Een batterij is een voorwerp voor opslag van elektriciteit. Het bestaat uit een elektrotechnische component en spanningsbron, een combinatie van een of meerdere elektrochemische cellen, die worden gebruikt voor de omzetting van opgeslagen chemische energie in elektrische energie.
Dat kan weer als elektrische energie stroom geleverd worden. Historisch wordt een aantal parallel of in serie geschakelde elektrochemische cellen, Leidse flessen of condensatoreneen 'batterij' genoemd, in de volksmond heeft de enkele cel van de batterij de naam van het geheel overgenomen.
Een autoaccu is een oplaadbare batterij, maar deze wordt in Nederland, in tegenstelling met Vlaanderen, gewoonlijk geen "batterij" genoemd.
Het symbool voor een batterij in een elektrisch schema is als volgt:

Het plus- en minteken worden vaak weggelaten omdat men aan de grootte van de "platen" in de tekening kan zien welke zijde de + en welke de - is. Een ezelsbruggetje is dat voor het plusteken twee keer zoveel streep nodig is als voor het minteken.
Bij een batterij worden via een chemische reactie aan de minpool elektronen vrijgemaakt, terwijl aan de pluspool op hetzelfde moment via een andere chemische reactie elektronen worden gebonden. Via een op de batterij aangesloten component (bijvoorbeeld een lampje) kunnen nu de elektronen vanaf de minpool, door het lampje, naar de pluspool stromen.
Bij een oplaadbare batterij zijn de chemische processen omkeerbaar: door het aanleggen van een elektrische spanning kan men een elektronenstroom in omgekeerde richting forceren en zullen de chemische reacties dan omgekeerd verlopen: er wordt dus energie opgeslagen.
Een niet-oplaadbare batterij maakt gebruik van chemische processen die op deze manier niet omkeerbaar zijn, zodat een eenmaal ontladen batterij niet meer opnieuw opgeladen kan worden. Wel zijn er in het verleden niet onverdienstelijke pogingen tot herladen gedaan met bijzondere technieken.
|