Voor je het paard kan borstelen moet je het uit de stal halen. Dit doe je met een halster en een touw. Je gaat op een rustige manier naar het paard toe, zodat het niet kan verschieten. Je doet het halster aan en klikt het touw vast. Eerst stap je zelf uit het stal, daarna volgt het paard. Je gaat altijd links van het paard lopen. Voor je kan beginnen borstelen moet je het paard vastbinden. Doe dit niet aan de staldeur maar aan een stevige ring doe bedoeld is om paarden aan vast te binden. Paarden zijn zeer sterke dieren die met gemak de staldeur uit de muur kunnen trekken. Doe dit dus aan een ring of tussen twee ringen (wasbox). Er bestaat een speciale paardenknoop,vraag aan de begeleider om dit eens te demonsteren. Als het paard is vastgebongen kan je beginnen borstelen. Je hebt verschillende borstels nodig, die je in een juiste volgorde moet gebruiken:
- Eerst wordt de rosborstel gebruikt: hiermee maak je draaiende bewegingen over de vacht van het paard. - De volgende borstel is de harde borstel: je borsteld altijd met de haren mee, nooit tegen de haren in borstelen - Daarna volgt de zachte borstel: hier borstel je ook met de haren mee - Als voorlaatste gebruik je de kam voor de manen en staart: de manen zijn de lange haren die boven op de nek van het paard groeien. Met de manenkam verwijder je klitten. Hier kam je ook mee in de haargroeirichting. Daarna ga je de staart kammen. Sta altijd naast het paard om de staart te kammen zodat je geen stamp kan krijgen. - Als laatste moet je de hoeven uitkrabben: de hoeven zijn de voeten van het paard. Hier moet je het stro en de mest van uit het stal wegkrabben met een hoevenkrabber. Als beginneling laat je dit best door een gevorderde persoon uitvoeren.
!!! Je begint altijd aan de voorkant van het paard te borstelen en dan ga je geleidelijk naar achteren. Als de ene kant gedaan is ga je naar de andere zijde van het paard en begin je daar ook vooraan te borstelen.
Als je paard goed geborsteld is kan je beginnen opzadelen. Eerst moet er een zadeldoek worden opgelegd. Dit is een zachte doek waar het zadel moet komen op te liggen. Het zadeldoek heeft een voor- en een achterkant. Aan de voorkant hangt aan elke kant een velcro. Het zadeldoek moet goed op de rug van het paard liggen. Zorg ervoor dat het goed op de schoft ligt.
Stap 2
Op het zadeldoek moet een "geldoek" of een "mousse" komen. Dit is om de belasting op de rug van het paard te verkleinen. Zorg er voor dat dit goed op het zadeldoek ligt en op ook goed op de schoft.
Stap 3
Het zadel mag nu worden opgelegd, bovenop het zadeldoek en de geldoek. Zorg er terug voor dat het zadel zeer goed op de rug van het paard ligt. Niet te veel naar voor en naar achter. Het zadel moet goed op de schoft van het paard liggen. Hierna ga je de singel vastdoen. Je hangt de singel eerst vast een de linker kant. Dan ga je langs het hoofd van het paard naar de andere kant en doe je de singel dicht. De singel is een lap die onder de buik van het paard komt en die ervoor zorgt dat het zadel vast blijft liggen. De singel mag je nog niet te hard aanspannen. Pas in de piste mag je "aansingelen"
Stap 4
De laatste stap is het hoofdstel aandoen. Eers moet je de teugels over de nek van het paard te leggen. De teugels zijn de riemen die je vastneemt om te sturen. Je neemt de bovenkant van het hoofdstel vast in je rechterhand. Met de rechterarm ga je onder de kaak van het paard door en ga je terug naar voor te hoogte van de ogen van het paard. Met de andere hand neem je het bit vast en duw je met de duim, de mond van het paard open. Zo kan je het bit met de linkerhand in de mond doen. Hierna neem je met twee handen het hoofdstel vast en ga je het over het hoofd van het paard doen. Er moeten dan nog verschillende riempjes worden dicht gedaan: - de keelriem - de bovenste neusriem - de onderste neusriem
Als dit alles gedaan is, laat dan zeker een gevorderde ruiter nog eens alles controleren voor dat je gaat opstijgen in de piste.
Stap: dit is de traagste gang. Als je nog maar pas op het paard zit is het belangrijk dat je paard goed gaat instappen zodat het goed is opgewarmd. Ook op het einde moet het paard goed worden uit gestopt voor dat je naar stal kan gaan.
Draf: draf is een snellere gang dan stap. Hierbij moet de ruiter op een goed ritme op en neer gaan. Je komt telkens in - en uit het zadel.
Galop: galop is de snelste gang. Dit kan je in verlichte zit doen en gewoon al zittend in het zadel.