thuishaven2
thuishaven2
  • eerste pagina
  • Inhoud blog
  • Brugge.
  • Op het strand
  • soera rana 2
  • soera rana 1
  • marie metz koning 4
    Zoeken in blog

    We zijn de 16de week van 2024
    Miel Cools
  • Er was een tijd
  • Boer Bavo
  • Zeven zwanen
  • De stad slaapt
  • Houden van
  • De vlinder
  • Thuis
  • Huis in Nieuw Zeeland
  • Geluk
  • Hugo Raspoet
  • Helena
  • Mijn koningskind
  • Hoe durven ze
  • Eviva El Papa
  • Daar is de zon
  • Mijn korenbloem
  • Eens komt de dag
  • Dag lief
  • De lijkenstoet
  • Jan Publiek
    Hugo Raspoet2
  • Annemarieke
  • Ecce Homo
  • Zoals ik eenmaal beminde
  • Mijn schaduw
  • Oost west
  • Een nieuwe lente
  • Verstoppertje
  • Marleen
  • Ik liep een eindje om
  • Jantje zag eens pruimen hangen
    Will Ferdy
  • Vlaanderen mijn land
  • Klokke Roeland
  • Het schrijverke
  • Zjef Vannuytsel
  • Zotte morgen
  • Houten kop
  • Als je zomaar weg zou gaan (met Sarah Bettens)
  • Stil in de kempen
  • Katastroof
  • Weerzien
  • Alizee
  • La isla Bonita
  • two man sound
  • charlie brown
  • Loona
  • Latino lover
  • Latino lover2
  • Lambada
  • lambada1
  • lambada2
  • lambada3
  • lambada4
  • lambada5
  • Jazira Belly
  • chorografie 11
  • Chorografie 9
  • Chorografie 1
  • Dinsdag
  • Vrijdag 13
  • maandag 5
  • Chorografie 7
  • Vrijdag 1 shimmy
  • tabla solo
  • Choreografie 3
    Jazira Belly 2
  • Vrijdag shimmy dag
  • Choreografie 6
  • Maandag 1
  • Dinsdag lied 10
  • Gele danskledij
  • Woensdag 1
  • Dinsdag lied 7
  • Vrijdag shimmy dag 3
  • Vrijdag 17
  • Vrijdag 14
    Jazira Belly 3
  • Maandag 15
  • Vrijdag 15
  • Maandag 6
  • Chorografie 2
  • Vrijdag 16
  • Dinsdag lied 11
  • Vrijdag shimmy dag 12
  • Maandag 2
  • Chorografie 13
  • Maandag 16
    Jazira Belly 4
  • Vrijdag shimmy dag
  • Maandag 10
  • Dinsdag 17
  • Dinsdag lied week 1
  • Maandag 13
  • Maandag lied 1
  • Woensdag 21
  • Maandag 24
  • Dinsdag lied 19
  • Woensdag 15
    thuishaven
  • eerste pagina
  • Jazira Belly 5
  • tabla solo 12
  • Majyong
  • kerstspel
  • Mijn bibliotheek
    27-09-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Brugge.
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Duc de Bourgogne op het huidenvettersplein.

    27-09-2017, 19:10 Geschreven door André  


    21-09-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Op het strand
    Op het strand. Wat was het strand zonnig en zo breed, toen ik u zag, de golven weken staag verder terug, en op mijn vragen schreedt gij vriendelijk naast mij voort. Een frisse vlaag van levenslust doorstroomde ons, zo blij als kinderen waren wij. Zoals kinderen doen, begonnen wij elkander helpend, toen een berg van zand te bouwen, om daar vrij te kunnen op staan aan de verste rand, waar eb eindigt. En wij stonden daar, zo rustig hand in hand, en wonderbaar klonk ons het branding breken tegen het strand. Ver achter ons was nu het mensengewoel, wij waren samen met ons kinderlijk gevoel, jij had op mijn schouder je hoofd geleid, en peinzend staarden wij in de oneindigheid. Daar kwam de vloed, wij zagen het bruisen reeds van ver, het opsteken van der golven kam, het opstuiven van de baren heir, dat steeds met breder scharen, dreigend nader kwam. Toen wilde ik mijn armen om je heen slaan, en zeggen: laat ons hier blijven staan, als wij elkander houden is het goed, al stort over ons de watervloed. Maar gij werd voor de hoge zee beducht, en nam de plooien van je kleed bijeen, en zijt naar veiliger strand terug gevlucht, en liet mij op de zandberg heel alleen. 1893 geen dichter vermeld

    21-09-2017, 10:49 Geschreven door André  


    19-11-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.soera rana 2

    Verdorde bladen. 1881

    III. Aan dr. * * *

    In uw nederig huis,

    In de stilte uwer kluis,

    Zag ik op naar den gloed uwer oogen;

    En ik hoorde op uw stem,

    Mij vermanend tot Hem,

    Die ook mij in Zijn licht zoû gedoogen;

    Voor uw needrig altaar,

    Met de aandachtige schaar,

    Daar vergaderd in heilig verlangen,

    In 't gevoel mijner schuld

    Van ontroering vervuld,

    Heb ook ik aan uw lippen gehangen;

    Aan een needrige groef,

    Tot den doode toe droef,

    Waar mij 't liefste voor goed zoû begeven,

    [p. 348]

    Zag uw deernis mij aan -

    En uw woord en mijn traan

    Nam ik mede in 't gedruisch van dit leven.

