Deze vereniging werd opgericht in 1944 ten behoeve van de sterrenkundige amateur- en beroepswereld in Vlaanderen. Zij heeft tot doel de bestudering, aanmoediging en verspreiding van de sterrenkunde en aanverwante wetenschappen. De vereniging beschikt over gespecialiseerde werkgroepen en heeft tal van erkende aangesloten afdelingen/astronomieverenigingen verspreid over het Vlaamse landsgedeelte. Asterion is een aangesloten regioafdeling van VVS. Door op het VVS embleem te klikken krijgt u toegang tot hun interessante website en kan u tevens de gegevens van de Hemelkalender van de lopende maand raadplegen.
Wat wij vanop Aarde kunnen waarnemen is de verandering van nieuwe tot volle en terug naar nieuwe Maan in een periode van 29 ½ dagen (synodische maand). Als de Maan tussen de Aarde en de Zon staat dan keert ze haar niet verlichte zijde naar ons toe. De siderische omlooptijd (de tijd die de Maan erover doet om een volledige omloop te maken aan de hemel) bedraagt 27 1/3 dagen. Staat de Aarde tussen Zon en Maan, dan kunnen we de vol verlichte zijde van de Maan waarnemen. Bij een kwart van de omloop zien we het halfverlichte oppervlak. (eerste of laatste kwartier). Een tipje: zien we een letter P (premier) dan hebben we met het eerste kwartier te maken, D (dernier) het laatste. De Maan beschrijft dus een baan om de Aarde maar heeft ook een aswenteling en keert ons steeds dezelfde zijde toe. Daarbij maakt ze ook nog een “knikkende” beweging (libratie), tengevolge daarvan zien we ca. 59% van het totale oppervlak. Het overige onzichtbare percentage werd enkel door ruimtesondes en tijdens bemande maanvluchten onthuld.
De verzonken Maankrater (naast de bekende Copernicuskrater) genoemd naar Johannes Stadius, wis- en sterrenkundige uit Loenhout.
Maankaart
Deze Maanmap met een formaat van 236 x 244 mm. toont meer dan 500 maandetails (kraters,bergen,valleien en rillen). Ze bevat tevens waarnemingstips, gegevens over de Maanfazen en een kleinere map van de donkere zijde van de Maan. Tevens zijn ook de landingsplaatsen van bemande en onbemande maanvluchten erop aangeduid. Prijs: rond 10 euro.
Foto: Courtesy NASA
De Zon
Foto genomen in UV licht vanuit Skylab. Het toont een van de meest spectaculaire zonnefakkels ooit opgenomen. De massa van de Zon bedraagt bijna 333.000 maal deze van de Aarde en haar diameter 1.392.000 km. In de buitenste laag (fotosfeer) bedraagt de temperatuur ca. 6000° C. Door de enorm hoge temperatuur in de kern (15 miljoen °C.) en de extreem hoge druk kunnen er radioactieve reacties op gang komen. Deze zorgen voor de omzetting van waterstof in helium. Dergelijke activiteit is reeds voor ongeveer 4,6 miljard jaar aan de gang. Het ganse proces zorgt voor convectie, die ontstaat aan het oppervlak en waarbij warmte en licht vrijkomt. Een belangrijke satelliet i.v.m. zonnewaarneming is SOHO. Dit zonne- en heliosferisch observatorium werd gelanceerd op 2 december 1995.Het is een samenwerkingsproject van ESA en NASA. De satelliet bestudeert de zonnekern, de zonnecorona en zonnewind. Onder de twaalf instrumenten aan boord bevindt zich de LASCO coronagraaf. Deze kan ook aangewend worden om kometen die de Zon passeren te observeren. Op Sohoafbeeldingen bedekt de blauwe schijf in het centrum het zonlicht, de kleine cirkel geeft de positie van de Zon zelf aan.De corona, zonnefakkels, planeten en eventueel kometen zijn zichtbaar.De onderstaande foto toont een opname van de LASCO2 camera. Het is een afbeelding van een heldere coronale massauitstoot met een enorme eruptie tot gevolg. (Opname 2 juni 1998 om 13:31h. UT). Op de site van SOHO kan je veel meer van dergelijke zonneopnamen en ook -videos bekijken: http://sohowww.nascom.nasa.gov/
Foto: Courtesy of SOHO/LASCO2 consortium. SOHO is a project of international cooperation between ESA and NASA.
Amateurfoto: W. Ransburg.
Totale zonsverduistering van 11 augustus 1999.
Fotos: Courtesy SOHO (ESA&NASA)
SOHO PROJECT
Bovenstaande fotos tonen de afgewerkte SOHO satelliet en SOHO tijdens een van zijn constructiefazes. Buiten de uitgevoerde werkzaamheden in de Matra Marconi werkplaatsen werd de samenbouw van sonde en raket voorbereid in het SAEF-2 Kennedy Space Center. Tenslotte de afbeelding van de Atlasraket tijdens de lancering op Cape Canaveral die de sonde in zijn correcte baan bracht.
Amateurfoto: W. Ransburg
Lagunenevel/Messiercatalogus.
