|
We zijn de 38de week van 2024
|
|
|
|
Rustig genieten van gedichten, liedjesteksten, muziek, vertellingen, prenten en foto's. |
Welkom in mijn thuishaven. Zoals het klokje thuis tikt, tikt het nergens. |
|
29-11-2014 |
Vogeltje. Hélène Swarth |
Diep in het dennenbos,
sijpelde zonnegoud,
dwars door het sparrenhout,
vrolijk op het mos.
Zong daar geen vogellijn,
zuigend met fluitgeluid,
sprankelend zijn klanken uit,
weelderig als wijn?
Ros tegen het hemelblauw,
hoog op een sparrentak,
zong het of zijn hartje brak,
zangen van trouw.
Ziel van de zomertijd,
stem van mijn eigen ziel,
wie toch die zang ontviel,
wijdend gewijd.
Ik weet het nog altoos niet,
diep in mijn hartje nu,
droom ik heel zoet van u,
en jubelt dat lied.
29-11-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
28-11-2014 |
Mijn naam Hélène Swarth |
In het weke, willoze duinenzand,
heb ik mijn naam geschreven,
de zeewind heeft er zijn spel mee gespeeld,
mijn naam is niet gebleven.
In het sneeuwige schuim van de zeevloed,
heb ik mijn naam geschreven,
de golven zijn gekomen, de golven zijn gegaan,
mijn naam is niet gebleven.
Laat mij in het hart van de mensen,
niet trachten mijn naam te schrijven,
maar wel in uw ziel, mijn liefste,
daar zal hij eeuwig blijven.
28-11-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
27-11-2014 |
Meibloesems. Hélène Swarth |
Pluk blanke meien van de levensboom,
nu is de mei gekomen, ook voor mij,
als witte vlinders fladderen zij ons voorbij,
de bloesemblaren van mijn lentedromen.
Zie, dit is weelde, wandelen zij aan zij,
in het bloeiend Eden van onze liefde, loom
en stil van het groot geluk, met tedere schroom
ontvangen en gedragen, bang en blij.
Nu laat mij binnen in je hart, mijn lief,
en leg uw streelhand op mijn lokken zacht,
en zeg of het uw wel heugt, die eerste brief.
Die eerste kus in die winternacht,
toen liefde mij in het hart sloop als een dief,
nu scepter zwaaiend in vorstinnenpracht.
1891
27-11-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
26-11-2014 |
Herfst. Hélène Swarth |
Nu toont de herfst de rijk gebronsde peren,
de sappige appels glanzend rood en goud,
en prachtig prijkt gelijk een toverwoud,
het bos dat groen in purper doet verkeren.
Krachtige balsemgeur, uit kreupelhout
van eiken, stroomt mij tegen, zilveren veren
doorstrepen het reine lichtblauw, en verweren
tot één wolk, die de zon gevangen houdt.
Nu vul ik de vaas met gele oktoberrozen,
leg blauwe druiven op een blanke schaal,
tussen de trossen laat ik perziken blozen.
Avondrood en loof als bloedkoraal,
wilde wingerd zal mijn blik verpozen,
die symfonieën zoekt in kleurentaal.
26-11-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
25-11-2014 |
Zomer. Hélène Swarth |
De rozengever zomer heerst alom,
waar ik mij ook wend, betreed ik zijn gebied,
en mij, wie God de gave schonk van het lied,
slaat hij met zijn warme lach de lippen stom.
O schone koning zomer, lach zo niet,
laat mij u aanbidden in uw heiligdom,
maar vraag niet zo meedogenloos, waarom
ik niet uw lof zing en van uw pracht geniet.
Laat mij in de schaduw van uw woudpaleis,
een wijle rusten van mijn levenslast,
meer vraag ik niet, stel mij geen hoger eis.
Duld mij in uw woning als een vreemde gast,
die zeer vermoeid is van een lange reis,
en zwijgt of spreekt gelijk het hemzelve past.
1890
25-11-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
24-11-2014 |
Gebed. Hélène Swarth |
Toen knielde ik in mijn stille kamer klein,
van zomerrozen en dennen aromen zoel,
en zilverblank van binnenstromend koel,
klaar licht. Ik knielde in volle maneschijn.
En bad: "O God, wiens wezen ik gevoel,
geef mij een zichtbaar teken van uw zijn".
En ik wachtte een lange poos, een wilde pijn
vloog mij door het hart, een vreemd verward gejoel.
Duivelsstemmen krijsten mij in het oor:
"daar is geen God" en bevend sprak mijn mond
de wanhoopswoorden na van het helse koor.
Toen zag ik dat een wezen voor mij stond,
gekleed in licht. Hij sprak: "ik hoorde uw wens,
ik zal uw God zijn". Doch hij was een mens.
1888
Amsterdam 1859- Velp 1941
24-11-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
23-11-2014 |
Moeder. Jacqueline Van der Waals |
Moeder naar wier liefde mijn verlangen,
sinds mijn kinderjaren heeft geschreid,
hoe zult gij mij straks ontvangen,
na die lange scheidingstijd?
Zult gij mij aanstonds als uw kind begroeten,
als ik ontwaken zal uit mijn dood,
zal ik nederknielen mogen voor uw voeten,
met mijn hoofd in uw schoot?
Maar wat dan? Wat zult gij tot mij zeggen,
bij het ver gegons van de engelenschaar,
als gij uw jonge, blanke hand zult leggen,
op mijn oude, grijze haar?
23-11-2014, 00:00
Geschreven door André
|
|
|
|
|
|