Marc kon het niet laten het wondermooi beeld "Amor en Psyche" van Canova ten tonele te brengen. En dát vraagt enige toelichting. Daarom dit ontroerend verhaal, het laatste uit mijn boek "De Griekse mythologie in 136 verhalen"...
Er was eens een koning die drie mooie dochters had. De oudste twee waren gewoon mooi. Maar de jongste, Psyche, was nog véél mooier. Woorden schieten tekort om haar schoonheid te beschrijven. De mensen noemden haar schoonheid "goddelijk" en van heinde en verre kwamen zij de jonge prinses bewonderen. Die bewondering was als een soort verering, die doorgaans alleen goden te beurt valt. En al durfde niemand het openlijk zeggen, men vond dat zij Aphrodite, de godin van de liefde, in schoonheid overtrof. En dat wekte in niet geringe mate de afgunst op van de godin. Ze besloot zich te wreken...
Aphrodite riep haar zoon Eros bij zich en gaf hem de opdracht de prinses zodanig te bewerken met zijn liefdespijlen dat zij verliefd werd op een lelijk monster. Eros, die zijn moeder zeer gehoorzaam was, begaf zich naar het paleis van Psyche's vader, doch toen hij daar het mooie meisje zag, werd hij dermate ontroerd door haar verblindende schoonheid, dat hij begon te beven over al zijn leden en zich hierbij verwondde aan zijn eigen pijlen. Eros stond weldra in lichterlaaie voor de prinses en hetgeen zijn moeder hem had opgedragen kon hij nu niet meer gedaan krijgen. Hij besefte dat een romance met een sterfelijk wezen voor hem niet weggelegd was Aphrodite zou dat nooit goedkeuren! en tegelijkertijd kon hij zich niet verzoenen met de gedachte dat een ander dit wondermooi wezentje de zijne zou mogen noemen. Daarom bewerkstelligde hij dat nooit een man haar ten huwelijk zou vragen.
Toen nu de beide zusters van Psyche reeds lang de prins hunner dromen gevonden hadden, was nog niemand de hand van onze mooie prinses komen vragen. Alle jonge koningszoons bewonderden haar wel, maar niemand kwam haar ten huwelijk vragen. Durfden ze niet? Het verdroot haar ouders zeer en daarom besloten ze het orakel van Apollo in Delphi te raadplegen. Maar Eros was hen vóór: hij had een plan! Hij kocht de hogepriesters van Delphi om, opdat ze zouden verklaren dat het de wil van de god was om Psyche te brengen naar de top van een hoge rots aan de rand van de zee en haar daar alleen achter te laten. Alleen door zo te handelen zou zij een geschikte echtgenoot vinden. En alles geschiedde zoals Eros het had gepland. Zeer tegen hun zin, maar om aan de wens van de god te voldoen, brachten Psyche's ouders hun dochter naar de top van de rots. Gedwee bleef ze daar alleen achter, omdat ze ervan overtuigd was dat de goden het beste met haar voorhadden...
En toen kwam Zephyros, de Westenwind. Hij nam Psyche mee naar een veraf gelegen kasteel, dat zich in het midden van een groot bos bevond. In het kasteel was alles van een ongekende pracht en praal: goud en marmer en de kostelijkste houtsoorten. In de kamer waar Zephyros haar had gebracht straalde het daglicht ongehinderd naar binnen en er speelde een hemelse muziek. Er stond een tafel, die gedekt was met de heerlijkste spijzen, en een uitnodigend zacht bed. Haar hongerige maag knaagde en vol vertrouwen in de afloop van dit avontuur ging ze aan tafel en toen ze helemaal verzadigd was, ging ze liggen op het donzig bed, in de hoop dat er nu weldra een knappe jonge man zou komen om haar het hof te maken. En dat zou gebeuren...
Het duurde weliswaar een tijdje en het was al donker toen iemand de kamer van het paleis binnenkwam. Zo donker was het reeds dat zij zelfs geen vage gestalte van de bezoeker kon waarnemen. Hij begaf zich naar het bed en vleide zich naast haar neer. En hij raakte haar aan, streelde haar schouders en haar dijen, kuste haar en fluisterde haar zachte lieve woordjes in het oor. Psyche was hierdoor in een opperste staat van verrukking en ofschoon zij haar aanbidder niet kon zien, toch was zij er zeker van dat het een héél knappe jongeling was die daar naast haar lag en met haar zo teder de liefde bedreef. Zij beantwoordde zijn liefde volkomen. Toen zij hem evenwel vroeg haar zijn naam te noemen, gaf hij haar ten antwoord:
- Mijn naam moet voor jou verborgen blijven, noch mag je mij ooit aanschouwen. Als deze regel overtreden wordt, zal aan onze liefde een bruusk einde komen!
