen en leerkrachten, en vertelt over zijn vakanties in Noorwegen. Uit de inhoud wordt ook duidelijk waar de schrijver (althans een deel van) de inspiratie voor vele van zijn boeken opgedaan heeft.
De reuzenperzik (James and the Giant Peach) (1961), verfilmd in 1996
Sjakie en de Chocoladefabriek (Charlie and the Chocolate Factory) (1964), verfilmd in 1971 en in 2005
De tovervinger (The Magic Finger) (1966)
De fantastische meneer Vos (Fantastic Mr Fox) (1970), zilveren griffel 1972, verfilmd in 2009
Sjakie en de grote glazen lift (Charlie and the Great Glass Elevator) (1973)
Daantje de wereldkampioen (Danny the Champion of the World) (1975), zilveren griffel 1977, verfilmd in 1989 met Jeremy Irons en zijn zoontje in de hoofdrol.
De reuzenkrokodil (The Enormous Crocodile) (1978)
Het wonderlijke verhaal van Hendrik Meier (The Wonderful Story of Henry Sugar and Six More) (1977), zilveren griffel 1979
De griezels (The Twits) (1980), zilveren griffel 1982
Joris en de geheimzinnige toverdrank (George's Marvellous Medicine) (1981)
De GVR (The BFG) (1982), zilveren griffel 1984. Er bestaan ook een toneelstuk en een tekenfilm van dit boek.
De heksen (The Witches) (1983), verfilmd in 1990
De Giraffe, de Peli en Ik (The Giraffe and the Pelly and Me) (1985)
Matilda (Matilda) (1988), verfilmd in 1996, won de Prijs van de Nederlandse Kinderjury in 1989.
IEORG IDUR (ESIO TROT) (1989), won de Prijs van de Nederlandse Kinderjury in 1991
De dominee van Dreutelen (The Vicar of Nibbleswicke) (1991)
De Minpins (The Minpins) (1991), won de Prijs van de Nederlandse Kinderjury in 1993. Met tekeningen van Patrick Benson
Non-fictie
Roald Dahl's griezelkookboek (Memories with Food at Gipsy House) (1991)
Roald Dahl's gids voor veilig treingebruik (Roald Dahl's Guide to Railway Safety (1991)
Mijn jaar (My Year) (1993)
De schat van Mildenhall (The Mildenhall Treasure) (2000) met tekeningen van Ralph Steadman. Postuum uitgegeven, de tekst dateert van 1977.
Roald Dahl's schatkamer (The Roald Dahl Treasury) (1997), fragmenten uit al zijn boeken met de originele illustraties en een aantal extras. Een hebbeding voor fans.
Pietje Bell wordt geboren en zijn vader Pieter Bell, ook wel Jan Plezier genoemd, voelt zich de gelukkigste man van de wereld. Pietje Bell groeit op en alles wat hij doet loopt verkeerd. Hij doet bijna niets met opzet en begrijpt daarom ook niet waarom zoveel mensen soms zo kwaad op hem worden. Hij neemt zich constant voor om een nette, deftige jongen te worden, maar er is altijd wel iets dat zijn aandacht trekt waar hij een grap mee kan uithalen. Zijn vader geeft hem in het begin nooit straf, maar hoe erger de grappen worden, hoe meer Jan Plezier de neiging heeft toch straf te geven. Af en toe krijgt hij wel een slag op zijn achterwerk. Maar Jan Plezier kan zijn lach bijna nooit inhouden, omdat hij het zo grappig vindt wat zijn zoon allemaal uitspookt. Hij zegt steeds: "Zo'n jongen toch! 't Is een reuzetype!" Het boek eindigt dat Pietje Bell zich weer voorneemt om een brave jongen te worden, maar haalt toch nog één laatste grap uit.
Pietje Bell is een jongen die alleen maar goed wil doen, maar zijn 'goede' daden lopen altijd verkeerd. En als hij dan met 1 april iets uithaalt, zit het er helemaal tegen. Christiaan van Abkoude wil duidelijk maken dat kinderen niet altijd even braaf zijn, dat er ook ondeugende kinderen zijn. En dat zo'n boek ook leuk kan zijn om te lezen.
