Albert Einstein concludeerde in zijn speciale relativiteitstheorie van 1905 onder andere dat energie gelijkwaardig is met massa, hoewel de praktische betekenis daarvan op dat moment nog volstrekt onduidelijk was. De equivalentie van massa en energie wordt weergegeven in vermoedelijk de beroemdste van alle natuurkundige formules:

met E de totale energie, m de rustmassa in kilogram en c de constante lichtsnelheid in meter per seconde.
Een hardnekkige misinterpretatie van deze formule is dat het mogelijk zou zijn om energie te laten ontstaan of verdwijnen, en wel door energie in massa om te zetten of omgekeerd. Er zijn weliswaar kernreacties waarbij de totale massa van de eindproducten iets kleiner is dan die van de beginproducten en er inderdaad energie vrijkomt, maar het is verkeerd om dan te zeggen dat er massa is 'omgezet' in energie. Als je de kernreactie zou meten in een gesloten systeem vind je de uit de kern vrijgekomen energie ergens anders terug in dat systeem. Hetzelfde geldt voor de uit de kern verdwenen massa. Als je bijvoorbeeld de kernreactie laat plaatsvinden in een afgesloten bak water waaruit geen energie ontsnapt, dan worden de kernen lichter en (want!) ze verliezen bindingsenergie. De interne energie van het water neemt toe (want het wordt warmer) en ook de massa van het water neemt toe (want de interne energie is toegenomen). Het gesloten systeem bevat na afloop evenveel energie en evenveel massa als ervoor. Als de afgesloten bak water op een weegschaal staat, dan geeft die voor en na de kernreactie begon, dezelfde massa aan.
 
|