Deze woorden stemden Psyche verdrietig. Hoe gaarne had ze haar minnaar bij klaarlichte dag aanschouwd... Haar nachten waren heerlijk, in de armen van haar minnaar, maar telkens als ze 's ochtends wakker werd, was hij verdwenen en bij dage verveelde zij zich in haar gouden paleis. Nooit zag ze nog iemand. Ze miste vooral het gezelschap van haar beide zusters. Ze vroeg haar geliefde of ze haar zusters mocht zien, want dat ze anders zou wegkwijnen van verdriet. Hij stond het toe, met tegenzin, want hij was bang dat zij Psyche zouden uitvragen over de identiteit van haar geliefde. Hij verzocht Zephyros de zusters te halen. Dezen waren niet weinig verrast toen zij het paleis binnentraden, waar Psyche nu vertoefde: het was honderd keer mooier en kostbaarder dan dat van hun eigen vader. Toen Psyche hun vertelde dat zij daar verbleef met een jonge knappe minnaar, die ze evenwel nog nooit bij klaarlichte dag had gezien en wiens naam ze niet eens kende, werden de twee zusters achterdochtig.
- Hoe kan je weten dat hij jong en knap is, vroegen ze, als je hem nog nooit hebt gezien. Het zou best wel een monster kunnen zijn, waarmee jij argeloos het bed deelt. Waarom anders zou hij zich niet kenbaar maken en zich niet aan jou willen vertonen? Misschien vermoordt hij jou wel, op een dag...
Waren hun woorden ingegeven door bezorgdheid om hun zus, of door jaloezie, of door beide? In Psyche's hart was er alvast twijfel ontstaan en toen haar zusters weggingen vroeg ze hun wat er haar te doen stond.
- Wij zullen er samen eens over nadenken, zeiden ze, en als we een oplossing denken gevonden te hebben, komen we spoedig terug.
En ze kwamen terug, een paar weken later. Ze brachten een olielamp mee en een dolk.
- 's Nachts moet je hem bespieden, in 't licht van deze olielamp, zeiden ze. En als hij inderdaad een monster blijkt te zijn, moet je deze dolk in zijn borstkas planten, recht in zijn hart.
Psyche gruwelde bij de gedachte. En met de onzekerheid kon zij niet leven. En de volgende nacht, toen Eros, na een heerlijk liefdesspel, in diepe slaap was verzonken, ontstak ze haar olielamp en hield die boven het lichaam van haar minnaar. En wat zag zij? Ze kon haar ogen niet geloven: een knappe jonge man, nog mooier dan ze zich hem in haar stoutste dromen had durven voorstellen. Zo groot was haar opwinding dat ze begon te beven over al haar leden en dat ze gloeiende olie morste op de schouder van haar geliefde. Met een door merg en been snijdende schreeuw van pijn schoot deze wakker. Groot was zijn afschuw toen hij zijn beminde zag met in de ene hand de brandende olielamp en in de andere hand
de dolk. Huilend van de pijn vluchtte hij het paleis uit. Psyche besefte dat hij nooit meer zou terugkeren. Toch rende ze hem nog achterna, in de pikdonkere nacht. Ze riep om vergiffenis en ze hoorde hem antwoorden:
- Als je het zo nodig weten wil: ik ben Eros, de zoon van Aphrodite. Hier eindigt onze liefde: liefde zonder vertrouwen kan immers niet gedijen. Nooit keer ik nog bij jou terug.
