De geschiedenis van de hond
Lang voor de mens boeken en verhalen ging schrijven, was de hond al een trouwe vriend van hen. De eerste mens was waarschijnlijk achtervolgd door een beest dat op een wolf leek, die overblijfselen at van dieren die hij eerst had gedood. Om makkelijker aan eten te komen ging de wolfachtige naar de mensen toe en gaf zijn vrijheid op. Langzaam werd de rare wolf een hond. Hij was niet de enige die blij was dat hij er bij was langzamerhand was hij erg populair, want hij hielp de mensen bij de jacht en bij het hoeden van andere dieren. Ook hielp hij de mens als er een vijand kwam of andere gevaarlijke dieren. De hond, die erg populair was, bij onder andere de oude Egyptenaren, de Grieken en de Perzen. Hij werd soms wel eens een onmisbaar lid van het gezin genoemd. Spaniël, Retrievers, Terriërs, Windhonden en Setters werden gefokt voor de jacht, evenals de Boxer, de Greyhound en de Sjamojeed. Prachtige rassen als de Chien Blanc de Rois, Grand Bleu de Gasconge en de Poitein waren ook bedoeld om mee te jagen. De Poedel in die tijd hoorde bij de Pointers en was een werkhond. De Dalmatier en de Fox terriër waren jachthonden. De Collie was vroeger vooral een herdershond.
Gedrag in de roedel
Iets wat alle honden hebben is hun gedrag in de roedel. Een roedel is en groep dieren die samen leeft en samen voor de bescherming zorgt en de gezelligheid en de voortplanting. Iedere roedel heeft een leider, het bazigste mannetje. Zijn slaven' volgen hem. Sommige staan heel hoog. Dat betekent dat ze na de leider komen, maar voor geen een is er zoveel ontzag als voor de leider. De leider blijft de baas totdat hij dood gaat. Dan komt er een ander bazige hond. De leider is waarschijnlijk het enigste mannetje die mag paren, gewoonlijk is dat met het aller bazigste wijfje. Wanneer er baby's zijn geboren, wordt zij de leider totdat de jongen groot zijn en kunnen jagen of trekken. Het krijgen van voedesel is de belangrijkste reden waarom hondachtigen in groepen leven; ze zijn namelijk niet snel genoeg om eten in te halen. Daarom omsingelen hem eerst en vallen hem dan aan. Heel gemeen eigenlijk. Nadat hun eten is gedood, eet de leider er het eerst van en daarna de andere, in volgorde. Dat betekent dat daarna de hoogste komt en daarna weer de hoogste enz.Oudere honden die hun voedsel niet zelf kunnen krijgen dit van een andere hond. Het is zelfs zo dat soms de leider van de roedel het voedsel dat hij zelf heeft gevangen naar zijn partner brengt, als ze in een hol voor de jongen zorgt. De jongen worden ook door andere groepsleden verzorgd. Ze likken het eten van de lippen of eten wat volwassen dieren uit spugen. Na de maaltijd slapen de honden een poosje of spelen ze misschien een beetje. Als er genoeg voedsel in de buurt is, kunnen ze een poos in dezelfde buurt blijven, zo niet dan geeft de leider opdracht om weer verder te gaan. Als er roedelgenoten zijn afgedwaald dan gaan ze allemaal huilen (janken) om de honden weer bij elkaar te krijgen.
Domesticatie (wat dat betekent blijkt uit het verhaal wel)
Men schat dat de onmiddellijke voorouders van de soort hond -wolf- minstens 12.000 jaar geleden werd opgenomen in het leven van de mens. Ze dachten dat dat kwam door zijn aangeboren groepsgedrag en omdat hij zo goed kon jagen. Holbewoners gaven hem voedsel en onderdak aan de wolf als dank voor het jagen en bescherming. De mensen die in een gezin leefden gooiden waarschijnlijk restjes eten naar de hongerige honden die in de buurt rondzwierf. De mens begon zich na een poosje voor de wolf te interesseren. Misschien adopteerde hij er zelfs een paar en behandelde de honden als lid van een eigen groep. Na verloop van tijd namen ze de wolven waarschijnlijkdeel aan de jacht. Ze isoleerden hem, zodat de mens hem kon doden.(Domesticatie betekent dus iets van huis. Hoe de hond als huisdier werd.)
Waakhonden
Van heel lang geleden tot aan nu toe hebben honden nog anderen taken' gehad dan die waarvan gebruik werd gemaakt bij de jacht. Hun eeuwige waaksheid is een van de handigste eigenschappen. In de middeleeuwen hielden kloosterlingen honden voor de gezelligheid, maar ook voor de bescherming.
De bloedhond is bijvoorbeeld gefokt in het Sint-Hubertusklooster in de Belgische Ardennen. De Duitse Herder is gefokt door Duitse monniken die een hond nodig hadden om hun klooster te beschermen tegen rovers. In het oude Griekenland werden heilige plaatsen bewaakt door rassen die waarschijnlijk afstamden van de Molosser, die de voorvader is van alle waakhonden (hij is groot en agressief). Volgens een een oud verhaal (legende) werd een dief die had ingebroken in de tempel van Aphrodite door een hond achtervolgd over een afstand van 34 km. Tegenwoordig wordt een waakhond getraind om allerlei obstakels te overwinnen, mensen aan te vallen zonder ze te verwonden, pistoolschoten te negeren, voedsel niet aan te pakken van vreemden, grote afstanden te lopen en kalm te blijven. Waakhonden worden veel gebruikt bij politie, vooral rassen als de Duitse Herder, de Belgische Herder, de Dobbermann, de Riesenschnauzer, de Rottweiler, de Bloedhond en de Labrador Retriever. Het trainen van de hond begint in het eerste jaar en het dier doet zeven a acht jaar dienst en gaat daarna soms met pensioen'. Gewone waakhonden worden ook gedurende een paar maanden getraind. Niet iedereen heeft eigenlijk een goed afgerichte hond nodig. Zodra een hond begrijpt dat hij er ook bij hoort (bij een gezin), beschermt hij het huis van zijn baas door hard te blaffen. Zo houdt hij inbrekers weg.