De Messiercatalogus werd samengesteld door een Frans astronoom Charles Messier, geboren 26 juni 1730. Zijn aanvankelijke interesse voor het bestuderen van kometen heeft geleid tot de ontdekking en/of catalogering van vele wazige objecten. (Lijst van 110 deep sky objecten en door hem gecatalogeerd onder de benaming M1 tot M110.) De reeks is samengesteld uit nevels, open sterrenhopen, bolsterrenhopen, dubbelsterren en galactische stelsels. Een van deze objecten opgenomen in zijn lijst is de M8 – Lagunenevel. Het is een zeer uitgestrekte emissienevel (ca. 140 bij 60 lichtjaar afmeting) en bevindt zich op een afstand van 5200 lichtjaar in het sterrenbeeld Boogschutter (Sagittarius). De eigenlijke ontdekker van dit object is Guillaume Le Gentil, eveneens een Frans astronoom. Hij ontdekte tevens de zoals heden bekende M32,M36 en M38. In diverse lectuur kan U de volledige lijsten en hun afbeeldingen terugvinden. De practische werken rond dit thema zijn zeker een aanrader om voor of tijdens de waarneming te raadplegen. De sterrenhoop NGC 6530 die het centrum van de Lagunennevel vormt werd reeds in 1680 ontdekt door John Flamsteed. Deze Britse amateurastronoom zou zijn kennis aanvankelijk putten uit zelfstudie. Later zou men voor hem het Koninklijk Observatorium van Greenwich bouwen om hem toe te laten zijn studie doorgedreven verder te zetten. Hij had bij zijn overlijden tal van belangrijke studies en ontdekkingen op zijn palmares staan. Bij donkere hemel kan men met een kleine telescoop de Lagunenevel slechts als een vage vlek waarnemen. Fotos zoals hierboven zijn bekend van opnamen met de Hubbletelescoop en van de grote sterrenwachten. De getoonde foto is echter een opname gemaakt door een ervaren amateurastronoom.
Amateurfoto: W. Ransburg
M42 - Grote Orion- nevel.__________
Deze difusse nevel vinden we terug in het sterrenbeeld Orion, gemakkelijk te herkennen aan de drie gordelsterren. (In de winterperiode te localiseren in het zuiden). De samenstelling van deze nevel is vnl. 90% geioniseerd waterstof en 10% helium. Het is een broedplaats voor nieuwe sterren. Hij staat op een geschatte afstand van ca. 1600 lichtjaar en heeft een leeftijd van enkele tienduizenden jaar. Bij uitzonderlijk heldere nachten met het blote oog te zien als een lichte vlek, door een kleine kijker ziet men reeds enige structuur. Het sterrenbeeld Orion is in het noordelijk halfrond een opmerkelijk wintersterrenbeeld. Het bevat buiten de grote nevel zelf nog enkele andere interessante objecten voor deepskywaarneming. (O.a. onder de ster Alnitak, de Paardekopnevel).
M51 -"Whirlpool"- of Draaikolkspiraalstelsel.
De diverse deep-sky sterrenstelsels zijn gecatalogeerd naar type en structuur. Ook ons eigen melkwegstelsel (spiraalstelsel) is hierin opgenomen. Het is een platte schijf met naar het midden toe een verdikking nabij het sterrenbeeld Boogschutter. Het draait zoals een groot wiel en de miljarden sterren bewegen zich rond het centrum. Ons ganse zonnestelsel is er in verhouding een minuscuul onderdeel van dat meedraait in een van de buitenste regionen van een van de spiraalarmen. De afstanden die we in dit verband hanteren zijn reeds in verhouding enorm groot te noemen. Hierboven een amateurfoto van M51, het “Whirlpool”- of Draaikolkstelsel. Het is opgebouwd uit gas, stof en jonge heldere sterren. Het werd ontdekt in 1773 en was meteen het eerste sterrenstelsel waarin spiraalstructuur werd waargenomen. De foto werd genomen door W. Ransburg met een 200 mm. Newtontelescoop. Het is de som van drie opnamen met elk 20 min. belichtingstijd op 400 ASA met een Canon D1 camera.