    Als een zucht ons ontwelt,

    Als een droomgezicht smelt,

    Zijn die dagen, die jaren vervlogen;

    Bij de schare aan uw voet

    Ligt een schitt'rende stoet,

    Liggen Keizers en Princen gebogen;

    Zoo 't verleden u heugt -

    Ander leed, and're vreugd,

    And're harten vervullen uw harte;

    Slechts den klank van uw naam

    Voert een nagalm der Faam

    Mij somwijlen noch toe uit de verte;

    Maar wat vorst'lijk geslacht,

    Maar wat hoogheid en macht

    Tot u stroom om den roem uwer gaven:

    Mij doorsiddert die klank

    Als met heimwee en dank

    En ik zie u te midden der graven.

    IV. De amandeltak.

    Vol liedren waren de boomen,

    De lucht van geuren zwaar;

    De blijde zonnestralen

    Omschenen heur goudblond hair.

    Een bloeiend amandeltakjen -

    Hoe kleurde dat wit bij dat rood! -

    Liet hij spelen om voorhoofd en wangen,

    Om 't halsje en haar flonk'rende boot.

    [p. 349]

    Als nimmer noch zag hij haar blozen,

    Dien zaligen morgenstond;

    Hij zocht een blik van haar oogen...

    Hij kuste den lachenden mond.

    De zonnestralen omachijnen

    Aan 't venster haar doodsch gelaat;

    Omschijnen heur grijzende lokken,

    En somber weduwgewaad.

    Zij staart naar buiten en hoort niet

    Der vooglen lustig geschal;

    Zij ziet niet de kleurschakeerselg

    Der bloemen zonder tal;

    Zij ziet, met stille gebeden,

    Een glimlach en een traan,

    Het dartel bloesemtwijgje,

    Voorlang tot stof vergaan.

    Soera Rana.

     

    19-11-2013, 22:31 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.soera rana 1

    Primula Veris.sleutelbloem

    I.

    Lieflijke bloeme,

    Zijt ge zoo vroeg reeds

    Wedergekomen?

    Welkom, ik groet u,

    Primula Veris!

    Zachter dan alle

    Bloemen der weide

    Hebt gij gesluimerd,

    Lieflijke bloeme,

    Primula Veris!

    Gij alleen hoorde

    't Eerste, zoet lokkende,

    Levenverwekkende

    Lentegefluister,

    Primula Veris!

    Mij ook in 't harte

    Bloeide voorlange,

    Schooner dan alle

    Bloemen der liefde

    Primula Veris.

    [p. 167]

    II.

    Lieflijke bloeme,

    Primula Veris!

    Vriend'lijke, ik noem u

    Bloem van 't geloove.

    IJlings, op 't eerste

    Wenken des hemels,

    Snelt gij hem tegen,

    Opent uw kelken.

    Zie, het is Lente!

    Sluipende nachtvorst,

    Killige neevlen

    Mogen haar sluieren;

    Toch, gij gelooft het,

    Dat de gewenschte

    Godd'lijke Lente

    Eind'lijk herleefde,

    Opent uw kelken;

    Ach, maar daar dringt u

    Loerend de nachtvorst

    Doodlijk in 't harte.

    Laat het verwelken!

    Maar de geloovige

    Ziele der bloeme

    Gaat niet verloren.

    Soera Rana.

    Naar Lenau.


    Gebed.1903

    Aan Helene Swarth.

    I

    ô God, voor wien ik kniele in 't stof! 't Behaag' u

    Mij aan te nemen voor uw rechterstoel,

    Ondanks een hart, voor zóóveel weldaân koel;

    In ootmoed kome ik, Vader, en ik vraag u:

    Doordring mij van een vlammend, rein gevoel;

    Ontferm, ontferm u over mij. Ik klaag u

    Mijn ontrouw, gij Getrouwe; ja, 'k verlaag u,

    Uw eer, uw heilgen naam, uw liefdedoel...

    ô God des lichts, 'k heb immer trouw bevonden

    Uw liefde, al deinsde ik angstig voor uw roê,

    Rechtvaardiglijk kastijdende alle zonden;

    Ach, telkens weêr zalft gij de wonden toe

    Van die daar ligt in ketenen gebonden,

    Barmhartig God, genezens nimmer moê!

    II

    ô Ik vergeet u, ik verlaat u te allen tijden,

    Ja, U, mijn God! Gij strooidet zilvervuur

    Van sterren op uw kleed van klaar azuur;

    Gij liet de zon in uwe vingren glijden;

    Gij bouwdet om mij, arme, een blanken muur

    Van eindlooze genâ, schoon haar ontwijdden

    Mijn zonden als scharlaken, schoon geen lijden

    Te stalen scheen de' ontmachte van natuur...

    [p. 428]

    Wanneer loofde u mijn zang, zijn uw geboden

    De veilge weg dien vast mijn voet betreedt?

    Ik sidd're voor uw zwaard dat mij kan dooden,

    Uw schrikbre heerlijkheid, uw starrenkleed,

    Uw troon, waar 't rijk voor vàlt der valsche goden:

    Maar toch, ik kom tot U, die alles weet.

    19 Jan.

    Soera Rana.

     

     

    19-11-2013, 22:30 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.marie metz koning 4

    Verzen 1923 (4)
    Van Morie Metz-Koning.

    Christus in ons.

    Rozenomkranste illusie, goud-gelokt,

    Klopte aan mijn deur: heur oogen zag ik in

    Door Toovermacht gebroken boog mijn zin

    Willoos waar Schijn zich Eeuwigheden jokt.

    Illusie zong: O, menschenkind, bemin!

    Ga, neem en geef waar het geluk u lokt.

