SF4 SPORTPSYCHOLOGIE

17-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.INLEIDING
Klik op de afbeelding om de link te volgen

 


 


 

 I N L E I D I N G

Vanuit een solutional focused standpunt kan vanwege de sportpsycholoog  op onderscheidene niveau’s een aanpak gerealiseerd worden. Voor een goed begrip van wat in deze context gebeurt is er een hiërarchische denkwijze van doen . In die zin vooreerst is er  het denken over de plaats en de nuttigheid van een discipline als de sportpsychologie (epistemologie). Daaruit volgend is er een mandaat dat bekomen wordt , afgesproken of dagdagelijks verdiend wordt, al of niet ondersteund van collegiale verbanden in een vereniging.
Met in het achterhoofd heel wat hypotheses  bij elk van de partijen (atleet-coach-mentaal  begeleider) worden doelstellingen met sporters en hun omgeving afgesproken. Het gemaakte akkoord kan via bijsturingen strategieën en tactieken een wezenlijk onderdeel worden van een goed geoliede en resultaatgerichte machine.
Deze web site heeft een ordening gemaakt rond de bovenstaande principes . First things first laat ons starten met epistemologie.


17-03-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
16-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.EPISTEMOLOGIE : 1) TOEKOMST SPORTPSYCHOLOGIE


EPISTEMOLOGIE : 1) TOEKOMST SPORTPSYCHOLOGIE

 

Wat is nu  nodig?   Die ene muur in stelling brengen waar alle sportpsychologische stenen nu eens in passen ( Nathalia Stambulova)? Of een bedrijfssportpsychologie( Dudink) waar alle impulsen nu eens  gemanaged worden volgens de beproefde bedrijfskundige systemen. Zeg maar het grootste gemene deler of het kleinste gemeen veelvoud principe. Inmiddels geïnspireerd door meerdere visies rond mentale vaardigheden, behoeften en organisatiesystemen  zie ik een veel complexere relatie.

Een even complex project of sportpsychologie is wellicht de ruimtevaart. Hieruit til ik dan ook de eerste metafoor. De metafoor van  de onherbergzame Soyuz raket waar de astronaut zich moet aanpassen aan de omgeving is mogelijk meer van toepassing voor het kluwen waar we heden ten dage voor staan. Immers met zijn dik pak moet de astronaut in staat zijn ( wegens ergonomisch  onaangepast,  plaatsingsmogelijkheden zijn gelimiteerd door gebrek aan ruimte) soms  omgekeerde handels te detecteren en te hanteren. Hij moet in staat zijn deze soms verwrongen informatie te lezen en er een adequate reactie op te geven. Terzelfdertijd volop rekening houdend met zijn contact met de organisatie in de thuisbasis op de aarde, de procedures, de visies en zijn uiteindelijke missie.

Op het gevaar af van  bij terugkeer in de dampkring verschroeid of opgebrand te worden is dit op zijn minst een hoogst geconcentreerde bezigheid te noemen…

Zo ook is het voor de sportpsycholoog in zijn sportomgeving  zaak constant zijn mentale training en zijn plaats hierin af te lezen en actief te checken. En het is heus zo niet eenvoudig over alle benodigde informatie te beschikken . Hiervoor komt onze kennis van  mentale training  ter hulp. Op de hogere niveaus met alle tegenstrijdigheden in de lichaam geest- relatie die hier inherent zijn , is dit geen overbodige luxe. Relationeel bestaan er verder soms verwarrende communicatieve situaties waar bijv. de trainer denkt in plaats van de atleet en vice versa (d.i. een symbiotische relaties van atleet- coach), motivationeel zijn er mogelijk op winstbejag geaxeerde dopingsattitudes , misbruik als (sex.harassment) is niet altijd uit te sluiten en  manipulaties vanuit uiteenlopende hoeken zijn, ook (of is het vooral) in de sportwereld, niet onbestaande. Hieruit blijkt dat kennis en gebruik van de  in de sportpsychologie ontwikkelde modellen over respectievelijk mentale training, objectieve monitoring van sportgedrag(overt en covert), ego- versus taakgerichte motivatie , misbruik en manipulatie  geëigende handvaten kunnen bieden. In aanvulling hierop komt het nut van de vereniging en de situering ervan  in een nuttige organisatie van de sportwereld en de vaardigheden die hier ontwikkeld worden hier om de hoek kijken. Immers in het kader van de vereniging is er een wetenschappelijk en deontologisch kader evenals een wettelijk kader waar men kan op terugvallen.

 Als een dergelijke complexe relatie tot de sportrealiteit tot een goed einde gebracht wordt, als samenwerkingen van sportpsychologen met sporters in echte prestaties vorm krijgen zal zulks natuurlijk te danken zijn aan training en opleiding. Uit deze aangepaste opleiding  spruiten vooral de volgende resultaten uit voort : techniciteit die niet  in de weg staat van motivationele processen vooral op de langere termijn(life coaching), een relationeel kader waar voor alle instanties geloofwaardige en nuttige kennis kan geëigend worden doorgegeven, geen klokkenluiders die zelf op de duur weggepest worden maar wetenschappelijke modellen met evidence based materiaal dat steeds consulteerbaar en stuurbaar is. Hier liggen de beste richtingaanwijzers. Deze keuze van modellen  en de relatiewijzen die hieruit ontstaan gaan bepalen of het lukt of niet, Het spiral model helpt ons op weg naar gezond prestatie management en synergiën.

 

16-03-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
14-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3) SPIRAAL MODEL INDIVDUEEL
Klik op de afbeelding om de link te volgen EPISTEMOLOGIE : 3) SPIRAAL MODEL INDIViDUEEL

14-03-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
13-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4) ORNITHOLOGISCHE VERSIE
Klik op de afbeelding om de link te volgen 4) ORNITHOLOGISCHE VERSIE

13-03-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
12-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.5) SET A TEAMVISION
EPISTEMOLOGIE : 5) SET A TEAMVISION : eerste stap van de groepsaanpak

set a team vision:

Thinking of our team’s capabilities, suppose we were even more successful in the future…

What are the team’s current strengths (from the perspective of the team, colleagues, customers, etc.)?

Suppose in the future we were doing really well, what would we be doing well (relative to the organization’s vision)?

What will the organization see us doing that works well for them?

How would that be useful to our customers and other teams in the organization?

Suppose we went even further into the future, what would we be doing well?

Synthesize the thinking arising from the answers and craft a team vision. Then ask:

What would be the team’s first steps towards living the vision?

Your view…does a team need a vision?

 

 

Interessante vraagjes voor bestuursleden: inleiding tot kleine bijeenkomst na de algemene vergadering
 
 
 
neem nu eens dat we nog succesvoller worden...
wat zijn de sterktes die getoond werden bij collega's, optreden, bestuur, administratie, tegenover het publiek?
Neem nu dat we het echt sterk doen, wat zouden we dan allemaal doen( ook uit het oogpunt van de actuele team visie)...
Wat gaat er allemaal goed werken, nuttig zijn?
Hoe zal dat goed zijn voor ons publiek, klanten, sponsors?
Neem dat we nog vèrder gaan in de toekomst, wat zouden we goed doen?
 
Maak een samenvatting (synthese) vanuit de antwoorden en de sterktes , formuleer hieruit een visie over het team.
Wat zou een eerste stap; zijn om deze visie echt te beleven?
Bijkomende vraag heeft een team een visie nodig?

 

12-03-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
11-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.MANDAAT : 1) PORT FOLIO
Klik op de afbeelding om de link te volgen MANDAAT : 1) PORT FOLIO 

vereniging voor sportpsychologie (VVSP) is een forum  voor wat reilt en zeilt in het sport- en topsportgebeuren in Vlaanderen. Het is ook een denk- en doe-tank gebleken waar gunstige impulsen naar federaties, coaches en officiële sportinstanties kunnen uit voortkomen.

