52. De tocht der Argonauten.
Laten we nu terugkeren tot de Argonauten. Ze voeren naar het noordoosten om via de Hellespont (ook Dardanellen genoemd), de Zee van Marmara en de Bosporus, uiteindelijk de Zwarte Zee te bereiken. Hun eerste halte was op het eiland Lemnos, dat in het noordoosten van de Egeïsche zee ligt. In die tijd woonden er alleen vrouwen op het eiland. De vrouwen hadden er immers alle mannen vermoord (zoals verteld in verhaal nummer 39). Na enkele jaren zonder mannen geleefd te hebben, gingen ze echter inzien dat op die manier de bevolking van Lemnos met uitsterven bedreigd was. Daar kwam nog bij dat velen onder hen naar een man begonnen te verlangen. Ze ontvingen de Argonauten dan ook met open armen (en niet alleen dat
). De Argonauten waren niet vies van deze kranige meiden: ondertussen was hun lijfgeur verdwenen of althans fel verminderd. Zo goed als alle vruchtbare vrouwen op het eiland werden zwanger gemaakt door de Argonauten. Hypsipyle eiste Iason voor zich op en ze zou later bevallen van een tweeling. Eén van hen volgde zijn moeder op als koning van Lemnos. Het was overigens pas vele jaren later dat Hypsipyle van het eiland verbannen werd, toen was uitgelekt dat ze haar vader geholpen had om aan de algemene mannenslachting te ontkomen (zie nummer 39). De Argonauten, Iason incluis, hadden het er zo danig naar hun zin dat ze misschien wel op het eiland zouden gebleven zijn en zich verder niet meer om het gulden vlies zouden bekommerd hebben
ware er niet Herakles geweest om hen met de nodige aandrang op hun plicht te wijzen. Tegen hun zin trokken ze verder.
In de Zee van Marmara, aan de zuidkust, ligt een schiereiland, dat slechts met een smalle landengte met het vasteland is verbonden. Het schiereiland heet Arkton en de bewoners waren de Dolionen. Hun koning heette Kyzikos. De Argonauten landden op Arkton en ook hier werden ze vriendelijk ontvangen. De Dolionen organiseerden zelfs een soort verbroederingsfeest met de dappere zeevaarders. Maar het feest werd verstoord door een bende zesarmige reuzen die uit het beboste binnenland van Arkton kwamen oprukken in de richting van de Argo, met de bedoeling het schip te vernietigen. Weer was Herakles de redder in nood: de meesten werden gedood door zijn pijlen en de anderen trokken zich in de wouden terug. Na een hartelijk vaarwel verlieten de Argonauten het land van de Dolionen en zetten koers naar de zeestraat van de Bosporus. Maar in de nacht stak er een storm op en een zeer krachtige noordoostenwind wierp hen terug aan land. In het pikdonker werden ze aangevallen door de plaatselijke bevolking en er ontbrandde een hevige strijd. Toen de nacht verstreken was, stelden de Argonauten tot hun ontsteltenis vast dat ze weer in het land van de Dolionen beland waren, maar nu aan de andere kant van het schiereiland. Zonder het te weten had Iason hun jonge koning Kyzikos dodelijk verwond: hij lag zieltogend aan zijn voeten. De Argonauten bleven nu nog enkele dagen op Arkton en ze organiseerden rouwspelen ter nagedachtenis van de dode koning: de Spelen van Kyzikos.
De volgende halte was op de plaats waar een rivier uit het land van Mysië in de Zee van Marmara uitmondt. Hylas, de knecht en tezelfdertijd de intieme vriend van Herakles, ging er in een bosje misschien om een plasje te doen? en keerde niet terug. De mooie jongeling was door de bronnimf Dryope en haar zusters meegelokt naar een grot onder water. Herakles ging wanhopig op zoek naar zijn vriend en hij weigerde verder te trekken vooraleer hij hem teruggevonden had. Zijn zoeken bleef tevergeefs en Iason gaf dan maar het bevel tot de afvaart zonder Herakles. Er wordt beweerd dat Iason dit een enige gelegenheid vond om zich te ontdoen van Herakles, van wie hij vreesde dat hij zich zou opwerpen tot leider van de Argonauten
|