    Wees weerloos, waar genot op golven schuimgevlokt,

    U draagt en drijft het gouden zonlicht in.

    Illusie zong en willoos in heur wil

    Dreef op de zee waar Venus eens verrees

    Mijn menschenziel - Tot ziende in groote vrees

    Ontwaakte in mij wat eeuwig is en stil.

    En in die eeuwge stilte opeens ontstaan,

    Zagen mij Christus' oogen vragend aan.

    [p. 244]

    Eenzaamheid.

    O, eenzaamheid! O, aetherbleeke vlam

    Die ongezien der menschen zijn verteert:

    Ik heb mij niet meer van u af gekeerd

    Nadat de laatste feestnacht me overkwam.

    O, eenzaamheid, ik heb mij niet geweerd,

    Wanneer uw gulzigheid mij alles nam.

    Wanneer het beste en liefste u niet ontkwam

    Totdat in leegte 't al was weggeteerd.

    O, eenzaamheid, meedoogenlooze brand

    Die al maar dieper, al maar breeder vreet;

    Liefde en geluk en eindlijk zelfs het leed

    Als nutteloos uit uwen kring verbant:

    Mij zijt gij een Verlossingsgod geweest;

    Want uit uw asch verrees bevrijd mijn geest.

    [p. 245]

    Ontstegen lente.

    Een vogel fluit; de buien zijn voorbij.

    In zonlicht juicht de breed-gezwollen stroom.

    Nu zijn der menschen oogen blij en vroom

    Bij 't voelen van een lieflijker getij.

    De zuiderzoelte kust de leden loom.

    O, zaligheid van de avond, als gevlei

    Van rozegeur gelooven in ons lei

    Aan de eeuwge schoonheid van een liefdedroom.

    O, wreede lente, o, zware kruisiging!

    Voor wie der kleinen liefde niet ontsteeg,

    En eenzaam is; uw lieflijk aanzijn leeg

    Gelijk een schrijnend afzijn onderging.

    O, lente, die in god-geluk omving

    Hem die uit Zich tot Zich bevrijding kreeg!

    [p. 246]

    Storm.

    Loei aan, o, wind! en wuif niet uit het Zuiden

    Met teere trekjes rond mijn rustloos hoofd;

    Maar wakker aan: het vuur dat nooit verdooft

    Met sterken drang van stoere stormgeluiden.

    De mensch die scheppen wil, hij hoort het luiden

    Der eeuwigheid boven wat Schijn belooft.

    En wat kan hem, die in zichzelf gelooft

    Het zoet gedoe van 't slapelied beduiden?

    Loei aan! en wek in mij der vlammen kracht.

    Uit vuur heeft God de werelden geschapen.

    Help mij mijn hoogste krachten samenrapen.

    Wat baat de rust vóór alles is volbracht?

    Wie met zichzelven om Zichzelven strijdt

    Hij kent géén rust dan de eeuwge rustloosheid.

     

     

    19-11-2013, 22:28 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.marie metz koning 3

    Verzen 1923 (3)
    Van Morie Metz-Koning.

    Eenzaamheid.

    Van alle dingen die de menschen wachten

    In aardsch verlangen naar gelukkig zijn,

    Is niets zoo doelloos als 't vergeefsche trachten

    Naar één te worden door tezaam te zijn.

    Bij alle vreugden die de menschen derven

    Is niets zoo zeker als de zekerheid:

    Alleen te leven en alleen te sterven

    In eigen pijn van eigen zielestrijd.

    Er peilen oogen en er tasten handen

    Die nimmer dringen in der vreemden geest;

    Die nimmer reiken dan aan zielewanden

    Waar vreemde smart gekerkerd is geweest.

    We leven naast elkaar als arme blinden

    En tasten naar die andren om ons heen.

    We zoeken andren om onszèlf te vinden

    In de eenzaamheid van eigen ziel alleen.

    Ascona, 1922.

    [p. 357]

    De arme.

    Wend naar mij toe uw moe en droef gezicht

    Gerimpeld in de dagelijksche zorgen;

    Verstrakt in nijpende angst om brood voor morgen;

    Verkrompen in een klein-gekozen plicht.

    Wend naar me toe uw oogen zonder licht,

    Kleurloos en dof in kasse' als opgeborgen;

    Verschuwd in blikken die zich werend worgen

    In vrees voor àl wat in de toekomst ligt.

    Reik mij uw eêlte, kromgetrokken handen,

    Verbruind, vervuild in arbeid zonder lust;

    Verwrongen in gebeden zonder rust

    Bij altaars waar gekochte lichten branden,

    En laat mijn blik van wetend mede-lijden

    De tempel van uw menschenziel doorwijden.

    Ascona, 1922.

    19-11-2013, 22:27 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.marie metz koning 2

    Verzen 1922 (3)
    Door Morie Metz-Koning.

    Zonde.

    Ze ging in het Godshuis en bleef aan de deur staan.

    Schuw.

    Zou ze dan toch tot God durven ingaan?

    Nu?

    Brandende lagen er nog op haar mond

    Zijn kussen.

    Zou een gebed die vlammende wond

    Ooit blusschen?

    't Witte Mariabeeld daar:

    't Met bloemen getooide.

    Zij hier met kleurige linten in 't haar:

    De om hém vermooide.

    Al die stille gezichten van Heiligen

    Die nooit spreken.

    Moet niet zijzelf die in wijding beveiligen

    En de stilte niet breken?

    [p. 381]

    Mogen haar schuchtere schreden, hoe zacht ook,

    Langs die kruisen wel treden?

