Jaknikker, een instrument voor oliewinning uit lagedrukolievelden
Aardolie, ruwe olie of petroleum is, naast onder andere aardgas, één van de fossiele brandstoffen. Aardolie is een brandbare vloeistof, bestaande uit een mengsel van koolwaterstoffen dat over miljoenen jaren is ontstaan uit organische mariene resten die zich op de zeebodem van destijds hebben afgezet, met name afgestorven plankton. Het is als meest verhandelde commodity van groot belang voor de wereldeconomie, evenals de producten die via raffinage en kraken uit de aardolie worden verkregen. Als belangrijkste mondiale bron van energie is aardolie van groot strategisch belang, wat versterkt wordt door het beperkt aantal winplaatsen, waarvan een deel dan ook nog in politiek minder stabiele gebieden ligt.
Oliewinning vindt vooral plaats door boringen in reservoirs. Hierin bevinden zich naast olie vaak ook gas, ook wel geassocieerd gas genoemd, dat is ontstaan uit sedimenten rijk aan organisch materiaal die in het geologisch verleden zijn gevormd.
Aardolie wordt gevonden op die plekken die aan verschillende voorwaarden voldoen:
In het Midden-Oosten was petroleum al bekend in de oudheid omdat het uit natuurlijke bronnen naar het aardoppervlak opborrelde. De teer werd gebruikt voor het waterdicht maken van schepen en huizen en de olie voor gebruik in olielampen. De Chinezen boorden in 340 al olieputten tot een diepte van 240 meter[2]. Marco Polo beschreef in 1264 winning uit de oliebronnen in de omgeving van Bakoe. Waarschijnlijk werd de eerste commerciële winningsvergunning in Europa verstrekt aan de Poolse apotheker Ignacy Łukasiewicz die in 1854 een "oliemijn" opende in Bóbrka in de Subkarpaten. In eerste instantie werd aardolie verzameld die spontaan uit de grond opkwam, later werd hier de eerste boring geplaatst om het proces te versnellen.
|