Het moet een prachtig zicht geweest zijn. Vier renners op
een rij, in volle inspanning, gestroomlijnd over de weg fietsend. Vier renners
en ook vier broers. Allen gekleed in de mooie blauwe truien met twee
horizontale gele strepen, de trui van Zweden. Gösta, Sture, Erik en Tomas
Pettersson met twee ts en twee s-en. De Zweedse hardrijders uit de jaren 60 en
70.
Een beetje wielerkenner kent de namen nog. Zeker Gösta
Pettersson kent men wel. Misschien ook nog wel Tomas, maar Sture en Erik zijn
al heel wat minder bekend.
Als in een echte ploegtijdrit hebben ze ook hun profcarrière
op elkaar afgestemd. Ze werden alle vier prof in 1970 bij Ferretti. Eind 1971
haakte Erik al af, een jaar later was het de beurt aan Sture, nog eens een jaar
later Tomas en Gösta hield het vol tot in 1974.
Maar wat weten we van deze Zweden. Ja, ze kwamen uit Zweden
en Gösta was geen onaardig renner en werden ze geen wereldkampioen tijdrijden?
Hoe zat het trouwens met de Olympische Spelen? Werden ze ooit Olympisch
kampioen?
De wielergeschiedenis van de Petterssonbrothers begon in
1961.
De oudste van het viertal, Gösta (°23/11/1940 Alingsås, Västra Götaland,
Zweden) werd 1e in het Nordisk Mesterskab (Noords Kampioenschap, een
kampioenschap tussen Noorwegen, Zweden, Denemarken en Finland), ploegentijdrit
op de weg voor amateurs, samen met Sune Hansson, Herbert Dahlbom, Oswald
Johansson.
In datzelfde jaar werd hij ook tweede in de 10e
rit van de eerste Tour de lAvenir, toen nog voor amateurs. Hij maakte deel uit
van een Scandinavische ploeg met 3 Denen, 3 Zweden, 1 Noor en 1 Deen. In die
rit werd hij geklopt door Bruno Fantinato. In de laatste rit werd hij nog eens
vierde en in de eindstand werd hij 21e op 2555 van Guido De Rosso.
In 1962 was hij tweede in het Nationaal Kampioenschap op de
weg en eerste in het Nationaal Kampioenschap, tijdrijden op de weg. In het
Nordisk Mesterskab, ploegentijdrit op de weg voor amateurs won hij opnieuw, nu
samen met Owe Adamsson, Paul (Palle) Munther en Sune Hansson. Het tijdrijden
zat hem duidelijk in het bloed en de genen.
In 1963 kwamen ook Sture (°30/09/1942 Kullings,
Östergötland, Zweden) en Erik (°04/04/1944 Kullings, Östergötland, Zweden) er
bij.
Had Gösta hen overhaald? Sprak hij met zoveel enthousiasme over het
tijdrijden? Gezien de Zweedse traditie van stilzwijgende noorderlingen is dit
eerder twijfelachtig. Waarschijnlijk zat het hem gewoon, zoals hierboven reeds
aangehaald, in de genen. Waren mama en papa Pettersson misschien ook
wielerfanaten? Ik heb er niks over terug gevonden, maar het kan natuurlijk.
Gösta won in 1963 twee etappes in rittenwedstrijden, werd
opnieuw Nationaal Kampioen tijdrijden op de weg en ook Nationaal Kampioen
Ploegenklassement tijdrijden op de weg, met Sture en Erik Pettersson. De eerste
kiem van een succesvol viertal werd gelegd.
Voor het Nordisk Mesterskab, ploegentijdrit op de weg viel
de jonge Erik Pettersson nog te licht uit. Zweden won toch met Gösta, Stig
Blom, Bengt Lager en Sture Pettersson. Erik had echter wel het individuele Nordisk
Mesterskab gewonnen.
De successen werkten aanstekelijk binnen de familie. Want de
vierde Pettersson, Tomas (°15/06/1947 Vårgårda, Västra Götaland, Zweden) begon er
ook aan nadat hij het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement tijdrijden op
de weg voor junioren gewonnen had met Hans Knutsson en Lennart Johansson.