 

Bij de VVSP is er bovendien een bijzondere aandacht  voor niet alleen preventieve en remediërende  accenten (bij wat dreigt mis te lopen in aspecten van de sportbeoefening ) maar ook voor wat betreft bijdragen in prestatieverbetering. Er is in die zin niet alleen een input op vlak van revalidatie en opvang maar ook een bijkomende hulp bij de ontwikkeling van samenwerkingsverbanden tussen verschillende partners zoals sportpsychologen, clubs, federaties of overheidsinstanties. Voor de prestatiebevordering worden vele nieuwe tools en samenwerkingsverbanden ontwikkeld. Het is de taak van de VVSP om dit te ondersteunen en  naar voren te brengen door het promoten van de wetenschappelijk objectieve invalshoek, de dialoog en communicatie in respect voor alle andere sportwetenschappelijke disciplines, met tevens bijzondere aandacht voor de  probleemdefinities en de gekozen standaarden van uit sportwereld.

 

De  sportpsychologische kennis, de effectieve samenwerking en de impact op het sportgebeuren kan alleen een speerpunt worden voor de beoefenaar als er herkenbaarheid en erkenning is door de bestaande organisaties en als er een kader van samenwerking geschapen wordt. Een groepering  van gedragswetenschappers die binnen het deontologische kader in staat zijn een vakbekwame bijdrage te genereren is een noodzaak. De atleet, de trainer, de sportleiders hebben baat bij deze relevante benadering van de nuances waar het uiteindelijk veelal over gaat in de sportwereld. Maar ook het bestaan een betrouwbaar aanspreekpunt voor de noden uit de sportwereld is een vereiste..

Waar in 1987 de hoofdklemtoon lag op kennisvergaring en verspreiding is heden ten dage de globale aanvaarding van de rol en de persoon van de sportpsycholoog in de focus. Er is een groeiende vraag en behoefte naar sportmentale begeleiding. De paden van samenwerking en het elkaar vinden in een aangepast project is echter minder vanzelfsprekend. In een niet aflatend streven naar betere begeleidingsprestaties stelt de VVSP zich dit integreren als doel. Aangepaste tools, coaching en globale visies moeten deze toenadering bevorderen. Goodwill, internationale contacten en fair-play zijn heden ten dage standaarden in de sportwereld. Deze waarden passen heel goed in de boodschap die vanuit de sportpsychologie gebracht wordt. Men is aan een “inbreiding” toe  door een meer gesofisticeerd en verantwoorde omgang met de mentale noden van de huidige sporters en hun entourage.

Als we willen dat dit gebeurt is er een goed begrip nodig van de noden en een gemeenschappelijke identificatie van de oplossingen nodig. Dit krijgt nu een vorm in de samenwerking van VVSP met  federaties in topsportscholen maar ook in private initiatieven. 

11-03-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
10-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.2) RICOH SCHUIJERS
Klik op de afbeelding om de link te volgen MANDAAT : 2) RICOH SCHUIJERS

Studiedag VVSP 13/11/2010

Tools

Ricoh Schuijers

Bij zijn aanvang in het werken met een groep atleten, werknemers, in dit geval hier collega sportpsychologen maakt Rico Schuijers quasi onmiddellijk zijn mandaat duidelijk. Communicatie mogelijk maken wil hij, na een korte opwarming weliswaar,  informatie overbrengen over dat tikkeltje mentaal geïnduceerde prestatieverbetering dat het verschil kan maken. Daar is het hem om te doen.  Het begeleidingsmandaat dat hij krijgt gaat hij dan aan de hand van zijn tools nog verder uitdiepen en kracht bijzetten door het zichtbaar, hoorbaar, voelbaar en vooral bruikbaar te maken voor de sporter zelf en vooral in zijn beoefening van zijn sport. Niets meer en niets minder is het doel van de pragmatische aanpak van Rico.

Nadere analyse leert ons dat hij vooral de aandacht van de sporters verkrijgt door het aanbieden thema’s zoals mentale training, concentratie, ideale prestatietoestand , communicatie met de trainer, mentale weerbaarheid, de types en hun motivatie. Laat ons zeggen stuk voor stuk teasers die menig geïnteresseerde sporter als muziek in de oren klinken, verfrissend gebracht op een heel aanschouwelijke manier. Door hierbij gebruik te maken van een aantal tools, later in deze tekst verduidelijkt, is hij in staat zijn boodschap duidelijk aan te brengen en handvaten te bieden voor het aan te leren “nieuwe” gedrag.

Hij legt daarenboven voor ons, aanwezige sportpsychologen , eveneens het verband met gekende theoretische modellen : m.n.de theorievorming over trainbare mentale vaardigheden, handelingsfouten, comfortzone’s , IPT of het optimale prestatiemodel en tenslotte zin en onzin van de term “mentale weerbaarheid” .

Het kan steeds beter. Op de instructie ‘strek uw arm’ laat hij volgen ‘dit kan nog verder’. Inderdaad met wat meer aandacht en meer inspanning kan wat verder uitgestrekt worden, zij het maar een  centimeter, maar het kan. Dit is een metafoor voor ieder training. Een betere aanhef, concentratie doet iets. Ook op vlak van communicatie start hij met een illustratie aan de hand  van een experiment. De frontale oppositie tegenover aan aanstormende tegenstander (met hand vooruit ter hoogte van de borst aankomende opponent) leidt naar een destabilisatie(stilstaande opvangen moet wijken). Een handig meebewegen of ontwijken ( het vooruit duwen niet op de vlakke borst laten aankomen door ontwijkbeweging) leidt naar een bijna krachteloos worden van de frontaal  uitgeoefende energie. Zo ook heeft het weinig zin in de communicatie echt tegen de uitgeoefende krachten frontaal in te gaan. Naar analogie met de geschetste tool is dan wat verbale judo van toepassing. Even afstand nemen en een moment kiezen om dan op de gepaste manier te reageren, een antwoord te bieden kan heel wat energie en nieuwe oppositie besparen...

Mentale weerbaarheid als begrip blijkt bij nader inzien meerdere dimensies te hebben. Waar dikwijls nogal evaluatief met die term omgesprongen wordt, deze heeft “het”de andere heeft “het” niet, pleit Ricoh ervoor verder te gaan dan dat ene label mentaal sterk of zwak. Hoe handelt iemand op vlak van doorzetting, omgang met faalangst,  met vernederingen, eigen fouten, succes, verwachtingen, druk etc...Hij gaat het ook vertalen in handelingsfouten die zich kunnen voordoen op vlak van concentratie( te vroeg, te laat, teveel willen...), motivatie (niet genoeg, teveel je best doen, door stress abnormale motoriek) spanning (verandering van gewoonten) , zelfvertrouwen...

Opvallend is ook dat hij gebruik maakt van handigheidjes uit het motorisch leren om zijn denkbeelden verder en dieper te laten indringen.Zo moet je maar eens proberen met je beide handen voor je uit een tegengestelde richting een cirkel te draaien, of eens je armen net anders te kruisen dan gewoonlijk (rechter arm leggen zoals je normaal de linker legt en omgekeerd, dit heeft hij van Feldenkrais) of het niet-homoloog bewegen van voet en hand ( ene lidmaat tekent een negen, ander lidmaat een zes). Begrippen concentratie, resp. omgaan met discomfort  en beperkingen zijn hier het thema. Het is voor de sportpsycholoog dan zaak om duidelijk te maken dat kunnen blijven presteren in die discomfortzone, of met bewustzijn van beperkingen ook tot een gewoonte gemaakt kan worden. Het nut hiervan bij prestaties op de hoogste niveaus is onmiskenbaar. De houding is dan’ hoe groot laat ik dit discomfort worden, zodanig dat ik desalniettemin toch nog kan presteren?’

