De Brusselse tentakels van madame Claude
De Belgische media hebben
wat betreft het uitspitten van seksschandalen nooit een sterke reputatie moeten
verdedigen. En justitie kon ook al nooit een te grote ijver worden aangewreven.
Seksschandalen, dat waren vunzige zaakjes voor landen met presidenten, maar
niet voor koninkrijken, zeker niet die met vrome vorsten. Een paar keer werden
nochtans deksels gelicht, maar Vrouwe Justitia waakte over de dozen van
Pandora. En die kregen een naam: doofpot!
Of mevrouw een paar
vraagjes wil beantwoorden?
Wanneer de rijkswachters
van de Bijzondere Opsporingsbrigade (BOB) die ochtend van 28 maart 1979
aanbellen aan de residentie Green Park in Wezenbeek-Oppem, treffen ze het. De
bewoonster, Furtunato Habib Israël, is er. De dame die de deur op een kier zet
en dan, met frisse tegenzin en een minachtende en vernietigende blik, voor hen
openzwaait is, zoals ze van foto's weten, een bevallige verschijning. Vooraan
in de veertig is ze, en te zien aan haar rijkelijk ingeklede zeskamerflat,
bijzonder welstellend. De huiszoeking die ze in het appartement zullen
verrichten wordt voor de speurders het spannendste, zoniet één van de
allerspannendste momenten uit hun carrière. Het is op eieren lopen. Ze weten
dat ze mogelijk zullen raken aan de hogere regionen van het land en dat ze dus
omzichtig te werk moeten gaan. Erg omzichtig. Het parket in Brussel heeft
immers niet graag dat speurders hun neus steken in de zaken van de beau monde.
Dat weten ze van eerdere dossiers.
Zo circuleren in Brussel
al langer geruchten van drugs- en seksfuiven waar de fine fleur van het
land zou aan deelnemen, onder meer voormalig premier Paul Vanden Boeynants
(VdB) en nu en dan zelfs prins Albert, de minzame en sympathieke troonopvolger
van wie wordt gefluisterd dat hij niet vies is van wat losbandigheid in het
leven. Nog een naam is die van François Beaurir, generaal van de rijkswacht en
dus hun grote baas. Meteen een goede reden om zich als BOB'er ver uit de buurt
van deze dossiers te houden. Onderzoek zou door de gerechtelijke politie kunnen
(of moeten) gebeuren, maar daar komt allicht nooit wat van. Een mens doet privé
wat hij wil en als daar orgieën bij horen, dat is dat maar zo, zo luidt de
redenering op het parket van Brussel. Maar helemaal anders wordt het natuurlijk
als de verhalen kloppen dat de seksfuiven dienen als middel om machtige mensen
uit de politiek, justitie en het zakenleven af te persen. En er is nog wat, misschien wel een
indianenverhaal, maar toch ernstig genoeg om nader onderzoek te verantwoorden.
Soms zijn er minderjarigen bij die, om het helemaal te gek te maken, worden
toegeleverd door toedoen van een jeugdrechter die eveneens regelmatig op de
bijeenkomsten wordt gesignaleerd. Maar zoals gezegd, het zijn geruchten, en
onderzoek dat ziet men op het parket niet zitten.
Nu is het anders. Als ze
vandaag oog in oog staan met mevrouw Israël, is dat omdat het gaat om een
internationaal onderzoek waar het Belgische gerecht eigenlijk niet direct wat
heeft mee te maken, maar waar het niet anders kan dan aan mee te werken. Of
mevrouw misschien niet een paar vragen wil beantwoorden? En wat ze te vertellen
heeft over een zekere Lydia Montaricourt? Fortunato Israël kijkt de ongewenste
bezoekers venijnig in de ogen. Waar die zich nu mee moeien, de sukkels!
Het verdachte, maar
ogenschijnlijk banale overlijden van een Duits hoertje
Hoertjes en pooiertjes van
straat plukken, dat mochten ze totnogtoe wel. Maar de tanden steken in het
circuit van luxe callgirls in Brussel, waarvan het een publiek geheim was dat
het bestond, dat was voor hen verboden terrein. Hier op de drempel van het
appartement van Israël weten ze dat ze voor het eerst aan de draden van het web
raken. De gunstige wind is uit het buitenland komen waaien, eerst vanuit
Interpol in Frankrijk die in de gaten had gekregen dat de beruchte madame
Claude niet alleen vanuit Parijs opereert, maar kennelijk op internationale
schaal actief is. En dan is er het Bundeskriminalambt, de federale recherche in
Duitsland, dat is ingeschakeld nadat blijkt dat het overlijden van een
prostituee in München blijkbaar meer om het lijf heeft dan aanvankelijk
gedacht. Wat ogenschijnlijk een banale dood/moord/zelfmoord is, krijgt iets
verdacht wanneer blijkt dat de eigenares van het appartement waar de dode actief
is geweest, een Belgische vrouw is: Lydia Montaricourt. Of België daar meer
over te vertellen heeft? En of die de dame eens aan de tand kan worden gevoeld?
