eind goed al goed ... bij ons zal het ook zo zijn onze terugronde zal beter worden ...
Mimis kerstavond
Brrr, wat was het koud. En zo donker! Alleen de sterren aan de hemel zorgden nog voor wat licht. Verder was het helemaal pikdonker. En heel stil. Mimi schudde zich uit. Haar gestreepte vacht was doornat. Steeds weer kwamen fijne, glinsterende kristallen op haar vacht terecht. Mimi hield niet van de sneeuw, die als een tapijt over velden en weiden lag en waar haar poten zo diep in wegzakten. Ze had het koud. En ze had heimwee. Wat was het nu fijn geweest thuis, bij het vrouwtje op schoot, twee liefdevol kroelende handen tussen de oren, onder de kin, daarbij de warmte van de knisperende, knapperende houtkachel. Maar thuis, waar was dat?
Meer dan drie weken was Mimi nu al weg. Nieuwsgierigheid had haar ver, ja te ver van huis gedreven. Toen had haar vertrouwde, kleine wereldje haar benauwd, maar nu was het alles waar ze naar verlangde. Te bekrompen was het geweest. De kleine kat wilde vrijheid, ze wilde wat beleven. Toen ze over straat liep en de donkere stationcar naast haar stopte, voelde ze geen angst. Door een verleidelijke stem werd ze dicht naar de auto gelokt. Het was al te laat toen twee sterke handen haar vastpakten en de auto in trokken.
Nee, ze behandelden haar niet slecht hoor, waar ze nu naartoe was gebracht. Er was genoeg te eten, ze had een zacht bedje en de mensen, die zichzelf baasje en vrouwtje noemden, wilden haar steeds weer aaien. Maar Mimi bleef op haar hoede. Ze wilde daar niet zijn, ze wilde naar vrouwtje, naar haar echte vrouwtje! In haar bed knuffelen, haar begroeten wanneer ze uit het werk kwam en naar haar luisteren wanneer ze vertelde over haar vermoeiende werkdag. Maar nu was ze zo ver weg, gevangen in een huis dat haar nieuwe thuis zou moeten worden. Zo hadden die mensen dat in ieder geval bedacht. Toen ze echter op een dag vergaten om het raam dicht te doen, greep de kleine tijgerkat haar kans. Mimi wist wel dat je nooit door een gekanteld raam mocht klimmen. Dat is gevaarlijk, had het vrouwtje altijd gezegd. Maar nu waagde ze het erop. Ze krabbelde omhoog en perste zich door de spleet en liep en liep en liep.
Nu was ze hier, in dit grote, donkere bos. Hoe ver van huis? Waar was het vrouwtje? Mimi keek vertwijfeld het ijskoude donker in. Daar zag ze hem. De heldere streep aan de hemel. Een ster met een lange, lange staart. En hij leek te zeggen: Kom mee! Ik wijs je de weg! Mimi treuzelde niet lang. Ze kwam in beweging. Hoop maakte zich meester van haar. De glinsterende ster wees haar waar ze naartoe moest. Onvermoeibaar zette ze pootje na pootje in de sneeuw. Ze merkte niet eens meer dat het vroor, dat haar maag knorde, dat haar keel droog was. Ze rende en rende met voor haar dat felle, felle licht. En plotseling een vertrouwde geur. De geur van thuis. Voor zich zag ze de lichten van het dorp. De ster flakkerde, werd vager. En verdween. Maar dat maakte helemaal niks uit, want Mimi kende de weg verder wel. Ze zette nog één keer haar beste pootje voor en vloog het laatste stuk, ondanks dat ze zo uitgeput was. En eindelijk sprong ze op de vertrouwde vensterbank. Ze duwde met haar pootje tegen het raam, zoals ze dat altijd deed. Een gezicht, een zo heerlijk vertrouwd gezicht, verscheen achter het venster. Het raam werd geopend. Twee warme handen tastten liefkozend naar het geliefde dier. 'Welkom thuis', zei het vrouwtje, en een traan liep over haar wang. En haar ogen straalden nog meer dan de lichtjes in de kerstboom.
15-12-2009 om 16:46
geschreven door Nelsy 
|