Ik ben Adnan, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Adi.
Ik ben een man en woon in Zaventem (Belgie) en mijn beroep is /.
Ik ben geboren op 06/07/2001 en ben nu dus 23 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: bijna alle sporten!.
mijn blog gaat over sport!!!!!
In het verslag over de vrijdagtrainingen heb ik het incident van Lewis Hamilton al kort genoemd: de Brit werd door de politie gepakt wegens gevaarlijk rijgedrag door de straten van Melbourne. Zijn Mercedes is in beslag genomen en hij kan een hoge boete verwachten. Rocky Pantaleo, oprichter van de La Porchetta-pizzeria's in Australië, kwam een dag eerder om het leven bij een motorongeluk, op nog geen vijftig meter van waar Hamilton werd gepakt. Pantaleo, op weg naar de Grand Prix, kwam met zijn motor in botsing met een auto, en er wordt nog onderzocht welke partij schuldig was. Mogelijk heeft de bestuurder van de auto een rood stoplicht genegeerd. De Australiër van Italiaanse afkomst was overigens zelf geen lieverdje. Hij heeft onder andere iemand doodgeschoten en had zijn rijbewijs nog geen twee weken terug, nadat hij deze zes maanden kwijt was geweest vanwege het rijden onder invloed. Meer daarover valt te lezen in de Herald Sun. Terug naar Hamilton. Volgens ooggetuigen gedroeg hij zich vol schaamte, nadat de politie hem staande had gehouden. En terecht natuurlijk. Los van dat zijn acties gebeurden in de buurt van een plek waar eerder iemand de dood vond (wat gewoon sensatiezoekerij is om dat met elkaar in verband te brengen), hoort iemand met zijn staat van dienst zich niet als een stoer jongetje dat net zijn rijbewijs heeft te gedragen. Natuurlijk hebben zijn acties op de openbare weg niets te maken met hoe hij zich op het circuit gedraagt. Een woordvoerder van het circuit van Albert Park wist nog niet of Hamilton deel kon nemen aan de kwalificatie, die vannacht plaatsvindt, maar ik zie eigenlijk geen reden waarom niet. Coureurs zijn in het verleden zo vaak gepakt terwijl ze over de 200 kilometer per uur reden, en raakten hun rijbewijs kwijt. Voor Hamilton is het ook de tweede keer in een jaar tijd dat hij door het stof moet kruipen door incidenten in Australië. Dit jaar was het gevaarlijk rijgedrag, vorig jaar was het de overbekende liegate. Zelf heeft hij nog verklaard dat hij altijd enorm geniet van de Australische Grand Prix, maar die liefde lijkt niet helemaal wederzijds te zijn. Over enkele uren zal blijken of de problemen op vrijdag invloed hebben gehad op de gemoedsrust van Hamilton, die ongetwijfeld graag zal winnen, nadat hij in Bahrein derde werd achter de Ferrari's.
Het speelveld (voetbalveld of voetbalterrein) is rechthoekig, en moet afhankelijk van de competitie een lengte hebben van minimaal 90 en maximaal 120 meter. De breedte is minimaal 45 en maximaal 90 meter. In internationale wedstrijden geldt: lengte tussen 100 en 110 meter en breedte tussen 64 en 75 meter. De Nederlandse KNVB hanteert een minimumafmeting van 100m bij 64m en een maximum van 105m bij 69m. De afbakening gebeurt met lijnen van maximaal 12 centimeter breed en op de hoeken worden hoekvlaggen geplaatst. In het midden van de achterste lijnen moet verplicht een doel staan.
