Het
buurvrouwenwijf dat me al jeugdlang terroriseert heeft een nieuwe jas. Haar
adidassenpracht waar op mij na de helft van de wereldbol mee rondloopt
heeft na vijfendertig jaar huwelijk ook haar beste tijd gehad. Waarschijnlijk
krijgt ze er in een rommelwinkel nog hooguit een symbolische euro voor, blijft
het jasje eeuwiglang in de stoffige rekken liggen tot het finally rechtstreeks Zimbabwe geschoten wordt. De minst empathische
mens in mij ziet een scenario voor zich waarin Sabine het jasje morgen in de
vuilniszak dropt en het met tranen in de ogen uitzwaait, terwijl de vuilniskar met
gierende banden het hoekje om rijdt. Maar echte roddelwijven huilen niet; ze
zetten hun tanden in jouw levensverhaal alsof je een stuk heerlijke ambachtelijke
chocolade bent en laten pas los als hun buikje bijna vol is. En neem het van
mij aan, de buurvrouw heeft een goed ontwikkelde buikspier.
Mijn
haat jegens Sabine en bij uitbreiding het jasje van Sabine is een
understatement van het woord terecht. Ik krijg spontaan al kotsneigingen als de
grootste roddeltante van de straat langs het raam voorbijglijdt, op haar fietsje
waar ze eerst haar buitenechtelijke kleinzoon en vandaag haar boodschappen op
meesleurt. Hoeveel melkbrikken zouden in haar twee fietstassen passen? En is er
dan nog plaats voor haar abnormale camembertverslaving? Ik heb er het raden
naar, maar wat ik wel weet is dat haar thuis een mietje van een man wacht. Zo
eentje die ze achteraan in de supermarkt aanbieden: één voor de prijs van een
kwart man. Een kwart spoorwegenman. Als je Sabine hoort vertellen, zou je
nochtans zweren dat hij vroeger minstens directeur van de nationale bank was.
Professioneel boomknuffelaar is gezien het karakter van dat takkenwijf uiteraard
geen optie. Als Jerry-man-van ooit het leven laat, zal men hem bij voorkeur in
de meest benarde positie half in/uit/op de wasmachine vinden, naast een hemelse
verzameling handboeien, slagroom en touwen. Sabine leest net als echte Belgen
heus geen verdriet van België in haar vrije tijd.
Op
een buurfeest vertrouwde ze me ooit toe dat ze mijn vader wel zag zitten,
waarop ze prompt op hem toestapte en vroeg of hij een kuisvrouw kon gebruiken
in zijn kleine kasteel. Zo begon mijn verschrikkelijke leven met Sabine. Af en
toe betrapte ik haar, tussen het ramen zemen door, op het checken van één of
andere briefwisseling. Sabine wist beter dan mijn vader hoeveel hij per maand
uitgaf aan elektriciteit, water en kleding voor zijn dochter. Ze probeerde me
geregeld een G-star-t-shirt af te troggelen
voor de dochter die ze niet had en liet daarnaast ook opmerkelijk veel fotokaders
vallen, maakte veel gebruik van de Beau-fauteuil
en plunderde de voorraadkast van zodra er zelfgebakken cakejes in huisden. En
dat alles voor een luttele zestig, soms tachtig euro per voormiddag. Toen ik
zelf de stap van mijn prinsessenleventje naar de hardewerkerswereld zette,
verdiende ik nog niet eens zoveel per dag. Maar toen vond mijn vader zijn
loonfiche niet meer terug en bleek dat de hele buurt plots wist dat hij
vierduizenddriehonderd euro netto had verdiend in de maand augustus. Het wijf
vroeg opslag. Ze vroeg opslag terwijl ze in wezen maar een fake floor manager
was. Stiekem lachte ik hard, vroeg mijn vader zijn loonfiche per aangetekende
brief terug en sloten wij geruisloos een haatcampagne tegen Sabine. Opdat zij
niet lang zou leven in ons stulpje.
14-09-2011 om 11:47
geschreven door Alizée 
|