Inhoud blog
  • EEN SOLDAAT MET BEVROREN VOETEN...
  • SAPEUR VAN NAPOLEON
  • KIJKTIP - LES GROGNARDS
  • SLAG BIJ HOOGSTRATEN 1814 - 2014
  • KIJKTIP - 1812 : ROAD TO MOSCOW
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Zij dienden onder de Franse vaandels
    Onze soldaten van Napoléon Buonaprte
    12-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.LUISTERTIP - LA MARCHE DES CUIRASSIERS / LA VICTOIRE EST A NOUS
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ik zal op deze blog geregeld aan het Napoleontisch tijdperk gerelateerde muziekfragmenten posten. Vandaag ‘La marche des Cuirassiers’ en ‘La Victoire est à nous’. Deze laatste, erg populaire mars was geïnspireerd op een fragment uit de opera ‘La caravane de Caire’ van de Luikse componist André-Ernest-Modeste Grétry (1741-1813). Hij was een van de protégés van Buonaparte die hem in 1802 benoemde tot Chevalier de la Légion d’honneur.


    https://www.youtube.com/watch?v=q76CBzXupW4&feature=player_detailpage

    12-02-2016 om 12:29 geschreven door janhuijbrechts  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (110 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.LAURENT MATHIEU BRIALMONT
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Wat weinigen weten is dat er zich op de Antwerpse stedelijke begraafplaats Schoonselhof nog een graf bevindt van een veteraan van Napoléon Buonaparte.  Laurent Mathieu Brialmont werd op 17 februari 1789 in het Waalse Seraing geboren. Op 14 september 1808 engageerde hij zich als oorlogsvrijwilliger in het 86e Régiment d’Infanterie de Ligne. Tijdens de campagne op het Iberisch schiereiland nam hij vanaf eind maart 1810 deel aan het beleg van de Spaanse stad Astorga. Nog geen maand later, op 21 april om precies te zijn, werd hij gewond bij de bestorming van deze vestingstad. In maart 1810 vinden we de intussen tot sergeant bevorderde Brialmont terug in de rangen van het 36e Régiment d’Infanterie de Ligne. Het was met deze eenheid dat hij deelnam aan de Ruslandcampagne in 1812. Bij Smolensk onderscheidde hij zich dermate dat hij te velde tot onderluitenant werd aangesteld en voorgedragen werd voor het Légion d’ Honneur. Op 1 januari 1813 werd hij bevorderd tot luitenant. Bij Bautzen werd hij op 21 mei voor een tweede maal gewond. Na de van Napoléon Buonaparte bleef hij in Frankrijk waar hij op demi-solde werd geplaatst. Bij de terugkeer van de keizer tijdens de zgn. ‘100 Dagen’ nam hij meteen terug dienst en werd hij als kapitein toegevoegd aan het hoofdkwartier van Buonaparte. Brialmont nam deel aan de campagne in het noorden en was op 18 juni aanwezig op het slagveld bij Waterloo. In 1816 trad hij zoals veel Napoleontische veteranen in dienst van het koninkrijk der Verenigde Nederlanden.

    Tijdens de Belgische revolte van 1830 speelde hij een dubieuze rol bij de verdediging van Venlo, waarvoor hij door de Belgische regering bevorderd werd tot  luitenant-kolonel van het leger van het kersverse koninkrijk België. In 1836 werd hij plaatscommandant van Antwerpen waar hij de rest van zijn leven doorbracht. In 1849 werd deze veteraan van Napoléon door Leopold I tot luitenant-generaal bevorderd en in 1850 beëindigde hij zijn rijkgevulde militaire carrière als minister van Oorlog. Hij overleed op 15 april 1885 in Antwerpen.

    Zijn zoon Alexis was in zijn militaire voetstappen getreden en zou vooral bekendheid verwerven als vestingbouwkundige en ontwerper van de naar hem vernoemde fortengordel rond het ‘Nationale Bolwerk’ Antwerpen.

    Laurent Mathieu Brialmont werd onderscheidden met de Medaille de St. Hélène, was Commandeur van het Légion d’ Honneur en drager van het Grootlint in de Orde van Leopold I.


    10-02-2016 om 18:24 geschreven door janhuijbrechts  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (134 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    09-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.GERARD JANSSENS

    Gerardus Janssens werd op 5 februari 1787 in Wortel geboren als voorlaatste kind in een gezin van zeven kinderen. Zijn ouders, Antonius Janssens en Maria Wouters baatten een bescheiden boerderij uit op de Plaats. Er is niets bekend over Gerards jeugd, behalve dat hij wellicht kon lezen en schrijven, want hij werd in het Franse leger bevorderd tot onderofficier en dat kon in theorie alleen wanneer men aan deze voorwaarden voldeed. Gerard Janssens werd als loteling uit het kanton Hoogstraten op 9 maart 1807 ingelijfd bij het 10e regiment kurassiers, dat op dat ogenblik onder het bevel stond van kolonel Samuel François l’Heritier.