    Christus ziet neer van die kruisen en wacht ook

    Háre gebeden.

    Maar in een huivering hult zich haar wezen.

    Gebogen

    Blijft ze in haar vreezende vrouwenziel lezen:

    De logen.

    Wijkt ze terug uit de wachtende kerk.

    Schuw!

    Weet ze maar één ding: het stalende werk.

    Ruw!

    En dan maar zwijgen. Niet spreken.

    Zwijgen en wachten.

    Snikkende bidden. Zichzelve breken

    In boetende nachten.

    Snikken om onmacht. Bidden om krachten.

    Krimpen in waan.

    Wetend, dat al wat de duivelen brachten

    Slecht is gedaan.

    Duivels met horens en vuurgloeiende oogen.

    Oogen als kolen.

    Iedereen heeft voor den duivel gebogen.

    Dom gaan ze dolen.

    Enkel van Christus de wetende Liefde:

    Liefde die God is,

    Dat is de liefde die niemand nog griefde:

    Die een Gebod is.

    Donker en dreigende kijkt 't onbekende,

    't Mysterie, haar aan.

    Toch zou ze zóó, als een vreugdig gewende,

    Dood durven gaan.

    [p. 382]

    God is toch goedheid en God zal vergeven,

    Al wat Hij weet.

    Alles wat slecht was: haar Godlooze leven,

    Omdat ze leed.

    Ze leert haar oogen toch weer in den dag

    Opslaan.

    Ze leert weer hoopvol en zelfs met een lach:

    Kerkgaan.

    Dit heeft de tijd die alles eens heelt,

    Haar weer hergeven.

    Toch voelt ze weer naadren de zonde die streelt:

    Dat doet het leven.

    [p. 383]

    Liefde.

    De handen en de hoofden stil bijeen

    Gaan de gelieven door de stilte heen.

    In maneschijn, in dichte schâuw van huizen

    Ontvliedend lied en lach en de gedruischen

    Der andren, die niet weten van hún vreugd.

    't Is of uit eerd'ren tijd dit wonder heugt:

    Een wetend licht, dat weerlicht op hun paden

    En verre dingen van geluk doet raden.

    Daar is de maan, vreemd langs de zwarte daken

    De maan, die vreemd lacht in heur zilvren kaken

    En 't alles rond en goed en zoet beziet,

    En zilvren licht op doode dingen giet;

    En vreemd onwezenlijk in nevels glijdt;

    Van zilvren licht het al doorweeft en wijdt.

    De handen en de hoofden stil bijeen

    Gaan de gelieven langs de dorpskerk heen.

    Daar klinkt een hooge klank ten toren af.

    Is het een open weg of is 't een graf?

    Is 't een begin of 't eind van alle pijn?

    Is het geluk of zal het weemoed zijn?

    Wat zullen woorden tot elkander gaan?

    Wat heeft de nacht voor wonderlijks gedaan?

    Daar worden ketens rond hen om gesmeed.

    Zijn ze van vreugd of van verborgen leed?

    De handen en de hoofden stil bijeen

    Gaan de gelieven door de lanen heen.

    De lanen, waar de loovers alles weten;

    De nooit gesproken woorden niet vergeten.

    Waar schâuwen schuiven op den witten grond;

    En waar de maan is goed en zoet en rond.

    Dan, één met al de liefde van den nacht

    [p. 384]

    Het groote geven in geheimen pracht.

    Het blinde drinken van den moeden mond

    Die dood en leve' op eendre lippen vond.

    Dan, als een blij geheim den eigen naam

    Als nooit gehoord nog. Dan weer handen saam

    En hoofden stil gebogen, stil bijeen,

    Bij 't langzaam wand'len door het zilver heen.

    Ruische geluiden, waar de koelte kust;

    Een verre vogelstem die telkens rust.

    De wijde stilte in gansch gewijde pracht

    Een schooner schoon dan ooit de ziel bedacht.

    De handen en de hoofden stil bijeen

    Gaan de gelieven door de lanen heen;

    En als het lichtend wonder is volbracht

    Dan siddert blind de zilvren manenacht.

    [p. 385]

    De zang der zee.

    Ik teeken het leven

    Inwendig gegeven

    Inwendig gebleven

    Vol vorstlijke trots.

    't Onkenbaar gekende;

    't Onweetbaar gewende

    't Onschendbaar geschende

    Der heerlijkheid Gods.

    In paarlende randen

    Langs fulpene stranden;

    In kuivende branden

    Op rotsige kust.

    In zwijgende nachten

    Van star'lende prachten

    Vol donkre gedachten

    Van godlijke rust.

    In blauwende dagen,

    Als droomende vagen

    De golven, die dragen

    Het zonnelicht mee.

    Bij stormende wolken

    Als blik'rende dolken

    In weerlichte kolken

    Verflitsen in wee.

    Ik geef in de grillen

    Waar kleinen om rillen

    Het wrochtende willen

    Der éénige macht.

    [p. 386]

    Het nemen en geven

    Zichzelven gebleven

    Zichzelven ontheven

    In grenslooze kracht.

    De smarten der aarde,

    Van waardlooze waarde

    Voor Hem die ze baarde

    En Zich er in zag.

    Van duivels en englen

    't Ontwijken en menglen

    't Tot een-zijn zich strenglen

    In schreienden lach.

    Uit mij is geboren

    In goddelijk gloren

    Verlost en verloren

    Der schoonheid gestalt':

    De liefde der goden

    Den menschen geboden;

    De Schepper der nooden

    Waar alles in valt.

    Mijn zang is: der zielen

    Niet kennende knielen

    Het rusten en wielen

    Der scheppenden schijn.