Eind februari 1979, een
maand voor het bezoek aan Israël, wordt Montaricourt voor verhoor opgepakt door
de zedenbrigade van de BOB van Brussel. Het gebeurt in het Brusilia-gebouw aan
de Bertrandlaan in Schaarbeek van waaruit de dame een netwerk van callgirls
uitbaat met meisjes die luisteren naar namen als Mercedes, Monica, Danielle,
Diana of Yoko. Codenamen, zegt Montaricourt. Tijdens haar verhoor bekent ze dat
er nu en dan minderjarigen worden ingeschakeld, maar zo prent ze de speurders
in het hoofd veel zal men haar niet kunnen maken. Onder de klanten zitten
nogal wat mensen met hoog aanzien. Bovendien zijn er van een aantal
stoeipartijen beelden gemaakt met camera's die verstopt waren achter de
muurschilderingen in haar appartement. Eén veroordeling van haar, en de beelden
worden in de openbaarheid gebracht.
De speurders kunnen
alvast één codenaam kraken, die van
Yoko. Maud Sarr is de naam, dertig jaar, geboren in Parijs waar ze volgens
Interpol in het netwerk belandt van madame Claude. Daar leert ze Lydia
Montaricourt kennen. Wanneer die haar activiteiten verlegt naar Brussel, volgt Maud. Erg spraakzaam is ze niet tegen de
speurders. Inderdaad, ze is net als Montaricourt actief in de luxeprostitutie.
Ze bevestigt dat er is gefilmd. Die films zijn in veiligheid gebracht. Naar de
namen van de klanten kunnen de agenten beter niet hengelen, tenminste als ze
niet spoedig het verkeer willen staan regelen.
Het onderzoek heeft
ondertussen aan het licht gebracht dat het appartement van Montaricourt in
Schaarbeek voordien werd betrokken door ene Fortunato Israël die haar netwerk
voor veel geld zou hebben verkocht aan de nieuwe huurster. Israël zou daarop
zijn verhuisd naar haar luxueuze flat in Weezenbeek-Oppem. Alweer volgens
Interpol zou ook Israël hebben deel uitgemaakt van het netwerk van madame
Claude. Het is ondertussen zonneklaar geworden dat de tentakels van de Parijse
hoerenmadam veel verder reiken dan de Franse hoofdstad. Brussel, München ...
waar nog? Dat moet nog duidelijk worden. Een zekerheid is er nu al. Hier wordt
kennelijk gewerkt met een internationaal netwerk van callgirls die blijkbaar
overal ter wereld kunnen worden opgeroepen als ergens een welgesteld reiziger
ontspanning behoefdt. Die klanten zijn blijkbaar toplui uit de de Belgische en
buitenlandse diplomatieke en industriële milieus en ook veel Arabieren.
Duidelijk een netwerk van hoge standing. De prijs voor één dag en één nacht
bedraagt 30.000 frank per persoon, in die tijd nauwelijks een gemiddeld
maandloon. Exclusief dan wel de retourtickets wanneer de meisjs moeten worden
overgevlogen.
Namen die wenkbrauwen doen
fronsen
Zowel bij Montaricourt als
bij Israël worden een massa documenten meegenomen, telefoonklappers,
afsprakenboekjes et cetera. Eén papier dat bij Israël is gevonden, wekt de
bijzondere aandacht van de BOB. Het gaat om een tafelschikking voor een etentje
bij Israël thuis. Twee namen doen de wenkbrauwen fronsen: VdB en Boas. Wel wel
wel. De minister van Landsverdediging Paul Vanden Boeynants (VdB) bij Israël
tafelend aan de zijde van de wapenfabrikant Roger Boas? Daar willen ze wel meer
van weten. En zo vallen nog namen op die blijkbaar voorkomen in de klappers van
zowel Montaricourt als Israël. Toeval, beweren de dames. Zij kunnen er ook niet
aan doen dat ze dezelfde kennissenkring hebben. Dat heeft niets met een netwerk
te maken dat de ene aan de andere zou hebben verkocht. De wereld is nu eenmaal
klein, ja toch?
