1. De geboorte van Aphrodite.
< Aphrodite stijgt op uit de zee (tekening Jimmy Wyseur).
Aan de oorsprong der tijden, een eeuwigheid geleden dus, was het heelal gevuld met een ongeordende dode oermassa, de chaos. Daarnaast was er ook nog een bezielende kracht, die structuur en leven bracht in de chaos. Die kracht wordt eros genoemd, niet te verwarren met het goddelijk pijlen-schietend gevleugeld zoontje van de liefdesgodin Aphrodite. Chaos en Eros verdienen dat wij ze met een hoofdletter schrijven: het waren de eerste godheden, de oergoden. Door de vereniging met Eros ontstonden uit de oermassa: Ouranos (de hemel), Gaia (de Aarde) en Tartaros (de Hel). Ouranos verbond zich in liefde met Gaia en verwekte bij haar vele reusachtige kinderen. Drie onder hen, de Hekatoncheiren, hadden honderd armen en vijftig koppen, drie anderen waren Cyclopen, reuzen met slechts één oog, midden hun enorm voorhoofd. Zowel de Honderdarmigen als de Cyclopen werden door hun allesbehalve liefhebbende vader in de Tartaros geworpen. Slecht ook verging het de twaalf andere kinderen, de Titanen. Ouranos begroef hen diep onder de aardbodem, opdat zij nooit het zonlicht zouden aanschouwen. Het Noodlot had hem immers voorspeld dat één van zijn kinderen hem de heerschappij over de hemel zou ontnemen
Maar Gaia, bedroefd over het lot van haar kinderen, bevrijdde haar jongste spruit Kronos. Ze bracht het staal voort en maakte er een sikkel van die ze de knaap ter hand stelde. Op aanraden van zijn moeder overviel de zoon zijn vader in de slaap, op t ogenblik dat hij, naar sommigen beweren, betrekking had met Gaia. Kronos hieuw Ouranos de geslachtsorganen af en wierp ze ver weg in de zee. En waar het zaad van Ouranos zich vermengde met het zeewater begon dit laatste te schuimen en uit het schuim kwam een onbeschrijflijk mooi en lieftallig wezen te voorschijn, Aphrodite, de godin van de liefde, een kind van de Hemel en van de Zee. Met krachtige hand stiet Kronos nu de ontmande Ouranos uit de hemel, niet zonder dat deze hem vervloekt had en hem hetzelfde lot had voorspeld als hijzelf zijn vader had aangedaan.
En Aphrodite, de golven tilden haar zachtjes op en vleiden haar neer in een reusachtige schelp die haar, aangedreven door een zacht briesje, alover de rustige zee, naar Cyprus bracht, het eiland dat voor altijd zou fungeren als haar thuishaven. Toen haar sierlijk lichaam in contact kwam met de bodem van het eiland, ontsproot heerlijk groen gras onder haar tere voetjes, overal waar zij die neerzette, en boterbloempjes en madeliefjes begonnen t allen kant te bloeien, en vogeltjes begonnen alom te zingen, een ode aan de schepping. Zo en niet anders is Aphrodite ontstaan, de godin van de liefde, die de Romeinen Venus noemden. Ze is dus niet de dochter van Zeus, zoals sommigen beweren, maar ze is ouder dan Zeus, al geniet ze de eeuwige jeugd. Ze heeft haar plaats gekregen onder de twaalf Olympische goden en van allen is zij steeds de mooiste en de meest begerenswaardige gebleven. Door de tijden heen werd zij door dichters bezongen en bejubeld en door de beste kunstschilders vereeuwigd: Aphrodite, de godin die eenieder bekoorde en voor wie de zinnelijke liefde het hoogste goed was.
|