11. "CRAS AMET QUI NUMQUAM AMAVIT" (PERVIGILIUM VENERIS)
11.1. De muziek van C. Orff en de gedichten van Catullus brachten ons - en niet voor het eerst! - op het pad der liefde. De liefde is ongetwijfeld het belangrijkste thema, dat steeds weer opduikt, als men begint na te gaan welke verhalen, gedichten, toneelstukken uit de Latijnse letterkunde de geesten van latere kunstenaars inspirerend hebben bevrucht. Wat is liefde? Op die vraag is nog nooit een antwoord gegeven dat iedereen bevredigde. Om het begrip duidelijker aan te geven vond de taal een hele reeks samenstellingen uit, waarvan de vescheidenheid op zichzelf al een bewijs is van de complexiteit van het bedoelde gevoel : moederliefde, vaderlandsliefde, broederliefde, kunstliefde e.a. De meest verbreide en sterkst gevoelde vorm van liefde is de drang die mannelijke en vrouwelijke wezens samenbrengt en zo de soort helpt in stand houden. In de natuur wordt dit gevoel het sterkst ervaren in de lente. De mens heeft door zijn gemechaniseerde beschaving dit meeleven met de natuur grotendeels verleerd. In de oudheid zijn nochtans zeer duidelijke sporen te vinden van het nauwe samengaan van liefde en lente.
11.2. Het beroemde werk "Primavera" uit 1478 van de Florentijnse schilder Sandro Botticelli (1445-1510) getuigt nog helemaal van die antieke geest :
Volgens de interpretatie van Warburg (1893) zien we helemaal rechts de allegorische voorstelling van Zephyrus, de zachte westenwind die in Italië de lente aankondigt. Hij blaast Flora, godin van de bloemen, aan. Is ze aanvankelijk, komende uit de winterse koude, nog naakt, even later staat ze in haar mooiste lentetooi. In het midden troont Venus; zij is het belangrijkste personage, de koningin van de lente. Naast haar reiken de drie Gratiën, godinnen van bevalligheid en sierlijkheid, elkaar de hand : Aglaia (glans), Euphrosyne (vrolijkheid) en Thalia (geluk). Links tenslotte schilderde de kunstenaar de god Mercurius, die traditioneel wordt uitgebeeld met vleugels aan helm en schoeisel en met een wolkenverdrijvende staf in de hand. Eén van de Gratiën kijkt naar hem. Ze zal zo dadelijk op hem verliefd worden, getroffen door een pijltje van de geblinddoekte (liefde is blind!) Cupido, getekend boven het hoofd van zijn moeder.
11.3. Na dat prachtige werk uit de Italiaanse Renaissance te hebben bekeken, past het de mooie aanhef te lezen van "De rerum natura" van T. Lucretius Carus (95-55 v. C.). Op hartstochtelijke wijze worden liefde en lente in de persoon van Venus bezongen.
Dat dit verder niets meer te maken heeft met de filosofische inhoud van het lange gedicht, dat Lucretius wijdde aan de leer van de Griekse filosoof Epicurus (341-270 v. C.) moeten we schrijven op rekening van de Latijnse literaire traditie, die nu eenmaal dergelijke lyrische inleidingen ook bij didactische werken gangbaar had gemaakt.
