hallo, mijn blog gaat een beetje over armoede in Vlaanderen. Ik heb dit onderwerp gekozen omdat ik het heel erg vind dat dit in ons land nu nog steeds voorkomt. Meer dan één op tien mensen in Vlaanderen leeft met een armoederisico. Armoede is niet enkel een kwestie van inkomen. Armoede is een netwerk van sociale uitsluitingen op verschillende levensdomeinen die intens met elkaar verweven zijn, zoals onderwijs, werk, vrijetijdsbesteding, huisvesting en gezondheid,
In Vlaanderen participeren mensen in armoede vaak op meerdere domeinen tegelijk niet of in mindere mate. Uitsluiting op één domein is vaak het gevolg en de oorzaak van uitsluiting op andere domeinen. Mensen in armoede lopen bovenop de uitsluiting op al deze levensdomeinen ook een groter risico uitgesloten te worden door de groeiende digitale kloof.
Drempels
Mensen in armoede zijn vaak niet op de hoogte van hun rechten, waardoor ze geen voordeel hebben bij aan aantal maatregelen die hun leven kunnen verbeteren. Mensen in armoede worden ook met tal van drempels geconfronteerd wanneer ze beroep (willen) doen op maatschappelijke hulp- en dienstverlening in brede zin. Het betreft niet alleen de betaalbaarheid van de hulp- en dienstverlening. Ook een aantal randvoorwaarden zijn vaak afwezig: een goede mobiliteit om ter plaatse te geraken of het beroep kunnen doen op kinderopvang. Ook eerder sociaal-culturele en psychologische drempels spelen mee: mensen voelen vaak schaamte, beschikken over onvoldoende informatie over het aanbod of krijgen onduidelijke en onbegrijpelijke informatie. Er is vaak een kloof tussen mensen in armoede en hulpverleners.
Gezin
Volgens de gegevens van Kind en Gezin maakten in 2008 7,6% van alle babys die toen werden geboren, deel uit van een kansarm gezin. Het gaat om 5207 kinderen. In vergelijking met 2007 is dit percentage licht toegenomen. Tegenover 2000 steeg dit aandeel met bijna 3%. Het doorbrengen van de kinderjaren (en vooral de eerste levensjaren) in een situatie van armoede kan een blijvende stempel drukken op de ontwikkeling en toekomstkansen van kinderen. De hoge frequentie en intensiteit van stressvolle gebeurtenissen (vaak een dagdagelijkse confrontatie met problemen), onvoorspelbaarheid en instabiliteit op financieel en gezinsvlak, beperkte sociale ondersteuning, blootstelling aan schadelijke stoffen (schimmels, lood), overbewoning en een gebrekkige cognitieve stimulatie, hebben allen een potentiële impact, zeker wanneer ze gecumuleerd voorkomen. Babys uit kansarme gezinnen hebben op de leeftijd van één jaar al een maand achterstand opgelopen in hun ontwikkeling ten opzichte van hun leeftijdsgenootjes.
Vrije tijd
Mensen in armoede participeren minder aan vrijetijdsactiviteiten, omdat hen vaak de keuze ontbreekt om dit te doen. Nochtans heeft vrijetijdsparticipatie talrijke positieve effecten, ook in het kader van armoedebestrijding. Zowel actieve als passieve participatie aan sociaal-culturele, sport- of jeugdactiviteiten, maar ook tijd voor recreatie en toerisme dragen bij tot de levenskwaliteit van mensen in armoede. Niet alleen een beperkt inkomen bemoeilijkt vrijetijdsparticipatie, er zijn ook materiële, sociale, culturele en psychologische drempels.
Onderwijs
In het onderwijs is de kloof tussen sterke en zwakke leerlingen bijna nergens groter is dan in Vlaanderen. Kinderen uit de lagere sociale klassen beginnen vaak later aan het kleuteronderwijs en halen die achterstand vaak niet meer op. Kinderen uit kansarme gezinnen lopen meer schoolse vertraging op, komen meer terecht in het technisch en beroepsonderwijs en worden meer georiënteerd naar het bijzonder onderwijs. Vooral jongeren uit de lagere sociale klassen verlaten het secundair onderwijs zonder diploma. Ze nemen dus ook minder deel aan het hoger onderwijs. Hierdoor verminderen hun startkansen op de arbeidsmarkt.
Arbeid
Wie in armoede leeft, kent veelal een hobbelig arbeidsmarktparcours, bevindt zich in een precaire arbeidsmarktsituatie of staat - soms al langere tijd - buiten het arbeidsmarktcircuit. Arbeid heeft ook andere functies dan het louter verschaffen van een inkomen. Het gaat om het structureren van tijd, sociaal contact, het hebben collectieve doelen, status en activiteiten. Deze hangen vaak samen met mentaal (on)welbevinden, (laag) zelfvertrouwen en (geringe) levensvreugde. Het hebben van een job biedt in de meeste gevallen nog altijd een goede bescherming tegen inkomensarmoede. In 2006 bevond in Vlaanderen slechts 4% van wie werkt zich onder de armoederisicogrens. Armoedebestrijding kan zich echter niet beperken tot arbeidsmarktactivering. Ruim twee derden van wie in armoede leeft, is niet activeerbaar voor de arbeidsmarkt. 20% van de mensen in armoede zijn al aan het werk (werkende armen), zij het vaak in tijdelijke, deeltijdse, minder goed betaalde of minder duurzame en kwaliteitsvolle banen. Anderen zijn te jong (-18), te oud (65+), te ziek om te werken of studeren nog. Het overige derde is vaak ouder, maar nog niet pensioengerechtigd, of staat ver van de arbeidsmarkt. In 2007 leefde in Vlaanderen 7,9% van de volwassenen en 5,7% van de kinderen in huishoudens waar niemand werkt. Het inkomensarmoederisico van werkloze huishoudens met kinderen is torenhoog.
Wonen
Mensen in armoede zijn meestal niet in staat om een eigen woning te verwerven en komen dus terecht op de sociale of private huurmarkt. Het armoederisico bij huurders is zowat drie keer groter dan bij eigenaars (in 2006 28,4% versus 10,2 %). Private huurders besteden gemiddeld bijna 30 % van hun inkomen aan huur. Mensen in armoede hebben niet alleen meer problemen om een betaalbare woning te vinden, ze leven ook vaker in een woning die niet over voldoende basiscomfort beschikt. Dit brengt ook problemen mee op andere levensdomeinen, onder meer op het vlak van gezondheid. Ëen groeiend aantal gezinnen heeft het moeilijk om de elektriciteits- en aardgasrekening te betalen. Meer gezinnen worden dan ook door hun leverancier aan de deur gezet wegens wanbetaling. Niet alleen hogere energiefacturen maar ook een slechte dienstverlening door de leveranciers kunnen gezinnen in kansarmoede verder in de problemen brengen.
Gezondheid
Ook gezondheid volgt de sociale ladder: hoe lager men zich op de socio-economische ladder bevindt, hoe meer de gezondheid van het individu de neiging heeft om te verslechteren en hoe de levensverwachting wordt ingeperkt. Mensen in een problematische financiële situatie zijn daarenboven dikwijls verplicht om gezondheidszorgen uit te stellen wegen een tekort aan financiële middelen. Personen met een lagere socio-economische positie ervaren meer dan anderen fysieke en mentale gezondheidsproblemen, rapporteren meer chronische aandoeningen en langdurige beperkingen en vertonen vaker ongezonder of risicovoller gedrag. Tegelijk kent men minder gezonde jaren en heeft men een hogere kans op vroegtijdige sterfte. Bovendien bemoeilijken financiële en andere drempels nog steeds de toegang tot de gezondheidszorg voor kwetsbare groepen. Daarnaast is depressie een van de vaakst voorkomende vormen van mentale problemen, die een belangrijke negatieve impact heeft op het dagdagelijkse functioneren in de thuis-, arbeids- en sociale omgeving. Ook het subjectieve gezondheidsgevoel is lager bij mensen in armoede.
|