De officiële finalebal van het WK Voetbal 2006 De bal is bolvormig en volgens de internationale voetbalbond (FIFA) moet een officiële wedstrijdbal een omtrek hebben van minstens 68 en hoogstens 70 centimeter bij een massa van 396 tot 450 gram. Bij aanvang van de wedstrijd mag de bal niet meer dan 410 gram wegen. De bal dient van leder of een ander geschikt materiaal te zijn en moet opgeblazen met een overdruk van 0.6 tot 1.1 atmosfeer (600 tot 1100 gram/cm2) op zeeniveau. Het doel is 7,32 meter breed en 2,44 meter hoog, Het is gemaakt van hout of aluminium, en is aan de voorzijde open terwijl aan de achterkant een net hangt. De duur van een wedstrijd bedraagt 2 maal 45 minuten (plus eventuele extra tijd, ook wel blessuretijd genoemd, van enkele minuten), daartussen is er een rustpauze van 15 minuten. Is er na negentig minuten nog altijd sprake van een gelijke stand en is een winnaar noodzakelijk, dan zal er nog een verlenging van twee keer vijftien minuten worden gespeeld. Is er na de verlenging nog altijd geen winnaar bekend, dan worden er penalty's genomen. Beide partijen nemen om de beurt een penalty. Het team dat na vijf penalty's de meeste heeft gescoord is de winnaar. Mocht er een gelijke stand staan na vijf penalty's, dan worden er om en om penalty's genomen totdat het ene team mist en het andere raakt. Het spel wordt gespeeld door twee teams van normaliter elf spelers (inclusief de doelman) en staat onder leiding van een scheidsrechter die door twee assistent-scheidsrechters of grensrechters wordt geassisteerd. Bij wedstrijden in de hoogste regionen van het betaalde voetbal en grensoverschrijdende wedstrijden is er ook nog een vierde official aanwezig. Een spelregel die regelmatig tot discussie leidt is de buitenspelregel. Een speler staat in buitenspelpositie als deze dichter bij de doellijn van de tegenstander staat dan de bal en de vóórlaatste tegenstander. Dit geldt niet wanneer de speler zich op zijn eigen speelveldhelft bevindt. Een tegenstander telt ook mee als hij zich achter de doellijn bevindt. Een speler staat niet buitenspel als hij zich achter de bal begeeft, bij het moment van spelen van de bal. In buitenspelpositie staan is niet tegen de regels. Het kan pas strafbaar zijn als een medespeler de bal naar deze speler speelt op het moment dat deze speler in buitenspelpositie staat. Een speler wordt alleen voor zijn buitenspelpositie bestraft indien hij, op het moment dat de bal wordt geraakt of gespeeld door een medespeler, naar het oordeel van de scheidsrechter, actief bij het spel betrokken is door in te grijpen in het spel, of een tegenstander in diens spel te beïnvloeden, of voordeel te trekken uit zijn buitenspelpositie. Een speler wordt niet voor zijn buitenspelpositie bestraft indien hij de bal rechtstreeks ontvangt uit een doelschop, inworp of hoekschop. Als een speler naar de doelman passt met een lichaamsdeel vanaf de knie tot de voet en de doelman pakt de bal is het een terugspeelbal. Dan kent de scheidsrechter een indirecte vrije trap toe aan de tegenstander. Wanneer de bal door een dood element (bijvoorbeeld de cornervlag of de scheidsrechter) wordt geraakt, moet er doorgespeeld worden, ook al zou daardoor een der partijen bevoordeeld of benadeeld worden. Als de bal via de scheidsrechter, die zich binnen het speelveld bevindt, over de zijlijn gaat, krijgt de partij die daaraan voorafgaande de bal het laatste speelde, een inworp tegen. Opstelling
Er zijn verschillende standaardopstellingen. Er is echter niet één standaardmanier om zo een tactiek te gebruiken. Elke tactiek kan op een aanvallend dan wel verdedigend ingestelde manier uitgevoerd worden. Een veelgebruikt systeem is het 4-4-2-systeem. In dit systeem speelt men met een doelman, en daarvoor vier verdedigers, vier middenvelders en twee aanvallers, oftewel spitsen. Eén voetballer is de aanvoerder. Voor de twee centrale verdedigers zijn er twee varianten: de één is met een voorstopper voor een laatste man, de ander met vier verdedigers op een lijn. Elk van de middenvelders kan aanvallend of verdedigend ingesteld zijn. voor het middenveld echter zijn er twee varianten: de ruit, waarbij men speelt met een aanvallende middenvelder voor een verdedigende, en alle spelers op één lijn. In de aanval kan men spelen met twee spitsen naast of achter (diepe spits en schaduwspits) elkaar. In Nederland wordt veel met het 4-3-3-systeem gespeeld. Daar zijn voor de verdediging dezelfde varianten mogelijk als voor 4-4-2. In de aanval is vooral de positie van vleugelaanvallers van belang. Deze kunnen bij wijze van spreken aan de zijlijn staan (met het kalk op de schoenen) maar ook veel meer naar het midden. Hiervan is sprake bij het kerstboomsysteem (4-3-2-1), dan opereren beide vleugelspitsen als een soort aanvallende middenvelders, hierdoor zal het bij balbezit van de tegenstander 4-5-1 spelen en bij eigen balbezit 4-3-3. Behalve 4-4-2 en 4-3-3 worden ook 4-5-1 en 5-4-1 gebruikt. Meestal worden deze systemen gebruikt door verdedigend ingestelde ploegen. Ook 5-3-2 wordt regelmatig gebruikt (door bijvoorbeeld Italië), daarnaast wordt 3-4-3 ook vrij veel gespeeld.