    Het nimmer gegrepen

    Het immer begrepen.

    Der ketens, die slepen

    En zalig doen zijn.

    19-11-2013, 22:26 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.marie metz koning 1

    Proloog 1921 (1)
    Door Morie Metz-Koning.

    Lichtbeving,

    Lichtweving.

    Om de boomen

    Een schromen,

    't Eerste komen

    Van Licht...

    Hoog opgericht

    Zien de kronen der boomen het zon-gezicht.

    Een siddering vaart door hun twijgen.

    Ze nijgen

    Tot bloemen, nog gesloten,

    Dan, zacht van blauwen dauw begoten,

    Zich openen, zacht in het licht,

    Sidderend in de pracht van het zon-gezicht.

    Groene vlammen

    Van varens rond de stammen,

    Vlammen, die leken.

    Een vogel begint te spreken,

    Heel teer een toon,

    Om ongekend schoon,

    Schoon, dat opengaat,

    Als een boek dat openslaat,

    Waar vreemde letters in beven,

    Woorden, die op alles antwoord geven.

    [p. 111]

    Dan de licht-flitsende stralen,

    De pijlen der zon, die dalen

    Over de aarde, die lacht.

    Lang heeft ze gewacht,

    In de grenslooze omdonkering,

    Bij wat ver stergeflonkering.

    Hooger stijgt de pracht.

    't Licht heeft zijn zege volbracht.

    Diertjes wriemelen àl langs de aarde,

    Uit de aarde, en daar, waar de nacht nog bewaarde:

    Vochtige kou.

    Ze gaan zeker en gauw,

    Wetend hun geheimen plicht,

    Hun wondere taak in het licht.

    Dan vangen andere vogels aan.

    Ze kunnen elkaar verstaan.

    Hun stemmen zijn van licht.

    Ze weven een groot, bevend gedicht,

    Gedicht vol verwondering,

    Toch zeker en zonder afzondering.

    Ze weten, dat Liefde het hoogste is.

    Ze kennen niet der menschen gemis.

    Jubelend pijlt leeuwerik in de lucht.

    Hij vlucht,

    Omdat zijn geloof hóóg hem heentrekt

    Naar 't licht, het licht dat alles wekt.

    Lange schaduwen liggen over de aarde:

    Dat is wat nacht nog bewaarde

    Aan duisternis die niet wil verlaten.

    Alles wacht gelaten,

    Wat nu de zon zal doen.

    In één brandenden zoen

    Kust ze de aarde, kust ze het al,

    Als een moeder, die weet dat haar kind nu ontwaken zal.

    En ze spiegelt haar eigen wonder

    In al de flonkering, boven en onder,

    In de groote dauw-diamanten,

    Sidderend hangend aan alle kanten,

    [p. 112]

    Vastgehouden in bloem-harten.

    Niets kan meer smarten.

    Daar is een gezoem van insecten,

    Gevleugelde minnaars, die bloem-zielen wekten.

    De bergen liggen zoo trouw,

    Ze liggen blauw,

    Als wachters langs den horizon,

    Daar, waar het licht zijn zege begon.

    En de wuivende wiek van den wind

    Zoekt en vindt

    Bloem-aromen.

    Hij voert ze mee; ze komen

    Door de open ramen, waar menschen ontwaken

    En zich eerst voor den dag wat angstig maken.

    Mannen rekken hun pezige leden;

    Vrouwen zwijgen: dat zijn hun gebeden.

    Kinders kijken met hemel-oogen

    Naar 't licht waarin ze weer leven mogen.

    Even zijn ze wat bang;

    Dreinen om een klein verlang'.

    Dan komt moeders medelîj,

    Maakt ze weer zorgen-vrij.

    Moeder's handen zijn zacht;

    Ze heeft alles overdacht.

    Ze ziet op naar het donker' gezicht

    Van den man, in wien slaap nog niet zwicht.

    Ze vreest voor het leven dat hem wacht:

    Ze heeft alles overdacht.

    Zwijgend doen heur oogen hun gebeden.

    Niemand weet wat ze leden.

    Haar mond lacht:

    Ze heeft alles overdacht.

    Dit is de vrouw

    In wie niemand een engel weten wou.

    Dan staat stoer en sterk

    De man voor het komende werk.

    Hij wil de vechtende strijder zijn:

    Vrouwen zijn zwak en kind'ren zijn klein.

    [p. 113]

    Maar rond zijn hoofd

    Ligt ongedoofd

    De liefde der vrouw,

    In wie niemand een engel weten wou.

    Zij blijft in het zorgende kleine,

    In de rust, die niets doet verdwijnen,

    Omdat kleine dingen er groot zijn,

    En besluierde vragen er bloot zijn.

    Zij kent die vragen:

    Angsten van alle dagen.

    Ze legt haar geloof er op heen

    En gelooft maar alleen.

    En de kinders, klein in de schoolbanken,

    Hooren wondere klanken:

    Dingen, die ze niet begeeren,

    Maar die ze toch, stil, leeren,

    Omdat het zoo moet zijn.

    Even geeft dat wat pijn.

    Buiten roept alles en lacht;

    Het spel wacht.

    Kil is de school; en de stem die hen leert

    Is in 't leven verweerd,

    Als een molme plank.

    Daarom kennen ze géén dank.

    Hun hart meent, dat daar een vijand staat,

    Die over hun leven een kerker uitspreiden gaat.

    En de vijand zèlf is vergeten:

    Wat hij als kind heeft geweten.

