38. De zeven tegen Thebe.
Laten we nu de draad weer opnemen in Thebe. Koning Oidipous was dood – zoals we gezien hebben aan het einde van verhaal nummer 24 – en ÿs konings zonen Eteokles en Polyneikes ruzieden om de troonsopvolging. In afwachting dat dit geschil zou beslecht worden, werd in Thebe het bewind gevoerd door hun moeders broer Kreon, die ook reeds korte tijd over de stad geregeerd had na de dood van koning Laios. Uiteindelijk luidde de overeenkomst tussen de twee broers als volgt: om de beurt zou één van hen over de stad heersen gedurende één jaar. Eteokles zou als eerste het koningschap waarnemen. Maar toen zijn jaar om was weigerde hij de troon aan zijn broer Polyneikes af te staan. Daarom nam deze laatste zich voor, zich gewapenderhand zijn rechten toe te eigenen. Teneinde zich van een behoorlijk leger te voorzien, trok hij naar Argos, alwaar hij hoopte op de steun te kunnen rekenen van de aldaar heersende koning, Adrastos.
Wie was Adrastos en hoe was hij koning geworden in Argos? Ziehier. Adrastos was een verre afstammeling van Aiolos (zie nr. 37). Een nakomeling van Aiolos, met name Amythaon had zich gevestigd in Pylos, in het zuidwesten van de Peloponnesos. De zonen van Amythaon, Bias en Melampos zwermden uit naar Argolis en Melampos kwam in de gunst te staan van koning Proitos doordat hij, begiftigd met zienergaven en genezende krachten, ÿs konings waanzinnige dochters genas. Proitos schonk Melampos twee derde van zijn rijk. Melampos zelf schonk de helft van die twee derde aan zijn broer Bias. Zodoende regeerde Adrastos, een kleinzoon van Bias, later over Argos. Zeer in aanzien stond in Argos ook Amphiaraos die afstamde van Melampos en van deze laatste de gave van de profetie zowel als deze van de genezing had geërfd. Amphiaraos was naast bloedverwant van Adrastos ook dezes schoonbroer, want gehuwd met Eryphile, Adrastosÿ zuster. Adrastos zelf had twee dochters en zoals elke vader wenste hij zijn dochters aan een geschikte man uit te huwelijken. Wie beter dan het orakel van Delphi kon hem goede raad geven bij het kiezen van een schoonzoon? De uitspraak van het orakel luidde: ´Bind aan een tweewielige strijdwagen het everzwijn en de leeuw die in uw paleis vechten¡. De betekenis van deze uitspraak zou hem al gauw duidelijk worden.
De dag dat Polyneikes aan het hof van koning Adrastos belandde, kwam daar nog een andere koningszoon asiel vragen. Het was Tydeus, zoon van koning Oineus van Kalydon. Tydeus was uit Kalydon verbannen, omdat hij, zij het per ongeluk, zijn broer had gedood. Adrastos onthaalde de beide prinsen gastvrij. Op een gegeven ogenblik begonnen beiden onder elkaar ruzie te maken. Dreigend stonden ze tegenover elkander toen het Adrastos opviel dat op het schild van de ene een everzwijn was afgebeeld, op het schild van de andere een leeuw. Hij kwam verzoenend tussenbeide en bood beide mannen de hand van zijn dochters: Polyneikes kreeg Argeia ten huwelijk, Tydeus kreeg Deipyle. En er werd al een strijdplan gesmeed om zowel Thebe als Kalydon te veroveren voor de twee schoonzonen. Eerst zou Thebe aan de beurt komen. Er diende een flink leger op de been gebracht. Adrastos dacht in de eerste plaats aan zijn schoonbroer, de ziener Amphiaraos. Maar deze laatste voorzag dat allen zouden sneuvelen, met uitzondering van Adrastos, en daarom weigerde hij deel te nemen aan de strijd. Maar Adrastos had een listig plan. Polyneikes had hem verteld dat hij in het bezit was van het oneindig kostbaar en schitterend gouden halssnoer dat indertijd bij het huwelijk van zijn voorouders, Kadmos en Harmonia, door de goden aan de bruid was geschonken. Ze kwamen overeen het halssnoer aan te bieden aan Eriphyle, op voorwaarde dat ze haar echtgenoot er toe zou dwingen mee op te trekken naar Thebe. De ´dominerende echtgenote¡ haalde haar slag thuis en Amphiaraos zegde toe, men kan zich voorstellen met hoeveel tegenzin…
Er werden verder nog een drietal edele strijders bereid gevonden om mee te helpen bij deze grote veroveringstocht, waar ongetwijfeld groot materieel voordeel en onsterfelijke roem zou te halen zijn. Elk van hen bracht een flink aantal dapperen mee. De tocht van ´de zeven tegen Thebe¡ kon beginnen. Hier volledigheidshalve hun namen: Adrastos, Polyneikes, Tydeus, Amphiaraos, Kapaneus, Hippomedon en Parthenopeus, deze laatste zijnde de zoon van Atalante (zie nummer 31).
|