4-3-3 opstelling
4-4-2 opstelling
4-4-2 opstelling (met ruit)
3-4-3 opstelling (met ruit) Geschiedenis
Algemeen aangenomen wordt dat de moderne vorm van voetbal ontstaan is in het Verenigd Koninkrijk, wellicht in Engeland. Hier is ook de oudste professionele voetbalclub ter wereld gesticht, Notts County FC. Internationaal ontstonden de Fédération Internationale de Football Association (FIFA) in 1904 en de Union of European Football Associations (UEFA) in 1954 waarvan de laatstgenoemde de wedstrijden om de Champions League en de UEFA-cup organiseert. België In België ontstonden de eerste voetbalclubs vanaf 1880. In 1895 werd de Union Belge des Sociétés de Football Association opgericht, de latere KBVB. De eerste Belgische voetbalclub was Antwerp FC uit Antwerpen. Deze club bestaat nog steeds en speelt in tweede klasse. De eerste clubs ontstonden vooral in en rond Antwerpen, Brussel, Brugge en Luik. Nederland De eerste vereniging in Nederland was de Koninklijke HFC, aanvankelijk opgericht als rugbyclub door Pim Mulier (1879), die eveneens op 8 december 1889 op zijn initiatief de Nederlandse Atletiek en Voetbalbond oprichtte (deze heet sinds 1929 KNVB). Het veld van HFC, de Koekamp, waar hun "worstelperk" gelegen lag, was niet egaal en in het midden van het veld stonden een paar bomen, maar dat deerde hen niet. Men speelde eromheen of maakte er gewoon gebruik van. Later werd overgeschakeld op association, het huidige voetbal. Mulier schreef hierover: "De eerste jaarrekeningen maakten aan ons rugbyspel een einde. De diverse papa's en mama's vroegen toelichtingen op die rekeningen. Vermoedelijk hebben we in goed Haarlemsch geantwoord: Ja pa, asse je grijpe, magge se je grijpe, waar se maar kenne. (...)Dies werd het rugby ten doode opgeschreven en gingen we in het jaar 1883 over tot association." In 1954 werd het betaalde voetbal (semi-prof.) ingevoerd. Competities
Nederland
Vriendschappelijk duel tussen Nederland en België in 1955 Het Nederlandse voetbal kent op profniveau (betaald voetbal) het landelijke divisiesysteem. De hoogste klasse is de Eredivisie, daaronder volgt de Eerste divisie. In de eredivisie wordt gestreden om het nationaal kampioenschap, door de media landskampioenschap genoemd; daarnaast wordt er gestreden om enkele plaatsen voor Europees voetbal. Dit bestaat uit de Champions League (Europees kampioenschap voor voetbalclubs) en de Europa League (voorheen UEFA Cup). De plaatsen worden aangewezen door middel van het systeem van de UEFA-Coëfficiënten. Daarnaast is er de KNVB-beker. Ook het winnen van deze beker geeft recht op deelname aan het UEFA Cup toernooi. Nederland heeft nu recht op 1 rechtstreekse plaatsing voor de Champions League en een plaats in de voorronde van deze competitie. Daarnaast heeft Nederland nog recht op 4 startbewijzen voor de UEFA Cup. Ook heeft Nederland 1 plek voor de Intertoto waarbij je ook nog de Uefa Cup in kan stromen. In de eerste divisie wordt gestreden om promotie. De kampioen promoveert rechtstreeks naar de eredivisie ter vervanging van de nummer 18, die dus rechtstreeks degradeert. De nummers 16 en 17 van de eredivisie strijden met de nummers 2, 3 en de 4 periodekampioenen van de eerste divisie om 2 