Annelies Marie (Anne) Frank (Frankfurt am Main, 12 juni 1929 Bergen-Belsen, begin maart 1945) was een uit Duitsland afkomstig Joods meisje dat bekend is geworden door het dagboek dat ze schreef tijdens de Tweede Wereldoorlog, toen ze was ondergedoken in Amsterdam. Zij stierf aan uitputting en/of vlektyfus in het concentratiekamp Bergen-Belsen. Het dagboek is postuum gepubliceerd en later vertaald in vele talen. Het boek heeft inmiddels een oplage van vele miljoenen.
Anne Frank is opgenomen in de Canon van Nederland van de commissie-Van Oostrom als één van de vijftig thema's.
Van Duitsland naar Amsterdam
Haar familie verhuisde in 1933 van het Duitse Frankfurt am Main, waar Anne was geboren, naar Amsterdam om aan vervolging door de nazi's te ontkomen. Anne volgde begin 1934. Het gezin Frank ging aan het Merwedeplein (achter het Daniël Willinkplein, het huidige Victorieplein) wonen in een Amsterdamse nieuwbouwwijk.
Anne was net dertien jaar oud toen ze in juli 1942 onderdook in een achterhuis achter het bedrijf Opekta van haar vader Otto Frank aan de Prinsengracht 263. De deur tussen voorhuis en achterhuis zat verstopt achter een boekenkast. In het voorhuis en in het magazijn werkte personeel, waarvan enkelen op de hoogte waren van de onderduikers.
Anne Frank en haar familie hadden hun Duitse nationaliteit verloren vanwege een Duitse wet uit 1941 die alle Joden buiten Duitsland hun staatsburgerschap ontnam. De familie werd op dat moment staatloos. Of de Duitse naziwet die de naar het buitenland gevluchte Duitse Joden hun staatsburgerschap ontnam ooit later is ingetrokken is niet bekend. Anne Frank heeft nooit het Nederlandse staatsburgerschap gekregen.
Wonen in het achterhuis
Anne Frank woonde met haar ouders en zus in het achterhuis van 6 juli 1942 tot 4 augustus 1944. Daar zaten in totaal acht mensen ondergedoken: Otto en Edith Frank (Annes ouders), Annes oudere zus Margot, de heer en mevrouw Van Pels met hun zoon Peter (in het dagboek model voor de familie Van Daan) en naderhand ook Fritz Pfeffer, een Joodse tandarts (die model staat voor het personage Dussel in het dagboek).
In deze jaren hield Anne Frank een dagboek bij, waarin ze onder andere schreef over de angst van het hoofdpersonage 'Anne' tijdens het onderduiken, haar ontluikende gevoelens voor Peter, de ruzies met haar ouders en haar ambities om schrijver te worden. Het enige stukje natuur dat het hoofdpersonage in het boek kon zien vanaf de zolderkamer was de top van een kastanjeboom. Decennia later zou deze boom als Anne Frankboom bestempeld worden. Anne Frank schreef een aantal schriften vol. Na een oproep op radio Oranje in Londen om dagboeken te verzamelen die na de oorlog konden worden gepubliceerd, herschreef Frank een groot gedeelte. In tien weken schreef ze 324 vellen vol, maar ze kon het boek niet meer voltooien.
Het Achterhuis hoort tot de Nederlandse literatuur, het is een bewerking van de werkelijkheid. Zo komen in het boek gebeurtenissen voor die de schrijfster niet zelf kan hebben meegemaakt, zoals razzia's op de Prinsengracht.
Verraad en verder lot
Na meer dan twee jaar werden de onderduikers verraden: hun onderduikadres werd ontdekt. Ze werden door de Grüne Polizei en Nederlandse politie-agenten gearresteerd en via kamp Westerbork naar het concentratiekamp Auschwitz-Birkenau afgevoerd, en een maand later overgebracht naar Bergen-Belsen.
Het dagboek werd gevonden door enkele personeelsleden in het voorhuis die op de hoogte waren van de onderduik: Miep Gies en Bep Voskuijl (in het dagboek model staand voor het personage Elly Vossen). Zowel Gies als Voskuijl hoorde tot de helpers van de acht onderduikers. Het is niet bekend wie Anne Frank en haar familie verraden heeft.