Gösta zelf maakte er een mooi 1964 van. Hij won de Ronde van
Tunesië, veroverde brons in het Nationaal Kampioenschap op de weg, goud in het
Nationaal Kampioenschap tijdrijden op de weg en goud in het Nationaal Kampioen
Ploegenklassement tijdrijden op de weg met Sture en Erik Pettersson.
Erik werd dan nog derde in het individuele Nordisk
Mesterskab op de weg.
Gösta steekt zijn neus aan het venster in het internationaal
amateurpeloton door brons te veroveren op het Wereldkampioenschap op de weg in
Sallanches na Eddy Merckx en Willy Planckaert, ook al een gezant van een
roemruchtige wielerfamilie.
Tijdens de Olympische Spelen in Tokyo behaalden de Zweden
(Gösta, Sture, Erik en Sven Helge) brons na Nederland (Dolman, Karstens, Pieterse
en Zoet) en Italië (Andreoli, Dalla Bona, Guerra en Manza). In de rit in lijn,
gewonnen door de Italiaan Zanin, werd Gösta zevende, Erik elfde en Sture 52e.
De prestaties kenden dus een stijgende curve en de
aanwezigheid van Sture en Erik bleek een aanzet te zijn tot het vormen van een
geoliede tijdritmachine. Het was nu enkel nog wachten tot Tomas iets ouder en
sterker was om de successen te kunnen oogsten.
In 1965 zijn er weinig opmerkelijke resultaten te vinden van
Gösta. Was hij gekwetst? Was hij ziek? Moest hij recupereren? Of was er zoiets
als een militaire dienst in Zweden? In 1965 zijn enkel de drie anderen terug te
vinden in de tijdrituitslagen.
Nochtans reed Gösta samen met Sture mee in de Tour de
lAvenir in een Zweeds-Deense ploeg van 4 Denen en 4 Zweden. Gösta werd zesde
in de laatste etappe en eindigde als 16e op 1446 van Mariano Diaz.
Sture werd achtste in de 9e etappe en eindigde als 64e op
5249.
Sture won verder nog het Nationaal Kampioenschap tijdrijden
op de weg, het Nationaal Kampioenschap Estafette
op de weg met Tomas en Erik, het Nationaal Kampioenschap tijdrijden
Ploegenklassement op de weg met Jan-Åke Ek en Erik. Hij werd verder ook nog 2e
in Nationaal Kampioenschap op de weg.
Tomas, nog altijd junior, won het Nationaal Kampioenschap op
de weg en het Nationaal Kampioenschap tijdrijden op de weg.
Vanaf 1966 kwam Gösta weer volop op het voorplan. Hij won
het Nationaal Kampioenschap tijdrijden op de weg, het Nationaal Kampioenschap
Ploegenklassement tijdrijden op de weg met Tomas en Erik, het Nationaal
Kampioenschap Ploegentijdrit op de weg met Sture en Erik. En het Nordisk
Mesterskab Ploegentijdrit op de weg met Tomas, Erik en Sture. Dit was de eerste
grote zege van het Zweedse broederviertal.
Tomas werd nog 2e en Gösta 3e in het
Nordisk Mesterskab op de weg.
In 1967 wordt er volop voorbereid naar het belangrijke
Olympische jaar 1968. Gösta wint een etappe en de Zesdaagse rittenkoers van
Zweden. Erik wint de eerste en tweede etappe. Gösta wordt tweede in de Ronde
van Berlijn en wint de Ronde van Marokko, Erik wordt derde. Qua tijdrijden zijn
de broers zo goed als onverslaanbaar. Gösta wordt Nationaal Kampioen tijdrijden
op de weg. Hij wint het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement op de weg met
Erik en Tomas, het Nationaal Kampioenschap Ploegentijdrit op de weg met Sture en
Erik en het Nordisk Mesterskab Ploegentijdrit op de weg met Tomas, Erik en
Sture.
Erik wordt Nationaal Kampioen op de weg en 3e in het
Nordisk Mesterskab op de weg.
Op het Wereldkampioenschap winnen de vier broers de 100 km
ploegentijdrit voor Denemarken (Blaudzun, Hansen, Mortensen en Pedersen) en
Italië (Bosisio, Pigato, Marcelli, Martini). De eerste wereldtitel is binnen.