Eén van de namen in de
klappers is die van de beruchte 'tycoon' Adnan Khashoggi, jarenlang
afgeschilderd als de rijkste man van de wereld tot het Irangate-schandaal in
1986 zijn ondergang inluidde. De Turkse zakenman Khassoggi heeft in Brussel een
weelderig ingericht kantoor van waaruit hij de belangen behartigt van de
wapenfabrikant FN Herstal en het munitiebedrijf Poudreries Réunies de Belgique
(PRB), twee dochterbedrijven van de Generale Maatschappij van België, 's lands
grootste holding die een groot deel van de Belgische economie controleert.
Khassoggi, bijgenaamd mister 15% omwille van de stevige commissies die
hij paktt op de wapen- en munitiedeals die hij allemaal fixt, heeft uitstekende
contacten met minister van Landsverdediging VdB. Een keertje (rond 1977) heeft
VdB Khashoggi opgezocht in diens privé-Boeing in Melsbroek waar hij een
tussenlanding maakt, kennelijk voor een wel heel belangrijke zaak die onder
vier ogen moet worden afgehandeld.
VdB heeft samen met zijn
goede vriend Boas een paar keer samen met Khashoggi getafeld aan de Azurenkust.
En volgens onbevestigde verhalen zijn VdB en Boas ooit gaan jagen in de feeërieke Mount Kenya Safari
Club, die eigendom was van Khashoggi. Ook zijn associé, Akhram Ojjeh, komt voor
in de telefoonklappers. Ojjeh, eigenaar van de firma Techniques d' Avant Garde
(TAG) werkt met een kantoor in Genève van waaruit, zo blijkt, geregeld wordt
gebeld naar Israël. Ojjeh zit in ons land kennelijk gebeiteld bij de hoge heren
van de politiek. In juni 1978 wordt hij tijdens een ceremonie op Buitenlandse
Zaken tot ridder in de Leopoldsorde geslagen. Het lint wordt hem persoonlijk
overhandigd door de minister van Buitenlandse Zaken Henri Simonet en dit in
aanwezigheid van VdB, dan op Landsverdediging.
Ojjeh is aandeelhouder van
het Brusselse aannemersbedrijf François Ed. et Fils dat in 1974 het militair
ziekenhuis van Neder-over-Heembeek bouwt. VdB is eerder bij Khashoggi gaan
pleiten om de bouw toe te vertrouwen aan zijn boezemvriend en vastgoedkoning
Charly De Pauw, maar die slag haalt hij niet thuis.
Geen Khashoggi en Ojjeh
zonder Samir Traboulsi, de man die in de jaren tachtig centraal staat in een
enorm financieel schandaal dat bijna het hoofd van de Franse president François
Mitterand kost. Ook Traboulsi staat met zijn naam in de telefoonklappers, wat
al helemaal geen toeval kan zijn. Over Traboulsi schreef Khashoggi-biograaf
Ronald Kessler ooit dat hij steevast in minder dan een half uur waar ook, en
waar nodig, de meest gesofisticeerde meisjes weet op te trommelen voor de
feestjes van Khashoggi.
De premier is bloednerveus
Met deze namen in de
boekjes van Israël en Montaricourt is het geen wonder dat heel wat mensen
bloednerveus lopen met het onderzoek, op kop VdB die sinds een paar maanden
voor de de tweede keer eerste minister is en die zich op zijn kabinet door de
verbindingsofficier bij de rijkswacht permanent op de hoogte laat houden van de
evolutie van het onderzoek. Op zijn minst zeer vervelend voor VdB is dat
Fortunato Israël sinds eind 1977 op de loonlijst staat van Plexycca, een
bedrijf van zijn goede maat Roger Boas, met wie Israël inmiddels een intieme
relatie heeft en voor wie zij uit 'het vak' is gestapt. Dat verklaart ze
tenminste. De speurders geloven er niet veel van. Israël krijgt bij het bedrijf
van Boas een maandloon van 28.000 frank, een schamel inkomen en in schril
contrast met de vele briefjes van 5.000 frank die ze geregeld naar haar bank
draagt, soms tot 230.000 frank per maand. Dat gebeurt in de periode dat in
België een hevige slag woedt voor de aanmaak in België van 1.039 Amerikaanse
gepansterde infanteriewagens van FMC voor de landmacht, een contract van liefst 24,2 miljard frank en
waarvoor Roger Boas, via zijn firma Asco, in poleposition staat. Niet zozeer
omwille van de merites van Asco, maar vooral omwille van zijn bevoorrechte
relatie met VdB. Opmerkelijk is alvast dat Boas, lang voor het contract wordt
toegewezen, een bedrag van 750.000 dollar stort op een rekening in San José van
het bedrijf dat FMC vertegenwoordigt.
Het is van meet af aan
duidelijk dat er van alles mis is met dat contract. Om te beginnen de waarde
ervan. België kan smakken geld besparen door rechtstreeks bij FMC te kopen,
maar kennelijk speelt een dubieus spelletje van economische compensaties mee.
Het Rekenhof heeft aanhoudende kritiek op de procedure van toewijzing, maar de
regering zet dapper door. Ook het Hoog Comité van Toezicht, belast met
onderzoek naar mogelijke corruptie, wordt ingezet. Dat gebeurt nota bene op
verzoek van defensieminister VdB himself.
VdB rekent op Raymond Charles, voorzitter van het Hoog Comité en sinds
jaar en dag een goede vriend. Maar de minister misrekent zich. Het comité legt
een vijftigtal contracten onder de loep die Landsverdediging de voorbije jaren
heeft afgesloten met Asco. Een lijvig rapport brengt aan het licht hoe Asco
zijn pijlsnelle opgang te danken heeft aan doorgaans onderhandse contracten. De
verantwoording waarom rechtstreekse bestellingen worden geplaatst, is telkens bijzonder
vaag. Concurrenten worden buiten spel gezet en de bedragen die Asco aanrekent,
zijn doorgaans buitensporig hoog. Kortom, het stinkt uren in de wind.
De speurders zijn ervan
overtuigd dat Fortunato Israël is ingeschakeld om het bedrag van 750.000 dollar
te vrijwaren. Hoezeer ze ook beweert dat het tussen haar en Boas om een
serieuze relatie gaat en dat de man echt van haar houdr, de speurders geloven
geen snars van haar bewering dat ze niets meer te maken heeft met callgirls.
Er is nog wat dat de premier
bijzonder zenuwachtig maakt. De verbindingsofficier verklapt dat de speurders
hebben ontdekt dat Fortunato, nadat ze eerst bij Alitalia Airlines en bij een
uitgeverij heeft gewerkt, in 1976 als public relations in dienst is getreden
van een bedrijf dat Eurosystème Hospitalier heet. Eerst hebben ze daar niet
echt acht op geslagen, maar gaandeweg zijn ze er zich wel gaan in verdiepen.
Het pr-werk blijkt immers zeer bijzonder te zijn, want bestaande uit het
leveren van callgirls aan Arabieren die, zo geeft Israël bij mondjesmaat toe,
soms tot 30 meisjes per week consumeren, meestal in Wenen.
Hoezo, Arabieren?
Verslikt in de
ochtendkoffie
Het lijdt weinig twijfel
dat één persoon in het bijzonder zich in zijn ochtendkoffie verslikt wanneer
hij in de zomer van 2005 het overlijden verneemt van koning Fahd bin Abdul
Azziz Al Saud van Saudi-Arabië: koning Albert! Azziz, 84 jaar, was sinds 1995
zo ziek dat het land sindsdien werd geregeerd door zijn halfbroer Abdullah,
inmiddels ook al 82 en straks officieel koning. Die Abdullah kent Albert best
goed, vanuit een tijd waar hij liefst niet meer aan wordt herinnerd. Het was
een zeer woelige periode die hem ei zo na elke kans op een troonsopvolging had
gekost. Naar het islamitisch land afreizen om Azziz uit te wuiven naar het
hiernamaals, is voor koning Albert geen optie. Abdullah bij die gelegenheid
terugzien, is immers een zeer slecht idee.
Abdullah was sinds 1964 de
leider van de Nationale Wacht, het zogenaamde witte leger van 30.000 soldaten
dat instaat voor de binnenlandse veiligheid en de bescherming van de
olievelden, en vooral van Mekka. Het was ooit een Belg die het idee had
aangebracht om de Nationale Wacht op te richten. De man was de
vertegenwoordiger van FN in Saudi-Arabië. De Waalse wapenfabrikant was heel erg
actief in het land. Als model werd de Belgische rijkswacht gebruikt, al zouden
het uiteindelijk Amerikanen zijn die de eerste opleiding van de witte soldaten
verzorgen.
In het feodale koninkrijk
geldt de regel dat de grond eigendom is van de koning en de ondergrond van de
staat. De opbrengst uit de oliewinning komt dus de staat toe, maar via een
systeem van commissielonen wordt ervoor gezorgd dat een flink deel terugvloeit
naar de koninklijke familie. Ook prins Abdullah is op zoek naar een groot contract,
niet alleen om zichzelf te verrijken, maar ook om fondsen te verwerven voor
zijn Nationale Wacht. En zo ontstaat de idee voor de bouw van luxehospitalen
voor het witte leger. Op het contract zullen forse commissielonen terugvloeien.