Nadat zij waren gearresteerd, werden de acht onderduikers plus de helpers Victor Kugler en Johannes Kleiman naar het hoofdkwartier van de Gestapo in Amsterdam-Zuid gereden. Na enige tijd in een kamer met andere gevangenen te hebben gezeten, werden Kugler en Kleiman naar een andere cel gebracht. Het was de laatste keer dat ze hun vrienden zagen. Van de onderduikers overleefde alleen Otto Frank, de bedenker van het onderduikplan, de oorlog.
De volgende dag werden de onderduikers naar de gevangenis aan het Kleine-Gartmanplantsoen gebracht, waar zij twee dagen verbleven. Op 8 augustus 1944 werden ze naar het Centraal Station van Amsterdam gebracht. Zodra de passagiers binnen waren, gingen de deuren op slot. 's Middags kwam de trein op zijn bestemming aan: kamp Westerbork.
De onderduikers werden in een strafbarak gezet omdat ze zich niet vrijwillig voor 'tewerkstelling in Duitsland' (in werkelijkheid: voor massavernietiging) hadden gemeld. Hun hoofden werden kaalgeschoren, ze kregen minder eten en moesten harder werken dan andere gevangenen. Hun werk bestond uit de demontage van afgedankte batterijen. De bewuste barak, nummer 57, werd in 1957 verkocht en afgebroken, en in Veendam opnieuw opgebouwd en gebruikt als schuur. Op de plaats waar de barak stond hangt een doek met een afbeelding van het bouwsel. Het Herinneringscentrum Westerbork was in 2009 van plan de barak op de originele plek weer op te bouwen. Een brand op 18 juli 2009 verijdelde dit plan.
Begin september werd bekend dat de volgende dag zo'n duizend mensen naar het oosten zouden worden gebracht. In de ochtend van 3 september 1944 zouden ze vertrekken. Een selectieleider kwam 's avonds naar de strafbarak, waar hij de namen op zijn lijst voorlas. Ook de onderduikers uit het achterhuis hoorden daarbij. Het was de laatste trein die vanuit Westerbork naar Auschwitz zou vertrekken.
Op vijf september, terwijl het in Nederland Dolle Dinsdag was, arriveerde de trein in het vernietigingskamp Auschwitz II - Birkenau. De acht onderduikers doorstonden de beruchte selectie voor de gaskamers. Vervolgens werden de mannen van de vrouwen gescheiden; Otto Frank, Hermann van Pels, Peter van Pels en Fritz Pfeffer werden naar het nabijgelegen kamp Auschwitz I weggevoerd. Anne, Margot, moeder Edith en Auguste van Pels bleven achter in het vrouwenkamp van Birkenau. Na enkele weken kreeg Anne schurft. Ze werd in het zogenaamde Krätzeblock (Krabblok) ondergebracht dat door een hoge muur gescheiden was van de rest van het kamp. Margot ging met haar mee.
Dood
Op 28 oktober 1944 vertrok een transport met 1308 vrouwen uit Birkenau naar het concentratiekamp Bergen-Belsen. Waarschijnlijk maakten ook Anne en Margot daar onderdeel van uit. Edith bleef achter en stierf op 6 januari 1945. Rond eind februari of midden maart 1945 overleed Margot, enkele dagen later overleed ook Anne, waarschijnlijk aan de gevolgen van vlektyfus. In die periode lieten naar schatting 17.000 gevangenen het leven in Bergen-Belsen. Van een kamp-administratie was toen geen sprake meer, de reden dat de exacte overlijdensdata van Anne en Margot niet meer te achterhalen zijn.
Het dagboek van Anne Frank
Anne Frank schreef haar dagboek in de vorm van brieven aan een fictieve vriendin Kitty. Ze schreef: 'Ik zal hoop ik aan jou alles kunnen toevertrouwen, zoals ik het nog aan niemand gekund heb, en ik hoop dat je een grote steun aan me zult zijn.'
Nadat de schrijfster en haar familie verraden waren en gedeporteerd, heeft helpster Miep Gies de dagboekpapieren bewaard. Alleen Annes vader Otto overleefde het vernietigingskamp; Gies gaf het dagboek na de oorlog aan de vader van de schrijfster. Otto Frank redigeerde de tekst en/of liet dat door anderen doen. Hij publiceerde het boek in 1947 onder de titel Het Achterhuis. Het is sindsdien een van de meest gelezen boeken ter wereld geworden.