plaatsen in de eredivisie. Dit deden zij tot en met 2005 in de nacompetitie. Vanaf het seizoen 2005/2006 gebeurt dit in de Promotie/Degradatie Play-offs. België De Belgische competitie is opgedeeld in nationale en provinciale kampioenschappen. De hoogste competitie in België is de Eerste klasse of Jupiler Pro League. Daaronder volgen nog drie nationale niveaus, daaronder komen de provinciale klassen. Door het spel van promoties en degradaties op het eind van elk seizoen kunnen clubs naar hogere of lagere reeksen promoveren. Daarnaast is er ook de Beker van België. Ook in België kunnen teams zich plaatsen voor Europees voetbal. De UEFA Coëfficiënt geeft België volgend seizoen het recht op 1 rechtstreekse plaatsing, 1 plaats in de voorronde van de Champions League en 2 plaatsen voor de UEFA Cup. Eén van die plaatsen is net als in Nederland voor de bekerwinnaar. De nationale ploeg heet de Rode Duivels. Internationale competities Zie Lijst van internationale voetbaltoernooien voor het hoofdartikel over dit onderwerp. Champions League UEFA Cup (vanaf seizoen 2009/2010: UEFA Europa League) Copa Libertadores Wereldkampioenschap voetbal Europees kampioenschap voetbal Copa América Azië Cup Confederations Cup FIFpro league Europacup II voor bekerwinnaars (vanaf 1999-2000 opgenomen in de UEFA Cup en vanaf 2009-2010 de Europa League) Engelse termen
Daar het spel in de hedendaagse vorm in Engeland ontstaan is blijven er veel Engelse termen in gebruik, voor de meeste bestaat ook een Nederlands alternatief. In veel gevallen worden de Engelse termen vaker in het familiair spraakgebruik gebruikt en de Nederlandse vaker in de officiële berichtgeving: Back = vleugelverdediger Corner = hoekschop Counter = Snelle tegenaanval (contra-attack), soms gebruikt als tactiek: "spelen op de counter". Free kick = vrije trap Goal = Doel of doelpunt Hands = bal raken met de handen/armen Keeper = doelman Kick-off = Aftrap Offside = buitenspel Penalty = strafschop Pass = overspelen van de bal Play off = Eliminatiewedstrijd Sliding = Met een glijdende beweging proberen om, voor de tegenstander, de bal weg te spelen. Tackle = Glijdende beweging met de voet naar de bal toe om deze te 'veroveren'. Meestal worden de woorden sliding en tackle door elkaar gebruikt. Pinch-hitter = breekijzer Voor meer jargon, zie de Lijst van uitdrukkingen en gezegden uit het sportcommentaar. Uitrusting
Een voetbaluitrusting bestaat uit een voetbalshirt, voetbalbroek, voetbalschoenen, sokken en scheenbeschermers. In de winter wordt ook wel een shirt met lange mouwen, een maillot en handschoenen gedragen. Kleding Meestal wordt door heren een T-shirt ook poloshirts en een korte broek (short) gedragen. Vrouwen dragen een shirt en een korte broek. Ook wordt er gebruik gemaakt van voetbalschoenen. Spelers beschikken vaak ook over een trainingspak, jack, bodywarmer. Professionele voetbalclubs hebben ook kostuums. De scheidsrechter en de grensrechters dragen een eigen tenue. Ook de keeper heeft afwijkende kleding. De aanvoerder draagt een aanvoerdersband. Bij een overlijden binnen een club of binnen het voetbal kan er met een rouwband worden gespeeld. Andere spelvormen