Dat is de oorsprong van wat het dossier van Eurosystème Hospitalier (EH) zal
worden.
We zijn in de vroege jaren
zeventig. Het oorspronkelijke plan van Abdullah is vijf hospitalen en medische
steden op te richten voor zijn troepen. Het project zal zowat 2,5 miljard euro kosten,
in die tijd een fabelachtig bedrag. Een eerste fase bestaat uit de bouw van
hospitalen in Riyad en in Djeddah. Er staan nogal wat grote bedrijven te azen
op het contract, Britse, Amerikaanse en een Nederlandse groep die op bepaald
moment zelf denkt dat de buit binnen is. Toch niet. Het wordt EH, een Belgisch
bedrijf met nauwelijks kapitaal en helemaal geen ervaring in de bouw van
hospitalen. Maar de hoofdaandeelhouder is er één van groot belang: PRB, dochter
van de Generale Maatschappij en best wel merkwaardig een munitiefabrikant.
De leiding van EH wordt
toevertrouwd aan Daniel Cauchie, commercieel agent van de
luchtvaartmaatschappij Sabena in het toen nog mondaine Beiroet in Libanon waar
Cauchie weekendtrips organiseert voor Arabische prinsen die zich ongegeneerd
komen tegoed doen aan sloten drank en stoeten vrouwen. Cauchie kent die prinsen
persoonlijk goed. Hij heeft een adressenboekje dat goud waard is. Een van de
namen is die van de Libanees Fustok, de schoonbroer van Abdullah. Fustok is smoorverliefd
op Michel Pirkin, een knappe kerel met blauw ogen die een nogal obscure
wapenhandel voert die zaakjes regelt voor PRB en FN. Pirkin en PRB komen in het
verdere verhaal nog aan bod.
Bezegeld met een
koninklijke handdruk
Wat Abdullah zal overtuigen
om met EH in zee te gaan, heeft voor een deel te maken met zijn bevoorrechte
relaties met Daniel Cauchie, maar vooral met diens ultieme troef: België heeft
een koningshuis! Drie weken zit Cauchie in een hotel te wachten op het antwoord
van Abdullah of EH in aanmerking kan komen. Cauchie denkt dat het voor de
eerste fase van het project om een 12,5 miljoen euro zal gaan, maar groot is
zijn verbazing wanneer hij verneemt dat het bedrag is opgelopen tot 625 miljoen
euro. En ja, EH zit nog in koers, maar van een contract is nog geen sprake.
Tijd om grote kanonnen in stelling te brengen. Cauchie is persoonlijk bevriend
met Michel Didisheim, de kabinetschef van prins Albert, voorzitter van de
Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel en in die functie iemand die van
grote waarde kan zijn voor het binnenhalen van het contract. De minister van
Buitenlandse Zaken, die zelf heel warm loopt voor het project, bewerkt op zijn
beurt koning Boudewijn. En zo gaan achtereenvolgens koning Boudewijn en prins
Albert (twee maal) naar Riyad. Boudewijn maakt grote indruk op Abdullah. Het
project beschouwt hij als een contract
van staat tot staat, bezegeld met een koninklijke handdruk. En zo haalt EH dus
de opdracht binnen. We schrijven 1975.
De buit heeft EH niet
enkel te danken aan het hof, maar ook aan de aanwezigheid van PRB als
aandeelhouder. Dat is een dochter van de Generale in dewelke de Belgische
koninklijke familie ooit nog voor 2 procent aandeelhouder was geweest. Nu mocht
het hof dat belang al enkele jaren eerder te gelde hebben gemaakt, de relaties
tussen de koning en de holding zijn nog zeer nauw. Ook dat is in de ogen van
Abdullah een garantie. In zijn geest sluit hij geen contract met het onooglijk
kleine EH, maar met de Generale, met België dus, met het goeie ouwe Belgique
à papa.
Rollebollen met Tuna, en
nog drie madammen tegelijk
Dan valt het nieuws dat
Abdullah zich naar Brussel zal begeven. Met wat men de prins in het bijzonder
plezier kan doen? Cauchie weet het wel: vrouwen! Maar hoe die te vinden? Cauchie
hoort dat er voor dat soort zaken op het ministerie van Buitenlandse Zaken een
speciale dienst bestaat. Het gebeurt wel vaker dat hoge buitenlandse gasten
(laten) vragen om vrouwelijke verzetjes. Voor deze gevallen werkt het
ministerie doorgaans met een Egyptisch-Nederlandse vrouw, Fortunato Israël,
bijgenaamd madame Tuna. Zij is goed bevriend met de wapenhandelaar
Michel Pirkin. Het is hij die, op vraag van Cauchie, als tussenpersoon voor EH
callgirls bestelt. Dat zijn overigens geen hoertjes, maar nette dames, vrouwen
met stijl, getrouwd met artsen, advocaten, notarissen. Vrouwen met veel vrije
tijd en steeds bereid voor een horizontaal verzetje dat bovendien veel geld
opbrengt.