Recente uitgaven van het boek vergelijken Anne Franks originele tekst met de veranderingen die door haar vader en door anderen zijn aangebracht. Alleen in de wetenschappelijke editie is te zien wat de laatste versie is die door de schrijfster zelf is gemaakt. De handelseditie gaat niet uit van deze zogeheten 'Ausgabe letzter Hand'.
Er zijn tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederland vele duizenden dagboeken geschreven. Het Achterhuis van Anne Frank heeft als enige een wereldfaam verworven dankzij de uitzonderlijk hoge kwaliteit. Het is, volgens velen, het excellent geschreven verhaal over een meisje in de puberteit onder extreme omstandigheden. Zoals Multatuli volgens veel recensenten dé Nederlandstalige schrijver van de 19de eeuw is, zo is Anne Frank dat van de 20ste eeuw.
Kristien Hemmerechts is de dochter van Karel Hemmerechts (1925-2007), die journalist en jarenlang directeur informatie bij de VRT was. Ze studeerde Germaanse filologie aan de Universitaire Faculteiten Sint-Aloysius (de tegenwoordige Katholieke Universiteit Brussel) en aan de Katholieke Universiteit Leuven. In 1986 promoveerde zij op het proefschrift A Plausible Story and a Plausible Way of Telling It: A structuralist analysis of Jean Rhys's novels.
Zij debuteerde in 1986 als schrijfster van fictie met drie Engelstalige verhalen in de bundel First fictions, Introduction 9. Haar eerste novelle was Een zuil van zout uit 1987, waarvoor zij meteen de Prijs van de provincie Brabant ontving. In 1990 kreeg zij de Vlaamse driejaarlijkse Staatsprijs voor proza. Vanuit Nederland volgden in 1993 een nominatie voor de AKO Literatuurprijs voor Kerst en andere liefdesverhalen en de eerste Frans Kellendonkprijs voor haar gehele oeuvre. In 1998 verscheen Taal zonder mij, een autobiografisch essay over Hemmerechts' in 1997 overleden echtgenoot, de bekende Vlaamse dichter Herman de Coninck. In 2007 werd zij genomineerd voor de Anna Bijnsprijs voor De waar gebeurde geschiedenis van Victor en Clara Rooze.
Hemmerechts schrijft romans, verhalen, reisverhalen en essays. Ook heeft zij een aantal scenario's voor korte films geschreven. Constante in haar fictiewerk is het thema van het menselijk onvermogen: door verlies en gebrekkige communicatie zijn haar personages vaak niet in staat greep op hun leven te krijgen en blijvende, bevredigende relaties aan te gaan. Ze blijven vaak met hun hoofd in het verleden hangen en worden geteisterd door gevoelens van vervreemding, eenzaamheid en schuld. Hoewel die vervreemding hier ook geldt, biedt seks vaak wel een vlucht uit die dagelijkse werkelijkheid (in De kinderen van Arthur wordt seks 'de pijnstiller van het leven' genoemd). Hemmerechts maakt in haar boeken vrij veel plaats voor de beleving van de (vrouwelijke) seksualiteit, waardoor zij er vroeger nog wel eens van beschuldigd werd bewust te willen provoceren.
Haar stijl en techniek kenmerken zich door een tamelijk afstandelijke registratie van gebeurtenissen en gedachtes; rechtstreeks ingrijpen in een verhaalgebeurtenis doet zij nauwelijks. Zij toont zonder te moraliseren personages en gebeurtenissen die vastlopen. Vaak vertrekken haar romans vanuit een eenvoudig en herkenbaar gegeven (een sterfgeval, een scheiding), waar vervolgens verschillende verhaallijnen en personages omheen opgezet worden die een complex netwerk opleveren, dat niet alleen voor de personages maar soms ook voor de lezer verlammend werkt.
In 2005 eindigde ze op nr. 538 in de Vlaamse versie van De Grootste Belg, buiten de officiële nominatielijst.
Hemmerechts trouwde op 25 augustus 2007 te Berchem met de tien jaar jongere West-Vlaamse Bart Castelein, met wie ze sinds 1999 een liefdesrelatie heeft maar niet samenwoont. Als "Casteleintje" komt hij veelvuldig voor in Een jaar als (g)een ander en V, notities bij een reis naar Vietnam.
Momenteel is Hemmerechts hoofddocente Engelse letterkunde aan de Katholieke Universiteit Brussel en docente creatief schrijven aan het Herman Teirlinck Instituut in Antwerpen.