Aeneadum genetrix, hominum divomque voluptas, alma Venus, caeli subter labentia signa quae mare navigerum, quae terras frugiferentes concelebras, per te quoniam genus omne animantum concipitur visitque exortum lumina solis, te, dea, te fugiunt venti, te nubila caeli adventumque tuum, tibi suaves daedala tellus summittit flores, tibi rident aequora ponti placatumque nitet diffuso lumine caelum. Nam simul ac species patefactast verna diei et reserata viget genitabilis aura Favoni, aëriae primum volucres te, diva, tuumque significant initum, perculsae corda tua vi. Inde ferae pecudes persultant pabula laeta et rapidos tranant amnes; ita capta lepore te sequitur cupide quo quamque inducere pergis. Denique per maria ac montes fluviosque rapaces frondiferasque domos avium camposque virentes, omnibus incutiens blandum per pectora amorem, efficis ut cupide generatim saecla propagent. (De rerum natura I 1-20)
Voetnoten
1. Aeneadum genetrix : stammoeder van de Romeinen (Venus en Anchises waren immers de ouders van Aeneas) / divom = divorum 2. almus : verkwikkend / subter = sub 4. concelebrare : levendig maken, met schepsels bevolken 5. exortum = natum ("eenmaal geboren, van bij de geboorte") 7. daedalus : bont versierd 10. species verna diei : de lenteschoonheid van de dag, het mooie lenteseizoen 11. reserare : ontgrendelen, ontsluiten / genitabilis : levenwekkend / Favonius : de westenwind (= Zephyrus) 12. aërius : in de lucht levend 13. percellere, culi, culsum : hevig schokken, van zijn stuk brengen / corda : acc. van betrekking 14. pabulum, i : voedsel, gras 15. tranare : overzwemmen / lepor, oris : bekoorlijkheid 19. incutere : inboezemen 20. saeclum = saeculum (hier : "geslacht") / propagare : voortplanten
11.4. De grootste lyricus uit de Latijnse letterkunde, Q. Horatius Flaccus (65-8 v. C.) bezingt hetzelfde gevoel in zijn "Carmina" uit het jaar 23 v. C. :
Solvitur acris hiems grata vice veris et Favoni, trahuntque siccas machinae carinas, ac neque iam stabulis gaudet pecus aut arator igni, nec prata canis albicant pruinis.
Iam Cytherea choros ducitVenus imminente luna, iunctaeque Nymphis Gratiae decentes alterno terram quatiunt pede, dum graves Cyclopum Vulcanus ardens urit officinas.
Nunc decet aut viridi nitidum caput impedire myrto aut flore, terrae quem ferunt solutae, nunc et in umbrosis Fauno decet immolare lucis, seu poscat agna sive malit haedo.
Pallida mors aequo pulsat pede pauperum tabernas regumque turres. O beate Sesti, vitae summa brevis spem nos vetat inchoare longam; iam te premet nox fabulaeque Manes
et domus exilis Plutonia; quo simul mearis, nec regna vini sortiere talis nec tenerem Lycidan mirabere, quo calet iuventus nunc omnis et mox virgines tepebunt. (Carmina I 4)
Voetnoten
1. vix, vicis : beurt, wisseling / Favonius : de westenwind; waait in Italië in de maand februari; de lente begon bij de Romeinen officieel op 10 februari 2. machinae : tijdens de winter lag de scheepvaart stil en waren de schepen op het droge getrokken; in de lente werden ze door middel van windassen opnieuw te water gelaten / carina, ae : scheepskiel 4. prata, orum : weide / canus : grijs, wit / albicare : wit zijn / pruina, ae : rijp 5. Cythereus : van Cythera (Venus had een beroemde tempel op het eiland Cythera, ten Z. van Laconië) / imminere : hoog aan de hemel staan 6. Gratiae : de drie Gratiën / decens : bevallig 8. officina, ae : werkplaats 9. nitidus : glanzend / impedire : omwinden / myrtus, i : mirte 11. Faunus : god van de bossen 12. agna, ae : lam / haedus, i : bokje 13. taberna, ae : winkeltje 15. inchoare : beginnen 17. exilis, is, e : leeg, armzalig / meari : gaan 18. sortiri : loten / talus, i : dobbelsteen 19. Lycidas : gefingeerde jongensnaam / calere : warm zijn, het warm hebben 20. tepere : lauw zijn
11.5. Ook nog na de klassieke tijd bleef dezelfde roep van de natuur in de letterkunde naklinken, zoals in het "Pervigilium Veneris", dat een onbekende dichter, vermoedelijk in de 3de of 4de eeuw n. C. componeerde, en waarin als refrein het mooie vers steeds terugkeert : "Cras amet qui numquam amavit, quique amavit cras amet." De Duitse componist C. Orff (1895-1983) verwierf wereldfaam met de "Carmina Burana", een scenische cantate op hoofdzakelijk Latijnse vagantenliederen uit de Middeleeuwen. In de thematiek van de "Carmina Burana" spelen liefde en lente, zoals ze hierboven bezongen werden door Lucretius en Horatius, een belangrijke rol :
Reacties op bericht (1)
21-07-2008
Scherven
Naast je hobby ook nog tijd voor een spannend boek? Neem dan eens een kijkje op www.bartdebbaut.bevoor meer info over mijn debuutroman Scherven. De mythologie speelt er een belangrijke rol in!
Het boek wordt binnenkort officieel voorgesteld door Woestijnvisgezicht Michiel DEVLIEGER.