Abdullah brengt acht dagen
door in een suite van het Hilton in Brussel, acht volle dagen met continu vier
vrouwen in de suite, onder wie Tuna zelf. Twee keer gaat hij overdag buiten.
Een keertje om naar het Brusselse kantoor van EH te gaan, een andere keer gaat
hij op de thee bij Boudewijn. Een gewezen agent van de Belgische Staatsveiligheid
die belast is met de bewaking van de Saoedische prins, vertelt later meer: Het gezelschap trok er 's nachts in Brussel
nog eens vrolijk op uit, onder meer naar de illegale casino's in de hoofdstad.
Dat betekende dat wij dag en nacht aan de slag waren. Het was de zwaarste week
uit mijn carrière. Abdullah, die was onuitputtelijk!.
Madame Tuna maakt grote
indruk met haar geleverde diensten, wat haar nog meer opdrachten oplevert, heel
vaak in Wenen. En ze wordt zij op de loonlijst van EH gezet. Want er hangen nog
aanzienlijke contracten in de lucht, mogelijk zelfs voor vijf hospitalen, zoals Abdullah aanvankelijk heeft gepland. De
Tuna-ring, zoals haar netwerk inmiddels door het leven gaat, zal de
handen nog vol hebben met Abdullah en zijn hofhouding. En ook de
luchtvaartmaatschappijen varen er wel bij.
De werven draaien in de
soep
De werken in Saudie-Arabië
zullen worden uitgevoerd door een consortium van Belgische bedrijven rond EH.
De waarde van het contract is inmiddels al opgelopen tot 867 miljoen euro,
waarvan al meteen de helft als voorschot wordt betaald door Abdullah. De reden
is eenvoudig. Van dat voorschot moet een bedrag van liefst 247 miljoen euro als
commissies terugvloeien naar een aantal Arabieren, onder wie Abdullah. Dat kan evenwel
niet zo maar. Het is Belgische bedrijven verboden geheime commissielonen uit te
betalen, onder meer omdat dat natuurlijk geen belastingen worden op betaald.
Maar België zou België niet zijn als daar geen oplossing voor is. PRB, FN en
andere bedrijven zouden anders geen louche zaakjes kunnen doen in het
Midden-Oosten waar het betalen van rashwa (smeergeld) schering en inslag
is. Geheime commisies, de omfloerste omschrijving van omkoopgeld, kan wel, maar
dan wel na de schriftelijke toelaiting van de minister van Financiën, in dit
geval Willy De Clercq die met een zwierige krul de occulte betalingen
autoriseert.
De werven starten
voorspoedig, maar wanneer blijkt dat de kosten door het aannemersconsortium
schromelijk zijn onderschat, zoekt EH zijn toevlucht bij een Mexicaanse
onderaannemer. Vijfhonderd Mexicanen moeten in de meest onmenselijke
omstandigheden werken in de woestijn. Het werkvolk moppert en wordt gaandeweg
razend. Dat is een van de redenen waarom het project in de soep draait. Het
loopt inderdaad goed fout. Wanneer het ziekenhuis van Riyad in augustus 1978
volgens het contract zou moeten worden opgeleverd, hebben de bouwwerken al 21
maanden vertraging. Die voor het hospitaal van Djeddah lopen al twee jaar
achter op het schema. De Arabische bouwheer stopt zijn maandelijkse betalingen,
EH raakte steeds dieper in ademnood en moet in juli 1979 de boeken neerleggen.
Het faillissement zorgt in
ons land voor grote politieke beroering, zeker wanneer de naam van Fortunato
Israël in de pers opduikt, alsook de rol die callgirls speelden bij het
contract van EH.
Er is meer dat het
daglicht ziet. Zo bijvoorbeeld dat een aanzienlijk bedrag van 20 miljoen euro
van het smeergeld vanuit Zwitserse rekeningen is betaald aan een viertal
Belgische begunstigden, wat uiteraard niet mocht. Kwatongen beweren dat prins
Albert een deel van de koek heeft gekregen, wat best geloofwaardig is. De
dotaties van de prins zijn in die tijd eerder bescheiden. Die zit met zijn
liederlijke leven nogal dikwijls krap bij kas. Waar of niet? De enige die het
antwoord kent, is Daniel Cauchie. Maar hij houdt de kaken stijf op elkaar. Ik
wil geen vijf kogels in mijn lijf, is het enige wat Cauchie kwijt wil wanneer
iemand hem er vragen over stelt.