     

    Tijdens het Ancien Régime telde het Franse leger slechts één kurassierregiment. In 1803 richtte Napoleon, die als geen ander het nut inzag van de zware cavalerie, maar liefst 12 regimenten kurassiers tegelijk op. Nochtans lagen de ‘roots’ van het 10e kurassiers ver in het verleden. De eenheid was immers ontstaan uit het cavalerieregiment van de ‘royal cravates’ dat in 1643 was opgericht door graaf de Balthazard. De merkwaardige naam van deze ruitertroep verwijst naar de etnische origine van de meeste soldeniers uit dit regiment. Het waren Kroaten in Franse dienst die vestimentair opvielen doordat ze felgekleurde halsdoeken droegen. Deze halsdoeken werden daarom door de Fransen ‘cravates’ genoemd en zo weet u meteen hoe de stropdas aan zijn franse benaming is geraakt….  In 1791 veranderde Lodewijk XVI de naam van deze eenheid in het 10e cavalerieregiment om uiteindelijk in 1803 omgevormd te worden tot het 10e kurassiersregiment.  

     

    De kurassiers waren hét symbool bij uitstek van de zware Franse cavalerie. Vriend en vijand beschouwden ze terecht als dé elite, de ‘stalen vuist’ van het Napoleontische leger. Meer dan eens beslisten de magnifieke, geharnaste ruiters van de kurassierregimenten over de uitslag van een veldslag. Vaak werden de grootste en stevigste boerenzonen uit onze gewesten bij dit legeronderdeel ingedeeld omdat zij heel hun leven gewend waren om met paarden om te gaan.  

    Het was zeker geen pretje om bij de kurassiers te dienen. Alleen al het 25 mm. dikke ijzeren borstkuras woog bijna 7 kg. Voeg daar nog een topzware helm en onhandige lange lederen kaplaarzen bij en dan moet het duidelijk zijn dat een kurassier zonder paard niet bepaald één van de meest beweeglijke strijders was… Nochtans bood het kuras bescherming tegen sabelhouwen, bajonetsteken en zelfs granaatscherven. Zelfs een musketkogel die van verder dan 4 meter op een kuras werd afgevuurd had omzeggens geen effect.   

    Hun bewapening was simpel maar uiterst efficiënt. Bij de charges gebruikten ze met verve de rechte, 98 centimeter lange sabel van de zware cavalerie die in eigen rangen ietwat oneerbiedig ‘de lat’ werd genoemd… Extra vuursteun boden twee pistolen van kaliber 17 mm.    De kurassiers hadden in feite slechts twee taken op het slagveld. Ze dienden in de eerste plaats als ‘arme de chocq’, om de infanterielinies te doorbreken of om in tegenaanvallen de vijandelijke cavalerie te lijf te gaan. Een stormaanval van de kurassiers was sowieso één van de meest imponerende scénes uit de Napoleontische oorlogen. Nochtans moeten de kurassiers over stalen zenuwen hebben beschikt. In trage draf reden de dicht aaneengesloten escadrons, die elk uit een 200 –tal ruiters bestonden op de vijandelijke infanterie af. Op ongeveer 800 meter van de infanterie trotseerden ze zonder verpinken in gesloten gelederen de kanonskogels van de artillerie. Artillerie, die vanaf 4OO meter met kartets- en schrootgranaten probeerde de kurassiers te stoppen… Vanaf 150 à 100 meter kwam er het musketvuur van de infanterie bij, waarop ze de laatste tientallen meters in galop aflegden om uiteindelijk op een muur van bajonetten te stuitten… Het was geen uitzondering dat de kurassiers tijdens de gevechtshandelingen tot 10 keer toe dergelijke aanvallen opnieuw inzetten… Hun verliezen waren dan ook érg hoog.

     

    Wellicht kreeg Gerard Janssens zijn vuurdoop tijdens de slag bij Friedland op 14 juni 18O7. Hij kon zich voor het eerst écht onderscheiden tijdens de campagne van 1809, toen de Oostenrijkers, geïnspireerd door een reeks van Franse tegenslagen in Spanje, het territorium van Napoleons bondgenoot Beieren binnenvielen. Napoleon zag zich verplicht onmiddellijk in het tegenoffensief te gaan, door Oostenrijk binnen te vallen.  Bij de slag van Eckmühl op 22 april speelden de Franse kurassiers een cruciale rol door –ondanks de hoge verliezen- de Oostenrijkse aartshertog Karl over de Donau te jagen.  Op 13 mei was Gerard Janssens van de partij wanneer Napoleon in triomf Wenen binnenreed. Waarschijnlijk heeft hij even enthousiast als zijn collega’s deelgenomen aan de daaropvolgende plundering van de Oostenrijkse hoofdstad.

    Bij Aspern-Essling liep het op 21 mei echter mis. Doordat het wassende water de enige  brug vernield had, slaagde de Franse keizer er  niet in om Karl’s troepen ten noorden van de Donau te decimeren. De Fransen kregen hierdoor niet de verwachte versterkingen en kwamen klem te zitten tussen de dorpen Aspern en Essling en op het eiland Lobau. Het werd een slachting zonder weerga. De Fransen verloren bijna 25.000 man, waaronder de uiterst bekwame maarschalk Jean Lannes, de hertog van Montebello. Het 10e kurassiers onderscheidde  zich tijdens het twee dagen durende gevecht op een nooit eerder geziene manier. Het regiment betaalde voor deze roem echter een erg hoge prijs. Nooit, tijdens heel de periode van het keizerrijk verloor het méér officieren dan bij Esseling: 5 gesneuvelden en 13 gewonden. Honderden kurassiers bleven dood of gewond op het slagveld achter. Onder hen Gerard Janssens die  gewond werd door granaatscherven… Janssens moet zich tijdens de strijd echter wel onderscheiden hebben want hij kreeg in het veldhospitaal op het eiland Lobau te horen dat hij omwille van zijn moedig gedrag tot brigadier werd bevorderd. Amper hersteld van zijn verwondingen, nam hij op 5 en 6 juli deel aan de gevechten bij Wagram, waar Napoleon de Oostenrijkers een vernietigende slag toebracht. Het ondertekenen van het vredesverdrag van Schonbrunn op 14 oktober van datzelfde jaar maakte een voorlopig einde aan de militaire avonturen van onze Wortelse cavalerist.