Ze was zijn spoor bijster. Verdwaasd bleef ze doorlopen. Ze nam zich voor haar geliefde te blijven zoeken, ofschoon ze wist dat het allemaal tevergeefs zou zijn. Als hij tenminste maar kon begrijpen hoe groot haar liefde was, en hoe immens haar verdriet! Nu smeekte ze de goden om haar behulpzaam te zijn, maar geen die het aandurfde gevolg te geven aan haar bede: zozeer vreesden zij in ongenade te zullen vallen bij Aphrodite. Ten einde raad besloot Psyche zich te wenden tot de liefdesgodin zelf: de haat van de godin jegens haar kon toch niet eeuwig blijven duren, zo dacht ze, en tenslotte was Aphrodite de moeder van Eros. En wie weet zou zij dáár de geliefde niet terugvinden...
En wat was er ondertussen geworden van Eros? Hij had een lelijke brandwonde en daarmee was hij naar zijn moeder gevlucht. Maar toen deze vernam wat er precies gebeurd was, ontstak ze in woede en ze weigerde de wonde te verzorgen. Ze sloot haar zoon zelfs op in een duistere kamer, alwaar hij zijn pijn moest verbijten.
Aphrodite was niet weinig verbaasd toen Psyche haar paleis binnenkwam. Haar woede was geenszins bekoeld. Ze beschuldigde het meisje van hoogmoed en onbeschaamdheid en ze slingerde haar naar het hoofd dat ze lelijk was en onuitstaanbaar en dat nimmermeer een man op haar verliefd zou worden, tenzij...
Aphrodite zag haar kans schoon om zich op Psyche te wreken, en ze zou het doen op zoÿn manier dat ze er zelf veel plezier aan kon beleven.
- ...tenzij gij blijk kunt geven van onderdanigheid en noeste ijver, eigenschappen die echtgenoten zozeer op prijs stellen. Luister daarom goed naar de opdracht die ik u zal geven en breng die tot een goed einde, binnen de vierentwintig uur.
- Ik zal mijn best doen om de taak die gij mij opdraagt naar best vermogen te vervullen, antwoordde Psyche onderdanig.
Maar de taak bleek onmogelijk te zijn. De godin gaf haar een grote zak met allerlei graantjes en korreltjes, allemaal door elkaar gemengd: tarwekorrels, gerstekorrels, rijstkorrels en nog andere. De opdracht luidde: sorteer alle korrels volgens soort.
Geen mogelijke opdracht voor een mens. Maar misschien niet voor een mier? Eén mier? Met vele honderden, met duizenden kwamen ze Psyche ter hulp. Toen de dag ten einde was, was de klus al lang geklaard. Aphrodite kon haar ogen niet geloven.
- Dat werk hebt gij niet alléén verricht, zei ze. Morgen geef ik u een andere opdracht.
In afwachting van die volgende opdracht werd Psyche opgesloten in een kamer, alwaar zij op de grond diende te slapen. Om haar honger te stillen kreeg zij slechts een homp brood. De volgende ochtend droeg Aphrodite haar op een hoeveelheid wol te gaan plukken van een kudde wilde schapen met gouden vacht, die weidden in een bosje, beneden aan de rivier. Toen zij in de buurt van de gouden schapen kwam, durfde zij de dieren niet benaderen. Toen hoorde ze een zacht stemmetje. Het was een kleine rozelaar die tot haar sprak:
- Wacht hier tot de avond. Dan begeven de schapen zich doorheen de braamstruiken naar het water om hun dorst te lessen. Telkenmale blijft er dan wat van hun gouden wol hangen aan de struiken. Niets is zo gemakkelijk als die wol er te gaan afplukken.
Psyche bracht de gouden wol naar Aphrodite. Maar ook nu was de godin niet tevreden en ze beweerde dat iemand haar geholpen had bij het vervullen van de opdracht. Ze had nog een derde, héél moeilijke opdracht in petto.
- Ziet gij ginder die hoge rots? En ziet gij het zwarte water dat van die rots als een waterval naar beneden dondert? Het is het water dat de rivier van de onderwereld voedt, de Styx. Vul deze kruik met het water en breng het mij.
Met geen mogelijkheid zou Psyche er in slagen de hoge glibberige rots te beklimmen. Maar weer daagde hulp op, deze keer onder de vorm van een arend. De vogel nam de kruik in zijn bek en vloog naar te top van de rots alwaar hij het water opving en het terugbracht bij Psyche. Maar ook nu was Aphrodite nog niet tevreden. En ze had nog een ultieme opdracht achter de hand. Daarvoor diende Psyche zich te begeven naar de onderwereld, een plaats waarvan nooit een sterveling was teruggekeerd, een paar van de allergrootste helden niet te na gesproken...
En ziehier hoe de opdracht luidde:
- Daal neder in de Hades en vraag aan de godin Persephone, tevens koningin van de onderwereld, of zij een kleine hoeveelheid van haar schoonheid wil meegeven, ten behoeve van haar halfzuster Aphrodite, wier schoonheid tanende is door het leed dat haar werd aangedaan door haar zoon Eros.
Aphrodite lachte in haar vuist. Nooit zou Psyche de onderwereld bereiken, laat staan er levend van terugkeren. En nooit zou Persephone een deel van haar schoonheid afstaan, en zeker niet aan Aphrodite! Dat besefte ook Psyche en moedeloos en door slaap overmand vleide zij zich neer aan de voet van een oude toren. En ziet, de toren kwam tot leven en nodigde haar uit naar binnen te gaan. Er stond een tafel met daarop een kaart, een zilveren muntstuk een obool en ... een taart. Ze hoorde een stem die haar toesprak:
- De kaart zal u de toegang tonen tot de dodenrivier die leidt naar de onderwereld. Daar zal Charon u opwachten. Overhandig hem de obool en hij zal u tot bij de poort van de onderwereld brengen, alwaar Kerberos, de vreselijke hellehond met de drie koppen, de wacht houdt. Voor hem is de taart bedoeld. Zet ze hem voor en terwijl hij zich daaraan te goed doet moet ge naar binnen glippen. Verder komt ge als vanzelf bij de troon van Persephone.
Alles verliep zoals de toren haar voorzegd had. Persephone overhandigde het meisje een klein zilveren doosje dat, zo vertrouwde de godin van de onderwereld haar toe, een schoonheidselixir bevatte, en dat zij in geen geval mocht openmaken, aangezien het alleen voor Aphrodite bestemd was. Psyche dankte nederig en, sneller dan ze gekomen was, verliet ze de onderwereld en begaf zich op weg naar Aphrodite. Maar onderweg bekroop haar de nieuwsgierigheid, een nieuwsgierigheid waaraan ze niet kon weerstaan: wát precies zat er in het doosje? Per slot van rekening kon ze zelf ook wel een beetje extra schoonheid gebruiken, want de ellendige gebeurtenissen van de laatste dagen hadden haar op dat gebied zeker geen goed gedaan. Met een kloppend hart opende ze het doosje: het leek volkomen leeg! Er kwam alleen een bedwelmende geur uit, waardoor Psyche onmiddellijk in een diepe slaap viel. Zo lag ze daar, aan de kant van de weg...
En Eros? Zijn wonde was reeds gedeeltelijk hersteld en ongezien was hij erin geslaagd te ontsnappen uit de ka-mer waar zijn moeder hem gevangen hield. De lichamelijke pijn was nu over, maar in de plaats was er nu de knagende hartepijn om het verlies van zijn geliefde. Nu zijn geheim uitgelekt was bij zijn moeder, weerhield niets er hem nog van om naar Psyche op zoek te gaan. En hij vond haar... slapend langs een verlaten weg. Hij wekte haar met een prik van één van zijn pijlen. Nu was hun beider geluk door geen mensenhand te beschrijven.
- Niets of niemand zal onze liefde nog in de weg staan, zo sprak Eros vastberaden. Breng het doosje naar mijn moeder. Ondertussen begeef ik mij naar de hoge Olympos en ik zal er de oppergod van onze liefde op de hoogte brengen.
Toen Zeus Eros aanhoord had, sprak hij:
- Vaak heb je mij gekweld en schande over mij gebracht met je liefdespijltjes. Door jouw schuld ben ik gedwongen geweest mijzelf te veranderen in een zwaan, een stier, ja zelfs in een gouden regen. Mijn prestige heb jij, o zo menigmaal, door het slijk gesleurd en vaak heb je mij de woede van Hera op de hals gehaald! En toch, mijn lieve jongen, kan ik niet boos zijn op jou. Telkens weer laat ik mij door jou vertederen. Daarom geef ik je mijn zegen. En omdat ik weet dat je moeder Aphrodite geen sterfelijke echtgenote aan je zijde wenst, verhef ik je geliefde Psyche hierbij tot de goddelijke rang.
Als dat geen gelukkig einde is!
|