Een wijze man die boete deed had gezworen dat hij, wat er ook mocht gebeuren, het pad van waarheid zou blijven volgen.
Een wrede jager die dit hoorde, probeerde de wijze ertoe te brengen zijn eed te breken. Hij joeg een hert op en dreef het dier in zodanige richting dat het de wijze wel moest passeren. De wijze zag het dier, dat zich verschool in het struikgewas. De jager kwam voorbij gerend en vroeg aan de wijze: "Heb je ier een hert voorbij zien komen? De wijze was in tweestrijd. Als hij de waarheid vertelde, zou hij het hert schade toebrengen maar als hij de waarheid niet vertelde zou hij zijn eed breken.
De wijze vond een uitstekende manier om dit dilemma op te lossen. Hij zei: "De ogen die zien kunnen niet spreken en de mond die spreekt kan niet zien. Dat is de waarheid".