65. Theseus reis naar Athene (2).
Voorbij de landengte van Korinthe, in de wouden van Kromuon, kwam Theseus oog in oog te staan met Phaia, een mensenetende zeug, die daarenboven de akkers in de streek verwoestte. Voor één keer was de zeug niet aan de winnende hand: Theseus wurgde haar.
Niet ver van de stad Megara liep zijn pad over een steile rots, die hoog boven de zeespiegel uitstak. Bovenop de rots huisde de bandiet Skiron. Hij eiste van de voorbijgangers dat ze zijn voeten wasten. Amper zat de reiziger dan neergeknield voor Skiron of hij kreeg zon geweldige trap dat hij van de rots tuimelde in de zee, alwaar hij door een reuzenschildpad werd opgegeten. Maar Theseus, reeds door ervaring geleerd, was op zijn hoede voor allerlei valstrikken en gevaren. Terwijl Skiron de ene voet vooruitschoof om die te laten wassen, hield Theseus nauwlettend de andere voet in t oog. Opeens zag hij die voet op zich afkomen. Maar Theseus was sneller: hij ontweek de stamp en eer Skiron goed en wel besefte wat er gebeurde, voelde hij de voet van Theseus in zijn maagstreek en het volgend ogenblik duikelde hij van de rots. Theseus keek naar beneden: op de plaats waar de booswicht in de zee was terecht gekomen, onstond een klein krabvormig eilandje. Onder die gedaante zou Skiron voortaan rusten aan de voet van de rots die naar hem Skironische rots wordt genoemd.
Theseus trok nu verder naar Eleusis, waar hij zinnens was te overnachten. Even vóór deze laatste stad diende hij nog de reus Kerkyon te bekampen, die iedere voorbijganger uitdaagde tot een worstelpartij, waarbij de overwinnaar de overwonnene doodde. Telkenmale was Kerkyon als overwinnaar uit de strijd gekomen, maar
u raadt het al, tegen onze held liep het anders!
In Eleusis, aan de oever van de Kephisos-rivier, trok Theseus een kleine herberg binnen en vroeg er onderkomen voor de nacht.
- Helaas, zei de waard, die groot en sterk was en met een valse glimlach op de lippen, er is maar één bed vrij en ik vrees dat het bed wat te klein is voor u, maar daar valt wel een mouw aan te passen
De waard was niemand minder dan Prokroustes, die erom bekend stond dat hij zijn gasten als ze groot waren in een klein bedje lokte en er daarna een mouw aan paste door hen de benen af te hakken zodat ze doodbloedden, en als ze klein waren naar een groot bed bracht en vervolgens hun ledematen uitrekte om het geheel passend te maken, eveneens met de dood tot gevolg. Theseus had gehoord over die Prokroustes, de ledenrekker, en weer was hij op zijn hoede. Schijnbaar gewillig liet hij zich naar het kleine bed leiden. Onverhoeds echter greep hij Prokroustes bij de arm, zwierde hem met een judogreep in het bed en hakte hem de benen af. Terwijl zijn slachtoffer doodbloedde, vond Theseus het grote bed en vleide zich neer.
Hij sliep een onrustige slaap: het gebied rond de Saronische Golf had hij gezuiverd van monsters en boosdoeners, doch zijn gemoed was bezwaard vanwege het vele bloed dat aan zijn handen kleefde. s Anderendaags trok hij de Kephisos-rivier over. In de nabijheid van een altaar voor de oppergod Zeus zag hij een meertje; hij waste er zijn handen in. Hierna voelde hij zich bevrijd en opgelucht en met snelle stap vatte hij de laatste kilometers aan die hem nog scheidden van Athene.
|