49. Het everzwijn van de Erymanthosberg (W4).
Het Erymanthosgebergte bevindt zich in het noordwesten van de Peloponnesos. De berg dankt zijn naam aan een zoon van Apollo, die door de godin Artemis met blindheid werd geslagen, nadat hij haar naakt had gezien. Dit doet denken aan het verhaal van Aktaion, kleinzoon van de Thebaanse koning Kadmos (zie nummer 17), die de godin eveneens in haar naaktheid had aanschouwd en het met zijn leven bekocht.
In de wouden op de hellingen van de berg leefde een gigantisch groot everzwijn met geweldige slagtanden. Het dier maakte de streek onveilig en richtte enorme verwoestingen aan. De vierde taak van Herakles bestond erin het dier levend te vangen en het naar Mykene te brengen. Beslist geen sinecure!
Zoals verteld in nummer 46 was de streek aan de voet van het Erymanthosgebergte bewoond door Kentauren. Ze leefden er in grotten en holen. Toen Herakles voorbij de grot van één van hen kwam, werd hij vriendelijk bejegend. Het was de Kentaur Pholos, die net als de wijze Kentaur Cheiron, een zachtaardig en menslievend karakter had. Pholos nodigde Herakles uit in zijn grot en zette hem een lekkere vleesmaaltijd voor. Herakles liet het zich goed smaken en hij merkte op dat dit heerlijk gerecht dubbel zo lekker zou zijn met een kruik wijn. Hier bevindt zich wijn, zei Pholos, in een gemeenschappelijke grot, maar het is de wijn van alle Kentauren en ik durf die niet aan te roeren. Toen merkte Herakles op dat het wijn was die door de god Dionysos daar ´met dít doel¡ was heengebracht, vele jaren geleden. En Pholos haalde de wijn. Maar opgewonden door de geur van de wijn, die tot in hun holen was doorgedrongen, kwamen toen al de andere Kentauren te voorschijn. Ze kwamen dreigend op Pholos en zijn genodigde af, gewapend met rotsblokken en stammen van dennenbomen. Dank zij zijn giftige pijlen slaagde Herakles er in velen te doden en de overigen op de vlucht te drijven. De wijze Cheiron verscheen nu ook ten tonele. Herakles, die hem niet herkend had, verwondde hem aan de knie, met een pijl. Herakles was er het hart van in en eigenhandig verwijderde hij de pijl. Cheiron trok zich daarna terug in zijn hol en verzorgde zelf de wonde met allerlei zalven. Maar tevergeefs. De wonde genas niet en veroorzaakte ondraaglijke pijnen. Omdat Cheiron in feite onsterfelijk was, zag het er naar uit dat hij tot in eeuwigheid zou lijden. Hij richtte zich tenslotte tot Zeus met het voorstel zijn onsterfelijkheid terug te schenken in ruil voor de bevrijding van Prometheus, die vastgeklonken zat in het Kaukasusgebergte (zie verhaal 36). Op het voorstel werd ingegaan. En de brave Kentaur Pholos? Ook voor hem kende deze geschiedenis een fatale afloop. Hij trok een pijl uit het lichaam van een dode Kentaur, zich hierbij afvragend hoe het mogelijk was dat een pijltje, dat niet eens zo diep in het lichaam was doorgedrongen, zoÿn machtig wezen kon doden. Hierbij liet hij de pijl uit zijn handen glijden. Deze kwam met de punt op zijn voet terecht. De pijl was nog steeds giftig en Pholos zeeg dood ter aarde neer.
Na dit rampzalig intermezzo begaf Herakles zich in een bosje waar, naar hij vermoedde, de ever zich verscholen had. Met een angstaanjagend gebrul joeg hij het dier uit het woud in de vlakte. ÿt Was winter en er lag een dik pak sneeuw. Het everzwijn liep zich vast in de sneeuw, Herakles sprong op zijn rug, knevelde hem met kettingen en bracht hem naar Mykene. En ofschoon Eurystheus hem verboden had zijn woonst nog te betreden, toch drong Herakles met de wilde ever op zijn rug het paleis binnen en hij bracht de in zijn urne weggedoken bange koning zodanig aan het schrikken dat hij negen dagen nodig had om daarvan te bekomen. Toen kwam men Herakles melden dat de Argonauten klaarstonden om uit te varen voor een tocht naar Kolchis aan de Zwarte Zee teneinde daar het gulden vlies (zie verhaal nummer 15) te veroveren en het terug te brengen naar Griekenland. Herakles besloot mee op te trekken met de Argonauten en hij deponeerde het everzwijn buiten het paleis van Mykene. Wie het beest uiteindelijk heeft gedood, is niet bekend. Zijn slagtanden bevinden zich alleszins in de tempel van Apollo in Cumae, een stad in de buurt van Napels.
|