Zwaarbewolkt, lichte regen, droog naar de avond toe, 22°.
Van een vrijwilliger hier in de abdij verneem ik dat er 5 premonstratenzer kanunniken in Conques zijn met 1 prior. Kanunniken zijn tegelijkertijd monnik en priester. Ze verzorgen de kerkdiensten in de omliggende gemeenten. Voor ik vertrek kijk ik nog eens naar het timpaan. Nu pas ontdek ik de de buitencirkel met 'les curieux', de nieuwsgierige engeltjes die het publiek begluren dat verrukt het timpaan bekijkt. Conques ligt schilderachtig in het dal van de Dourdou, een bijriviertje van de Lot. als je over de oude pelgrimsbrug stapt, wacht je een ongelooflijk steile klim. Buikademhaling helpt, maar toch kom ik hijgend en zwetend toe aan de kapel van Sainte Foy, halverwege de beboste helling. Er is een geneeskrachtige bron, volgens de traditie goed voor oogkwalen. De kleine Mira is in mijn gedachten.
Boven kies ik voor het historische tracé via Noailhac. Dat betekent redelijk veel asfaltwegen. Er zijn 3 St-Rochuskapelletjes onderweg. Rochus, een student geneeskunde zou tijdens een bedevaart van Montpellier naar Rome pestlijders hebben verpleegd. In Rome sloot hij zich aan bij de franciskanen. Op de terugreis werd hij zelf besmet, hij wou niemand tot last zijn en ging in een bos leven. Een hond bracht hem elke dag brood, vandaar dat de H. Rochus vaak met een hond voorgesteld wordt, terwijl hij de pestwonde op zijn bovenbeen laat zien.
Het regent zachtjes. Aangezien ik niet vroeg vertrek uit de herbergen, wandel ik vaak hele stukken alleen. Vandaag door de groene heuvels van de Rouergue. Met de krekels op de achtergrond, ben ik 'Old Irish Blessing' aan het neuriën, een lied dat we met het Tabitakoor zingen, mijn lievelingslied. " May the road rise to meet you. May the wind be always at your back. The sun shine warm upon your face. The rain fall soft upon your fields. And until we meet again, may God hold you in the palm of his hand".
Een landbouwer stapt keurend over zijn vers gezaaide akker, een sigaretje rokend. We kruisen 'la méridienne verte', de GR die van noord naar zuid door Frankrijk loopt via Parijs en ook de GR 62 van Conques naar Toulouse. We komen voorbij Decazeville, een industriestadje met kolenwinning in dagbouw. Geen groot succes! Vroeger waren er mijnen onder de grond. In de hoofdkerk is er een zijaltaar voor St-Elooi. Mijn vader heeft lang voor Picanol (weefgetouwen) in Ieper gewerkt. St-Elooi is de patroon van de metaalarbeiders en de mijnwerkers. Een uur geblogd in een cybercafé zonder sterren! A la guerre comme à la guerre!
Dalen... klimmen... dalen, het laatste stuk langs varens en biezen onder hoge kastanjes en beuken tot Livinhac-le-Haut of in het Occitaans Livinhac-lo-Nalt. Gîte communal: OK. René uit Montpellier kookt voor 5 mensen: Jean en Erica uit Bretagne, Véronique uit de Haute Savoye, voor mij en voor zichzelf. Aligot ( van de slager) met "goede" biefstuk, Cahorswijn, Laguiolekaas en yoghurt toe. We delen door 5: € 8.30 per persoon. Verrukkelijk!
|