Overigens  is het hele domein van mentale training ook gelieerd aan zeer tastbare en actuele methodes. Aandachtstraining kan zeer goed gelieerd worden aan mindfulness. Uiterst werkbare EFR (energy field therapy)en EMDR technieken zijn zeer goed voor het doorbreken van cognitieve nefaste patronen, net zoals gedachtestop. Biofeedback past dan meer in  ademhalingsoefening. Ter vervollediging van het gebruik maken van deze technieken meldt hij dat aspecten van visualisatie en doelen stellen zijn  eveneens te liëren zijn aan de voorgestelde tools. Een RET - tool kan ook gehanteerd worden. Een rollenspel (psychodrama)waarbij negatieve gedachten die bij de sporter opkomen door afzonderlijke andere collega’s extra in het oor ingesproken worden ( en dat nog onder boegeroep van overige aanwezigen) kunnen aantonen hoe moeilijk de sporter het zichzelf maakt via zijn habituele negatieve gedachten. Dit in tegenstelling tot het tweede gedeelte van het psychodrama. Als de rationele en positieve alternatieve denkvormen ingesproken worden (onder applaus van aanwezigen) zijn het gevoel, coördinatie, hoop op winnen en aanwezige energie heel anders...

Als aandacht of concentratie theoretisch gekaderd wordt grijpt Rico graag naar het model van Eberspaecher. Via dit model zien we aantal mogelijke afleidingen door dingen uit het verleden (deze tegenstander is mijn zwart beest), tegenslag (mopperen), op winst denken, op beloningen denken... dit zijn afleiders die het hier en nu in de schaduw stellen en prestatieverminderend zijn qua perceptueel vermogen en het nemen van de juiste beslissingen. Concentratie kan tenslotte op verschillende manieren aangebracht worden. Neem nu wat gebeurt als twee personen elkaar perfect moeten imiteren, in bewegingen, in gelaatsuitdrukking. Afleiding is er volop, vooral als meerdere koppels nabootsers in de zaal actief aanwezig zijn. Opvallende waarneming hier is de opkomende creativiteit om dingen voor te doen die ontstaat ook op zo’n moment. Hier kan even bij stilgestaan worden.

Een volgende proef  bestond erin  meer complexe ritmisch terugkerende patronen na te bootsen (handen klappen, achtereenvolgens dijen klappen, voeten stampen, kreet etc.) Om deze uiteindelijk synchroon te laten evolueren(samen te gaan doen), gaat vooral op de duur een opperste een concentratie op eigen gedrag en ritmisch bewegen vereist zijn. Wie wacht en nabootst wat anderen doen schiet tekort in de opdracht om synchroon te reageren...

Een laatste individuele insteek betreft de oefening waarbij opnieuw oefenpartners tegenover elkaar staan. Hierbij geeft de “Bully” autoritaire coach (hier door de persoon van Rico aanwezig gesteld en commanderend) – en getooid met het epitheton “ervaren maker van kampioenen” -opdrachten. Hij verwijst telkens bij iedere opdracht naar het noodzakelijk zijn van het vereiste gedrag om het kampioen-zijn te bereiken. De vereiste bewegingen en gedragingen gaan dan van neutraal-vriendelijk (handen geven)naar negatief- bedreigend(kwaad , verwijtende gebaren) en autonomiedestructief (fysiek handtastelijk). Hier wordt vooral gevraagd naar de ervaring. Hoever wil je hierin meegaan in wat die autoritaire en succesvolle coach van je wil? Individuele verschillen hierin zijn overduidelijk. Ook kan de vraag gesteld worden hoever wil  de atleet gaan als er gevraagd wordt schadelijke lichaamsvreemde stoffen (doping) in te nemen?

 

Wanneer met groepen gewerkt wordt, wat bij sporters heel vaak gebeurt, komt een zeer belangrijke persoonlijkheidsfactor om het hoekje kijken. Wat is de insteek van deze sporter nu als bijvoorbeeld gecommuniceerd wordt in een groep? Wat is de rol die spontaan opgenomen wordt en het effect hiervan op het functioneren van de groep? Een gave oefening die gedaan wordt door Rico om inzicht te geven in wat er hier kan voorvallen is de volgende. Er is een simulatie van een vergadering rond een onderwerp dat van belang is voor een groep (die uit een vijftal leden bestaat).

Via een spiekbriefje is iedereen gebrieft over zijn rol (dit spiekbriefje wordt naderhand aan de volgende deelnemer doorgegeven). Een iemand neemt leiding, een ander krijgt opdracht om iedereen zich comfortabel te laten voelen, een ander onderbreekt als er iets gezegd wordt, een andere snijdt andere onderwerpen aan en de laatste deelnemer vindt en maakt alles ronduit belachelijk. Vanzelfsprekend gaat deze groep snel blokkeren. In de tweede hand doet het spiekbriefje opnieuw zijn werk, dus met iedereen in een andere rol blokkeert opnieuw de groep. Feedback is belangrijk en soms is de herkenbaarheid voor sporters van de eigen habituele rol hier een belangrijk leerpunt. Dit kan een insteek zijn op een ogenblik dat iemand in een groep extreem gedrag stelt. Ook bij verregaande introversie van een van de groepsleden kan dit bruikbaar zijn. Hier kan ook gerefereerd naar de comfortzone. Hoe ver kan iemand verdragen, toch nog blijven functioneren?

Een andere insteek is het belang dat de persoon hecht aan het uiterlijk, het dingen samen doen of het competitief zijn. Rico oefent dit door achtereenvolgens drie verschillende zaken te vragen. Eerst vraagt hij iedereen een kwart minuut “staan mooi te wezen”, dus zo goed mogelijk over te komen voor anderen, de tweede opdracht bestaat erin dat een groep binnen vijf seconden moet afspreken gedurende vijftien seconden iets gezamenlijk te doen waar ieder groepslid mee akkoord is ( bijvoorbeeld op een been springen). De derde opdracht waarbij intussen twee groepen gevormd zijn op een rij met evenveel medespelers waar gevraagd wordt een glas zo snel mogelijk van voor naar achter en onmiddellijk van achter naar voor terug door te geven zonder het glas te breken. De vraag die aan de deelnemers gesteld wordt is een evaluatievraag: “Waar voelde jij je het best bij in deze drie proeven?”. Wie het eerste interessantst aanvoelde beleeft het uiterlijke of esthetische, het tweede het samendoen en de derde het competitie-element als het belangrijkste, wellicht ook in zijn of haar sportuitoefening belangrijk... Rico werkt hier ook met kleuren Competitieve mensen geeft hij aan als degenen met de “rode “ kleur. Groen geldt dan als kleur voor de “samen” mensen.



Enkele andere groep- tools bestaan erin om zonder gebruik te maken van het verbale  aan de hand van het niet-verbale dus een rangschikking binnen de eigen groep te maken van ouder naar jongste of op basis van de donkerte van ogen. Wat hier opvalt, is het kunnen rekening houden met aanwijzingen van anderen.Het zijn pas de anderen die kunnen zeggen wat de juiste donkerte van de eigen ogen is in vergelijking met die van anderen, we weten dit gewoon niet van onszelf. Rico verwijst naar de wet van de communicatie waar vooral wat echt ontvangen wordt ( niet zozeer wat men denkt uit te zenden) van belang is, sommige dingen moeten we echt van anderen vernemen! Voor contactname kan men een groep laten spontaan door elkaar lopen en vragen dat  op een bepaald ogenblik de dichtstbije persoon aangeraakt wordt aan de linker elleboog dit met de eigen linker elleboog, de keer erop een ander lichaamsdeel. Hier is ook een aanvoelen van in meer de intieme ruimte van de persoon te komen bijvoorbeeld wanneer de neus aangeraakt wordt...

