43. De leeuw van Nemea (W1).
Het eerste werk dat Herakles voorgeschoteld kreeg, was het doden en villen van de leeuw van Nemea. Herakles was weliswaar niet aan zijn proefstuk toe, maar deze leeuw was van een ander kaliber dan de leeuw die hij gedood had in het Kithairongebergte. De leeuw van Nemea was abnormaal groot en sterk en had daarenboven een onkwetsbare vacht, ondoordringbaar door om ÿt even welk wapen. Het bloeddorstig dier verscheurde mensen en dieren en was een ware ramp voor de streek. Het huisde in een spelonk met twee ingangen. Herakles begaf zich naar de spelonk en wachtte de komst van de leeuw af. Hij zag het reusachtig beest al van ver komen en schoot er een aantal pijlen op af, maar de vacht bleek inderdaad ondoordringbaar te zijn voor de pijlen en ze ketsten af. Toen ging onze held de leeuw te lijf met zijn zwaard, maar het zwaard kromde en ging evenmin door de vacht. Met zijn geweldige knots gaf hij het dier dan een vervaarlijke dreun op het hoofd, zo hard dat de knots in splinters uiteenbarstte. De leeuw scheen er weinig van te voelen, hooguit een kleine duizeling. Het was duidelijk dat hij geen zin had zich met Herakles te meten. Na even zijn manen rechtgeschud te hebben stapte hij doodgemoedereerd zijn hol binnen. Maar Herakles ging hem achterna, na eerst de andere ingang afgestopt te hebben. Onverschrokken sprong hij op de rug van de leeuw, hij sloeg zijn gespierde armen om de hals van het dier en hield het zolang in de wurggreep tot het de geest gaf. Volgens sommigen kwam Herakles niet helemaal heelhuids uit dit gevecht: tijdens de worsteling zou de leeuw hem een vinger afgebeten hebben…
Het villen van de leeuw bleek moeilijker dan hij had gedacht: de pels was immers ondoordringbaar voor welk mes dan ook. Herakles kwam toen op het idee de vlijmscherpe klauwen van het dier zelf te gebruiken om het vel open te rijten. En het lukte. Hij tooide zich met de leeuwenhuid, waaraan de kop nog vastzat en die hij boven op zijn eigen hoofd zette. Alzo begaf hij zich naar de Nemeïsche Spelen, die daar tweejaarlijks gehouden werden ter nagedachtenis van de prins Opheltes (zie verhaal nr. 39) en die rond dat tijdstip moesten beginnen. Herakles werd er als een held ontvangen, omdat hij de streek van een geweldige plaag had gezuiverd. Onze held bracht een aantal veranderingen aan in het verloop van de Spelen, die hij nu helemaal wijdde aan zijn vader, Zeus. De Nemeïsche Spelen zouden voortaan ook in het teken staan van Herakles.
Met het karkas van de leeuw trok Herakles nu naar de burcht van Mykene om daar aan zijn opdrachtgever te bewijzen dat zijn eerste taak naar behoren was vervuld. Toen zijn dienstboden de reusachtige dode leeuw in het paleis binnenbrachten, werd Eurystheus bevangen door een zodanige schrik dat hij zich verstopte in de achterste hoek van zijn paleis. Hij gaf opdracht een grote koperen urne te smeden, die in een hol in de grond diende geplaatst te worden, zodat hij er zich ´bij een volgende gelegenheid¡ zou kunnen in verschuilen. Bovendien beval hij de tastbare bewijzen van vervulde taken in ÿt vervolg niet meer binnen, maar buiten de poorten van het paleis te demonstreren…
|