56. De Augiasstal (W5) en de Stymphaliden (W6).
Herakles had dus de Argonauten verlaten nog vóór ze de Zwarte Zee hadden bereikt (zie nummer 52). Diep bedroefd om het verlies van zijn vriend Hylas keerde hij terug naar Argolis en begaf zich naar het paleis van Mykene alwaar Eurystheus al lang klaar stond met zijn vijfde opdracht. Het was niet alleen een lastig, maar ook een zeer vernederend werk: het reinigen van de stallen van Augias, de koning van Elis in het noordwesten van de Peloponnesos. Koning Augias beschikte over enorme kudden vee: wel drieduizend koeien en evenveel schapen. De stallen waarin de dieren verbleven waren in dertig jaar niet gereinigd. Men kan zich de enorme hoeveelheid mest voorstellen die in de stallen opgestapeld lag en de afgrijselijke stank die de berg uitwerpselen verspreidde, tot ver in de omtrek.
Toen Herakles zich aanmeldde bij koning Augias, zei deze laatste, voor de grap, dat het een werkje van één dag was. Maar Herakles nam deze woorden ernstig en hij sprak: welnu, ik zál uw stallen reinigen in één dag, als ge mij daarvoor als beloning één tiende van uw koninkrijk geeft. Augias stemde daarmee in, want, zo dacht hij, niemand kon zoÿn werk in één enkele dag klaar krijgen! Maar Herakles was niet alleen sterk, hij was ook zeer vindingrijk. Hij maakte een opening in de muur van de stallen, die zich niet ver van de bedding van de Alpheios bevond. De Alpheios is een machtige rivier, die ook door Olympia stroomt. Met wat graafwerken verlegde Herakles het rivierbed, zodat de wateren doorheen de stallen stroomden en alles schoonspoelden, in minder dan één etmaal. Augias stond perplex. Maar toen hem ter ore kwam dat Herakles in feite in opdracht van Eurystheus had gehandeld weigerde hij hem de afgesproken beloning. Herakles voelde zich zwaar beledigd. Men zegt dat hij, op wraak belust, later nog terugekeerd is naar Elis om Augias te doden en zijn bezittingen te vernielen.
Maar er wachtte Herakles alweer een nieuwe opdracht. De streek van het Stymphalos-meer, in feite een moerassig gebied, een paar tientallen kilometer te westen van Nemea, werd zwaar geteisterd door een indrukwekkende groep vogels, met ijzeren klauwen en ijzeren snavels, waarmee ze mensen en dieren aanvielen. Hun veren waren metalen pennen die ze van hoog in de lucht op hun slachtoffers afvuurden en alzo dood en vernieling zaaiden. Eurystheus gaf Herakles opdracht de streek van het Stymphalos-meer van de vogels te verlossen. Al gauw bleek dat ze te talrijk waren om ze alle te doden. Weer vond hij een bondgenoot in de godin Athena. Ze schonk hem een reuzegrote ratel – sommigen zeggen dat het twee enorme koperen bekkens waren – waarmee hij zoÿn oorverdovend lawaai kon maken, dat de vogels de streek verlieten, richting Zwarte Zee, om nooit meer terug te keren. Men neemt aan dat dit alles nog geschied is vóór de Argo Colchis bereikt had, en dat Iason en zijn makkers ook nog af te rekenen hebben gehad met wat nog van de vogels was overgebleven…
|