Ook het feit dat in een groepsgebeuren er heel dikwijls een spontane leider optreedt ,wat de dingen vergemakkelijkt, is hier een interessante ervaring. Dit doet zich ook voor bij het in groep handen geven aan de twee dichts staande groepsleden zodat iedereen aan linker en rechter hand een ander groepslid een hand geeft van op de plaats waar hij net na een dooreenmengeling van de groep plaats genomen had. Handen mogen dan niet meer losgelaten worden. De opdracht is om hier tot een cirkel te komen zonder loslaten van de handen. Dit spontane kluwen kan enkel ontward worden als iemand de leiding neemt.

De leider kan ook de aangever zijn van het signaal in een “telefoon spelletje”;  De groep staat hand in hand in een cirkel. De leider geeft via handdruk aan langs waar het signaal gaat en doorgegeven moet worden door eenvoudige handdruk. Eerst traag gaat het signaal (handdruk) in de cirkel rond, dan snel later met nog wat variaties (soms langs twee kanten tegelijk een signaal geven). Dit kan voor een groeps-aandacht-stimulerende gewoonte worden. Rico vertelt hoe  zijn olympisch waterpoloteam dit spontaan en succesrijk voor de wedstrijd opnam.

 

Laatste ervaringen die Rico met betrekking tot aandacht wil meegegeven worden zijn deze die hij gebruikte gedurende een “oproerpolitie”-begeleidingsopdracht. Hier wilde hij de vaardigheid de concentratie op bevelen en niet op uitdagingen van de omgeving (betogers edm...) te richten oefenen. Een experimentje moest hierbij de concentratie die vereist is illustreren.

Iemand wordt gevraagd  zich bewusteloos op de grond liggend geen enkele medewerking te geven aan iemand die helpt bij het rechtkomen ( dit is een eigen concentratie los van de omgeving). De moeilijkheid voor de hulpverlener (die wil de persoon rechtop krijgen) om hierin te slagen moet hierbij ook genegeerd worden. Dit is een uitschakeling van zeer opdringerige stimulus, in deze zin kan hij zeer eenvoudig zijn les “ concentratie” stofferen.

 De juiste knepen van het vak om het vertrouwen en zelfvertrouwen aan te voelen komen  tot slot ook aan bod. De startpositie hier is zo dat iemand op een tafel staat met zijn rug naar een groep vrijwilligers die bereid zijn de neervallende persoon op te vangen. Zo leert Rico hoe je als opvangende duo’s de handen in elkaar moet houden tot een soort slot. Dit om een collega met een stijf gehouden lichaam neer komende (van een tafel achterwaarts” in vertrouwen”op zijn ploegmaats..) even vertrouwvol als vlot op te vangen zonder moeite.

Even meldt Ricoh nog dat hij vooral door zelf sessies mee te maken, dingen via literatuur door te nemen en uit eigen evaringen deze tools bijeenbracht. Enkel citeert hij het werkje van Marcel Karreman “Energisers en starters”. Hij spreekt de hoop uit dat het een bruikbaar en aanstekelijk moment kan zijn voor het werk op het domein van de sportpsychologie. Het proces, de leerervaringen, de inzichten  kunnen enkel via de persoonlijke toepassingen en controle door de atleet zelf tot de juiste toestand leiden. Dit indien zoals het Optimaal prestatiemodel het voorschrijft dit voldoende ondersteund is door geloof, toewijding en verbondenheid. Als aller laatste ook mijn dank voor de”ijverige nota’s” die ik van Tine verkreeg.

 

I.BARROO

 

 

 

10-03-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
09-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.3) RELATIE ATLEET BEGELEIDER
MANDAAT : 3) RELATIE ATLEET BEGELEIDER

De relatie Atleet-Psycholoog 

DE RELATIE ATLEET- PSYCHOLOOG ALS INSTRUMENT IN DE MENTALE BEGELEIDING I. Barroo(1)

 

(1)I. Barroo is als klinische psycholoog verbonden aan het Algemeen Ziekenhuis St. Jozef (Oostende). Hij is tevens gastdocent sportpsychologie aan de Sociale Hogeschool te Kortrijk. 

 

In deze bijdrage zullen we enkele factoren bespreken die de werkrelatie atleet- psycholoog kunnen vertroebelen. Het gaat met name over A) de verwachtingen van de atleet m.b.t. de mentale begeleiding, B) de verwachtingen van de psycholoog zelf en C) de sterke nood aan zelfbeschikking van de atleet. We pogen aan te geven hoe deze factoren de werkrelatie kunnen verstoren, welke middelen men kan aanwenden om deze valkuilen te vermijden en hoe men de werkrelatie kan gebruiken als instrument om de efficiëntie van de begeleiding te verhogen. 

 

Factoren die de werkrelatie atleet- psycholoog kunnen verstoren

De verwachtingen van de atleet m.b.t. de mentale begeleiding.

Vele atleten krijgen te maken met de hoog gespannen verwachtingen van familieleden en begeleiders. Deze verwachtingen beïnvloeden elke hulpvraag naar de psycholoog toe, omdat de sporter de eigen doelstellingen en problemen vermengt met die van anderen. Voor de psycholoog wordt het moeilijker in te schatten wat het eigenlijke probleem van de atleet is. Andere atleten willen bewijzen dat ze geen mentale begeleiding nodig hebben en dat ze het eigenlijk veel beter alleen aankunnen. Nog anderen wensen steun te krijgen voor een conflict dat ze met één of andere begeleider aan het uitvechten zijn. Tenslotte behoort het eveneens tot de wijdverspreide (mis)opvattingen dat de mentale begeleiding een wondermiddel is dat spectaculaire resultaten oplevert.

Het spreekt voor zich dat deze houdingen niet letterlijk naar voren gebracht worden. In de loop van de begeleiding echter worden ze duidelijker. Het zou interessant zijn om hiervan voordien weet te hebben; zoniet dreigt men in de functionele analyse (diagnosestelling: daar gaat het fout) van het gedrag van de atleet onvoldoende gewicht te geven aan de essentiële variabelen.

 

De verwachtingen van de psycholoog zelf.

Wat eveneens een werkrelatie kan doorkruisen, is de verwachting van de psycholoog zelf. Het enthousiasme voor de begeleiding vanwege de psycholoog kan soms verwarrend overkomen voor de atleet. In de zin dat de atleet dit begeleidings- enthousiasme gaat interpreteren als een bijkomende verwachting (druk) ten aanzien van zijn resultaten op sportief vlak. Psychologen gaan zich soms opstellen als concurrent van de ouders of trainer vanuit de bedoeling dat de atleet los te maken uit amateurisme op begeleidingsvlak. Ze drijven het soms zo ver dat ze de atleet laten kiezen tussen zichzelf en bijvoorbeeld de ouders. Dit kan de atleet weinig bijbrengen of voldoening geven. 

      Hier is een duidelijke stellingname met betrekking tot het aanbod van de sport- psycholoog vereist. Pas indien een haast economisch vraag-aanbodsysteem gehanteerd wordt, kan het gevoel van zelfbeschikking en instrumentaliteit van de werkrelatie atleet-psycholoog tot zijn recht komen. 

 

De sterke nood aan zelfbeschikking van de atleet. 