Vrouwenvoetbal Boardingvoetbal Gehandicaptenvoetbal Kooivoetbal Minivoetbal Strandvoetbal Tafelvoetbal Zaalvoetbal Zie ook
Voor een overzicht van pagina's met betrekking tot voetbal in de Nederlandstalige Wikipedia zie: Portaal:Voetbal Voetbal in België Voetbal in Nederland Een overzicht van alle voetballijsten Lijst van voetbalclubs A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z Lijst van voetballers A - B - C - D - E - F - G - H - I - J - K - L - M - N - O - P - Q - R - S - T - U - V - W - X - Y - Z Externe links
Wikimedia Commons heeft meer mediabestanden die bij dit onderwerp horen in de categorie Soccer. Koninklijke Belgische Voetbalbond (K.B.V.B) Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (K.N.V.B.) Fédération Internationale de Football Association (FIFA) Union des Associations Européennes de Football (UEFA) (en) Voetbalreglement FIFA 2006
navigatie Hoofdpagina Vind een artikel Vandaag Categorieën Recente wijzigingen Nieuwe artikelen Willekeurige pagina informatie Gebruikersportaal Snelcursus Etalage Hulp en contact Donaties hulpmiddelen Links naar deze pagina Verwante wijzigingen Bestand uploaden Speciale pagina's Permanente verwijzing Deze pagina citeren afdrukken/exporteren Boek maken Downloaden als PDF Printervriendelijke versie in andere projecten Mediabestanden WikiWoordenboek in andere talen Acèh Afrikaans Alemannisch Aragonés Anglo-Saxon العربية مصرى Asturianu Aymar aru Azərbaycan Boarisch emaitėška Беларуская Беларуская (тарашкевіца) Български বাংলা བོད་ཡིག Brezhoneg Bosanski Català Cebuano Česky Чӑвашла Cymraeg Dansk Deutsch Zazaki Ελληνικά English Esperanto Español Eesti Euskara Estremeñu فارسی Suomi Võro Føroyskt Français Arpetan Furlan Frysk Gaeilge 贛語 Gàidhlig Galego ગુજરાતી Gaelg Hak-kâ-fa עברית हिन्दी Hrvatski Kreyòl ayisyen Magyar Հայերեն Interlingua Bahasa Indonesia Interlingue Igbo Ido Íslenska Italiano ᐃᓄᒃᑎᑐᑦ/inuktitut 日本語 Basa Jawa ქართული Қазақша ಕನ್ನಡ 한국어 Kurdî / كوردی Коми Latina Lëtzebuergesch Limburgs Lumbaart Lingála Lietuvių Latviešu Basa Banyumasan Македонски മലയാളം Монгол मराठी Bahasa Melayu Malti Nāhuatl Plattdüütsch Nedersaksisch Norsk (nynorsk) Norsk (bokmål) Novial Occitan Иронау ਪੰਜਾਬੀ Deitsch Polski پنجابی Português Runa Simi Rumantsch Română Русский Саха тыла Sardu Sicilianu Scots Srpskohrvatski / Српскохрватски Simple English Slovenčina Slovenščina Gagana Samoa Soomaaliga Shqip Српски / Srpski Svenska Kiswahili Ślůnski தமிழ் తెలుగు Тоҷикӣ ไทย Türkmençe Tagalog Türkçe Татарча/Tatarça Українська O'zbek Vèneto Tiếng Việt West-Vlams Walon Winaray Wolof ייִדיש Yorùbá 中文 文言 Bân-lâm-gú 粵語 isiZulu
Deze pagina is het laatst bewerkt op 24 feb 2010 om 12:47. De tekst is beschikbaar onder de licentie Creative Commons Naamsvermelding/Gelijk delen, er kunnen aanvullende voorwaarden van toepassing zijn. Zie de Gebruiksvoorwaarden voor meer informatie. Wikipedia® is een geregistreerd handelsmerk van de Wikimedia Foundation, Inc., een organisatie zonder winstoogmerk. Privacybeleid Over Wikipedia Voorbehoud!
Cricket is een balsport die wordt gespeeld tussen twee elftallen. De bedoeling van het spel is zoveel mogelijk punten (runs) te scoren.
De partijen krijgen allebei één slagbeurt, waarin alle elf batsmen achter elkaar mogen slaan, totdat ze ‘uit' zijn.
De partij in het veld moet proberen de batsmen uit te krijgen voor een zo laag mogelijke score. Als alle batsmen van de battende partij ‘uit' zijn (all out) is de innings afgelopen. Daarna komt de veldpartij (fieldende partij) aan slag (aan bat) om te proberen één run meer te maken dan de eerst-battende partij.
Als het eerst-battende elftal 250 runs heeft gemaakt, moet het elftal dat als tweede bat 251 runs maken om te winnen. Als de batsmen eerder worden uitgegooid, wint de partij die als eerste aan bat was.
De batting-beurt van één partij heet een innings. In tegenstelling tot het honkbal wordt het woord ‘innings' bij cricket alleen in het meervoud gebruikt.
Het veld
Het spel wordt gespeeld op een groot veld van kortgemaaid gras, meestal rond of ovaal, met een oppervlakte die kan variëren van twee tot meerdere voetbalvelden. Het veld wordt rondom begrensd door een boundary, soms een getrokken kalklijn, soms een lang touw, plankjes of een hek. In het midden van het veld ligt de pitch: een rechthoek met een breedte van ongeveer twee meter en een lengte van ruim twintig meter. In de landen waar profcricket wordt gespeeld is deze pitch van gras, in Nederland een lange kokosmat of een strook kunstgras op een bodem van gravel.
Aan beide uiteinden van de pitch staat een wicket. Dat bestaat uit drie paaltjes (stumps) naast elkaar, waar een cricketbal niet tussendoor kan, De cricketbal is ongeveer zo groot en hard als een hockeybal. Op de drie stumps liggen twee dwarsbalkjes (bails). De wickets staan twintig meter uit elkaar.
De wedstrijd
Voor de wedstrijd bepaalt de toss welke partij mag beslissen over eerst fielden of eerst batten. Het team dat eerst gaat batten stuurt twee batsmen het veld in. De rest wacht buiten het veld tot zij aan de beurt zijn. De batsmen hebben een cricketbat van hout waarmee ze de bal kunnen wegslaan.
De fieldende partij gaat met alle elf de spelers het veld in. Net als bij honkbal worden de fielders verspreid over het speelveld.
De twee batsmen gaan allebei naar een wicket.
Bij de veldpartij begint één van de fielders, de werper (bowler, foto hiernaast), de wedstrijd door de bal van het ene wicket naar het andere te gooien. De batsman aan het andere einde van de pitch, die de bal naar zich toe geworpen krijgt, moet ervoor zorgen dat de bal niet tegen zijn wicket komt. De batsman die aan het wicket staat waarvandaan de bowler de bal bowlt, doet pas mee aan het spel zodra er een run moet worden gelopen.
De bowler laat de bal in principe een keer stuiten vlak voordat de ontvangende batsman hem met zijn cricketbat kan slaan. Door die stuit op de grond wordt het moeilijker de bal te raken. Er zijn verschillende soorten bowlers: fastbowlers die hard bowlen, en slow bowlers of spin bowlers, die de bal minder hard gooien, maar wel met effect (spin).
Als de ontvangende batsman de bal het veld in slaat kan hij één of meer runs proberen te lopen. Om een run te completeren moeten beide batsman naar het tegenoverliggende wicket rennen, over een afstand van twintig meter. Onderweg kruisen zij elkaar. Als zij aan de overkant zijn gekomen zonder dat de bal door één van de fielders is gestopt en vanuit het veld is teruggegooid naar één van de wickets, hebben de batsmen (samen) één run gelopen. Als de bal verder het veld in wordt geslagen kunnen zij ook besluiten twee runs te lopen. Daarbij tikken zij met hun bat de grond aan en rennen terug naar het wicket.
Bij twee runs kruisen de batsmen elkaar dus twee keer, en is de batsman die de bal heeft weggeslagen opnieuw aan slag. Als er maar één run wordt gelopen, kruisen de batsmen elkaar één keer, en komt de batsman aan slag die eerst aan het wicket stond waarvandaan de bowler de bal had geworpen. Zo batten de batsmen dus altijd in paren.