    En klein en erbarmelijk,

    En koud en armelijk,

    Zegt hij zijn woorden over die hoofden heen

    En blijft zelf alleen.

    Dan, héél fel,

    Komt het uur van spel:

    De ikjes, die elkander haten

    En met huichelmondjes veel praten.

    De jongens al flink en groot,

    De meisjes met wachtenden schoot,

    [p. 114]

    Schoot, die soms open-kelkt,

    Soms, zonder woorden verwelkt.

    De zon lacht over dat al'.

    Zij is het, die wéten zal.

    Ze ziet al die oogen verlaten;

    Dat klein minnen en dat klein haten;

    Die huizendaken zoo arm en klein,

    Waarin gekerkerde zielen zijn.

    Ze lacht en kent geen medelîj.

    Waarom zijn niet allen vrij?

    Vrij als zij, wijd-uit en groot,

    Enkel licht, dat uit Licht ontsproot?

    De zon is een vreemde god,

    Goed en groot; maar die toch spot.

    In de klaat'rende waters baadt ze zich,

    In de donkere diepten laat ze zich

    Dalen, dalen, tot waar wezens geen adem meer halen.

    Ze spiegelt zich op de verweerde rots,

    Versplintert zijn trots,

    Gliert heur lach langs de wegen,

    Lacht àlles tegen!

    Dit was de lente die de dichter zag

    In zijn eigen lach.

    In zijn lach die ook wel kan schreien

    En dat wel doet bij tijën,

    Als hij voelt, hoe droevig de kleinen zijn,

    En hoe verweeft tot pijn

    Het klare geluk,

    Voor wie dat aanvaardt in den druk

    Van zijn eigen erbarmelijkheid,

    Want de dichter kent het lied

    Van den vogel die in alles Liefde ziet.

     

    19-11-2013, 22:25 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.mulier hester 2

    Zon en aarde.1923

    Zooals 't in bergen wijkt van 't noordlijk dal,

    Had zonlicht mij verlaten vóór den tijd,

    Maar warmte bleef trots kou in mij verbreid,

    Als in het dal de gloed na d'avondval.

    Het vruchtbaar dal heeft zonnevuur bewaard,

    Schoon d' avondkou den dag te vroeg verving;

    Zoo heeft, opdat ik trouw zijn schoon bezing,

    Het wereldvuur zijn vloed in mij vergaard,

    Zoodat ik bij het springen van zijn wel

    Het met mijn liederen het eerst begroet.

    Vol ben ik als het dal van zonnegloed:

    Liedren ontluik' als bloemen in de del,

    En kleurig spieglen zij de vuurge bron,

    Die uit de aarde eeuwge glorie won.

    H. Moulijn

    Sonnetten.1924

    Scheppen.

    Hoe weet ik toch mijn wereld, dat uw hart

    Zijn maatslag door het mijne reglen laat,

    Dat in mijn wensch uw liefste wensch vergaat,

    Dat in mijn ziel voor u het Al verstart!

    Hoe weet ik het, mijn Wanhoop, diepste Smart,

    Waarom ik toch mijn liefst geluk verlaat,

    Het is mijn eigen bloed, dat u verraadt,

    Mijn bloed, dat in zijn dans het uwe tart.

    Hoe bind ik dan uw rustelooze vaart,

    Mijn teedre wereld, sla om u den boei

    Van het Geluk, zoodat gij niet weerstreeft

    En uit één hart het lied naar boven zweeft,

    Dat dijt en groeit al naar ik het besnoei,

    Dat in zijn gloed ons voor elkaar bewaart.

    [p. 202]

    Spiegeling.

    Zooals de sterren langs elkander gaan,

    Zij knikken, lachen en als in een ruit

    Spiegelen zij hun gloed, dooven weer uit,

    Elk kent zijn weg en volgt de eigen baan,

    Zoo gaan als dichters wij. Wat is een woord:

    Diep onder woorden gaat de gouden stroom

    Der liefde, en haar melodie, een droom,

    Zij wordt door het bewogen hart gehoord.

    Zoo scheen één oogenblik een lichte lamp

    Spieglend ons wezen in haar stralengoud;

    De zwijgend' aarde schitterd' in haar vuur;

    De lichten doofden, wazig witte damp

    Verdoft de fonkeling, maar eeuwenoud

    Droomden w' ons stralend wezen na dat uur.

    H. Moulijn - Haitsma Mulier.


    geheim.1925

    Een onderaardsche zee! Een bliksemflits,

    Schoot door mijn mijmering het beeld omhoog......

    Het was als scheurde d'aard en door de rits

    Zag ik in diepten, waarin niets bewoog.

    Grondloos het meer, gloeiende trits,

    Waakten de rotsen, toen ze 't vuur bevloog,

    Bij 't felle weerlicht branden van dien gids

    Dook het Geheim, dat zich aan Licht onttoog.

    De bodem sloot zich weer Geen spleet

    Verried meer, wat daarbinnen roerloos lag,

    En als een droom mij het Gezicht ontgleed.

    Maar eenzaam blijf ik achter, want ik weet:

    Het ondoorgronde Raadsel, dat ik zag,

    Ligt in een land, dat ik niet meer betreed.

    H. Moulijn-Haitsma

    19-11-2013, 22:24 Geschreven door André  


    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.mulier hester 1

    Van liefde en leed 1919 (7)
    Door
    H. Moulijn-Haitsma Mulier

    Smart

    Smart, mij zoo lang vertrouwd,

    Eeuwig gewende,

    Zijt gij daar weer?