Een andere valkuil die de relatie dreigt te verstoren, is de heel sterke nood aan zelfbeschikking bij de atleet. Enkele collega’s sportpsychologen weigeren om deze reden hardnekkig iedere identificatie met de therapeutenrol. Ze vrezen dat de promotie van hun interventies in de sportwereld belemmerd wordt door de afhankelijkheid die een therapeutische relatie inhoudt. Deze afhankelijkheid druist immers regelrecht in tegen het spontane autonomiegevoel van de sporter (Barroo, 1990). 

Middelen om de storende werking van de verwachtingen te vermijden

*Principes

De verwachtingen bijstellen door leerprincipes te hanteren.

Het komt erop aan inzicht te krijgen in de manier waarop de atleet naar de begeleiding kijkt. We beogen een bevraging die rekening houdt met het klassieke en het operante leerparadigma om boven- genoemde storende factoren het hoofd te bieden. Houdingen en verwachtingen zijn immers feitelijkheden. Het zijn belangrijke antecedente stimuli die significante gedragingen kunnen uitlokken. Zicht krijgen hierop is onontbeerlijk voor een klare formulering van de begeleidingdoel- stellingen.

      Deze antecedente stimuli (hier de verwachtingen; cfr. Pavlov) verwijzen naar een klassieke conditionering. Bovendien gaat door de evaluatie van deze doelstellingen achteraf de wet van het effect of de operante conditionering eveneens een rol spelen. Door succeservaringen ontstaat er een kans op het frequenter herhalen van het geleerde gedrag. Dit betekent op zijn beurt een gunstige vertekening van de antecedenten. Het verwachtingspatroon gaat dus positiever worden, waardoor het leren versterkt (Vinck, 1989).

Vraag- en aanbod duidelijk stellen in het licht van enkele principes. 

De principes van vertrouwelijkheid, respect voor het individu in zijn totaliteit en loyaliteit met de standaarden van sportwetenschap- pen behoeden de atleet ervoor dat hij verstrikt raakt in zijn begeleidingsnetwerk waar zijn individuele belangen met de voeten getreden worden. Zij zijn de paden waarlangs een vakkundige en verantwoorde begeleiding plaatsgrijpt, waarbinnen een duidelijk vraag- en aanbodsysteem bestaat (Biddle, 1990).

*Vraagbaak ter ondersteuning

Door volgende vraagbaak pogen we bij het eerste kennismakingsgesprek zicht te krijgen op deze onderliggende motivaties. Enig speurwerk aan de hand van die vraagbaak kunnen voor de sportpsycholoog een ondersteuning bieden en hem van latere obstakels behoeden. 

De verwachtingen van de atleet t.a.v. mentale begeleiding (MB)

Volgende vragen moeten in het eerste gesprek aan bod komen. Door deze vragen komt men tot een inzicht in het relationeel netwerk waarin de betreffende sporter zich bevindt. Ook krijgt men zicht op hoe de sportman tegen MB aankijkt (vragen 1 tot 6). De gegevens die hieruit de distilleren zijn, kunnen bv. Confronterend gebruikt worden. Met de hierop volgende vragen (7 tot 11) pogen we de plaats van de mentale begeleiding inde planning van de atleet te situeren (Kratzer, 1990): 

Waarom neem je contact op m.b.t. MB? 

Wat zeggen collega’s over het feit dat je MB overweegt? 

Wat is hun ervaring met MB.

Wat denken je familieleden over MB? 

Wat denken je huidige begeleiders over MB?

Wat vind je van volgende uitspraak: “Iemand die goede resultaten bereikt zonder MB is er beter aan toe dan iemand die MB gebruikt en tot dezelfde resultaten 

Hoe is je seizoensplanning, wat wil je juist bereiken? Hoe wil je dat bereiken, op welke manier kan je je hier best mentaal op voorbereiden volgens jou? Hoe ging dat in het verleden? 

 
 

Hoe kan MB volgens jou een plaats krijgen hierin? Wat stel je je praktisch, concreet voor van zo’n begeleiding, hoe ziet die er juist uit? 

Welke periodes zijn voor jou het meest mentaal belastend en waarom? 

Hoe voel je aan jezelf en je prestatie dat je mentaal uitgeput bent en wat doe je daaraan? Heb je daar zicht op ?

Hoe sta je tegenover praten over problemen- helpt je dat- of word je er juist kregelig door?

Beschrijving van het aanbod van de sportpsycholoog.

Omdat er steeds een nieuwsgierigheid is- psychologie spreekt nog altijd tot de verbeelding- gaan we zo snel mogelijk in op wat verwacht kan worden van MB. 

Psychologisch inzicht en individueel aangepast advies m.b.t. motivationele vraagstukken bij de sportbeoefening. Een min of meer uitgebreide functionele analyse hoort hier ook bij.

Een vertrouwensrelatie. Wat de betrokkene niet wil gaat niet besproken worden met derden, zelfs indien ze behoren tot het begeleidende team. De sportpsycholoog zal steeds de belangen van de atleet voorop moeten stellen. (Braekelmans, 1985)

Verlichting van de lijdensdruk bij langdurig trainen, blessures of andere omstandigheden, is mogelijk door technieken zoals cognitieve herstructur-ering, relaxatie en suggestie.

Wedstrijdvoorbereiding door suggestie. 

Carrière- en doelstellingsplanning en evaluatie, op korte en op lange termijn, controleerbare doelen kiezen enz.

Meegeven van bagage op gebied van het eigen stressverwerkingssysteem. Dit gaat onder meer over de rol die de sporter in de eigen begeleidingsgroep inneemt (motivatiepersoonlijkheid). 

Inzicht geven in de eigen belastings- reacties en hun verband met prestaties. Vaststelling ervan vergemakkelijken en alternatieve uitwegen voor de stress- reacties aanleren.

Samenwerking met andere begeleiders daadwerkelijk helpen veranderen, indien ze niet voldoen aan de noden van de sporter. 

Het concreet opnemen van het psychologische begeleidingsmodel in de concrete dagelijkse oefenpraktijk door dagboeken, zelfregistratie. 

Voorbereiding op toekomstige belastende omstandigheden. 

Het spreekt voor zich dat de inhoud en de volgorde individueel varieert. Werken met voorbeelden en modellen zal deze uitleg voor de atleet meer begrijpelijk maken. Voorbeelden, ervaringen en resultaten gaan hierbij meer aanspreken dan theoretische standpunten. Daarom is hier wat illustratie van belang. 

      Vanzelfsprekend worden concrete afspraken en praktische omstandigheden van de sessies nader bepaald. Het gaat hier om: 

Plaats : nadruk op een omgeving die aangepast is aan de gebruiken van de sportwereld (bijv. plaats waarde briefing met de trainer plaatsgrijpt). 

Tijdstip: de duur, de aard, de hoeveelheid, het totaal aantal sessies, de spreiding in het seizoen, de duur van de intervallen, de onderbrekingen, vakanties,…

Condities: de norm die de sporter wil halen gedurende de begeleiding kan vooraf samen vastgelegd worden. Indien de betrokkene vindt dat deze niet, of niet meer gehaald wordt kan hij beslissen eruit te stappen. Hetzelfde geldt voor de sportpsycholoog. 

Een ander element is de motivatie van de sportpsycholoog. Ook hier gaat, zoals we reeds stelden, een invloed van uit. Om het enthousiasme van de sportpsycholoog- als storende factor die een bijkomende druk veroorzaakt – te temperen stellen we een hoge mate van zelfreflectie voor. Een eerste vereiste is dan dat de sportpsycholoog toegang heeft tot eigen gevoelens en houdingen ten aanzien van de begeleiding van deze of gene atleet. In dien er te weinig zelfbewustzijn is van de eigen houdingen bij de begeleider, kan deze vergeleken worden met een piloot die dronken opstijgt en niet in staat is tot navigatie. De relatie kan immers een hefboom zijn om de begeleiding effectiever te laten worden, ze kan echter ook in een dronken makend effect res- sorteren. De motivatie voor de begeleiding, de loyaliteit en doelgerichtheid worden op de proef gesteld indien de eigen motieven van de begeleider angstvallig uit de focus worden gehouden. 