Mama Pettersson mag WK-truien beginnen wassen.
In het belangrijke jaar 1968 lopen de broers waarschijnlijk
hun grootste ontgoocheling van hun carrière op.
Nochtans zet het jaar goed in. Gösta wint etappe 1a, 1b
(Tomas is tweede) en 8 van de Milk Race en het eindklassement. Sture wordt 2e
in rit 9, Tomas 2e in rit 2, 3e in rit 8 en wint de 14e
rit. Gösta is tweede in het Nationaal
Kampioenschap op de weg, wint het Nationaal Kampioenschap Ploegentijdrit op de
weg met Sture en Erik en het Nordisk Mesterskab Ploegentijdrit op de weg met
Tomas, Erik en Sture.
Erik wint het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement
tijdrijden op de weg, met Tomas en Jan-Åke Ek. Tomas wint het Nationaal
Kampioenschap tijdrijden op de weg en het Nordisk Mesterskab op de weg.
Op de Olympische Spelen echter lopen ze het goud mis. Ze behalen
zilver op de Ploegentijdrit, na Nederland (Den Hertog, Pijnen, Zoetemelk,
Krekels) en voor Italië (Bramucci, Marcelli, Simonetti, Vianelli). En Gösta
wordt derde in de Olympisch rit op de weg na Pierfranco Vianelli en Leif
Mortensen. Tomas wordt 7e en Erik wordt er 35e.
De broers nemen echter wraak op de wereldkampioenschappen. Gösta,
Erik en Tomas samen met Josef Ripfel worden derde in het Wereldkampioenschap Ploegenachtervolging
op de baan na Italië (Chemello, Bosisio, Morbiato, Roncaglia) en Argentinië
(Alvarez Seidanes, Alves Gordon, Contreras Vasquez, Merlos Toledo).
Op de weg wordt het viertal voor de tweede keer Wereldkampioen
in de 100 km ploegentijdrit. Ze verslaan
Zwitserland (Hubschmid, Thalmann, Bürki, Spahn) en Italië (Marcelli, Bramucci,
Pigato, Martini). Niettemin zal het verlies van de gouden Olympische medaille
een wrange nasmaak gegeven hebben. Erik wordt dan nog 3e in het
Wereldkampioenschap op de weg na Vittorio Marcelli en Luis Carlos Flores.
Vanaf 1969 wordt toch zeker Gösta te sterk voor de
amateurscategorie. Hij is dan ook al 29 jaar oud.
Hij wint opnieuw de Zesdaagse rittenkoers van Zweden met ook
1 etappeoverwinning. Hij wordt Nationaal Kampioen op de weg en in het
tijdrijden. Hij wint het Nationaal Kampioenschap Ploegenklassement tijdrijden
met Tomas en Jan-Åke Ek, het Nationaal Kampioenschap op de weg Ploegentijdrit
met Erik en Tomas en het Nordisk Mesterskab Ploegentijdrit op de weg met Tomas,
Erik en Sture. Erik won ook nog het Nordisk Mesterskab op de weg.
Ook in de rittenwedstrijden komt Gösta sterk voor de dag. De
Zweedse ploeg start in de Tour de lAvenir met de vier broers. Gösta wint de
proloog en wordt met de Zweedse ploeg 4° in rit 1b zodat hij even de gele trui
mag aantrekken. Die verliest hij s anderendaags echter alweer aan Duchemin.
Gösta wordt nog vijfde in de 5e rit, vierde in de rit 6b, zevende in
rit 9 en vijfde in rit 10a. Sture wordt derde in rit 5 en achtste in rit 10a.
Erik wordt vijfde in rit 3 en Tomas wint rit 6a.
Gösta wordt derde in het eindklassement op 640 van
Zoetemelk en hij wordt derde in het bergklassement. Sture wordt 20e
in het eindklassement op 1526 en vijfde in het puntenklassement. De
Pettersson-broers gaan dus met nogal wat prijzengeld naar Zweden terug.
Op het Wereldkampioenschap is het voor de derde maal prijs
in de 100 km ploegentijdrit. Ze winnen voor Denemarken (Frey, Hansen, Lund,
Mortensen) en Zwitserland (Hubschmid, Thalmann, Bürki, Fuchs).
