dinsdag 26 februari 2008 10:06 door tomaso_agricola
Deze schets, gemaakt door Charles Darwin in 1837 vlak nadat hij teruggekeerd was naar Engeland van zijn reis rond de wereld met de Beagle, is zijn eerste schets van een levensboom' (tree of life). Het laat zien hoe hij dacht over het ontstaan van verschillende variaties en soorten als vertakkingen uit 1 enkele ouder' soort.
De schets ontwikkelde zich uiteindelijk tot de enige afbeelding die in 1859 in The origin of species is te vinden (zie onder).
Vele bomen zijn er nadien opgetekend, in het begin vaak alleen maar op basis van anatomische (en evt fysiologische) overeenkomsten, maar na de ontdekking van DNA ook op basis van het erfelijk materiaal van verschillende soorten, waarvan ik een mooi voorbeeld hier al eens heb laten zien (en hier op 30-11- 2007 09:51 gebruikt om aan een tweetal evolutie ontkenners uit te leggen wat genetische overeenkomsten en verschillen nou eigenlijk betekenen)
.
Voor de tijd van Darwin werden organismen ook al ingedeeld in een klassificatiesysteem (het systeem van Linnaeus was al een tijd in gebruik). Het concept van Darwins boom hield in dat de klassificatie in het vervolg op basis van de genealogische relatie van de soorten zou moeten worden gedaan. Soms zijn de overeenkomsten en verschillen tussen soorten vrij duidelijk en is dat geen probleem. Soms lijkt een soort alleen maar op zichzelf en dan lukt het niet. Een reden hiervoor kan zijn dat de mogelijke tussenvormen allemaal uitgestorven zijn. Om een goede klassificatie te doen is het altijd handig wanneer er fossielen zijn die mogelijke tussenvormen representeren. Tegenwoordig kan er ook op basis van het DNA nog een poging worden gedaan om de soort in te delen in het grotere geheel.
vrijdag 22 februari 2008 10:06 door tomaso_agricola
In 1803 verscheen het Essay on the Principle of Population van de econoom Thomas Malthus. Malthus merkte daarin op dat de groei van een populatie onvermijdelijk uit de pas zou gaan lopen met de groei in grondstoffen. Overpopulatie en tekorten waren daarvan het gevolg, iets wat tot dan toe niet onder ogen werd gezien.
Beide aardsvaderen van de evolutietheorie (Charles Darwin en Alfred Russel Wallace) pasten dit principe toe op de biologie. Niet alleen de mens, maar elk levend wezen produceert meer nakomelingen dan er kunnen overleven. Beiden merkten op dat die nakomelingen geen identieke meerlingen zijn. Er zit variatie in. Sommigen zijn beter aangepast aan de omgeving dan andere en zij zullen dan ook meer nakomelingen voortbrengen voor de volgende generatie. Wanneer de betere aanpassing erfelijk overdraagbaar is zal die aanpassing worden overgedragen op de volgende generatie.
Het organisme zal altijd proberen te reproduceren, de omgeving bepaalt wie er doorgaat voor de hoofdprijs (=vruchtbaar nageslacht).
Wallace legde zwaar de nadruk op natuurlijke selectie. Darwin deed dat wat minder, ook omdat hij andere mechanismen in gedachten had (zoals seksuele selectie en coevolutie, maar daarover later eventueel meer). De 3-eenheid van Reproductie, mutaties/variatie en selectie brachten het concept dat alle soorten 1 gemeenschappelijke voorouder deelden binnen handbereik.
In de tijd van Darwin en Wallace was men nog niet goed op de hoogte van hoe erfelijkheid werkt. In 1866 publiceerde Gregor Mendel zijn bevindingen met erwtenkruizingen, maar die lagen meer dan 30 jaar te suffen voordat onze eigen Hugo de Vries rond 1900 er iets in zag. Tot die tijd had men had het idee dat kinderen een soort vermenging waren van hun ouders, wat nooit tot een grotere variatie kon leiden. Vooral wiskundigen hebben er in die tijd op gewezen dat er iets niet kon kloppen aann de evolutietheorie van Darwin.
Bij het opstellen van de Moderne Synthese van de evolutietheorie in de loop van de jaren '30 en '40 van de vorige eeuw werd door J.B.S. 'Jack' Haldane, Ronald Fisher en Sewal Wright een begin gemaakt met populatiegenetica, een tak van de biologie die (ironisch genoeg) juist veel gebruik maakt van wiskundige modellen. Fisher, Wright en Haldane lieten o.a. zien dat een klein selectievoordeel een groot effect kan hebben op de uiteindelijke samenstelling van een populatie (= een groep organismen van dezelfde soort). Daarvoor is het wel noodzakelijk om goed gekwanificeerde metingen te doen aan die populaties. Goed tellen dus. En dan blijkt dat natuurlijke selectie echt zijn werk wel doet.
Census of Marine Life scientists with the German Center for Marine Biodiversity Research at the Senckenberg Research Institute, last year described this new species and genus of the burrower loriciferan, Culexiregiloricus trichiscalida, found at 4,141 meters (2.6 miles) depth in the Atlantic's Guinea Basin south of Cote d'Ivoire, Africa, on the 2005 DIVA 2 expedition. Loriciferans, affectionately dubbed "girdle wearers" due to characteristic hind shells resembling a corset, are among the smallest known multi-cellular marine animals. This is a juvenile stage specimen with a body length is about 1/4 of a millimeter (1/100th of an inch) -- roughly the width of three human hairs. The body is filled with granular cells and tissue. (Credit: Gunnar Gad, Marco Büntzow, Deutsches Zentrum für Marine Biodiversitätsforschung/German Centre for Marine Biodiversity Research, Senckenberg Research Institute, Germany /Census of Marine Life)
1- Giovanni Barcella(drums ) /Onbekende Finse bassist /Bart Maris / Tsjok 2.- Bart Maris ( trompet )/Onbekende Finse bassist/Onbekende conservatorium student viool /Tsjok ( alt ) 3.- The Challenge 4.- een "folk "clarinettist en een andere student / prachtige bassist van het conservatorium 5.- een free versie van "When the saints ( and the sinners ) " 6.- Free folk for all
Müller cells are living optical fibers in the vertebrate retina
Kristian Franze*, Jens Grosche*, Serguei N. Skatchkov, Stefan Schinkinger§, Christian Foja¶, Detlev Schild, Ortrud Uckermann*, Kort Travis§, Andreas Reichenbach*,**, and Jochen Guck§