Het gaat hier om volgende gerichtheden:

Wat weet de begeleider over de carrière van de betreffende sporter, over zijn persoonlijkheid, hoe wordt hij in de pers of door anderen voorgesteld, hoe komt hij over?

Persoonlijke appreciatie, bewondering voor de behaalde prestaties, sport- discipline, coaches, type wedstrijden, verdiensten, financieel, familiaal en niveau waarop de atleet acteert. 

Belang voor de eigen loopbaan als sportpsycholoog, persoonlijke ‘’liking’’  en bereidheid tot geven van informatie, zijn verdere aanwijzingen over hoe het gesteld is met de ‘’begeleidings- motivatie’’.

Al deze gegevens kan de psycholoog kenbaar maken in de loop van een begeleiding. Naargelang van het moment en de persoonlijkheid van de atleet kunnen ze bespreekbaar worden. De functie hiervan moet echter steeds zijn: “Het vlotter en beter laten lopen van de begeleiding naar de gestelde doelen toe”. 

Werken in het belang van de atleet

Er moet een bijzondere aandacht zijn om de behoeften van de atleet in rekening te brengen. Een van de meest in het oog springende wensen en verzuchtingen is de behoefte aan “autonomie”. Vandaar dat de atleet een hekel heeft als zonder aanwijsbare reden “te diep wordt gegraven”, of als men verglijdt naar een therapie- situatie. 

Daarom is het ten allen tijden van belang om: 

Bespreekbaar te maken waarom iets gebeurt, te laten kiezen tussen verschillende mogelijkheden en zelfs informatie te geven over de eigen interviewschema’s. 

Nadruk te leggen op samenwerken en op het experimenteel karakter, waardoor geen enkele strategie vaststaat en nieuwe opzetten opgestart kunnen worden. 

Zichzelf te presenteren als een gelimiteerd persoon die juist door de kennis van eigen grenzen een zekere kracht kan mobiliseren. Dit is dan een model voor de atleet. 

Andere begeleiders te appreciëren in hun werk en discipline. Het eigen aandeel wordt noch over-, noch onderschat. 

Nogmaals de boodschap mede te delen dat het tenslotte de atleet is die het moet doen, te danken voor de inzet en de “samenwerking”!

Besluit

Deze benadering gaat een licht werpen op de motivatie van zowel de atleet als de sportpsycholoog voor begeleiding. Het gaat ook een inzicht bieden in hoeverre de autonomie van het sportende individu bedreigd wordt door ons aanbod.

      Sportlui die zeer vertrouwd zijn met de metafoor “grenzen verleggen” gaan waardering opbrengen voor de deskundige en zelfkritische inzet van de sport- psycholoog voor hun sport in het algemeen en hun eigen sportieve prestaties in het bijzonder. Vooral omdat ze dezelfde integere bekommernis ontwaren bij hun begeleider. Deze spiegeling is voor hen van veel meer belang dan een koperen naamplaatje in een residentiële wijk. Er ontstaat een stuk aantrekkelijk vakman- schap, waar niemand naast kan kijken. Het aspect “ongevraagd hulp bieden” of “ zijn neus in andermans zaken steken” wordt vervangen door gezamenlijke doelstellingen en door samenwerking, waarbij op korte en lange termijn gevolgen nagestreefd worden. De valkuilen van de sportloopbaan worden hierbij vermeden.

      Het hoeft bij de begeleider niet zover te komen als bij Bruce Ogilvie’s “If you don’t trust men may be you can use me”. Toch valt het op dat een soort nieuw instrumenteel gedrag voor de sporter ontstaat. Hierdoor krijgt hij meer vat op zijn begeleiding en zijn eigen vrij functioneren hierin. Bij aandacht voor de aard van de werkrelatie en inzicht in wat er allemaal gepresteerd wordt, vanwege sporter en begeleider, ontstaat een ruimere steunbasis (Ogilvie, 1987). 

      In aanvulling op het traditionele diagnostische instrumentarium stelden we een “vraag- en aanbodlijst” voor, die de twee instanties - sporter en sportpsycho- logische begeleider – in een meer begrijpelijke en overtuigende samen- werkingsrelatie tot elkaar brengt. De effectiviteit kan erdoor verhoogd worden. Vooral door de doorzichtigheid voor beide instanties zal competentiegevoel en vakmanschap gestimuleerd worden. Erkenning hiervan volgt automatisch juist door het bijna mythische belang van “vakmanschap”. 

Voor wie is de brede erkenning weggelegd? 
Voor de politicus tot de volgende verkiezing,  
voor de bedrijfsleider tot zijn faillissement, 
voor eender welke staat zolang zij het maatschappelijk bestel kan dwingen tot brede erkenning en voor de vakman levenslang…


09-03-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
08-03-2013
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
Klik op de afbeelding om de link te volgen

08-03-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.4) FRANSTALIGE TEKST
MANDAAT : 4) FRANSTALIGE TEKST

Introduction: 

Si le footballeur d’aujourd’hui doit être décrit ce sera surtout dans des contextes et des systèmes qui surpassent l’individu.D’innombrables perspectives collectives semblent être liées à de bonnes et certainement de meilleures performances.

    Le travail physique,la préparation technique et l’éducation tactique et mentale sont des expériences qui se font en groupe.

    Si ce n’est pas en termes de communication,en travaillant ensemble,ceci se passe en termes de développement des méthodes scientifiques qui exigent aussi une expérimentation en groupe.

    Cette dernière tendance sera de plus en plus importante dans le football actuel,après l’arrêt “Bosman”.Le football est condamné à se développer et à combler les manques existants dès le commencement de la carrière du jeune joueur jusqu’à la fin de sa carrière professionnelle.

    De fait,certaines questions doivent être abordées:

           1-Quelles sont les différences entre un bon joueur et l’élite?

           2-Quelles sont leurs capacités physiques?

           3-De quelles manières peuvent-ils développer leur endurance,leur

             souplesse,la vitesse, la puissance et la force explosive?

           4-A quel âge peuvent-ils le faire?

           5-Quelles sont leurs capacités psychiques en termes de commu-

             nication,de motivation,de gestion du stress,d’intelligence

             dans le jeu,d’instinct de survie ou supplément de vigueur dans

             les circonstances les plus exigeantes?

    Le but de cet exposé sera de présenter des modèles et des méthodes différents afin d’obtenir une réponse à ces différentes questions.

    Dans cette recherche il sera nécessaire de trouver une solution aux problèmes causés par des conflits dans le système,dans les rôles et dans les procédures qui se déroulent dans l’ombre de toutes les relations interpersonnelles entre les entraîneurs,les joueurs et les scientifiques qui s’occupent de la carrière du sportif.

    On commencera avec ce dernier point car ce n’est qu’en clarifiant le contexte où se développe l’éducation physique et mentale que ce phénomène de l’influence de groupe peut-être comprise. 
 
 
 
 
 
 

 
 

Première partie: les conflits entre entraîneurs, joueurs et scientifiques sportifs et leurs solutions... 

Les sciences systémiques nous apprennent que tout conflit interpersonnel peut trouver ses racines dans des conflits à l’interieur du système géneral (des modèles opposés),dans les buts, dans les rôles et procédures

Le système en général: 

    Dans le football on est confronté  à la loi du résultat et si l’on veut garder un certain équilibre entre les protagonistes il est nécessaire que les personnes qui ne collaborent pas ou qui n’obtiennent pas de résultats satisfaisants quittent le groupe.

    Actuellement la tendance est de créer des positions dépendantes afin de conserver et fortifier sa propre position dans la hiérarchie.De bons résultats signifie alors progression personnelle favorisée.

    Dans ce flux d’informations,une hiérarchie distincte et traditionnelle doivent être respectée. Les raisonnements seront dès lors économiques,ethnocentriques(en faveur de son propre groupe)et conservateurs pour arriver au résultat suivant:standing et prestige,expérience,affillia-

tion,organisation(continuité  rigoureuse du système)qui réduira les petits problèmes .

    En contradiction on retrouvera chez les scientifiques un modèle de différentiel et de croissance qui pourrait même briser l’équilibre existant par la recherche de facteurs variants dans le temps et qui seraient à long terme une garantie d’obtenir de bons résultats.

    A partir de là, s’exprime un intérêt pour les nouveautés et l’influence du moment, les possibilités d’expérimentation,d’hypothèses dans le but d’obtenir des conclusions objectives. Celui ou celle qui désire évoluer dans ce domaine n’a pas beaucoup de choses à attendre d’une hiérarchie que de:

                  -Faire partie de l’équipe technique d’un grand club.

                  - Recevoir appréciation du travail effectué.

     Les raisonnements scientifiques,innovateurs,multiraciaux et progressifs vont mener au résultat suivant:

                -Efficacité personnelle de chaque joueur et de tous les membres de l’organisation.

                   -Réductions des moments d’échec.

               -Stabilité et balance du système de demande et de compétence.

            -Sélection des différents domaines de travail par le               scientifique lui-même.

            -Amélioration de la qualité  d’éducation de tous les responsables. 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 

  

   Chez les footballeurs les rôles et les procédures s’expriment d’une manière autoritaire,ce qui est capable de faire monter une forme de tension qui provoque un certain stress dans la compétition et obtenu le Leadership est responsable des résultats obtenus. Par conséquent on peut remarquer une corrélation entre résultats et démission chez les entraîneurs.

    Les procédures étant traditionnellement bien définies,les entraînements se déroulent dans l’environnement familier de l’institution. On évite dès lors un inconfort. On recherche un développement d ’activité qui progresse rapidement par les réunions des groupes informels pour arriver à un but direct tout en respectant les conditions fixées par les groupes formels. Le langage a tendance à mélanger les différents points de vue tactiques(physique,psychique,organisation),le but majeur étant d’obtenir une ligne de conduite fixe. Ce flux d’information n’a pas l’intention d’être complet mais permet de trouver d’autres informations encore(différentes éducations par exemple). Soulignons que la presse fait également partie de ces différentes sources de renseignements. 

    Chez le scientifique sportif son rôle d’intellectuel et de chercheur sont bien accepté par le joueur pour son accompagnement mental et pour la la solution de ses problèmes récurrents. En évitant les faiblesses dans le jeu de force on observe que l’on peut perdre confiance en soi par la présence d’une autre personne qui vient à l’aide. Alors le joueur aura le sentiment qu’il lui faut lui-même résoudre ses problèmes. Ainsi la démission est plus probable quand tout tourne bien. On n’a plus besoin de lui.

    Les méthodes d’expérimentation, la recherche et l’entraînement mental et physique seront basés principalement sur des bases scientifiques tout en accordant un intérêt à l’observation individuelle. Le l’inconfort est parfois le chemin pour arriver aux buts établis. Le langage utilisé sera scientifique et définira les règles tactiques,techniques,physiques et psychologiques. Les réunions seront fonctionnelles,en relation avec les évaluations,les informations et les techniques étudiées,etc.

    Par déontologie,les relations avec la presse seront limitées. 

 
 

    Par ces contradictions qui se situent dans le système en général,on peut également avoir des conflits interpersonnels,par exemple:

       1. Entraîneurs se devant d’obtenir des résultats rapides en opposition avec le scientifique.

       2. Entraîneur qui estime qu’un joueur prend trop de risque alors qu’estime au contraire que ce risque est pris consciemment afin d’obtenir une guérison rapide.

         3. Relations individuelles qui se développent entre le scientifique et le joueur qui pourraient provoquer la jalousie d’autres joueurs.

         4. Le comportement autoritaire des responsables peut être difficile à supporter et faire diminuer l’efficacité. Le seul but serait dès lors de montrer qu’ils sont incontournables.

        5. Existence de castes,de groupes,etc. où les liens d’amitié seront plus importants que l’organisation même. 
 
 
 

Résolution: 

    Pour les scientifiques sportifs il faut être vigilant vis-à-vis de la hiérarchie tout en essayant de faire des compromis quant au besoins concrets de  l’organisation afin de permettre d’adapter ses propres méthodes et d’indiquer aux responsables la position spécifique et déontologique du scientifique. Si l’on parvient à maintenir cette position ce sera grâce à une attention soutenue de ce qui se passe à l’ombre des relations interpersonnelles. A court et à long terme la justification de la présence du scientifique sportif demandera de l’énergie et gagnera du temps pour se consacrer davantage aux joueurs et à l’organisation. 

Deuxième partie

La réponse aux conflits :la préparation physique et psychique en groupe par le circuit surinamien 
 

    Les spécialistes de l’éducation physique dans le domaine du football indiquent que les facteurs responsables de meilleures performances seraient:

l’endurance,la vitesse,la force ”explosive,du buste et isométrique”,la souplesse et la rapidité des mouvements. Dans ses études de JS Lieveld(1994) qui comparent les jeunes Européens (de l’ouest) aux jeunes du Suriname il constate que nous obtenons de meilleures performances pour l’endurance et la force du buste ainsi que de meilleures fonctions métaboliques. Mais les aspects neuromusculaires comme la souplesse,la coordination,la force explosive et la vitesse sont plus élevés chez les jeunes surinamiens. la valeur des jeunes joueurs sud-américains (argentins,brésilien et surinamiens)nous le démontrent clairement.  ci dessus par l’apprentissage et l’entraînement,on ferait de nos jeunes de meilleurs footballeurs. Dans cette étude ne contenait pas l’aspect psychique. Mais on peut bien s’ imaginer qu’il y en a .Ainsi on pourrait développer des traits psychologiques hypothétique comme l’instinct de survie, la communication directe, l’esprit d’aventure, l’inventivité dans les initiatives qui feraient ont le réveil du footballeur Surinamien dans nos jeunes joueurs .Pour cela nous avons développer notre “circuit surinamiens”. 

    Dès le départ on se laissera guider par une métaphore: celle de l’arbre. La condition physique comme l’arbre se développe en plusieurs étapes. En été l’arbre est fort et ses branches et recouvertes de feuilles afin d’obtenir l’oxygénation optimale. Cette métaphore de l’arbre nous indique que l’on aura également besoin d’une préparation consciencieuse du physique.

    Les étapes devront être franchies pas à pas.La vitesse ne peut se développer après que si l’on a pris le temps de développer l’endurance et la force explosive et isométrique. Après ceci les gabaries aux mouvements “footballistiques” seront à l’ordre. Ces traces neuromotoriques ne peuvent  qu’être mises en place comme il faut. Une automatisation reçu dans de circonstances variables va ensuite faire apparaître le besoin d’une effectivité mental et gestion du stress dans des niveau adapté au genre de réponse exigée. 

 

   1.l’endurance.Ici on développera le moteur et son carburant ce qui se nommera “Club 160” ce qui signifie obtenir un niveau de pulsations cardiaques maximum de 160.Ceci sera mesuré par un instrument adéquat durant l’exercice.

   2.La force explosive. Le développement du rendement musculaire peut-être atteint en surmontant son propre poids par exemple,en montant des marches et en pratiquant de la gymnastique.

   3.La vitesse se développera au moment où l’on pourra franchir sa propre barrière de fréquence et élargir la longueur des pas,ceci aura pour conséquence une meilleure position droite du buste et une meilleure coordination des membres supérieurs et inférieurs.

  4.La rapidité des mouvements, une des gabaries nécessaires au footballeur se développera également dans des conditions où l’on tiendra compte des lois de l’apprentissage motorique. Ce n’est qu’en s’entraînant des milliers de fois et en pratiquant les mêmes mouvements dans différentes amplitudes que l’on développera les liens neuromusculaires et obtiendront des automatismes, ainsi que la présence de la physiology, la tissue et la biochimie nécessaire aux exigences .

   5.Le mental. L’installation du mécanisme d’allumage de l’action demande un état de vigilance du mental , une agilité et de conscience du schéma corporel qui est susceptible de s’adresser à la fois aux différentes demandes de l’environnement sportif. Dans ce sens apprentissage des oscillations entre repos et effort maximale et gestion du niveau d’anxiété de l’échec est nécessaire .Une disponibilité à digérer les états de stress dans ‘les chorégraphies’ les plus impressionnantes est entraînable. 

Motivation obtenu par cette méthode 

      Ce qui augmente  la valeur d’une telle méthode est l’opérationnalisation des démarches nécessaire à devenir un bon footballeur. D’autant plus qu’il y a des testes, des normes , des objectives et des moyens des procédures pour y arriver. Dans la préparation de la compétition augmente aussi la conviction d’ être bien préparé et reposé à la fois. Aussi le joueur dispose de beaucoup de buts intermédiaires dans son entraînement. Ceci lui permet de faire une meilleure analyse des manques dans sa performance, de trouver un chemin à s’améliorer. L’efficacité personnelle augmentera. L’organisation sera servi si un circuit qui est bien décrit, qui est accessible et attractif. Au moment où la tendance à se développer soi même est stimulée une nouvelle dimension dans la motivation apparaît. Ensuite on peut constater que l’inspiration et la motivation vont gagner de puissance par l’identification avec une philosophie admirée (Sanderson 1996) 

      Quant au buts et l’évaluation de ce projet on peut se poser des questions. Faut-il qu’on vient à une performance homogène  dans tous les domaines ? Ou bien faut-il arrivé à des profiles hétérogènes qui indiquent qu’il y a des points extrêmement développées, mais qu’il y en a  d’autres qui le seraient moins. 
 
 
 
 
 
 
 

Dans le football le système de demandes et exigences envers le libero, le gardien de but, le buteur semble bien différent. Ce qu’il y a de commun est qu’on attend qu’il ne serait jamais en manque, surtout pour les joueurs en position défensive. A ces places on va attendre aucune trait faible ni physique, ni psychique. Pour ceux qui se trouvent à des endroits moins stratégiques on cherche à développer des points qui permettent de se mêler dans si beaucoup de duels que possible et d’en gagner si beaucoup que possible. Des gens qui se situent là on attend des traits qui vont leurs permettre de rester motivé, créatif et vigilant à l’adversaire. Ces propositions qui restent hypothétiques méritent certainement une investigation plus approfondie.

Le suivi psychologique et le circuit 

      Chez les jeunes on peut bien s’imaginer qu’il y a des différentes exigences  selon leurs ages. Dans la catégorie des juniors C( on trouvait le coté autorégulation bien importante. D’autant plus que a cette age le conscience de soi même mène à beaucoup de nervosités bloquantes. Ce qui est intéressant est d’apprendre à comment expulser les menaces et facteurs stressants, une choix de stratégies envers les défis de l’environnement, planification, programmation comportementale. La direction des actions s’adresse plutôt à l’extérieur de la personne. Une aide de collègues qui forment l’entourage (coéquipiers, entraîneurs etc...) indispensable. 

      Vers l’intérieur va s’adresser  l’accompagnement des juniors  A. Parce que ils sont dans cette période d’adolescence ou l’authenticité va prévaloir Le circuit va faire appel à l’autonomie de la personnalité qui est en train d’apparaître. La personnification prendra forme en les confrontant en groupe avec leurs résultats sur les testes physiques, en les confrontant individuellement avec leurs résultats sur les testes psychologiques. L’authenticité qui est le besoin de cette personnification va prendre forme dans le choix de buts  en termes de techniques, de personnes,de besoins, de désirs. Pour éliminer les obstacles  et devenir vraiment connecté à ses besoins des démarches concrètes seront fait. C’est surtout dans des courtes discussions individuelles ou dans des groupes fonctionnels que ces sujets seront abordés. 

      Pour les deux groupes  la transgression du moi vers épanouissement et équilibre consiste d’un fonctionnement à le service de la groupe. Le moment ou dans la compétition on va se soumettre aux processus naturels du sport qui reproduisent des valeurs comme sensation de groupe, valeurs amicales, combativité psychologique. Lors de notre expérience on avait l’évidence de l’importance de ce groupe en positif mais aussi comme une menace pour celui qui se trouvait dans une position confuse. 

CONCLUSIONS 

      Dans notre circuit Surinamien ils se développent bien beaucoup de qualités . En même temps avec le développement des buts intermédiaire attendus chez ces jeunes athlètes on peut constater qu’il y a un processus de formation de groupe tellement voulu dans le sport moderne. Les facteurs qui mènent a cela sont mentionné par J. Loehr.   

Surtout quand on passe àux plus haut niveau de stress. on a besoin de cette expérience de groupe qui va entre chair et viande. Ce n’est que là qu’une stabilité physique et mentale peut être obtenue. 

IMAGINEZ VOUS

Que je ferais ma vie

comme petit enfant

noir né  à RIO

ou Paramaribo

agé deux ans 

comblé  d’énergie débarassante

mais avec les yeux plein

de magie et attente

tendue vers celui qui est prêt

à m’apprivoiser

ainsi que le monde

se montre taillé à ma mesure

merci bien 

 



08-03-2013 om 00:00 geschreven door ignace  

0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)


Inhoud blog
  • INLEIDING
  • EPISTEMOLOGIE : 1) TOEKOMST SPORTPSYCHOLOGIE
  • 3) SPIRAAL MODEL INDIVDUEEL
  • 4) ORNITHOLOGISCHE VERSIE
  • 5) SET A TEAMVISION
  • MANDAAT : 1) PORT FOLIO
  • 2) RICOH SCHUIJERS
  • 3) RELATIE ATLEET BEGELEIDER
  • 4) FRANSTALIGE TEKST
  • 5) OOSTDUITSE SPORT PSYCHOLOGIE
  • HYPOTHESES : 1) TEKST OVER TAAL
  • 2) DE EEUWIGE TWEEDE
  • 3) DE LAGE LANDEN
  • 4) DOPING IN DE SPORT
  • 5) FILMSCENARIO
  • DOELSTELLINGEN : 1) PRESTATIEPSYCHOLOGIE
  • 2) REVALIDATIEPSYCHOLOGIE
  • 3) STRESS REDEMPTION
  • 4) BEGELEIDING GETALENTEERDE KINDEREN
  • STRATEGIE EN TACTIEK : 1) SEQUENTIËLE ANALYSE
  • 2) BIO FEED BACK
  • 3) BRUIKBAARHEID BRUGS MODEL
  • translation from problem focus into solution
  • 4) PPT SF IN A SOCCER TEAM
  • 5) BEGELEIDING TOPATLEET
  • IN MEMORIAM

    Externe links
  • VVSP
  • CUBRIX
  • GLASGOW GROUP
  • OPLOSSINGSGERICHTE THERAPIE
  • MINDFULNESS
  • ILLUSTRATIEVE FILM


  • E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek



    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs