De belastingambtenaren verzegelen toen 's avonds de deksels van de zeeppannen
om illegale productie - zogenaamde zwarte zeep - te voorkomen.
Pas aan het eind van de negentiende eeuw verklaart een Duitse chemicus,
Justus von Liebig, dat een bepaalde hoeveelheid zeep gebruiken ten goed
komt van de welvaart en de beschaving van het volk !
Er bestaat een aardige anekdote over de uitvinding van de zeep.
Als de vrouwen op het Griekse eiland Lesbos hun kleren wassen in de rivier,
constateren ze dat de kleding schoner wordt naarmate het rivierwater sterker geel kleurt.
Die kleur is afkomstig van de brandstapels bij de afgodstempel: na hevige
regenval stroomt daar een gele smurrie uit.
Die smurrie ontstaat uit een combinatie van dierlijke vetten en de as van het
hout waarop de offers verbrand zijn.
De naam zeep zou afkomstig zijn van de dichteres Sappho, die dit verhaal
beschrijft.
Andere bronnen verwijzen naar de heuvel Sapo, bij Rome, waarop ook zo'n
afgodstempel heeft gestaan.
De Griekse schrijver Plinius noemt de combinatie van
geiten- of schapenvet en beukenas als de ingrediënten voor het ontstaan van zeep.!
In latere tijden sparen vrouwen het dierlijke vet van het hele jaar op, tot ze
in het voorjaar, wanneer de grote schoonmaak begint gaan ze dan die zeep bereiden.
Het oorspronkelijke recept is eenvoudig: versnipper houtskool in kokend water
(ziedend water, vandaar: zeepziederijen) en voeg dierlijke vetten toe.
Op die manier bekom je de kernzeep, dat is een zeep die ongeveer 70% zeep bevat en
30 % water en natuurlijk ook wat keukenzout.
Naarmate het water verdampt, mag er meer houtskool in.
Langzamerhand breken de vetten af tot afzonderlijke vetzuren, die reageren met
het kaliumcarbonaat uit de houtskool, waardoor zeep ontstaat.
Later ontdekten de zeepzieders dat er, door het gebruik van de kaliumzouten
zachte vloeibare zeep ontstaan, terwijl natriumzouten eerder de harde zepen opleveren.
De langwerpige zeepmoleculen hebben een vetminnende staart en een
waterminnende kop .
De vaak vetachtige vuildeeltjes worden ingekapseld door een bolletje met de
staarten naar binnen en de waterminnende kant naar buiten, zodat het vuil
eenvoudig wegspoelt.
Aan het einde van de 18e eeuw ontdekt de Franse chemicus Nicolas LeBlanc een manier om
de productie van zeep sterk te vereenvoudigen.
De chemicus (1742-1806 ) grijpt de uitdaging van de Academie van Wetenschappen
aan, die in 1775 een prijs uitloofd voor de wetenschapper die in staat is pekel
(zout, natriumchloride) om te zetten in soda (natriumcarbonaat).
In 1790 heeft LeBlanc het voor elkaar gekregen: de combinatie van pekel en
zwavelzuur levert natriumsulfaat op, en door het verhitten van dit
natriumsulfaat met krijt en kalk ontstaat een zwarte stof die vooral
uit soda en calciumsulfide bestaat.
Door het uitbreken van de Franse Revolutie grijpt Le Blanc helaas naast de prijs ,
maar zijn uitvinding betekent ondanks dit alles toch een doorbraak voor de
zeepindustrie.
Sindsdien worden verschillende belangrijke chemische processen genoemd naar
zijn naam , men spreekt nu over het LeBlanc proces.
Pas in de negentiende eeuw (1865) start de Belg Ernest Solvay met een sodafabriek
in Charleroi die volgens een ander principe werkt.
Het solvay proces is nog steeds de belangrijkste bron voor industriële soda.
Halverwege de twintigste eeuw worden de synthetische wasmiddelen uitgevonden
en deze verdringen dan de zachte gele zeep