    Ik zie in het stil ontmoeten

    Onzer oogen het oude groeten;

    Achter uw oogenschijn

    Weet ik uw rijk te zijn,

    In uwe meren zonk ik,

    Uit uwe stroomen dronk ik,

    Ik, die de Vreugd wou zijn,

    Liep door het land van pijn.

    Zacht streelt mijn hand uw hoofd,

    Ik heb u zoo lang geloofd,

    Nooit kan ik u laten gaan,

    Ik heb u voor altijd verstaan.

    Mijn droomen

    Mijn liefsten zijn mijn droomen,

    Ik ben ze nimmer moe;

    Als ik bij hen wil komen,

    [p. 304]

    Doe ik mijn oogen toe

    En 'k laat mij vroolijk drijven

    Op golven van hun zang;

    Hun eigen wil ik blijven

    Ik dien ze levenslang. -

    - Dat is een lustig ontmoeten

    Als ik bij mijn droomen kom;

    Maar dien ik zwijgend zal groeten

    Dien noem ik mijn Bruidegom.

    De moeder

    Ik liep door het bosch

    Op het vochtige mos,

    Het was er nog stil

    En de wind was kil.

    Plots zag ik mijn vijand,

    Hij sloop op ons aan:

    Ik was met mijn kind

    In den dood gegaan!

    Toen nam ik mijn leven,

    Ik viel hem aan,

    Ik hijgde, ik trapte,

    Ik gilde mijn nood,

    Ik stond en ik viel weer,

    Ik viel tot ik stond,

    Verslagen lag hij

    Op den koelen grond.

    'k Doorboorde mijn vijand,

    Mijn vijand lag dood,

    En lachend weer troostte ik

    Het kind op mijn schoot.

    [p. 305]

    Liefde

    Toch wil het hart zijn bloei,

    Al is de lentetijd al lang voorbij,

    In liefde droomt het weg

    En een diep verheugen

    Om zwakheid van de liefste ontroert het weer,

    Ja, even hoog wordt zwakheid

    Als de sterkte wel geschat,

    Zoo is de liefde, zwakheid zoekt ze en kracht,

    En kracht in zwakheid,

    Haar is alles één

    In 't levend Beeld.

    Impressie

    Ik ben als gij, viool, gemarteld hout,

    Gebogen en gelijnd en toch gewijd,

    Het is in u, dat heel de wereld lijdt,

    Gij zijt de Stem, ontwrongen aan het woud.

    In mij gloeit als in u bedwongen vuur,

    Gevangen en omlijnd en toch gewijd,

    Het is om mij, dat heel een wereld lijdt,

    Ik ben de Stem, ontworsteld aan Natuur.

    Stil zat ik neer, dof dreunend zong de zee

    En binnen rees en daalde d'ijle toon,

    Zelf werd ik tot muziek, zoo glanzend schoon

    Was 't in en om mij, toen de klank verglee.

    - Muziek, gij baadt in purpergulden vloed

    Mijn bleeke hart, dat stervend zingen moet. -

    [p. 306]

    Ik ben een mensch

    Wat denkt gij dan, als ik uw zwakheid zag

    En heel uw wezen werd mij openbaar,

    Dat ik zou spotten, of in laag beklag

    U vragen, wie wel d' allerbeste waar?

    Neen, 'k ben als gij, niet minder, ook niet meer,

    Mijzelf een raadsel, mensch vol bitterheid,

    Gepijnigd hart, waarin een enkle keer

    Een zachte, stille stem om Liefde vleit.

    Maar om die stem te hooren ga ik ver,

    Ik loop de gansche donkre wereld door,

    Liefde is het Wonder, is de lichte ster,

    Waar ik geboren ben en waar ik hoor.

    - Als ik daarom aan u naar Liefde vraag,

    Dan is 't, omdat ook ik de Liefde draag.

    Verlangen

    Dan is de Liefde schoon, als zonder spreken

    't Hart het verlangen van den liefste raadt,

    Als door een blik, een blozen of verbleeken,

    Hij, wat zij wil verbergen, toch verstaat.

    Dan is de Liefde schoon, is angst geweken,

    En lacht geluk op het geliefd gelaat,

    Als liefdes kracht is in haar daad gebleken,

    En twijfel weg, waardoor haar vreugd ontgaat.

    O machtig lied van het vervuld verlangen

    Wie peilt uw diepte, die uw lokking ziet,

    In 't winderuischen, in de zeeëzangen

    Hoor ik het willen, maar de volheid niet!

    - Wie had naar leven ooit onleschbre dorst,

    En vond niet in het leven toch zijn vorst?

     

    19-11-2013, 22:23 Geschreven door André  


    Archief per week
  • 25/09-01/10 2017
  • 18/09-24/09 2017
  • 18/11-24/11 2013
  • 28/10-03/11 2013
  • 21/10-27/10 2013
  • 25/03-31/03 2013
  • 14/01-20/01 2013
  • 12/09-18/09 2011
  • 05/09-11/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 22/08-28/08 2011
  • 15/08-21/08 2011
  • 08/08-14/08 2011


    Petra Frey
  • Liebst du mich
  • Corazon
  • Lieb mich nog einmal
  • was wäre wenn
  • ich mach die Ausnahme mit dir
  • weil du so zärtlich zu mir bist
  • Hey Amigo tanz mit mir
  • alles noch einmal
  • soweit mein Auge reicht
  • versprich

    Petra Frey2
  • man kann es drehen
  • solo tu
  • wer weiss
  • trennen uns auch meere
  • es riecht nacht Sommer
  • du bist Feuer und Eis
  • Fegefeuer
  • heute Nacht schlägt mein Hertz
  • weil du mich liebst
  • grosse Traüme brauchen Zeit