Amateurfoto: Rui Tripa
Mars
Deze planeet met zijn typisch roodachtige uitzicht, veroorzaakt door het hoge ijzergehalte, is een interessant waarnemingsobject. Haar gemiddelde afstand tot de zon bedraagt ca. 228,3 miljoen km. en de omloop rond de zon in een langgerekte elliptische baan bedraagt 669 dagen. De middellijn is 6.794 km. De Nederlandse astronoom Christiaan Huygens merkte als eerste op 28 november 1659 de verschuiving van een donkere opervlaktevlek (Syrtis Major) op waaruit hij toen reeds een aswenteling van ca. 24 uur kon afleiden. (De exacte rotatietijd bedraagt 24 h. 37 min. en 22,7 sec.) Het idee van de Italiaanse sterrenkundige Giovanni Schiaparelli als zouden er op de planeet kanalen voorkomen is sinds bijna 40 jaar definitief opgeborgen. Bekeken door de later kwalitatief sterk verbeterde telescopen bleken deze “canali” afzonderlijke strepen en vlekken te zijn. De onbemande ruimtetuigen alsook de zeer geslaagde landing van de twee Viking ruimtevoertuigen in 1976 brachten nog eens extra duidelijkheid aangaande het oppervlak van Mars. Zij hebben aangetoond dat het bestaat uit droge beddingen en kloofdalen alsook uit dalen met steile wanden. Enorme vulkanen, diepe kraters, hoogvlakten, ravijnen, canyons en rotsblokken komen er eveneens voor. Zeer bekende canyon is de Vallis Marinaris (Marinerdal) van 4000 km. lang, 6 km. diep en ca. 150 km. breed. Het is waarschijnlijk ontstaan door tectonische verschuivingen in de oppervlaktekorst. De bodem is bedekt met vulkanisch as. Aangenomen wordt dat er in een zeer ver verleden wel stromend water aanwezig zou kunnen geweest zijn dat aanleiding gaf tot de vorming van valleien. Bij de huidige gemiddelde luchtdruk van ca. 5 millibar is de aanwezigheid van vloeibaar water echter volkomen uitgesloten. In 1956, 1971 en 1988 was de nadering tot de Aarde groot en ideaal voor waarneming.(1988: minder dan 59 miljoen km.). Deze eeuw zal het spijtig genoeg niet meer voorkomen. De ijle Marsdampkring bestaat voor 95% uit koolzuurgas, 3% stikstof ,1% argon en een uitermate kleine hoeveelheid koolmonoxyde,zuurstof en waterstof. Op beide polen zijn er "ijskappen" zichtbaar die in de winter groter worden en in de zomer inkrimpen of helemaal verdwijnen. Er wordt eerder gedacht aan waterijs of rijp. Er wordt tevens verondersteld dat er water, maar dan wel in ijsvorm, in de Marsbodem is opgeslagen. Er komt op Mars ook veel bewolking en mistvorming voor. Een uitzondering op de zeer zwakke wind volgens een vrij regelmatig patroon bij gemiddeld -63° C. zijn de stofstormen die plots over vrijwel het volledige oppervlak kunnen voorkomen. Kraters zijn er ook aanwezig maar vele kleinere exemplaren zijn zo goed als weggeerodeerd. Een reusachtige vulkaan, de Ascraeus Mons reikt tot bijna 24 km. hoog. De caldera heeft een opening van 120 km. aan de top! (De lavastromen verspreiden zich tot meer dan 1000 km. in zuidelijke richting). Een tweede grote vulkaan is de Olympus Mons. Mars heeft twee manen: Deimos en Phobos. Beiden van onregelmatige vorm met diameters van 10 en 20 km. Bovengetoonde foto werd genomen met een ATIK 1C webcam in combinatie met een 8” telescoop bij f/38 – Eindresultaat van 500 beelden.
Foto: Courtesy NASA
Zuidpool Mars
Deze foto werd genomen door de Viking Orbiter. Het is een opname van de zuidelijke poolkap. Deze bestaat hoofdzakelijk uit bevroren koolstofdioxyde en is op zijn minimum doorsnede van ca. 400 km.
Foto:Courtesy NASA/JPL-Caltech Mercurius
Deze foto werd gemaakt door Mariner 10. Na de donkere zijde van de planeet gepasseerd te zijn werden vele afzonderlijke opnamen gemaakt van de wat meer verlichte hemisfeer, waarvan achteraf een fotomosaiek werd samengesteld. Op het oppervlak zijn zeer vele kraters te ontwaren.
Fotos:Courtesy NASA/JPL-Caltech.
Venus
De eerste foto is een werkelijke kleurenweergave van het wolkendek zoals bekeken door Mariner 10. De tweede maakt het wolkenpatroon zichtbaar door gebruikmaking van een violetfilter. We zien de zwavelwolken van oost naar west en de meer heldere poolgedeelten. De winden stromen van oost naar west aan een snelheid van ca. 370 km./h. De dikke wolkenlaag doet er ongeveer 4 dagen over om over de ganse planeet te trekken. De derde afbeelding is een computersimulatie van radarbeelden van de Magellanradar aangevuld met data van de Pioneer Venus Orbiter (onjuiste radarkleurweergave om het opgemeten oppervlaktereliëf duidelijk te kunnen weergeven.) De laatste foto toont een 3D afbeelding van het westelijk gedeelte van de Eistlaregio en de Gula Mons vulkaan (rechts, 3km. hoogte). Aan de linker horizon is de Sif Mons vulkaan te zien (diameter 300 km., hoogte 2 km.) De beelden werden eveneens gemaakt door de Magellanradar en aangevuld met data van de Russische Venera 13 en 14. De computersimulatie werd afgewerkt door het JPL Multimission Image Processing Lab.
Amateurfoto: Tom Alderweireldt
Jupiter
Jupiter is verreweg de grootste en meteen ook de zwaarste buitenplaneet van ons zonnestelsel. Met zijn absolute magnitude van –9.25 is het een helder waar te nemen object aan de avondhemel. De grootste afstand tot de zon bedraagt 5,2024 AE (lees Astronomische eenheid = gemiddelde afstand aarde-zon) of 778,267 miljoen km. De equatoriale diameter van Jupiter bedraagt 142.800 km. en de massa komt overeen met 318 maal deze van de Aarde. Totnogtoe zijn er van deze planeet 16 manen bekend.Soms laten zij een schaduw zien op het oppervlak wanneer ze over de planeetschijf heen bewegen. De grootste manen zijn Ganymedes, Callisto, Io en Europa. Ganymedes heeft een middellijn van 5268 km. Alle grote manen samen werden reeds ontdekt in 1610 door Galileo Galilei. Leda, ontdekt in 1974, heeft slechts een diameter van 16 km! Een goede verrekijker (bvb 10x50) op eenvoudig fotostatief volstaat reeds om de grootste manen als fijne puntjes waar te nemen.
Een 80-120 mm. refractor van een behoorlijke kwaliteit en bij een redelijke vergroting laat al wat meer oppervlaktedetails zien van de planeet zelf.Wat voor planetenwaarnemingen hierbij een belangrijke rol speelt is de openingsverhouding van het instrument (best rond f15 voor een standaardlenzenkijker.) Bij speciale constructies van telescopen kan dit cijfer nog veel hoger liggen. Zoals we op de foto merken laat het oppervlakteuitzicht lichte strepen,donkere banden alsook een in verhouding enorme rode vlek zien. Deze laatste is hoogstwaarschijnlijk een storm met een ontzettende kracht die reeds gedurende enkele honderden jaren waarneembaar zou zijn. Het duurt twaalf aardse jaren alvorens de planeet een volledige omloop om de zon voltooid heeft. Een aswenteling duurt minder dan 10 uur, wat zeer vlug is voor een dergelijke reuzenplaneet. Scheikundig gezien bestaat Jupiter voor het grootste deel uit waterstof en er is ook redelijk wat helium aanwezig. Op een dun laagje atmosfeer na is de volledige planeet in vloeibare gastoestand. Of de kern rotsachtig zou kunnen zijn is waarschijnlijk maar nog steeds niet zeker geweten. De oppervlaktetemperatuur bedraagt 2000°C.De amateurfoto is genomen met een astrowebcam op een 200 mm. Schmidt-Cassegrain telescoop (brandpunt ca. 2000 mm.) en bewerkt met Registax software. (Systeem waarbij met dit computerpprogramma soms honderden beelden uitgelijnd op elkaar kunnen “gestacked” worden om zodoende een optimale beeldkwaliteit te verkrijgen
Fotos:Courtesy STScI and NASA/JPL.
Uranus
De planeet Uranus heeft buiten enkele dunne, nevelachtige wolkensliertjes een vrij egaalblauwe kleur (recente opnamen van de Hubbletelescoop bevestigen dit). Tengevolge van zijn reeds eerder beschreven askanteling zijn er eigenaardige gevolgen voor de seizoenen. Een Uranusjaar duurt 84 aardse jaren. Op de eerste foto zien we een totaalbeeld, op de tweede manen, ringen maar ook in het byzonder de duidelijke aftekening van de atmosfeer die door Hubble geregistreerd werd. Op de laatste afbeelding zien we een detail van de structuur van de epsilon-ring, één van de 13 aanwezige ringen.
Plössl oculair
Het oculair in het algemeen is de in een vatting geplaatste lenzencombinatie die zich bvb. achteraan een lenzentelescoop in het zenitprisma bevindt. Je vindt ze in vele merknamen en brandpunten. Deze oculairs hebben door de vervaardiging in grote hoeveelheden een uitstekende prijs/kwaliteitsverhouding. Het schijnbare gezichtsveld rond de 50° veroorzaakt geen “tunneleffect” meer. De randscherpte is eveneens beter dan bij vele andere oculairsoorten. Plössls worden veelvuldig aangewend door amateurastronomen als all round oculairs. Ze hebben een vatting van 1.25” en zijn inzetbaar vanaf een openingsverhouding f/4. Zelfs bij Newtontelescopen met f/4 is nog een redelijke beeldscherpte over het ganse gezichtsveld aanwezig. 32 en 40 mm. Plöslls zijn zeer goede overzichtoculairs voor het maximaal mogelijke gezichtsveld bij gebruik van 1.25” focusers. Hierboven een schema van de opbouw van dit oculair: twee met optische lijm aan elkaar gekitte lenzenparen. Men heeft dus slechts vier lensoppervlakten en kan daarom een helder beeld met goede lenscorrectie bekomen. Ieder glas/luchtvlak beschikt doorgaans over een hoogwaardige multi-coating. Een goede binnenzwarting van de vatting en aanwezigheid van een rubberoogkapje zijn zeker onontbeerlijk. Let op de kwaliteit en afwerking bij uw aankoop! Lees verder ook aangaande de overige telescoopcomponenten op deze site om meer duidelijkheid te hebben aangaande de terminologie.
Erfle oculair
Erfle oculairs zijn beschikbaar in 1.25" en 2" uitvoering. Voornamelijk de 2" types zijn zeer goede deepskyoculairs voor de waarneming van uitgestrekte objecten aan een aanvaardbare prijs. Het zijn eigenlijk verbeterde Plössls met in het midden een extra lens die het beeldveld aanzienlijk vergroot (zie schema). Een kijker uitgerust met een dergelijk oculair zal adembenemende en uitgestrekte "spacewalk effect" beelden tonen. Hun gezichtsveld ligt om en bij de 70° en zijn best geschikt voor telescopen met een openingsverhouding vanaf f/5 of lichtzwakker. Bij zeer lichtsterke telescopen zijn deze oculairs eveneens bruikbaar maar zij zullen bij dergelijke instrumenten wat meer beeldkrommingsfout, Newtoncoma (bij Newtons) en in de randzone astigmatisme vertonen. Dit zijn beeldfouten waarbij vanaf ongeveer 75% uit het beeldcentrum sterren niet meer zuiver puntvormig afgebeeld worden. Lichtsterke telescopen bieden zowel voor visuele waarneming als voor astrofotografie interessante voordelen maar stellen aan quasi zowat alle types oculairs vrij hoge eisen. Bij de meeste 2" Erfles van een degelijke kwaliteit zijn deze optische verschijnselen echter niet echt overdreven aanwezig en men dient in de totale beoordeling daarbij ook terdege rekening te houden met de voordelige aanschafprijs. Wil u voor deepskywaarneming over werkelijk uitmunde oculairs beschikken dan zijn de Nagleroculairen een ideale keuze. Deze types hebben een gezichtsveld van 70-80° en een totaal andere opbouw. (Prijzen van ca. 300 tot wel 700 euro per stuk ! ). In dit laatste geval is uw objectieflens best ook van een uitzonderlijk goede kwaliteit om tot een optimaal resultaat te komen.
Zenitprisma
Bij de meest courante types van telescopen zit het oculair aan het uiteinde van de kijkerbuis. (bvb. lenzenkijker). Uitzondering hierop is de Newtonkijker. Wanneer we met een lenzenkijker in de omgeving van het zenit (recht boven ons hoofd) of in andere moeilijke "kijkposities" willen waarnemen dan is een zenitprisma onontbeerlijk. Indien we hiervan geen gebruik maken kunnen we er enkel een stramme nek of overbelaste rug aan overhouden. Zo een zenitprisma is meestal opgebouwd in een metalen behuizing. Binnenin is een verspiegeld prisma gemonteerd. De driehoekige behuizing is aan één zijde voorzien van een oculairopening (2" of 1.25" via reductiestuk) met klemming, aan de andere zijde van een metalen insteekhuls. Deze laatste past in de opening van de focuser. De standaard norm voor de reflectie van de verspiegeling ligt rond ca. 90%. We kunnen nu onder een hoek van 90° comfortabel (bij voorkeur gezeten op een verstelbaar waarnemingsstoeltje) waarnemen. Zelfs indien de kijkerbuis volledig verticaal staat zal het nog aangenaam waarnemen zijn.
Focuser
Voor de leken onder ons: de focuser is de component op de telescoop die dienst doet om het beeld scherp te stellen. Ze zijn verkrijgbaar in 1.25" of 2" uitvoering, de laatste meestal met reductiestuk naar 1.25". Op de bovenste foto zien we een eenvoudige focuseerinrichting op het tandaandrijvingsprincipe voor Newtontelescopen. Op de tweede de zeer geavanceerde Crayfordfocuser. Deze waarborgt een zeer gelijkmatige loop van de tubus door kogellagers en heeft twee werksnelheden. Bovendien kunt U naast de standaardscherpstelling d.m.v. een extra fijnregelknop (grijze knop rechts op de afbeelding) met een reductie naar 1/10 haarfijn scherpstellen. Daarbij zal de tubus zich amper 1.4 mm. verplaatsen bij een volledige omwenteling van 360°. Deze uitvoering is byzonder geschikt voor astrofotografie en tevens voor gebruikers die prijsstellen op een haarscherpe manuele afstelling. Focusers volgens dit principe zijn ook verkrijgbaar voor aanbouw op refractoren evenals Schmidt-Cassegraintelescopen.
Barlowlens.
Een barlowlens is een element dat uit twee of drie lenzen bestaat en tussen de zenitspiegel en het oculair word geplaatst. Ze zijn beschikbaar in 1.25” en 2” vatting. Ze kunnen uitgevoerd zijn met achromatische of apochromatische optiek. De bedoeling ervan is dat je je reeks oculairen in waarden kan verdubbelen. Een oculair met een brandpunt van 30 mm. zal dus in kombinatie met een 2x barlow een brandpunt van 15 mm. geven. In sommige gevallen kan de onderste lens van het barlowelement uitgeschroefd worden en kan deze tevens rechtstreeks in de schroefdraad van het oculair geschroefd worden met een factor x1.5. Wanneer je over een dergelijk model beschikt dan heb je dus met slechts twee oculairs zes diverse vergrotingen. Een interessant iets dus. Vooral de apochromatische barlows kunnen de beeldkwaliteit zelfs nog iets verbeteren.
Slijpen van een optische spiegel voor Newtontelescoop
Fotos: Urania - Cursus telescoopbouw.
Enkele fazen van de slijpsessies in volg- orde:
Een cursist aan het werk :het uitruwen van het oppervlak met carborundumpoeder en een weinig water - Regelmatig microscopisch nazicht van de toestand van het oppervlak tussen de slijpsessies door na testen van de sfericiteit met een sferometer - Verdere slijpsessies met fijnere carborundumpoeder en een beetje water - Het verder polijsten met ceriumoxyde op viltjes - Tenslotte het voorbereiden van een peklaag voor het finaal afwerken van de optiek. Na de spiegel in de laatste fazen nog een aantal malen bekeken en getest te hebben d.m.v. een Foucaulttester wordt de optiek veraluminiseerd. Er worden voor een eerste optische spiegel regelmatig waarden gehaald rond de 1/8 lambda en beter. (maatstaf voor de nauwkeurigheid van de optiek). Vergis U niet: dit werk tot een goed einde brengen is in vele gevallen een zaak van veel geduld en aandacht.
Slijptafel met tool.
De "tool" (tweede glasschijf) in bolle toestand, na een aantal slijpsessies, waarop de optische spiegel geslepen word. Het slijpen verloopt door het verdraaien van de slijptafel rond zijn as en het uitvoeren van korte of langere "slagen" volgens de toestand van de hoofdspiegel. Plaatselijke correcties zijn tijdens het polijsten met ceriumoxydepoeder mogelijk door het aanbrengen van lokale viltjes in een gepast patroon, indien nodig. (Eigen foto)
In augustus 1992 om 12.40 h. UT kwam er een chondriet de atmosfeer binnen over Mbale in Uganda. Chondrieten zijn voor het eerst bestudeerd door de Franse chemicus Antoine Lavoisier. Zij behoren tot de oudste gesteenten in ons zonnestelsel (ca. 4,6 miljard jaar). De meteoor brak in talloze stukken en kwam neer in een strooiveld van 3x7 km. Gelukkig werd hierbij geen echte schade aangericht en vielen er ook geen gekwetsten. Op de fotos zien we wat grotere en vele kleinere fragmenten van de meteorieten. De meteoor in zijn geheel zou een gewicht gehad hebben van tussen de 400-1000 kg. Men neemt aan dat de eerste fragmentatie begon op een hoogte van 25 km. De totale fragmentatie zou plaatsgehad hebben op 10-14 km. hoogte. Tijdens dit project werd er ca. 190 kg. aan materiaal verzameld, waarvan 150 kg. bruikbaar was. In België zijn sinds de twaalfde eeuw slechts zeven noemenswaardige meteorietinslagen bekend, de laatste op 13 augustus 1980 in Maldegem (Steenmeteoriet 20x12 cm.)
Laatste foto: Barringerkrater in Arizona.
INFO PLANETOIDEN:
Bron foto: NASA/JPL
Planetoïde
Op de bovenstaande foto zien we planetoïde Ida met rechts het maantje Dactyl dat er omheen draait. Gezien deze objecten dateren uit het zeer vroege stadium van het zonnestelsel zijn wetenschappers zeer geinteresseerd in hun samenstelling. Net zoals Gaspra is Ida samengesteld uit metaalrijke silicaten. Zijn grootste diameter bedraagt 56 km. De opname werd gemaakt door de Galileo orbiter op 28 augustus 1993. Het ruimtetuig naderde de planetoïde tot op 2400 km. afstand.
Animated gifs: Courtesy NASA/JHU-APL.
Planetoïde Eros
Beide bovengetoonde animaties zijn opnamen van de multispectrale beeldcamera van de NEAR Shoemaker ruimtesonde. Deze maakte op 12 februari 2001 een landing aan een snelheid van amper 6 km/h. op dit object dat 33 km. lang en 13 km breed is. Eros is hoogstwaarschijnlijk samengesteld uit o.a. een variëteit van mineralen en beweegt zich in een langgerekte elliptische baan om de zon op een gemiddelde afstand van 218 milj. km. De ontdekkers Gustav Witt en Auguste Charlois deden beiden een aparte eerste waarneming. Deze planetoïde behoort tot de Amorgroep en dient bij de categorie van de aardscheerders gerekend te worden. Het oppervlak toont vele kleinere kraters, een reuzekrater van 6 km. diameter en een zadelvormige uitholling. De eerste animatie laat een versnelde rotatie zien van een 5,27 h. durende "Erosdag". De tweede spectaculaire opnamen tot kort voor de landing. De NASA/NEAR organisatie doet aan continubestudering van de banen van bekende aardscheerders die reeds voor zeer lange tijd vooraf bepaald zijn.
Amateurfoto: W. Ransburg
Komeet Hyakutake
Kometen draaien in een langgerekte elliptische baan rond de zon. Hun kern bestaat uit ijzermeteoroiden, stof en gruis, steentjes en ijsdeeltjes. Deze laatste bestaan uit bevroren gassen (o.a. ammoniak, methaan, koolmonoxyde, blauwzuur en gewoon ijs. Rond de kern zit een "coma". Staartvorming ontstaat door de invloed van de zon (stralingsdruk en zonnewind). De meeste kometen hebben geen spectaculaire staart, bij anderen ontwikkelt de staart zich zeer vlug en bereikt een lengte van honderden miljoenen km. Hyakutake naderde de Aarde op 25 maart 1996 tot 0,1017 AE. De banen van sommigen worden sterk beinvloed door de aantrekkingskracht van de planeten.
Fotos resp.: - Roger Johansen - Patrick Boomer
Komeet Mc Naught
Deze komeet werd pas ontdekt door de Australiër Robert Mc Naught begin augustus 2006. Het is de helderste komeet waargenomen sinds meer dan 40 jaar. Gezien de komeet vlak bij de zon staat is hij momenteel (14 januari 2007), weliswaar moeilijk, in de avondschemering en vlak boven de westelijke horizon met het blote oog waarneembaar. Met een degelijke verrekijker is de staart reeds duidelijk te zien.Op 14 januari zou de komeet even helder te zien zijn als Venus. (magnitude ca. -4). !Kijk echter nooit bij nog te fel zonlicht in de richting van de zon. Bij waarneming met optische instrumenten zonder de nodige afscherming is dit ronduit gevaarlijk en kan het oogletsel veroorzaken. Dit geldt trouwens eveneens voor alle zonnewaarnemingen.In dit laatste geval bij telescoopwaarneming minstens objectieffoliefilter gebruiken (bvb. Astrosolarfolie van Baader). Bovenstaande amateurfotos werden genomen resp. door Roger Johansen (Hammerfert, Noorwegen) en Patrick Boomer (nabij Alberta in Canada). De opnamen werden gemaakt met Canon fototoestellen voorzien van een 300 mm. telelens. De fotos werden genomen op 6-7 januari 2007.
Druk op de onder- staande Next linkbutton om de ASTERIONFOTO- SITE te bezoeken die fotos alsook verslagen van onze waarnemings- en overige activiteiten zal gaan bevatten.
Naar aanleiding van een vrij recente herbepaling en definitie van het begrip planeet door de IAU (International Astronomical Union), s werelds hoogstgeplaatste coordinerende orgaan voor de astronomie) bevat ons zonnestelsel momenteel nog acht planeten i.p.v. negen. Pluto voldoet niet aan deze hernieuwde definitie en wordt nu beschouwd als ijsdwerg. Buiten Pluto zijn er trouwens nog objecten ontdekt die in dezelfde categorie thuishoren. Wanneer we het ganse planetenstelsel zouden doorkruisen tot aan Neptunus dan zouden we een afstand afgelegd hebben van ongeveer 4530 miljoen km. De eerste binnenplaneet, Mercurius, is een zeer naaste buur van de zon (gemiddelde afstand 57,909 milj. km.) en is tengevolge daarvan op aarde moeilijk te observeren. Gezien Pluto niet langer bij de planeten gerekend word is Mercurius de kleinste planeet van het zonnestelsel. De beste tijdstippen voor waarneming zijn kort na zonsondergang of opkomst. Ondertussen zijn dankzij de Mariner 10 vlucht gedetailleerde oppervlaktegegevens bekend. Deze kwam driemaal zeer naderbij en op 29 maart 1974 bedroeg de afstand nog nauwelijks 700 km. Er werden in het totaal 4800 televisiebeelden doorgestuurd. Het oppervlak is sterk gelijkend op dat van de maan: bezaaid met kraters en ook veel vlakke gebieden. Het Caloris Bassin is een kenmerkende inslagstructuur (diam. 1350 km.), omgeven door een ca. 2 km. hoog gebergte. Het totaaloppervlak bevat tevens talloze heuvels, valleien en vlakten. De studie van de Mariner 10 fotos toonde aan dat gladde oppervlaktegedeelten bedekt waren met gestolde lava. Een bewijs dat er hoogstwaarschijnlijk ooit actief vulkanisme is geweest. De Italiaanse sterrenkundige Antoniadi maakte begin deze eeuw met gebruikmaking van de gote telescoop van Meudon in Frankrijk reeds een vrij goede oppervlaktekaart. De planeet is tengevolge van de grote temperatuurvariaties (van-200 tot +400°C.) bedekt met een dun laagje stof, ontstaan door verpulvering van het oppervlak. Een dampkring is tevens zo goed als niet aanwezig. Deze is zeer dun en bevat wat sporadische zuurstofatomen, natrium en waterstof. De samenstelling van Mercurius bestaat uit een waarschijnlijk enkele kilometer dikke oppervlaktekorst, een mantel van ca. 600 km. (hoofdzakelijk siliciumoxiden) en een relatief grote ijzer/nikkelkern. In 88 dagen draait hij in een redelijk langgerekte baan eenmaal om de zon. Zijn aswenteling is byzonder traag; 59 dagen om slechts één rotatie te voltooien! Mercurius heeft geen manen.
Venus,Aarde,Mars Jupiter en Saturnus zijn de volgende planeten die we ons, verwijderend van de zon, in de reeks ontmoeten. Hierover zijn wat artikels met fotos te vinden verspreid over deze site.
In ons zonnestelsel bevinden zich, overwegend tussen de banen van Mars en Jupiter, grote hoeveelheden planetoïden of asteroïden. De grootste ontdekte planetoïde is Ceres met een middellijn van 1003 km. Het merendeel van deze objecten is echter zeer klein. De sterrenkundigen Giuseppe Piazza (Italiaan) en Johann Bode, Heinrich Olbers (Duitsers) liggen reeds vanaf 1801 aan de basis van de eerste ontdekkingen van deze hemellichamen. Hun samenstelling kan veelal steenachtig maar ook ijzer- en nikkelhoudend zijn. Op grote afstanden van de zon komen er ook ijsplanetoïden voor. Er zijn zoveel van deze planetoïden binnen ons zonnestelsel aanwezig (naar schatting ca. 100.000 rotsblokken, en dan spreken we nog enkel over deze groter dan 1 km.) dat het onmogelijk is om voor de totaliteit aan observatie te doen, laat staan baangegevens te berekenen. Er zijn dan ook totnogtoe ongeveer 4000 planetoïden officieel geregistreerd. Ca. 98% beschrijft een baan om de zon. Over het ontstaan zijn enkele theorieen bekend: overblijfselen van een in een vroeg stadium geexplodeerde planeet of de tegenwoordig meer aanvaarde theorie: de gordel werd meteen gevormd tijdens het ontstaan van het zonnestelsel. Ze hebben onregelmatige vormen tengevolge van aanvaringen met soortgenoten of versplintering van eens grotere exemplaren. Enkele tientallen planetoïden zoals bvb. Ceres, Pallas, Vesta, Eros en Juno vallen binnen het bereik van kleine en middelgrote amateurtelescopen. Planetoïden die de aarde vrij dicht naderen worden "aardscheerders" of "earthgrazers" genoemd. Een theorie zegt dat mogelijk brokstukken die uit de Mars/Jupiter gordel in onze richting worden weggeslingerd door onderlinge botsingen van redelijk grote planetoïden klein van afmeting zijn. Ze zouden geen lang leven beschoren zijn en voor ons ongevaarlijk. Sommige grotere exemplaren kwamen in het recente verleden vrij dicht bij de aarde maar nog steeds op een ongevaarlijke afstand. Deze passeren de aarde op ca. 100.000 km afstand en het komt binnen een jaar ca. 10 maal voor. De planetoïdeinslag van 1908 in Tunguska echter richtte over een oppervlak van 2000 vierkante kilometer een verwoesting aan in het Siberische woud. Hierbij kwam een energie vrij gelijk aan 10 megaton TNT. Het neerkomen van een zeer grote planetoïde op aarde, alhoewel deze mogelijkheid uiterst klein blijft, zou een totale katastrofe betekenen.
Uranus is de zevende planeet van ons zonnestelsel. Deze cyaankleurige ijsreus werd ontdekt door William Herschel, een Brits astronoom van Duitse afkomst, in 1781. Zelfs met de grootste telescopen op aarde is het onmogelijk om op deze planeet details waar te nemen. Het is enkel te ontwaren als een groenachtig schijfje. De samenstelling bestaat uit water, ammonia, methaan en een kern die vermoedelijk uit ijzernikkel/steen bestaat. Een atmosfeer is eveneens aanwezig die relatief veel methaan bevat (2,3%), deze is verantwoordelijk voor de typische cyaan/blauwachtige kleur van de planeet. In de hogere lagen van de atmosfeer komen stormen voor met windsnelheden tot 720 km./h. Er heersen gemiddelde temperaturen rond 200 °C. Met zijn middellijn van 50.800 km. kan hij tot de gemiddeld grote planeten gerekend worden. In maart 1977 werden voor het eerst dunne ringen rond Uranus gedetecteerd. Voyager 2 ontdekte er in 1986 nog enkele extra. Sinds de opnamen van de Hubbletelescoop (2003-2005) zijn er ondertussen in het totaal 13 ringen bekend rond deze planeet. Het merendeel bestaat uit donkerkleurige brokken van maximaal een 10 m. groot. Wat verder zeer opvallend is bij deze planeet is zijn ashelling van 98° t.o.v. zijn omloopbaan. Een aswenteling duurt 17 uur 14 min. Deze planeet heeft 27 manen waarvan de grootsten Titania, Oberon en Umbriel.
Tenslotte belanden we bij Neptunus en is de laatste planeet op rij bereikt. Deze vertoond veel gelijkenis met Uranus en het zijn tevens beiden gasplaneten. Ook zijn equatoriale diameter (ca. 49.530 km.) en de heersende temperaturen komen bijna overeen. De kern is samengesteld uit gesmolten metaal en rots omgeven door een mantel van water, gesteente, ammoniak en methaan. Er is eveneens een atmosfeer aanwezig die op grote hoogte quasi volledig uit waterstof en helium bestaat. Tot 1994 was er op het oppervlak een grote donkere vlek waar te nemen die later verdwenen was en nadien terug in een ander patroon te zien was. Dankzij de Hubble ruimtetelescoop weten we ondertussen ook dat er aan de evenaar de hoogste gemeten atmosferische windsnelheden in ons zonnestelsel heersen nl. tot ca. 2000 km./h. In tegenstelling tot Uranus komen er grote wolkenformaties voor. Galileo Galilei deed in 1613 een eerste waarneming maar omdat hij dit object toen nog voor een ster aanzag kwam de ontdekking niet op zijn naam. Diverse onzekere vaststellingen van sterrenkundigen volgden tot in 1846 toen Heinrich d Arrest zich baserende op berekeningen van de wiskundigen John Couch Adams en Urbain Le Verrier tot een eerste degelijke waarneming kwam. Neptunus is echter met het blote oog vanop aarde niet te zien. Voor de amateurstronoom zijn er een duidelijke sterrenkaart, nauwkeurige planeetefemeriden en een kijker van een behoorlijk formaat nodig om hem als een klein blauw/groenachtig schijfje tussen de sterren terug te vinden. Ook van deze planeet zijn er o.a. mede door de Voyager 2 missie sinds 1989 een vijftal erg smalle ringen bekend. Men neemt aan dat ze gevormd zijn door meteorietinslagen op de manen. Van deze manen zijn er 13 bekend waarvan de grootsten: Triton, Proteus en Nereïde. Neptunus heeft een rotatietijd van 16 uur 16.5 min. en een omlooptijd van 164,89 aardse jaren.
Wenst U nog meer info aangaande het zonnestelsel: o.a. specifiek over de zon, de Kuipergordel, Oortwolk, kometen en wil U ook nog meer fotos bekijken van al deze zaken, o.a. van planetoïden kijk dan zeker op www.solarviews.com(De site is wel in de Engelse taal.) Boven zien we een composietfoto van zon en planeten quasi op schaal.