Het komt tot een bitsig
conflict tussen prins Albert en de minister van Buitenlandse Zaken Henri
Simonet. De secretaris van de Belgische Socialistische Partij (BSP) Karel Van
Miert vraagt onderzoek naar de rol van het hof in het dossier. Er is sprake van
een parlementaire onderzoekscommissie. VdB is dan al lang geen premier meer.
Niet lang na de start van het onderzoek rond Fortunato heeft hij tot ieders
verbazing ontslag genomen. De nieuwe premier, Wilfried Martens, weet de
commotie rond het dossier-EH tot bedaren te brengen. De projecten worden uiteindelijk
met veel moeite afgewerkt en deels gefinancierd door de Generale. Maar het
internationale imago van België heeft wel een flinke deuk gekregen. Het
gerechtelijk onderzoek rond EH sterft een stille dood. De storm rond prins
Albert gaat luwen.
Wanneer in de zomer van
2005 verscheidene staatshooften naar Riyad reizen voor de troonsbestijging van
Abdullah, is het prins Filip die de Belgische honneurs mag waarnemen. Koning Albert blijft wijselijk thuis.
Hetzelfde lot beschoren:
de doofpot
Vele jaren later, wanneer
het stof al lang is gaan liggen, zal blijken dat één van de BOB'ers meteen na
de huiszoeking bij Montaricourt belt naar Jean Deprêtre, op dat moment
substituut bij het parket van Brussel, bevoegd voor jeugdzaken en die dus in de
verste verte niets heeft te maken met prostitutie. De rijkswachter krijgt
duidelijke instructies. Eén, het originele proces-verbaal onmiddellijk
overmaken aan Deprêtre. Twee, hem alle bij Montaricourt aangetroffen bescheiden
bezorgen. Drie, hem de beschikking tot huiszoeking onverwijld te geven. Het pv
en de beschikking zal men veel later in het dossier nog terug vinden, de in
beslag genomen stukken zijn verdwenen. Wat overigens ook zal gebeuren met een
flink deel van het materiaal dat bij Israël is onderschept.
De huiszoeking bij Israël
zal uiteindelijk nooit meer dan één proces-verbaal opleveren. De zaak wordt
geklasseerd. Met Montaricourt loopt het anders af, zij het op een eveneens
bijzonder merkwaardige manier want bij haar verloopt de rechtsgang toch wel bijzonder
snel. De huiszoeking bij haar vindt op 19 februari 1979 plaats. Ze wordt een
tijdlang in voorlopige hechtenis genomen en moet al op 2 mei 1979 voor de
strafrechter verschijnen. Daar wordt ze veroordeeld tot vijftien maanden
gevangenis, waarvan alleen het deel van de voorhechtenis als effectieve straf
werd uitgesproken. Montaricourt kan dus fluitend naar huis. Toen ze voor de
rechtbank verscheen, zei de voorzitter dat haar klantenlijst aardig wat stof
kon doen opwaaien mocht die ooit openbaar gemaakt worden. Ze had de boodschap
goed begrepen: mondje dicht!
Deprêtre wordt, allicht om
zoveel bewezen diensten, benoemd tot procureur des konings te Nijvel waar een
oud dossier zal opdoemen: het verhaal van de drugs- en seksfeestjes waar
volgens sommige bronnen minderjarigen aan deelnamen en waar de namen waren
gevallen van VdB, rijkswachtbaas Beaurir en ander schoon volk. Dat dossier
heeft inmiddels een naam gekregen: de Roze Balletten.
Dit dossier heeft
inmiddels mythische proporties aangenomen en wordt in verband gebracht met de
moorddadige, en nooit ontmaskerde Bende van Nijvel die vooral in 1985, met de
overval van drie Delhaize-filialen, een spoor van terreur achterlaat. Er zijn
meerdere hypothesen, zo eentje dat de bloedige raids van de Bende hebben te maken
met chantage en afrekeningen in verband met de Roze Balletten. Complete
onzin, zo weet procureur Deprêtre met zekerheid. En dit ondanks sterke
aanwijzingen dat in en rond Brussel
videobanden hebben
gecirculeerd met beelden van stomende mensen die daar liever niet aan herinnerd
worden. Ook nog dat een aantal slachtoffers uit de eerste reeks van de Bende
(in 1982 en 1983) in verband kunnen worden gebracht met de partouzes in
en rond Brussel. Ook uit dit dossier zullen belangrijke stukken op mysterieuze
wijze verdwijnen. Op mysterieuze wijze? Nou ja.