Het was voor de Petterssons genoeg geweest bij de amateurs.
Wat moest en kon gewonnen worden was gewonnen met uitzondering van een
Olympische titel. Het Italiaanse merk Ferretti zag wel iets in hen en nam ze
alle 4 in de ploeg op.
Gösta startte direct veelbelovend met overwinningen in rit
4b en het eindklassement van de Ronde van Romandië, voor Davide Boifava en Joop
Zoetemelk, en de Coppa Sabatini. Verder een 6e plaats op 920 van
Eddy Merckx in het eindklassement van de Giro d'Italia, met drie toptien
plaatsen, een 3e plaats in het eindklassement van de Tour de France
op 1554 van Eddy Merckx en na Joop
Zoetemelk. Hij behaalde verder in de Tour acht toptien uitslagen. Tomas haalde
vijf toptien uitslagen en eindigde 36e op 1h1328.
Gösta samen met Tomas won aan het einde van het seizoen de
Trofeo Baracchi voor de duos Ritter-Mortensen, toch ook geen smurfen en
Vanspringel-Willy In tVen.
Tussen de grote jongens waren de resultaten voor de drie
andere broers toch iets minder. Tomas had wel een tweede plaats versierd in rit
20b van de Tour de France, een 8,1 km lange tijdrit, op 12 van Eddy Merckx.
Gösta werd 8e op 18. Tomas haalde ook nog 2 tweede en 2 derde
plaatsen in andere wedstrijden. Sture reed één toptien plaats in de Giro en
eindigde als 77e op 2h1006. Op het Wereldkampioenschap werd Sture
30e, Gösta 31e, Tomas 42e en Erik 62e.
In 1971 reden ze nog alle vier bij Ferretti. Gösta kwam tot
volle ontbolstering. Hij won de Giro dell'Appennino en in Vigolo Marchese. Hij
werd samen met Tomas tweede in de Trofeo Baracchi na het duo Ocaña-Mortensen.
Hij werd eveneens tweede in de Ronde van Sardinië, na Merckx, de Catalaanse
Week, na Raymond Poulidor, Paris-Nice, na Merckx en derde in Milaan-Sanremo, na
Merckx en Gimondi. Maar zijn hoogtepunt, en ook dat van zijn carrière, vierde
hij in de Giro dItalia. Gösta behaalde zes toptien plaatsen en veroverde de
roze trui aan het eind van de 18e rit en behield die tot het einde.
Herman Vanspringel werd nog maar eens tweede in een grote rittenwedstrijd en
eindigde op 204 en Ugo Colombo werd derde op 235. In diezelfde Giro
behaalde Erik, terug boven water gekomen, drie toptien plaatsen en Sture, die
51e werd op 1h4554, twee toptien plaatsen.
In de Tour de France behaalde Ferretti een tweede plaats in
de proloog. Verder behaalde Gösta vier toptien plaatsen en Tomas twee toptien
plaatsen. Beiden bereikten echter Parijs niet.
Tomas behaalde een overwinning in rit 5b van de ronde van
Romandië en enkele ereplaatsen in ééndagswedstrijden. Erik had enkel een
uitschieter met een tweede plaats in Vigolo Marchese, na Gösta, en een derde
plaats in de 10e etappe van de Giro.
Op het Wereldkampioenschap werd Tomas 12e, Erik
28e, Gösta 23e en Sture gaf op.
Het seizoen 1972 startte zonder Erik. Nochtans was hij na
een eerste minder jaar, in 1971 weer boven water gekomen en was het eerder
Sture die in 1971 ondermaats gebleven was.
De overgebleven broers reden nog altijd voor Ferretti. Gösta
haalde nog een 2e plaats in het eindklassement van de Giro di Puglia
waar Tomas derde werd. Gösta won de 7e etappe in de Giro voor Eddy
Merckx. Hij haalde verder nog 3 toptien plaatsen in die Giro die hij als zesde
beëindigde op 1309 van Eddy Merckx. Tomas werd in diezelfde Giro 41e
op 1h0306. Gösta en Tomas werden derde in de Trofeo Baracchi na Merckx-Swerts
en Gimondi-Boifava.
Op zich deed Tomas het dat jaar waarschijnlijk zelfs beter
dan Gösta. Hij werd derde in de Coppa Agostoni, in Cotignola en in de Giro del
Lazio. Hij won tevens de 1e en 5e etappe van de Tirreno
Adriatico en werd derde in het eindklassement.
De Tour de France werd niet gereden door Ferretti en in het
Wereldkampioenschap werd Gösta 36e en gaven Sture en Tomas op.
Er zat duidelijk verval op de prestaties van de Pettersons.
Misschien dat Tomas eigenlijk nog het best stand hield, Gösta teerde duidelijk
op zijn prestaties van de eerste twee jaren. Voor Sture was het duidelijk
geworden en hij ging de fiets aan de wilgen. De twee over gebleven Petterssons
verkasten naar Scic.
Gösta werd aan het begin van het seizoen 3e in
het eindklassement van de Tirreno Adriatico. Hij reed één toptien plaats in
de Ronde van Romandië en werd 8e in het eindklassement. Hij deed
voor het eerst mee in de Ronde van Zwitserland, won er de 8e etappe
b en werd 7e in het eindklassement op 753 van Fuente. Hij reed er
nog een toptien plaats en Tomas gaf er op. Hij werd 3e in het eindklassement
van de Giro di Sardegna en eindigde 2e met Boifava in de Trofeo
Baracchi na Gimondi-Rodriguez. In de Giro dItalia reed hij drie toptien
plaatsen en werd uiteindelijk 13e op 3442 van Eddy Merckx. In het
Wereldkampioenschap gaven zowel Gösta als Tomas op.
Op het einde van het seizoen had Tomas het ook begrepen. De
prestaties van 1972 had hij niet kunnen verder zetten, in tegendeel zelfs, hij
presteerde zo goed als niks.
Gösta bleef alleen over en veranderde nog eens van ploeg.
Hij zou zijn laatste jaar rijden bij Magniflex. Gezien zijn leeftijd, 34 jaar,
mag gesteld worden dat hij in schoonheid afscheid nam.
Bij zijn tweede deelname in de Ronde van Zwitserland
behaalde hij zes toptien klasseringen en werd hij 2e op 58 van Eddy
Merckx. In de Giro dItalia behaalde hij drie toptien noteringen en werd hij
uiteindelijk 10e op 1708 van Eddy Merckx. Op het
Wereldkampionschap werd hij nog 17e en in de Trofeo Baracchi
behaalde hij met Rodriguez een tweede plaats na Moser-Schuiten.
Na afloop van hun carrière hebben drie van de vier broers
gekozen voor een andere familienaam. De familienaam Pettersson (ook soms
Petersson) werd te veel verspreid van uit Zweden over de hele wereld. Daarom
konden de dragers van deze familienaam van homoniem veranderen en een andere
identiteitskaart vragen in Zweden. Dit gebeurde toen de broers ruzie hadden.
Wat de reden van de ruzie was kon ik niet achterhalen.
Erik, Tomas en Sture heetten vanaf den Fåglum, naar de naam
van de club waarbij ze debuteerden. Op het toppunt van hun glorie spraken de
Zweden al van de " Fåglum brothers". Alleen Gösta behield zijn
oorspronkelijke achternaam.
Gösta was een regelmatig renner. Hoewel hij zelden een
wedstrijd wist te winnen, zat hij altijd mee in de goede ontsnapping. Hij had echter
altijd een defensieve houding die niet in de smaak viel van het grote publiek.
Hij had een ietwat bescheiden persoonlijkheid, en misschien daardoor is er
nooit echt uitgekomen wat hij allemaal in zich had. Tomas had misschien
evenveel talent als Gösta. Maar misschien lag hij als de jongste teveel onder
de plak van Gösta en de andere broers. Erik was te onregelmatig om echt door te
dringen bij de beroepsrenners en Sture was de minste van de vier. Hij verliet
het viertal ook als eerste voor goed want hij overleed op 26 juni 1983 ergens
in Noorwegen.
Samen wonnen de Petterssons 13 wedstrijden bij de profs
(Gösta negen en Tomas vier). Ze werden 3 keer wereldkampioen bij de amateurs
hetgeen dus 12 WK-truien betekent voor één familie.
24-01-2011, 00:00
Geschreven door G.L.
|