     

    Wanneer de Franse keizer op 24 juni 1812 Rusland binnenviel was hij echter opnieuw van de partij. Hij trok met het regiment de Niemen over en nam deel aan de strijd rond Smolensk in augustus. Op 7 september vinden we het 10e Regiment Kurrassiers terug als onderdeel van de 3e Brigade van de IIe Zware Cavalerie-Divisie bij Borodino, een kleine 120 km. ten westen van Moskou. Hier vond een van de schokkendste veldslagen uit de geschiedenis plaats. 130.000 Fransen gingen er de confrontatie aan met 150.000 Russen. Het regiment van Janssen werd er kort na de middag in het heetst van de strijd geslingerd en verloor al van bij aanvang hel wat manschappen door het intensieve en accurate Russchische artillerievuur. Een aantal formidabele, met kanonnen uitgeruste veldschansen, waaronder de Raevsky-schans, vormden nauwelijks in te nemen weerstabdsnesten die kost wat kost moesten veroverd worden. Urenlang beukten de Fransen en hun bondgeoten op de Russische lijnen die niet van wijken wilden weten. Het was een slachtpartij zonder weerga….De brigade waartoe Janssen behoorde kreeg omstreeks 14.00 u. het bevel om de Raevsky-schans stormerhand in te nemen. Door een regen van projectielen omtrokken ze de verschansing en stormden langs de open achterkant binnen. De overlevende aanvallers joegen hun paarden over de versperringen en hakten en schoten zich een weg door de verdedigers. Janssen slaagde erin tot bij een Russische batterij te geraken, de manschappen uit te schakelen en drie kanonnen te vernagelen. Na een half uur van uiterst bloedige lijf-aan-lijfgevechten was de Raevsky-schans in Franse handen maar in en rond de versterking lagen de lichamen van meer dan 1.000 gesneuvelde of gewonde kurassiers… ‘Het is moeilijk te vertellen wat wij voelden toen we getuige waren van dit fantastische wapenfeit’, zei een kolonel van de bereden artillerie die een ooggetuige was geweest van de aanval door de kurassiers. ‘We hadden zo graag die geweldige cavaleristen bijgestaan diie we onder een regen van granaten de wallen op zagen klauteren. Toen ze dat bolwerk overmeesterden, steeg er bij ons een uitzinnig gebruk van vreugde op …’ Op 18 oktober werd Janssen omwille van zijn getoonde moed op voordracht van de keizer gedecoreerd met de hoogste Franse onderscheiding het Legion d’Honneur. Wanneer de Fransen Moskou binnenrukten was Janssens erbij. Maar mooie liedjes duren niet lang en de ‘Grote Brand’ van Moskou moet ongetwijfeld veel indruk hebben gemaakt op de boerenzoon uit Wortel. Van oktober tot december maakt hij de verschrikkelijke terugtocht uit Rusland mee. Bij de oversteek van de Berezina werd zijn regiment vrijwel vernietigd, maar Janssens overleefde de Russische hel. Als beloning voor zijn moedig gedrag werd hij in januari 1813 gepromoveerd tot Maréchal de Logis.

     

    Tijdens de slag bij Leipzig op 29 oktober 1813 werd hij opnieuw ernstig verwond. Hij incasseerde niet minder dan 5 sabelhouwen; twee op zijn hoofd, één op zijn rechterbil, één op zijn dijbeen en één in zijn linkerarm. Doordat hij snel van het slagveld werd geëvacueerd wist hij aan krijgsgevangenschap te ontsnappen. Tot eind december kon hij in het depôt van het 10e kurassiers terug op krachten komen, maar toen de geallieerden vanuit het noorden en oosten naar Frankrijk oprukten werden ook de kurassiers die herstellende waren van hun wonden opnieuw ingezet. Bij de afweergevechten tijdens de terugtocht in Noord-Frankrijk in het voorjaar van 1814 werd Janssens een tweede keer onderscheiden voor zijn moedig gedrag dat hij tentoon spreidde op 18 februari in Monterau, op een kleine 60 km. ten zuidoosten van Parijs.Hier hoopte Buonaparte de opmars van Schwarzenberg troepen een halt toe te roepen. Het korps van de prins von Würtemberg kon door een reeks van fouten die de Franse maarschalk Victor had gemaakt, eerder dan de Fransen, bezit nemen van het stadje en de twee belangrijke bruggen over de Seine. Pas na een hele reeks van aanvallen begon Würtemberg met een algemene terugtocht die echter omsloeg in een chaotische vlucht toen de Franse cavalerie in volle galop, in een frontale aanval de bruggen veroverde. Gerard Janssens was één van de cavaleristen die ervoor hadden gezorgd dat dit huzarenstukje kon gerealiseerd worden. De geallieerden verloren bij Montereau 6.000 man tegen 2.500 Fransen.  

    Janssens werd voor zijn inzet bij Montereau bevorderd tot Officier van het Legioen van Eer. Lang kon hij niet van deze eer genieten want hij werd op 5 maart 1814 opnieuw gekwetst. Ditmaal door een kogel in zijn linkerbil. Deze kwetsuur was er de oorzaak van dat hij het laatste gevecht op 30 maart voor de muren van Parijs, niet meer meemaakte. Omdat zijn laatste wonde niet gemakkelijk genas en het paardrijden onmogelijk maakte kwam Gerard Janssens pas maanden na de val van de keizer, om precies te zijn, medio oktober 1814 naar de Kempen terug.

     

    Heel wat jongemannen uit het departement der beide Nethen hebben dienst gedaan bij het 10e kurassiers. Onder hen was er nog minstens één Hoogstratenaar met name Jean Joseph Merry. Hij was in Leuven geboren, maar de familie Merry vestigde zich omstreeks 1800 in Hoogstraten waar vader François Merry samen met zijn vrouw Jeanne Jamar een stoffenwinkeltje annex kleermakerij uitbaatten. Jean Joseph Merry behoorde tot de lichting 1809. Op 28 april 1808 meldde hij zich, samen met 20 andere conscrits uit het department in het regimentsdepot. Bij deze lichting waren er zelfs nog 3 andere rekruten uit de Noorderkempen, namelijk Jan Van Tichelt uit buurgemeente Loenhout, en Jan Van Der Jonckheydt en Verboven, beiden uit Wuustwezel. Over de lotgevallen van Merry is weinig geweten. Het regimentsregister geeft geen uitsluitsel over wat er precies met hem gebeurd is, maar wellicht is hij vermist of gesneuveld tijdens de moordende Russische campagne.






    09-02-2016 om 16:29 geschreven door janhuijbrechts  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (130 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.JACOBUS DE VISSCHER
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op 17 november 1793 werd in Hoogstraten in het gezin van Willem De Visscher en Theresia Van Eerckel, Jacobus De Visscher geboren. Hij behoorde tot de lichting van 1813 en werd – vroegtijdig- in juli 1812 ingelijfd. Nog voor het einde van deze maand vertrok hij vanuit Antwerpen naar het depot van het 3e bataljon van het 105 Régiment d’infanterie de Ligne in Neuf-Brisach in de Elzas waar hij begin september aankwam. Het 105e Linieregiment was ontstaan uit een van de oudere Franse infanterieregimenten, zijnde het in 1663 gestichte Régiment du Roi. Het had zich tijdens de Napoleontische campagnes onder meer onderscheiden bij Jena, Eylau, Heilsberg en Wagram.

     

    Amper in een uniform gestoken en rudimentair opgeleid mocht De Visscher als fuselier met zijn bataljon al meteen naar Erfurt in Thüringen marcheren waar ze overwinterden. Hij kreeg zijn vuurdoop op 17 april 1813 bij Wittenberg, waar de Fransen een eerste poging ondernamen om deze vestingstad in te nemen. en nam daarna deel aan de operaties in Mecklenburg – Vorpommern. Tussen september 1813 en de lente van 1814 vinden we Jacobus De Visscher terug in het belegerde Hamburg. Deze formidabel versterkte vestingstad wist het tot eind mei 1814 onder het vakkundige bevel van maarschalk Louis-Nicolas Davout uit te houden tegen de geallieerden. Op 27 mei 1814 kwam er een einde aan De Visschers militaire carrière toen de ‘IJzeren Maarschalk’ op bevel van de net geïnstalleerde Franse koning Louis XVIII de sleutels van de stad overhandigde aan de Russische generaal Benningsen.

    Op 24 juli 1814 keerde De Visscher terug naar Hoogstraten. Twee van zijn broers, Wilhelmus Gervaas en Cornelius ontbraken echter op het appel. Wilhelmus, kanonnier in het 9e Régiment d’Artillerie à Pied, was op 17 januari 1814 in het militair hospitaal van Reims bezweken aan in de strijd opgelopen verwondingen. Cornelius was op 4 november 1811 aan koorts, wellicht tyfus, gestorven in Cambrai. Hij had als fuselier dienst gedaan in het 50e Régiment d’Infanterie de Ligne.

     

    Louis Victor Baillot, één van zijn wapenmakkers uit het bataljon die samen met Jacobus De Visscher was opgeroepen, zou de oudste overlevende drager van de medaille van St. Hélène in Frankrijk worden. Hij overleed op 3 februari 1898 op de gezegende leeftijd van 104 jaar, 9 maanden en 24 dagen…

     


    09-02-2016 om 15:04 geschreven door janhuijbrechts  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (127 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.JAN NORBERT CROES - DEEL II
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Terwijl Jan Norbert Croes in Thorn aan de Weichsel van zijn verwonding herstelde, kreeg het regiment bericht dat kolonel Privé bevorderd was tot brigadegeneraal en op 14 mei als bevelhebber van het 2e Dragonders vervangen werd door kolonel Ismert. Nog geen maand na de aanstelling van Ismert, leidde hij zijn eenheid al in de strijd. Op 10 juni nam het 2e Dragonders, mét de inmiddels herstelde Croes, immers deel aan de bloedige bestorming van Heilsberg, nu het Poolse Lidzbank Waminski.

    Vier dagen later onderscheidden de dragonders zich bij Friedland, waar het paard van Croes in een charge werd gedood. Volgens de familieoverlevering kreeg hij nog dezelfde avond een op de Russen buitgemaakt paard ter vervanging. Een ontzette Croes was er, volgens de familieverhalen, in het in lichterlaaie staande Friedland getuige van hoe honderden vluchtende Russen in de Alle verdronken… Het regiment bleef nog een tijdje in Oost-Pruisen en Pommeren maar begin 1808 trok het grootste deel naar Spanje.


    Op 9 februari 1808 trok Buonaparte Catalonië binnen met de bedoeling Portugal te bezetten en van Spanje een vazalstaat te maken. Het 2e Regiment Dragonders zou in dat jaar onder meer deelnemen aan het beleg van Saragossa (28 juni tot 14 juli), de Slag bij Tuleda (23 november) en de gevechten bij Tarançon en Villatobas (25 december). De tuchtloze en vooral verwaarloosde horde die het Spaanse leger was, werd snel in de pan gehakt door de Fransen. Maar in dit land van bergen en hoogvlakten, van weinige en slechte wegen en een fanatiek katholieke bevolking die er vast van overtuigd was dat Buonaparte Satan in persoon was, lag het toneel voor een guerrillaoorlog, zoals de wereld die toen nog niet eerder had gezien. Gevoed door de ongenadige terreur van de Franse troepen organiseerde het verzet er zich tot nooit eerder geziene proporties. Geen konvooi kon meer zonder overvloedige dekking van de ene plaats naar de andere trekken, geen ordonnans was zijn leven zeker, geen kleine wachtpost kon in het voorterrein van een kampement worden opgezet… Ze creëerden een atmosfeer van constante dreiging en doodsgevaar die danig op de zenuwen van de Franse militairen werkte. De guerrilleros gleden ongehinderd en onzichtbaar door het terrein dat ze als hun broekzak kenden, zaaiden dood en verderf en verdwenen dan weer spoorloos n het duister. Het kwam zover dat de aanvoer van munitie, wapens en manschappen stokte, onberekenbaar werd en uiteindelijk dermate veel tijdverlies veroorzaakte dat de heus niet altijd zo geniale Britse aanvoerder Wellington een paar keer kletterende overwinnningen kon behalen…Los van de ellende die het verblijf in Spanje met zich meebracht, betekende de inzet op het Iberische schiereiland ook een ferme financiële opdoffer voor Croes en zijn kameraden in het regiment. Door de slechte verbindingen met Frankrijk duurde het immers maanden voor ze op een behoorlijke manier werden uitbetaald. Op een bepaald ogenblik duurde het zelfs 8 maanden voor ze opnieuw soldij ontvingen….


    Op 13 januari 1809 ontsnapte Jan Norbert Croes op het nippertje aan de dood toen een Britse kogel tijdens de Slag om Uclès zijn paard in volle galop doodde en hij halsoverkop de grond raakte. Hij bleef een paar uur bewusteloos en met drie gekneusde ribben op het slagveld liggen en miste alle verdere actie waarbij zijn wapenmakkers een Engels bataljon decimeerden. Hiermee kwam – voorlopig – een einde aan zijn avonturen op het Iberisch schiereiland want in de vroege lente versastte hij met het 4e eskadron onder bevel van luitenant-kolonel Prévost naar Oostenrijk. Op 5 en 6 juli nam het met verve deel aan de Slag bij Wagram. Opnieuw kwam onze Hoogstraatse dragonder niet zonder kleerscheuren uit de strijd. Hij had twee sabelhouwen in zijn dijbeen opgelopen die ervoor zorgden dat hij meer dan drie maanden buiten strijd zou blijven…


    In november 1809 meldde hij zich opnieiuw voor de dienst in Spanje waar hij de volgende jaren herhaaldelijk opnieuw in het heetst van de strijd zou belanden. In het voorjaae van 1810 nam hij deel een aantal expedities tegen de Spaanse guerilla. In juli van datzelfde jaar vinden we Croes terug als deelnemer van een campagne in Portugal waar het regiment zich op 4 juli met twee eskadrons onderscheide bij de aanval op het fort de la Concepcion tijdens het beleg van  Ciudad – Rodrigo.  

    In 1811 vocht Jan norbert Croes op 2 maart bij Médino – Sidonia en drie dagen later bij Chiciana waar het 2e Dragonders de hand wist te leggen op 6 kanonnen en 3 vijandelijke vaandels. Omwille van zijn persoonlijk aandeel in dit wapenfeit werd Croes drie weken later bevorderd tot brigadier. In de zomervan 1812 vinden we Croes terug in de rangen van het 4e eskadron dat als onderdeel van ‘La Grande Armée’ deelnam aan de Rusland-veldtocht. Ik ben er niiet in geskaagd na te gaan welke wapenfeiten Croes in Rusland heeft kunnen verwezenlijken; Ik weet enkel dat hij op 10 oktober 1812 betrokken was bij een schermutseling bij Nombourg en dat hij de  verschrikkelijke terugtocht over de Berezina overleefd heeft. 


