19. Adonis en Aphrodite.
Myrrha was de dochter van de Fenicische koning Theias. Ze had mooi haar, weliswaar. Maar dat ze haar eigen haar mooier vond dan dat van Aphrodite nam de godin van de liefde haar meer dan kwalijk. Zij legde in het hart van Myrrha zondige liefdesgevoelens voor haar eigen vader. Met een list slaagde Myrrha erin het bed te delen met haar vader: ze maakte hem dronken en verleidde hem in het donker.
Theias sliep alzo twaalf nachten lang met zijn eigen dochter. Toen hij haar echter de twaalfde nacht herkende bij het schijnsel van een zwak licht, werd hij wild van woede. Met een slagersmes achtervolgde hij Myrrha, doch deze slaagde erin te ontvluchten en aan een gewisse dood te ontkomen. Ze belandde in Arabië. Toen bleek dat ze zwanger was, was ze zo beschaamd dat ze de goden smeekte haar te doen verdwijnen: ze wilde niets meer zijn, noch onder de levenden, noch onder de doden. De goden veranderden haar in een myrrheboom, die overvloedig weent om de verloren gegane eer: haar tranen zijn de welriekende gomhars die de bast van de boom overvloedig afscheidt.
De dag dat Myrrha normaal had moeten baren, scheurde de boomschors open en een kind kwam te voorschijn: Adonis. Het kind was zo mooi dat Aphrodite zelf het opnam, het in een koffertje legde en toevertrouwde aan Persephone, de godin van de onderwereld. Deze echter werd dermate bekoord door het kind dat ze weigerde het nog ooit terug te geven aan Aphrodite. Dit leidde tot een twist tussen de twee godinnen. Het was Zeus die uiteindelijk optrad als scheidsrechter in deze zaak. Hij besliste dat Adonis één derde van het jaar bij Aphrodite zou vertoeven en één derde bij Persephone; over het laatste één derde zou de jongen zelf vrij mogen beslissen. Adonis gaf zijn deel geheel aan Aphrodite, zodat hij als opgroeiende knaap twee derden van het jaar in haar gezelschap vertoefde.
De grote liefdesgodin geraakte zodanig in de ban van de mooie Adonis dat ze de aan haar gewijde plaatsen op Cyprus verliet en de andere goden negeerde. De god Ares kon moeilijk verkroppen dat de godin die hem eens had bemind nu al haar aandacht aan de sterfelijke Adonis besteedde. Hij veranderde zichzelf in een everzwijn en toen Aphrodite en de geliefde jongeling op een dag aan het jagen waren in de bossen van Fenicië, stormde het everzwijn recht op Adonis af en bracht hem een dodelijke wonde toe.
Aphrodite nam het lichaam van de geliefde in de armen, maar ze kon niet verhinderen dat zijn bloed wegvloeide naar een beek, die stroomt aan de voet van de Libanon en die tot op heden rood gekleurd is door het bloed van Adonis. En vandaar stroomde het bloed via de Styx naar de onderwereld. In plaats van Adonis te beminnen kon Aphrodite hem nu nog enkel bewenen, en rondom bloeiden overal anemonen, gesproten uit het bloed van de beminde, waar het de aarde doordrenkt had.
|