Water bestaat uit moleculen die aan de ene kant licht positief geladen zijn en aan de andere kant licht negatief. Door deze verschillende polen trekt water naar elkaar toe. Andere stoffen (zoals vuil) worden afgestoten door water. Zeep heeft een kant die ook polair is en een kant die dat niet is. Daardoor trekt de ene kan van de zeepmolecuul het water aan en de andere kant juist niet. Die andere kant bindt juist met bijvoorbeeld lucht. Als dit met veel moleculen naast elkaar gebeurt, ontstaat een vliesje van zeep tussen het water en de lucht. De luchtbelletjes in het water worden ingekapseld door de zeep en die blijven langer bestaan als belletjes. Hierdoor schuimt ze.
De hardheid van water wordt bepaald door de hoeveelheid kalk in het water. Deze deeltjes bepalen de hardheid van het water. Deze zeep reageert met de kalk die aanwezig is in hard water en vormt een lelijke grijze neerslag. Pas nadat voldoende zeep is toegevoegd, zodat alle kalk uit het water is verwijderd, kan er schuim ontstaan en kan de zeep pas beginnen met schuimen
|