    Croes keerde niet meer terug naar Spanje waar de staf van het regilment en twee eskadrons nog steeds de dienst uitmaakten. In 1813 werd hij niet alleen bevorderd tot Maréchal de Logis, zeg maar sergeant-majoor, maar bovendien werd hij ingedeeld bij de élite-eenheid van het regiment, het elite-escadron. Als voorrecht droegen deze geselecteerde dragonders op hun helm een band van luipaardvel. Ditzelfde vel werd ook als zadelkleed gebruikt, waardoor ze onmiddellijk opvielen binnen het regiment. In het begin van 1813 nam Jan Norbert Croes deel aan de verdediging van de vestingsstad Danzig, nu Gdansk, waar hij zich onderscheidde tijdens de schermutselingen op 5 januari en 27 april. De volgende maanden opereerde Croes in de Duitse landen. Tijdens de Duitse ‘Befreiungskrieg’ vinden we onze, intussen in het vuur geharde veteraan van 16 tot 19 oktober terug bij de Slag om Leipzig waar het 2e Dragonders bij de gevechten rond Wachau niet minder dan 8 officieren  in de strijd verloor… Tijdens de terugtocht onderscheiden de dragonders zich op 30 oktober opnieuw bij Hanau waar de Franse cavalerie verhinderde dat de terugtrekkende troepen in de tang werden genomen door de geallieerden. De volgende weken trok Croes met zijn wapenbroeders in geforceerde ritten terug naar de Elzas waar zijn eskadron op 24 december betrokken was bij een schermutseling in de omgeving van St. Croix bij Colmar.


    Croes’ eenheid speelde opnieuiw een glansrol tijdens de laatste maanden van Napoléons bewind,  in  de strijd tegen de geallieerden in Noord-Frankrijk in het begin van 1814. In een reeks gedurfde operaties vielen de numeriek zwakkere Franse troepen onophoudelijk de afzonderlijk oprukkende geallieerden aan. Het 2e Dragonders werd ingedeeld bij de 5e divisie zware cavalerie onder bevel van generaal Briche. Deze eenheid opereerde op haar beurt onder de vleugels van het Ve cavaleriekorps dat werd geleid door generaal Eduard Jean Milhaud, één van de meest beslagen Napoleontische cavalerieofficieren. Nog een paar keren konden Croes en zijn makkers hun onverwoestbare ‘ésprit du combat’ bewijzen. Op 9 januari bestormden de dragonders Rambervilliers, waar ze meer dan 300 geallieerden over de kling joegen. Op 27 januari viel het regiment met succes de Oostenrijkers aan bij St. Dizier aan de Marne.  Twee dagen later botsten de Fransen bij Brienne op Blüchers troepen. Het zou de laatste keer zijn dat het 2e Regiment Dragonders zich onderscheidde en op de legerdagorders vermeld werd. Maar opnieuw werd een hoge prijs betaald want 5 officieren van het regiment werden uitgeschakeld.


    Na de val van Napoléon Buonaparte vinden we Jan Norbert Croes op het einde van april 1814 terug in het hem zo vertrouwde epot van het regiment in Versailles. In tegenstelling tot veel van zijn kameraden was hij in de nadagen van het Napoleontisch regime niet gedeserteerd maar tot het bittere einde trouw gebleven aan zijn soldateneed. Begin mei werd het regiment officieel ontbonden en gereformeerd tot het regiment Dragons du Roi. Omstreeks 10 mei ontving Croes zijn ontslag. Samen met een andere onderofficier, de Limburger Mathheus Hanlet vetrok hij een paar dagen later naar zijn gebootestad.


     


    Een familielegende wil dat toen Jan Norbert  Croes op een late, zomerse namiddag, ergens in juli 1814, eindelijk in Hoogstraten aankwam, hij aanvankelijk niet herkend werd door zijn familieleden. Verbouwereerd vroegen ze aan de vreemde ruiter die voor hun deur stond “wat ze voor meneer de officier konden doen…?”. Het duurde naar verluidt vrij lang voor ze in de bestofte, graatmagere man met het door de ontberingen getekende gelaat hun al lang dood gewaande familielid herkenden… Per slot van rekening was hij bijna 10 jaar van huis weggeweest, en de jongsten uit het kroostrijke gezin hadden absoluut geen herinneringen aan hun oudste  broer / halfbroer.


    Het duurde,  volgens de familiale overlevering,  geruime tijd eer hij zich terug aan het burgerleven had aangepast. Zijn vader opvolgen in de apotheek was niet meer aan hem besteed en dus besloot hij zich –met steun van de familie- op het brouwersambacht te gooien. Blijkbaar met succes, want omstreeks 1825 kocht hij de herberg ‘De Tinnen Pot’ op de Vrijheid waar hij ook zijn brouwerij onderbracht. Jan Jozef Croes werd een notabele burger, want hij behoorde niet alleen tot het handvol stemgerechtigde, en dus gegoede  inwoners van Hoogstraten, maar hij zetelde, net als zijn vader, ook geruime tijd in de gemeenteraad. Hij trad op erg late leeftijd in het huwelijk met   In 1856 was hij één van het handvol  Hoogstratenaren die als overlevende van het ‘Grande Armée’ door de Franse Keizer Napoleon III werden onderscheiden met de ‘Médaille de St. Héléne’ voor hun aan het keizerrijk verleende diensten.


     



     




     





    09-02-2016 om 12:27 geschreven door janhuijbrechts  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (133 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-02-2016
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.JAN NORBERT CROES - DEEL 1
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het ligt in mijn bedoeling dat ik op deze blog nader in zal gaan op de lotgevallen van onze jongens die onder de Franse vaandels dienden. Graag steek ik van wal met een persoonlijke noot, namelijk met het verhaal van Jan  Norbert Croes, de broer van een van mijn betovergrootvaders….