Planetoïde (12354) Hemmerechts is naar haar genoemd.
In 2008 stelde ze het negentiende Groot Dictee der Nederlandse Taal op, met als titel Hartenpijn. Hiermee was ze ook de eerste Vlaming die het dictee opstelde.
Hemmerechts begon te publiceren bij De Arbeiderspers, en stapte daarna met haar vaste redacteur over naar uitgeverij Atlas. In 2009 stapte ze over naar De Geus. Bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Kristien_Hemmerechts
Brede heupen Laura woont samen met Carla en werkt als secretaresse bij Vincent, haar vriend. Vincent heeft haar een complete metamorfose laten ondergaan; alleen haar brede heupen blijven een probleem. In de zomer van 1987 bezoekt Laura haar oudere zus Elza in het psychiatrisch ziekenhuis. Elza zit op de afdeling waar Carla werkt; afdeling De Tulp. Lauras relatie met Vincent is vijf maanden daarvoor begonnen. Op de avond van Vincents verjaardag bedrijven ze in een witte hotelkamer voor het eerst de liefde. Voor ze Vincent leerde kennen, heeft Laura elf maanden samengewoond met Jasper (een broer van Carla). Ze woonden boven een Chinees restaurant. Een maand voor de bevalling trekt ze bij Carla in. Elza heeft als eerste van de vier kinderen het huis verlaten. In augustus 1983 gaat het mis met haar en belandt ze in het ziekenhuis. Laura en Elza leken vroeger sprekend op elkaar. Elza was in alles knapper dan Laura, maar was onevenwichtig en angstig. In het gezin wordt weinig over Elzas opname gepraat, met vrienden helemaal niet. Jasper is zich bewust van zijn eigen lelijkheid. Jasper en Carla hebben weinig vrienden. Hun moeder verblijft na haar scheiding veel in het buitenland. Laura vindt Jaspers lelijkheid juist aantrekkelijk. In januari 1984 gaan ze voor het eerst met elkaar naar bed. Als Jaspers moeder het huis verkoopt, gaan ze samenwonen. Jasper verdient wat achter de tap van een café en Laura typt scripties. Ongeveer drie maanden na de bevalling vertrekt Laura naar Londen voor een (door haar moeder geregelde) stage. Op het vliegveld van Brussel ontmoet ze Antonello Mela, die op weg is naar zijn moeder, die op Sardinië woont. Tijdens Lauras verblijf in Londen past haar moeder op haar dochtertje Edith. Na een paar weken zoekt Laura contact met Antonello, die zich als een gentleman gedraagt en haar avances afwijst. Hij wil haar alleen als een vader vertroetelen. Lauras eigen vader is bij een ongeval omgekomen toen zij nog klein was. Na haar terugkomst uit Engeland trekt Laura (zonder Edith) bij Carla in. Jasper laat zich niet meer zien en is aan de drank geraakt. Laura vindt snel een baan. Laura stelt de familieleden voor kerstmis bij haar te vieren. De kerstdag brengen de familieleden grotendeels in De Tulp door, maar Elza slaapt. Op de eerste werkdag na kerstmis breekt Vincent met Laura, die verzwegen heeft, dat ze niet zwanger is. Bron: http://www.verdec.com/hulpje/boekvers/heupen.htm
Ik ben Evi en ik ben onderwijzeres. Ik heb altijd graag gelezen en houdt het sinds 2004 ook bij. Ik wil dit graag delen met andere mensen die informatie zoeken over boeken en schrijvers. Dat vind je natuurlijk gewoon op internet, maar hier staat het wat meer bij elkaar. Ik begin met de boeken die ik las in 2004 en ga het zo stilaan opbouwen tot waar we nu zijn.
Wat kun je hier vinden? - Informatie over de schrijver - De boeken die ik van die schrijver al gelezen heb - Nog andere boeken die hij/zij geschreven heeft - Informatie over elk boek dat ik reeds las
Ik heb van zo goed als alle boeken die ik gelezen heb fiche gemaakt. Wie die wilt gebruiken stuurt een mail naar evita_espana@hotmail.com met daarin de schrijver en de titel van het boek + je eigen e-mailadres. Dan stuur ik de gegevens door.
Het zou natuurlijk kunnen dat deze lay-out en opbouw in de loop der tijd wat verandert, maar dat merk je vanzelf wel.