De docent begint met de vraag vanaf welke leeftijd iemand mag werken in een supermarkt of folders mag gaan rondbrengen.
De docent gaat ervan uit dat er verschillende antwoorden komen en vertelt dan het juiste antwoord.
Hiermee stapt de docent over op de stelling: Jongeren mogen vanaf 12 jaar werken.
De docent licht toe dat er met deze stelling op alle bijbaantjes wordt gedoeld.
De docent legt uit dat er twee kampen (een voor en een tegen) worden gemaakt in de klas en dat daarvoor alle tafels en stoelen aan de kant geschoven moeten worden. De leerlingen moeten ter plekke een keuze maken in welke kamp ze gaan staan. De leerlingen mogen tijdens de discussie 1x overlopen.
De docent heeft al twee flip-overs staan in de klas en daarvoor wijst ze twee notulisten aan die alle argumenten moeten gaan opschrijven. Alle argumenten die een keer aan bod zijn gekomen, mogen niet nog een keer worden gebruikt.
De docent kiest tevens een voorzitter aan die de discussie gaat leiden. Die persoon moet mensen de beurt geven, wanneer ze iets willen zeggen.
De groep met de meeste argumenten wint de discussie.
De docent herhaalt nog even dat er niet door elkaar gepraat mag worden en dat ze naar elkaar moeten luisteren.
De docent grijpt in wanneer het mis dreigt te gaan.
De kinderen hebben 20 minuten om te discussiëren.
Tijdens de actieve discussie helpt de docent de voorzitter bij zijn rol.
De docent stopt ongeveer tien minuten voor tijd en neemt met de klas de argumenten door. De docent vertelt ook wat er goed ging en wat slecht ging. Leerlingen mogen erop reageren.
Door alle goede argumenten op te tellen van beide kampen wordt er een winnaar gekozen.
|
De leerlingen beantwoorden de vraag van de docent.
Het maken van twee kampen en ze moeten bepalen of ze voor of tegen de stelling zijn.
Discussie, notulen en de voorzitter wijst mensen aan.
Reacties op argumenten. |