     

    Op 7 april 1785 werd in het huis ‘De Roode Hert’ aan de Vrijheid in Hoogstraten Joannes Josephus Norbertus Croes geboren als oudste zoon in het gezin van Joannes Nicolaas Croes en Maria Francisca Lievens. Getuigen bij zijn doopsel waren zijn oom Petrus Josephus Lievens die speciaal voor de gelegenheid vanuit Leuven was overgekomen en de Hoogstraatse notaris Josephus Joannes Gerardi, een vriend des huizes. De familie Croes woonde nog maar twee generaties in Hoogstraten want Jan Jozef’s grootvader, Theodor Kroes was afkomstig uit Anholt in Westfalen. Als voerman van de hertogen van Salm-Salm was hij op het kasteel van Hoogstraten beland waar hij - na zijn huwelijk met de Wortelse Lucia Doms- tuinman werd. Vader Joanes Nicolaas Croes bleek een pientere knaap te zijn en mocht onder bescherming van de hertogin in Antwerpen verder studeren voor apotheker. Hij keerde niet alleen terug met zijn geboortestad met zijn  bul maar ook met zijn kersverse bruid waarmee hij in de Antwerpse St. Jacobsparochie in het huwelijk was getreden.

     

    Over de jeugdjaren van Jan Jozef Croes is weinig geweten, buiten het feit dat zijn moeder op 24 januari 1790 in het kraambed overleed bij de bevalling van haar vierde kind. Zijn vader hertrouwde op 24 mei 1791 met Cornelia Verheyen uit Loenhout. Het werd een erg vruchtbaar huwelijk want er zouden maar liefst twaalf kinderen uit voortspruiten. De familie Croes was ‘in goede doen’. Vader Jan Nicolaas had een bloeiende zaak aan de Vrijheid en behoorde tot de notabelen van het dorp. Hij was niet alleen gedurende een lange periode gemeenteraadslid en voorzitter van het Armenbestuur maar bovendien in de Napoleontische tijd lid van de kerkfabriek van St. Catharina. Jan Jozef kende dus naar alle waarschijnlijkheid een onbekommerde jeugd en hij werd –luidens de familielegende- geacht om na zijn schooltijd in de lokale Latijnse school , zijn vader als leerling-apotheker bij te gaan staan in de zaak. Er wachtte hem ongetwijfeld een rooskleurige toekomst. Maar de conscriptiewetten beslisten daar anders over…

    Hij werd ingeschreven in de lichting van het jaar XIV en moest –zoals alle conscrits- voor de keuringscommissie verschijnen. Commissie, waarin nota bene zijn bloedeigen vader zitting had… Hij werd goed bevonden voor de dienst en ingelijfd bij de cavalerie, meer bepaald in het 2 ième Régiment des Dragons in Versailles onder het stamboeknummer 1070. Ik weet niet of Croes, zoals veel van zijn lotgenoten, met een bezwaard gemoed naar Versailles is vertrokken. Volgens de familielegende was hij niet alleen avontuurlijk aangelegd, maar had men hem ook wijsgemaakt dat hij, eens in het leger aangekomen in aanmerking zou komen voor een opleiding tot chirurgijn en dat was ongetwijfeld een kolfje naar de hand van een ambitieuze apothekersleerling…  

     

    Het 2e Regiment Dragonders had al een behoorlijk gevulde militaire voorgeschiedenis. Het regiment was in 1635 ontstaan uit een cavaleriekorps dat al in 1556 was opgericht. Het droeg de naam Condé naar haar stichter, de hertog d’Anguien, die in 1646 prins van Condé werd. Bij koninklijke ordonnantie van 25 mei 1776 werd het Condé cavalerieregiment omgevormd tot het dragondersregiment Condé. In feite was deze eenheid het eerste koninklijke Franse dragondersregiment, maar door een administratieve vergissing werd het bij een reorganisatie omstreeks 1770 –foutief- genummerd als het 2e regiment. Tijdens de revolutiejaren bleef het regiment bestaan in dienst van de republiek en was het onder meer betrokken bij de veldslagen van Valmy (1792) en Neerwinden (1793). Op het ogenblik dat Croes zijn intrede deed in dit beroemde regiment stond het onder leiding van kolonel Ythier Sylvain Privé. 

     

    Napoléon –die enorm belang hechtte aan een sterke cavalerie- besteedde veel aandacht aan de uitbouw en verbetering van de regimenten dragonders. De Napoleontische dragonders waren ongetwijfeld de meest flexibele ruiters van de Franse cavalerie. Door hun opleiding, uitrusting én bewapening werden ze geacht –om naargelang de omstandigheden- zowel als cavaleristen als infanteristen te kunnen strijden. Door deze multifunctionele opstelling waren ze erg waardevol op het slagveld en bij zowat alle belangrijke veldslagen uit deze periode waren de dragonders van de partij. Ze boden niet alleen in hun imponerende groene uniformen met de wapperende verenbos op hun bronzen helmen een imponerende aanblik, maar ze waren vooral vermaard omwille van hun vechtlust en vakkundige optreden op het slagveld. 