Van speurder tot carwasher
Bij het onderzoek naar de
overval van de Bende op de wapenhandelaar Dekaize in Waver, komen twee BOB'ers
op het spoor van illegale wapentrafieken. Toen we tijdens een huiszoeking een
foto vonden van prins Albert, broederlijk in de sofa gezeten naast één van de
meest notoire wapenhandelaars van het land, wisten we dat het onderzoek voor
ons was afgelopen, vertelt één van de BOB'ers later. En zowaar. Hij en zijn
kompaan mogen door toedoen van Deprêtre auto's gaan afwassen in hun kazerne.
De procureur krijgt het
nog een andere keer benauwd wanneer de speurders naar de Bende van Nijvel
willen onderzoeken of de overvallen op de filialen van Delhaize mogelijk geen
verband houden met het afpersen van twee bestuurders van de warenhuisketen. Dat
is stom gekomen met de vondst van de valies van een zware jongen die ervan
verdacht wordt zijn vriendin te hebben vermoord en (in stukken versneden) in de
Maas te hebben gedumpt. Er zit een notitie in de valies, verwijzend naar 'Leclercq Jacques, 'boss
de Delhaize 250.000 actions de 5.000', omgerekend 1,25 miljard frank. Het
wekt de nieuwsgierigheid van de speurders. Leclerq Jacques, dat is Jacques
Leclercq, lid van de raad van bestuur van Delhaize die tussen 1973 en 1982 een relatie heeft gehad met Nicole Andrien, een Brusselse prostitué
die met geld van Lerclercq de bar de Ambassade heeft gekocht waar het de
bedoeling is een casino onder te
brengen. De dame koopt met geld van haar minnaar later nog eens acht bars in de
Aarschotstraat, het epicentrum van de Brusselse straatprostitutie.
Er wordt nog een ander
proces-verbaal opgesteld, deze keer over Delhaize-bestuurder Raymond Max-Boon
en zijn relatie met de prostitué Marie-France Remmerie bij wie men tijdens een
huiszoeking voor aanzienlijke bedragen geld en juwelen vindt. Waren bestuurders
van Delhaize via hun connecties met de Brusselse prostitutie in aanvaring
gekomen met de maffia die erover heerste? Werden ze afgeperst en werd daarom uitgerekend
Delhaize door de Bende van Nijvel geviseerd? Het spoor loopt dood. Zoals
trouwens alle sporen in het bende-onderzoek.
Eén enkele keer in beeld
Van Fortunato Israël en
Lydia Montaricourt zal men nooit nog wat horen. Van Maud Sarr verrassend wel. Dat
is in februari 1990 wanneer ze op de televisiezender VTM een opzienbarende
getuigenis aflegt. De timing is niet toevallig. Een week later moet VdB
verschijnen voor een parlementaire onderzoekscommissie inzake banditisme en
terrorisme die is opgericht om te onderzoeken wat er in het onderzoek naar de
Bende van Nijvel fout is gelopen. Open en bloot vertelt Maud Sarr over
seksfuiven waar ze als prostitué heeft aan deelgenomen en waar er duchtig
cocaïne werd gesnoven en mateloos champagne werd gedronken. Ze geeft vier namen
van deelnemers: VdB, de rijkswachtcommandant Léon François, destijds commandant
van het Nationaal Drug Bureau die in 1981 zelf werd veroordeeld voor
drugshandel, procureur Jean Deprêtre en advocaat-generaal Henri Jaspar bij het
hof van beroep te Brussel. Ze vertelt dat er filmopnames bestaan. En voorts
doet ze uit de doeken hoe haar carrière begon in de Parijse salons van madame
Claude, hoe ze samen met Montaricourt naar België trok en toetrad tot de
Tuna-ring. Ja zeker, zo zat Brussel in mekaar: decadentie troef, iedereen die
voor elkaar vooral zijn grote mond moest houden, zakenlui, politici,
magistraten, de hele zwijnenstal. Seks als sleutel tot het enigma van de nooit
opgehelderde vuile dossiers van België.
Het is de eerste en de
enige keer dat een vrouw openlijk getuigt over de fameuze partouzes van
Brussel. Haar aantijgingen zijn niet van de poes. Maar niemand die een krimp
geeft. Brussel gaat over tot de orde van de dag...
|