Eéntonig bromt de stem van de lerares. Het woelig meisje wendt zich om en gluurt naar gindse tuin, waar 't bieke honing puurt, en zomerzonne blinkt op bloem en bes.
Op de enge schoolbank zwiert de blonde tres. Hoe vaak heeft niet haar blik zich blind getuurd naar 't strookje blauw; de hof is hoog ommuurd. Die blijde vogels! Hen kwelt boek noch les.
Daar klinkt haar naam:"Aan't cijferbord!". Ze richt zich op en wankelt, blozend en verward. Heen is de droom! Haar wekt verzuimde plicht.
Hoe, duizelig van getallen, wit op zwart, zij onder het gewicht van al die blikken zwicht, door 't giechelend koor der meisjes moegesard.
14-07-2011, 13:01
Geschreven door André
13-07-2011
Het mezennestje.Guido Gezelle
Een mezennestje is uitgebroken, dat in de wilgentronk gedoken, met vijftien eitjes blonk; ze zitten in de boom te spelen, tak op, tak af, tak uit, tak in, tak om, met velen, en 'k lach mij, 'k lach mij, 'k lach mij bijna krom.
Het mezenmoedertje komt getrouwig op de lauwe noen, al blauwig en geluwachtig groen; het brengt hun dit en dat, om te azen, tak om, tak op, tak af, tak uit, tak in, ze razen, en kruipen, vlug, het mezennestje in.
Het mezenvadertje zit - de loveren verduiken het voor 't gestraal- te toveren, al in de mezentaal; daar vliegen ze, al met'een te samen, tak om, tak op, tak af, tak in, tak uit, en, amen, het mezennestje is weerom ijle en uit.
(Gedichten, Gezangen, Gebeden 1866-1877)
13-07-2011, 00:00
Geschreven door André
12-07-2011
Pavane voor een gestorven prinses. Ernst Van Heerden
Een omhulsel van kristal, die telkens de spanning van stoten en schokken verdraagt, de allerlaatste keer de ruwe hand trotseert, en dan vermoeid al rinkelend ineenstort.
Kaleidoskoop, uw focus hunkert terug naar zijn eigen oude toestand, de scherventoestand, die een wonderlijke wereld vormt.
Een echte ster, Die licht geeft als de zon, en donsfijn verrukkelijk broos haar koninklijke intrede doet.
(een pavane is een trage, statige Spaans-Italiaanse dans)
12-07-2011, 11:20
Geschreven door André
11-07-2011
Het Vaderhuis J. Coeckelberghs
Het is niet groot, het is niet mooi, Drie eeuwen oud, wat scheef gezakt, Van hout en leem, met kalk beplakt, Zijn weegt en wand, het dak van strooi.
Het staat daar eenzaam in 't geboomt En 't groen van palm en hulst en mast. En wijngaardrank die weeldrig wast, Het staat daar stil alsof het droomt.
En toch heb ik dit huisje lief En ruilde 't voor géén andre woon. Al was die zevenmaal zo schoon En ingericht tot mijn gerief.
Hier speeld' ik eens als kind en 'k zat Er aan den heerd, bij 't avondvuur, Te staren in het vlammend vuur, Wen vader, samen met moeder, bad.
Toen gingen moeder, vader, heen, Maar niet hun beeld, dat bleef me bij, En alles herinnert mij De dagen van het ver verleên.
En ééns verlaat ook ik ons huis, En ga de weg, hoe hard het zij, Waar niemand keert. Vriend, bid voor mij Opdat ik vind' een beter thuis.