Gezamenlijk zaten we in de grote zaal,
Alle leerkrachten vooraan.
De directeur nam een bundel papieren,
Het waren de klassenlijsten.
Ik zat naast mijn beste vrienden,
Tussen vele andere die waren zoals wij.
Ze begonnen met klas 1A,
Dat was die van mij.
Alle namen die werden afgeroepen,
Mochten bij mevrouw Van Eyck staan.
De directeur nam diep adem,
En ik hield de mijne in.
Ik kruiste mijn vingers in de hoop
Dat mijn naam niet als eerste afgeroepen zou worden,
Want mijn familienaam begon met een B.
Helaas, het had niet geholpen,
Ik hoorde mijn naam: 'Baert Vince.'
Langzaam stond ik op,
En lachte nog even zenuwachtig naar mijn vriend.
Om dan met mijn hart waarvan ik dacht
Dat het gewoon door mijn ribben heen zou bonzen,
Heel gestrest naar voor te stappen.
Ik voelde alle blikken van de menigte,
Die ik niet aan durfde te kijken, in mijn rug prikken.
Ik hoorde achter mij ander stoelen schuiven,
Waaronder die van mijn vriend.
Terwijl zij ook naar voor kwamen, vroeg ik:
'Van Eyck? Is dat hetzelfde geschreven als de schilder?'
En ze lachte naar mij,
Dat is het moment dat ik van haar hield
Dat is het moment,
Waarop ik me klaar voelde voor het middelbaar.
Cozeth
|