16. Agave, slachtoffer van Dionysos.
Vreselijk was het lot van Semele en Ino. Dat van hun zuster Agave was zo mogelijk nog vreselijker. Maar eerst is het nodig dat ik u meer vertel over Dionysos. Vijf nimfen namen zijn opvoeding waar. Ze voedden hem met honing en andere zoete spijzen. Mogelijk hieraan te wijten zijn de blonde lokken en de vrouwelijke trekken van de volwassen god. Als dank voor hun goede zorgen plaatste Zeus de nimfen – de Hyaden – als sterrenbeeld aan de hemel. Hera bracht verdwazing in het brein van de bastaardzoon van haar gemaal en zo komt het dat Dionysos er een extravagante levenswandel begon op na te houden. Vermelden we nog dat hij tijdens zijn verblijf bij de nimfen in de bergen van Beotië op eigen kracht ontdekt had hoe van druiven wijn kon gemaakt worden. Hij kreeg een heel stel volgelingen, die in bewondering stonden voor deze knappe jonge god, met zijn uitbundige levensstijl en zijn wonderbare geestrijke drank. Wie waren die volgelingen? Eerst waren er de maenaden: sommigen van hen waren nimfen, anderen gewone sterfelijke vrouwen. En dan waren er de saters: mannelijke wezens met een menselijke gedaante, doch met horentjes op hun hoofd, bokkenpoten en een geitenstaart en een altijd opgerichte fallus. De bekendste onder de saters was de bosgod Pan: hij was de zoon van de god Hermes en de nimf Dryope, een ´boomnimf¡. Pan zelf verwekte vele saters bij de nimfen, maar van een aantal andere saters is Hermes de vader... Opgehitst door de wijn en door het wilde enthousiasme van hun god trokken ze zingend en dansend, en zich te buiten gaand aan allerlei baldadigheden, door het land. Ze waren gewapend met zwaarden en levende slangen en met de thyrsos, een staf omkranst door wijnranken en met een dennenappel op de top. Ze waren zo driest dat ze de dieren in het bos aanvielen en doodden en aan stukken reten, en hun vlees verslonden onder het uiten van wilde kreten. En ze trokken de grenzen van hun land over en kwamen in andere werelddelen, alwaar ze de bevolking wijn leerden bereiden en verscheidene steden stichtten, onder andere in Egypte en India. Uiteindelijk keerde Dionysos met zijn gevolg terug naar zijn geliefkoosde Beotië. In de hoofdstad Thebe was er nu een nieuwe jonge koning: Pentheus, een zoon van Agave en Echion, één van de mannen die ontstaan waren uit de door Kadmos gezaaide drakentanden. Dionysos bezocht al de vrouwen van de stad en nodigde hen uit om deel te nemen aan zijn wilde feesten op de nabijgelegen Kithaironberg. Hij slaagde er zelfs in Agave als maenade in te lijven. Koning Pentheus evenwel had een grondige afkeer van de wulpse god met het verwijfde voorkomen. Hij had zich voorgenomen die orgieën te verbieden. Hij wilde er zich nochtans eerst van overtuigen hoe het er precies aan toeging. Daarom stelde hij zich verdekt op om alzo de vrouwen te bespieden. Doch ze kregen hem in de gaten en met groot gebrul stortten ze zich op hun koning, onder de leiding van Agave. Het was tenslotte Agave zelf die, zwaar bedwelmd door de wijn, in haar zoon een wild dier herkennend, hem als een bezetene aanviel en zijn lichaam verscheurde, hem de kop afrukte en at van zijn vlees.
Kan men zich de ontsteltenis inbeelden die zich van Agave meester maakte, toen ze uit haar roes ontwaakte en het duidelijk werd wat ze had aangericht. En Kadmos? Hij ging weer op de troon zitten, als een gebroken man. Hoezeer had de toekomst hem eertijds niet toegelachen! Iedereen had hem gelukkig geprezen en benijd. En nu: niets dan verdriet. In al zijn ellende sprak hij deze legendarische woorden, die later door velen in Griekenland en ver daarbuiten zijn beaamd: prijst nooit iemand gelukkig vóór hij zijn laatste dag heeft geleefd.
|