Als de batsman de bal over de boundary slaat, krijgt hij vier runs zonder dat de batsmen een run hoeven te lopen. Slaat hij de bal in één keer het veld uit, zonder dat de bal op de grond is geweest, dan krijgt de battende partij zes runs zonder dat de batsmen ervoor hoeven te lopen. (zie de foto van het blije publiek na een ‘zes')
Bowlers moeten ervoor zorgen dat de bal zodanig wordt gebowld dat de batsman hem redelijkerwijs kan slaan. Als hij te ver afwijkt kan de umpire een wide geven: de battende partij krijgt dan een ‘gratis' run, zonder te lopen, en de bal moet opnieuw worden gebowld.
Als de batsman de bal heeft geraakt met zijn bat, maar de bal recht naar een fielder wordt geslagen, hoeft hij niet te lopen. Als de batsmen denken dat zij de overkant niet zullen halen voordat de fielder de bal naar het wicket terug heeft gegooid, zullen zij in principe niet proberen een run te lopen.
Een batsman hóéft de bal niet te slaan. Hij mag zoveel ballen laten lopen als hij wil. Alleen loopt hij dan het risico dat de bal tegen zijn wicket komt. En als hij de bal niet wegslaat, scoort hij ook geen runs. Als hij de bal laat gaan en het wicket wordt niet geraakt, dan wordt hij gevangen door de wicketkeeper, de achtervanger. Deze fielder is de enige die handschoenen mag dragen.
Als de bal het wicket wel raakt (foto hiernaast), dan is de batsman uit. In cricketjargon: er is een wicket gevallen. Er valt ook een wicket als de bal wordt gevangen door een fielder; de batsman is dan ook uit.
Een andere veel voorkomende manier van uitgaan is run out, vegelijkbaar met ‘branden' bij slagbal. Dat gebeurt als de batsmen proberen een run te lopen, maar één van de twee te laat bij het tegenoverliggende wicket aankomt. Eén van de fielders moet de bal dan vanuit het veld tegen één van de twee wickets gooien, voordat de batsman die daarnaartoe moet over een op de grond getrokken kalkstreep bij het wicket is.
Er zijn nog meer manieren om uit te gaan. Een andere bekende manier is ‘leg before wicket' (LBW), wat inhoudt dat de bal tegen het been van de batsman komt, terwijl die anders vermoedelijk het wicket geraakt zou hebben. De umpire beslist dan op een vraag van de bowler (How's that?) of de batsman LBW is of niet.
De bowler mag achter elkaar zes ballen bowlen. Een serie van zes ballen heet een over.
Na een over gaat een andere bowler vanaf het andere wicket bowlen, ook weer een reeks van zes ballen. Alle veldspelers mogen bowlen. De enige restrictie is dat een bowler niet twee overs achter elkaar mag bowlen. In de praktijk gebruikt een cricketelftal meestal vijf of zes bowlers. Een team bestaat over het algemeen uit vijf batsmen, een wicketkeeper en vijf bowlers, maar er zijn ook allrounders, die gespecialiseerd zijn in zowel bowlen als batten.
Het hangt van het soort cricket af hoeveel overs er worden gebowld. In de meeste ééndaagse wedstrijden mag elke battende partij in principe 50 overs (van zes ballen elk) slaan, dus in totaal driehonderd ballen. Als de battende partij eerder in zijn geheel wordt uitgebowld, duurt de innings korter dan 50 overs.
Verschillende soorten cricket
Er bestaan twee soorten cricket: ééndaags cricket en meerdaags cricket.
Bij ééndaags cricket mogen beide elftallen elk 50 overs batten; het team dat de meeste runs maakt, wint de wedstrijd. Als beide partijen precies evenveel runs maken, is het een gelijkspel (tie). Dat komt vrij zelden voor. Een ‘50 over-wedstrijd' duurt ongeveer zeven uur.
Dit ééndaagse cricket wordt bijvoorbeeld op het WK in de West- Indies gespeeld, maar ook in de Nederlandse hoofdklasse.
Een andere, jonge vorm van ééndaags cricket, sterk in opkomst, is het Twenty20 cricket, waarbij beide elftallen slechts twintig overs mogen batten.