    Michelle
  • wirst du nog da sein
  • das Hotel in St-Germain
  • das Letzte Akkord
  • ich schickst dir jetzt einene Engel
  • dein Püpchen tanzst nich mehr
  • kleine Prinzessin
  • wirst du nog dei sein 2
  • Kinderaugen

  • Francine Jordi
  • tu's doch tu's
  • tanz Alexis tanz
  • tanz Alexis Tanz2
  • tu's du tu's2
  • Küsse, Mond und Sterne
  • Du, für immer du
  • Dan komsst du
  • Inseln im strom
  • Love, l'amour und Liebe1
  • Love, l'amour und Liebe2

    Francine Jordi2
  • Eurosongs
  • Lebst du immer noch allein
  • Du bist mein Held
  • Alles steht und fällt mit dir
  • Das Feuer der Sehnsucht
  • Dann kamst du
  • Wunschlos Glücklich
  • Liebesroman
  • Laguna d'Amore
  • Verliebt in das Leben

    Francine Jordi3
  • Tausend Tage Regen
  • Die Entdeckung der Gefühle
  • Gib mir Zeit
  • Diese Nacht
  • Halt mich noch einmal
  • Ich komme zurück
  • Ich hab dir tausend Mal geschworen
  • Caterina Valente medley
  • Nur wer träumen kann
  • Ciao Ciao Liebe Freunde

    Francine Jordi4
  • Ein Herz wie die Sonne
  • Flieg übere Ozean
  • Mit de Herz durch die Wand
  • Was ist denn hier los
  • Verzaubert und verlor'n
  • Ich schenke dir mein Herz
  • Einfach geht die Welt nie unter
  • Kleiner Engel
  • Ja, nein, vielleicht
  • uf de flugu vor di liebi

    Francine Jordi5
  • Die strasse tanzt
  • Hör dein Herz
  • Er scheint ein Licht in jedes Herz
  • Kalter Wind und warme Herzen
  • Luft zum Leben
  • Im Garten meiner Seele
  • Aus dieser Nummer
  • Diese Nacht
  • Träne
  • Ave Maria

    Andrea und Cindy Herzig, Petra Frey
  • Domani l'amore vincera
  • Was mann Liebe nennt (Andrea)
  • Küss mich, Lieb mich Petra Frey
  • Corazon2 Petra Frey
  • Claudia jung domani

  • Claudia Jung
  • komm und tanz
  • Tausend Frauen
  • unter meiner Haut
  • je t'aime mon amour
  • wenn er Nachts Piano spielt
  • das dunkle das Ncht
  • Sommerwein
  • eine Reise ins Licht
  • wen der Wind
  • Caro mio Rosanna Rocci

    Rosanna Rocci
  • heisser als Fieber
  • Perché
  • Chaka Chaka
  • Tu vuo fa l'Americano
  • Angelo
  • Ciao bella Ragazza
  • Theresa
  • Das schafst du nie
  • du bist kein Americano
  • Facciamo la pace

    Rosanna Rocci2
  • Vino e pane
  • Bikini in Dezember
  • Mamma mia
  • Tutta va bene
  • Gli occhi Miei
  • Amore Amore
  • E Pericoloso
  • Liebe ohne Grenzen
  • Es gibt's ein Zweites Leben
  • Heute ist mein Tag

    Rosanna Rocci3
  • So wie du
  • Schön
  • Heute Nacht
  • Tretboot in der Nacht
  • Wo rauch ist ist Feuer
  • Lailola
  • Lailola2
  • Lailola3
  • Un Anno d'Amore
  • Ciao mio Amore

    Rosanna Rocci4
  • Felicita
  • Io Vivo per te
  • Perche no
  • Warum
  • Ich gehör zu dir
  • das fühlt
  • Come Stai
  • primavera
  • Wie es kommt
  • du passt so gut

    Belsy
  • La cajarina
  • Bel ami
  • Salve Regina
  • Wie ein Sommer ohne Sonne
  • Monte Romantico
  • In deinen Armen
  • In einen schneren Welt
  • Klopft drei mal
  • Von Indien
  • Heimat entsteht

    Belsy2
  • Im Fieber der Liebe
  • in ein schöner Welt
  • Heilende hände
  • du und ich
  • Ave Maria
  • Madonna Montagna
  • ich habe di gern
  • Flieg mit mir
  • Madre de Dio
  • ein bisschen Friede

    Belsy3
  • Tausend Flocken
  • Engel warten nicht
  • Ave Maria Bach
  • an Weihnachten
  • ich fange neu an
  • Dolomietensterne
  • Lieber Gott vergiss uns nicht
  • schön das ihr da seid
  • bis an einde der Welt
  • Spiel noch einmal di Gitarre

    Belsy4
  • Serenata
  • Heute lacht der Heiland
  • an Weihnachten bich ich daheim
  • spass im Schnee
  • hast du mich auch wirklich lieb
  • leise rieselt der schnee
  • komm nimm mich endlich
  • das Leben Hält uns in Arm
  • ich schenke dir die Sterne
  • in ein schöneren Welt

    Belsy5
  • Paradies der Engel
  • doch auch Engel mussen gehen
  • Immer wieder
  • es tut so weh
  • alles Möcht ich sein
  • Lieber Gott vergiss uns nicht2
  • Zu dir ist mir kein weg zu weit
  • ich habe dir gern2
  • grosse Traumen brauchen Zeit
  • könnten Bergen erzahlen

    Gastenboek

    Druk oponderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs