Als men de zeep wil maken moet men door vele stappen gaan. Eerst moet men een kleurstof toevoegen. Ook moet men geur olie toevoegen. Aan wat? Men voegt deze twee aan zeepkorrels. Dit mengsel gaat dan zo de zeepmachine in. Daarin wordt het door een persplaat naar buiten gedrukt. Aan de voorkant van de machine lange slierten van zeep uit. De slierten zeep noemt men spaghetti. De zeep moet daarna wel goed worden uitgedraaid. Na het uitdraaien van de zeep wordt het gesneden naar verlange de gewenste breedte of dikte. Men snijdt de zeep handmatig uit. Se zeep word dan nog bedrukt met naam of logo en tenslotte nog verpakt.
Het eerste bewijs voor het gebruik van zeep is bijna vijfduizend jaar oud en stamt uit Babylon. Een cilinder van klei uit 2800 v.Chr. bleek een zeepachtige substantie te bevatten, en ook werd een Babylonisch kleitablet van 2200 v.Chr. gevonden waar een samenstelling op staat beschreven die mogelijk een zeepachtige substantie op zou leveren als er lang genoeg wordt gekookt. Ook de Oude Egyptenaren gebruikten regelmatig zeep, waarbij de oliën van zowel dierlijke als plantaardige afkomst waren. Romeinse plattelandsvrouwen zouden de reinigende werking van zeep bij toeval ontdekt hebben. De klei van de oevers van de rivier de Tiber bleek te helpen bij het schoonmaken van hun was, doordat het vermengd was met dierlijk vet en as. Dit zou afkomstig zijn van de tempel van de berg Sapo, een naam die in veel talen terugkomt in het woord voor zeep. Er bestaat echter geen berg Sapo en meestal wordt aangenomen dat dit een verzinsel is.
Romeinen en Grieken kenden van oorsprong de zeep namelijk helemaal niet; zij gebruikten oliën om hun huid te reinigen. Het laat-Latijnse woord sapo wordt voor het eerst door Plinius genoemd. Het is een leenwoord uit het Germaans: *saipo-, getuige een zeer vroege Germaanse ontlening in het Fins: saippua. Oorspronkelijk was het de term voor de rode haarverf waarmee Germaanse krijgers een schrikwekkend uiterlijk poogden te verkrijgen. Uit het Germaanse woord ontstonden het Engelse soap, het Friese sjippe, het Duitse Seife en het Nederlandse zeep. Via het Latijn belandde het woord in het Italiaanse sapone, het Franse Savon en Spaanse jabon[1].
Zeep werd tot de Tweede Wereldoorlog veel als schoonmaakmiddel gebruikt, maar gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw is zeep bijna geheel verdrongen door andere detergenten zoals natriumdodecylsulfaat (ook wel natriumlaurylsulfaat genoemd).
antibacteriële zepen doen wat ze beloven, ze doden bacteriën. Het gebruik van antibacteriële zeep kan zinvol zijn bij personen met een verstoord of verzwakt immuunsysteem of bij personen met grote open (operatie)wonden. Tot in de jaren negentig werd antibacteriële zeep vrijwel uitsluitend in ziekenhuizen gebruikt, maar de laatste jaren is deze zeep ook populairder aan het worden bij de 'gewone' consument (bijv. Dettol).
Synthetische en plantaardige zepen
Synthetische zepen bevatten geen zeep maar andere reinigende stoffen, meestal ook op plantaardige basis. Plantaardige zepen bevatten geen dierlijke vetten. Veelgebruikt zijn olijfolie, palmolie en kokosolie.
Glycerinezeep
Glycerinezeep bevat meer glycerine dan gewone zeep. Glycerinezeep is zacht en kan transparant zijn als ook nog andere stoffen worden toegevoegd. Ze worden dan ook gebruikt als babyzeep.
Antieke soorten zeep
Alepzeep of Aleppozeep is een traditionele zeep uit Syrië die een hoge concentratie plantaardige olijf- en laurierolie bevat. Sabon beldi is een dikvloeibare zeep, gemaakt van olijfolie. In hamams wordt deze gebruikt om voor het scrubben hier het lichaam mee in te smeren.