Meerdaags cricket is een oudere vorm van cricket. De testmatches tussen de tien sterkste cricketlanden van de wereld vallen onder deze vorm van cricket. Een testmatch duurt vijf dagen, maar er zijn ook competities waar twee, drie of vier dagen wordt gespeeld.
Meerdaagse wedstrijden verlopen iets anders dan ééndaagse wedstrijden. Bij meerdaagse wedstrijden, waarbij beide temas in het wit gekleed gaan (zie foto), krijgen beide teams elk niet één innings, maar twee. Er bestaat geen restrictie in het aantal overs dat één innings mag duren. De battende partij mag zo lang batten als de aanvoerder denkt dat nodig is. Als alle batsmen van de battende partij uitgebowld zijn is het team all out en houdt de innings uiteraard ook op. Het team dat de meeste runs heeft gemaakt over twee innings, is in principe de winnaar van de meerdaagse wedstrijd. Er is wel een voorwaarde: een meerdaagse wedstrijd kan alleen gewonnen worden als de partij met de minste runs twee keer all out is. Als de partij met de minste runs in zijn tweede innings niet alle tien wickets heeft verloren, en de vijfde dag van de testmatch is ten einde, heeft de wedstrijd geen resultaat: een draw. De aanvoerders moeten er dus voor zorgen dat hun team niet alleen voldoende runs heeft om te kunnen winnen, maar ook voldoende tijd overhoudt om de tegenpartij twee keer in zijn geheel uit te bowlen.
Ter illustratie een voorbeeld uit de Ashes-testmatch tussen Australië en Engeland, van 1-5 december 2006, in Adelaide.
Engeland scoorde in de eerste innings, die ongeveer anderhalve dag duurde, 551 voor zes: dat betekent dat Engeland 551 runs maakte, terwijl er zes batsmen uit waren. De Engelse aanvoerder dacht dat dat totaal genoeg zou zijn om Australië te kunnen verslaan, en besloot daarop zelf de innings te beëindigen, omdat hij voldoende tijd over wilde houden om het Australische elftal twee keer all out te krijgen binnen de resterende drieënhalve dag van de testmatch.
Australië scoorde daarop in zijn eerste innings 513 runs all out, en lag dus na de eerste innings 38 runs achter op Engeland.
Engeland was weer aan de beurt en scoorde in zijn tweede innings slechts 129 runs; de bowlers van Australië deden het dus een stuk beter dan in de eerste innings van Engeland.
Engeland had dus een voorsprong van 38 runs + 129 = 167 runs. Australië moest daardoor in zijn tweede innings één run meer maken om de wedstrijd te winnen, 168 runs in totaal. Dat lukte: 168 voor vier; er gingen dus vier Australische batsmen uit. Australië won de wedstrijd daardoor met zes wickets. Een battende partij heeft in totaal tien wickets verliezen
Bij een testmatch wordt op elk van de vijf dagen negentig overs gespeeld, dus in totaal maximaal 450 overs.
Testcricket wordt alleen gespeeld tussen landen die een zogenoemde ‘teststatus' hebben. Dat gebeurt al sinds 15 maart 1877, toen Engeland en Australië de eerste testmatch uit de geschiedenis speelde.
Die teststatus wordt verleend door de International Cricket Council (ICC). Op dit moment zijn er tien landen met zo'n status: Australië, Engeland, Nieuw Zeeland, India, Pakistan, Sri Lanka, Zuid- Afrika, West-Indies, Zimbabwe en Bangladesh. Deze landen, waar profcricket wordt gespeeld, zijn ook de sterkste landen in het ééndaagse cricket.
Nederland behoort tot een groep landen die het best kunnen worden gekwalificeerd met de term B-landen. Daarin zitten onder meer Kenia, Ierland, Schotland, Canada, Bermuda, de Verenigde Arabische Emiraten en Denemarken. Hoewel één van deze landen af en toe wel eens kan stunten is het kwaliteitsverschil met de landen met een teststatus is erg groot.
In Nederland wordt al sinds het midden van de negentiende eeuw gecricket. Het zwaartepunt van het spel ligt in de Randstad: met name in de regio's Den Haag, Rotterdam en Amsterdam zijn veel clubs. De laatste jaren schommelt het aantal actieve spelers in Nederland rond de vijfduizend.