     

    Jan Jozef Norbert Croes kwam in het begin van december 1805 in het depot van de dragonders in Versailles aan. Hij kreeg er een degelijke, vier maanden durende opleiding en vertrok midden 1806 naar de Duitse landen voor wat later in de geschiedenisboeken bekend zou worden als de Vierde Coallitieoorlog. Het 2e Regiment Dragonders werd ingedeeld bij de Divisie Latour-Mauburg, die op haar beurt deel uitmaakte van het Cavaleriekorps van houwdegen Joachim Murat. Op 14 oktober 1806 kreeg Jan Norbert Croes zijn vuurdoop bij Jena waar de Fransen de Pruisen verpletterend versloegen. Het 2e Dragonders onderscheidde zich door haar bravoure. Kolonel Privé leidde zijn regiment in drie charges waarbij niet alleen een volledig Pruisisch infanteriebataljon gedwongen werd de wapens neer te keggen, maar waarbij ook twee Pruisisch regimentsvaandel en 15 stukken geschut in handen van de dragonders vielen…

     

    Om te verhinderen dat de inmiddels ook in actie gekomen Russen de Pruisen ter hulp zouden komen trokken de Fransen op naar de Vistula-rivier waar Napoléon Buonaparte zijn winterkwartieren wou vestigen. In de nacht van 23 op 24 december verrasten de Fransen onder Davout de Russen door de Narew over te steken en de Russen uit Czarnowo te verdrijven. Het 2e Dragonders ondersteunde deze aanval door een actie op diezelfde 24e december bij Nasielk waar ze een Russische cavalerie-eenheid aanviel. Twee dagen later botsten ze bij Golymin op een kleine 17.000 Russen die konden rekenen op de steun van 28 kanonnen. Door de onverwacht ingetreden dooi en de gutsende regen was de Franse artillerie er niet in geslaagd om tijdig Murat’s Korps te vervoegen. Dit belette Murat – die over bijna 30.000 mannen beschikte - niet om zonder artilleriesteun en slecht gecoördineerd de troepen van prins Golitsyn frontaal aan te vallen. De dragonders ondervonden heel wat moeilijkheden toen ze de Russische cavalerie aanvielen, want ze werden vanuit de bosen en moerassen, aan beide zijden van de weg naar Pultusk ongenadig onder vuur genomen door daar verschanste infanteristen. Ondanks de tegenstand kon het 2e Dragonders drie Russische kanonnen veroveren. Prins Golitsyn slaagde er door de hardnekkige weerstand in de Franse opmars te vertragen, maar door de Russische nederlaag bij Pultusk diezelfde dag had dit weinig effect op het geheel van de Franse operaties.

     

    Veel tijd om de wonden te likken had Croes’ regiment niet want op 7 februari 1807 om 14.00u. kwamen het IVe Franse Korps onder Davout en Murats Cavaleriekorps aan bij Preussisch Eylau – nu Bagrationovsk – waar ze onmiddellijk slaags raakten met de Russische achterhoede onder Bagration. Tegen de avond was Eylau na een reeks van uiterst bloedige gevechten in Franse handen gevallen. De volgende ochten stonden beide partijen in een verblindende sneeuwstorm tegenover elkaar. Na een tee uur durend artillerieduel kreeg vooral het IVe Korps het erg zwaar te verduren door de Russische infanterieaanvallen.  In een mum van tijd telde het 929 doden en 4.271 gewonden… De resten van het korps zagen zich genoodzaakt om terug te plooien op Eylau, waar op een bepaald ogenblik zelfs het hoofdkwartier van de Franse keizer rechtstreeks bedreigd werd door de oprukkende Russen. De inderhaast opgeroepen grenadiers van de Keizerlijke Garde moesten, ondersteund door de Jagers te Paard van de Garde Buonaparte ontzetten. Om een nederlaag af te wenden besloot de keizer zijn reserve, het Cavaleriekorps van Murat, 80 eskadrons, goed voor een kleine 11.000 sabels, in te zetten. Het resultaat was één van de grootste en meest imponerende cavaleriecharges uit de geschiedenis. Door de sneeuw konden de opeengedrongen cavaleristen niet galopperen. Geformeerd in twee enorme colonnes viel de Franse cavalerie met aan roekeloosheid grenzende moed ‘botte à botte’, paard tegen paard aan. Bijna vier kilometer moest de kolossale ruitermassa overbruggen tot aan het Russische centrum. De eerste kilometers bijna stapvoets terwijl de kanons- en kartetskogels hen om de oren suisden en grote gaten in de oprukkende formaties sloegen.  Pas op tweehonderd meter van de Russen gingen ze over in draf en op tachtig meter van de Russische bajonetten bliezen de trompetters de aanval en wisten ze – ondanks de grote verliezen het Russische centrum te breken. Maar de dragonders on de Grouchy werden teruggedreven. Pas na drie charges door de vermoeide Franse cavalerie was het Russische gevaar definitief afgewend, maar de Franse ruiters betaalden een erg hoge prijs voor deze Phyrusoverwinning. Vijftienhonderd gesneuvelde cavaleristen kleurden met hun bloed de sneeuwvelden rood. Een van de duizenden gewonden was Jan Norbert Croes. Een musketkogel had zijn linkerbovenarm geschampt, maar omdat het een vleeswonde was recupereerde hij vrij snel van deze kwetsuur. Zes dragonders van het 2e Regiment werden omwille van hun betoonde moed op de legerdagorders geciteerd onder hen was overigens ook hun bevelhebber, kolonel Privé die gewond werd door een kartetsschot.

     

    (wordt vervolgd…)


    08-02-2016 om 12:41 geschreven door janhuijbrechts  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (133 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Archief per week
  • 25/04-01/05 2016
  • 11/04-17/04 2016
  • 04/04-10/04 2016
  • 28/03-03/04 2016
  • 21/03-27/03 2016
  • 14/03-20/03 2016
  • 07/03-13/03 2016
  • 29/02-06/03 2016
  • 15/02-21/02 2016
  • 08/02-14/02 2016
  • 01/02-07/02 2016

    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs