Ongelooflijk maar waar, ik zat even zonder zomerlectuur. De opwelling om dan toch maar eens een krant te kopen,werd krachtdadig afgewezen. Dus een goed idee: ik ga voor mijn bibliotheek staan en neem blindelings een (bij voorkeur) dun boekje dat ik me verplicht te herlezen. Uit het rek valt: Franse Affaires, Frankrijk in 20 kwesties van Annette van der Elst en Florentijn van Rootselaar, een uitgave van Veen Magazines/Filosofie Magazine uit 2004).
In een goede 100 paginas komen hier 20 kwesties ter sprake die samen genomen een goed beeld geven van Frankrijk en de Fransenanno vandaag. Allemaal kwesties met een sterk ideologische lading. Dat gaat dan over Mei 68, Amerika, de hoofddoek, de Franse revolutie, de psychoanalyse, de intellectueel, Vichy, Dreyfuss, Algérie en zo nog een aantal kwesties die eigenlijk nooit ver weg zijn uit het Franse publieke discours. En die dus een wel degelijk iets zeggen over het denken en het voelen van de Fransen.
Héél boeiende lectuur. Obligaat voor iedereen die ooit nog één woord wil zeggen over Frankrijk en de Fransen. Maar bijna even obligaat voor iemand die zich een idee wil vormen van onze eigen communautaire spanningen. Wat zoveel is zeker: voor hun opvattingen en denkmodellen gaan onze Franstalige landgenoten, onbeschroomd te rade bij hun zuiderburen. En dat geldt zowel voor de linkse als voor de rechtse variant van dat denken. Ik denk natuurlijk in eerste instantie aan de brede maar zeer spraakmakende intellectuele elite. En een tweede zekerheid is dat dit denken, deze mentaliteit lichtjaren verwijderd ligt van het brede Vlaamse discours. Ik denk dat wij op geen enkel punt met onze broeders in het zuiden des lands en daar beneden kunnen stroken. En ik vrees zelfs dat dit de component is die ons communautair probleem quasi onoplosbaar maakt, hoe enthousiast ook de speech van Albert op de nationale feestdag gisteren.
Eén voorbeeldje: (maar ik spoor u aan, probeer het boekje te vinden en lees de 20 kwesties) het denken in termen van Liberté, Egalité, Fraternité en hoe vlot het persoonlijke dan politiek wordt. En hoe iedere (nou iedere ) Fransman bezig is met zijn persoonlijke definitie van die termen en vooral met hun onderlinge verhouding.
De lectuur van dit boekje doet je ook een beetje het hooghartig dédain tegenover Vlaanderen begrijpen dat binnen dat intellectuele Franstalige milieu zo de bon ton is. Wij zijn de parvenus. En het doet je ook begrijpen waarom de argumenten van de Vlaams nationalisten tegen die mentaliteit, er bij vele Vlamingen zo makkelijk ingaan. Zij zijn de profiteurs.
Laat ons nu even stoppen met die wat geforceerd grappige toon. Ik maak nu zelf de fout van de Vlaamse televisiemakers die als de dood zijn dat een programma serieus zou overkomen. Dus, vinden zij, moet er in ieder geval een grapjas van dienst opgevoerd worden.
Ik ga nog even door over die gecanoniseerde lijst van deugden en waarden waarop het christendom via het evangelie blijkbaar een patent nam.
IK wil het even hebben over Martha en Maria. Voor mensen van mijn leeftijd is dat een gebeitelde uitdrukking. Plus de bijhorende resolute uitspraak van Jezus dat Maria de goede is en Martha het verkeerde deel heeft gekozen. Wat was er aan de hand?
Martha en Maria waren twee oujonge dochters die samen woonden met hun al even ongetrouwde broer Lazarus (ooit nog opgewekt uit de dood)en die heel close bevriend waren met Jezus. die daar ook veel over de vloer kwam. En telkens als Jezus langskwam was het weer van dat: Maria (vermoedelijk wat verliefd) die zich aan de voeten van Jezus zette en met open mond en rode oortjes zijn verhalen aanhoorde, en Martha, ik zie haar zo voor mij met een grote blauw schort om, bezig in de keuken rammelend met potten en pannen, maar er wel voor zorgend dat er rond zes uur door iedereen kon gegeten worden
Op de duur begon dat toch op de heupen van die Martha te werken (misschien was ze wel wat jaloers, niets menselijks is ook Bijbelse figuren vreemd) en maakte ze een wat korzelige opmerking in de zin: zou die van ons ook een geen handje kunnen toesteken. Waarop Jezus dan die vernietigende uitspraak doet en plomp verloren achter Maria gaat staan: want die heeft het beste deel gekozen, en dat zal haar niet ontnomen worden (Luc. 10:42).
Hallo.
Op een wip is dit verhaaltje omgezet in Belgisch communautaire termen: Martha, de Vlamingen die dag in dag uit hun pees afdraaien, en Maria, de Walen en vooral de Brusselaars, die meer van verhaaltjes houden. Maar dan die Jezus die komt zeggen dat de Franstaligen het beste deel hebben gekozen, maar die nadien ongegeneerd zijn voeten mee onder tafel steekt.
Natuurlijk is het niet zo een, twee, drie te zeggen wie hier goed en fout zit, maar fout of niet fout, zonder Martha gaat dat feestje gewoon niet door ..
In zijn boek De Kode van de Kosmos (Lannoo, 1995) van Christoffel Waelkens, gebruikt deze Leuvens astronoom (mechanica van de hemellichamen) in zijn inleiding dezelfde metafoor. Hoe los je in onze samenleving de spanning op tussen hen die het beste deel hebben gekozen, o.a. de sterrenkundigen, die op kosten van Martha (jij en ik dus) hun passionante hobby kunnen beoefenen om steeds nieuwe wonderen in het heelal te aanschouwen en te bestuderen. .En Waelkens, (dat is niet de archeoloog van Sagalassos) voegt er zelf nog aan toe: neem daarbij dat ook de moderne technologie die dat allemaal mogelijk maakt, het werk van Martha is.
Het beste deel . Waelkens legtdat uit als volgt:
Het uitgangspunt (van Maria) van de exploratie van de kosmos is haar gewilde nutteloosheid. Maar een nutteloosheid waaraan we allen behoefte hebben. De mensheid is vooruitgegaan door steeds horizonten te verleggen en de ultieme horizon is de onmetelijke ruimte om ons heen.
Vanmorgen, mijn soestijd weer goed gebruikt. Ineens kwam het bij me op dat, als ik met Baudrillard of met een andere filosoof /op café ga, waarom ik eens niet de bijbel in mijn rugzakje steek? Ik zou natuurlijk beginnen met het Nieuwe Testament, met Marcus, Matheus, Lucas en Johannes, die spreken gewoon Vlaams. Natuurlijk zou ik heel beleefd zijn tegen die gasten, ze hebben uiteindelijk mijn halve leven gekleurd, maar ik zou aan het eind toch een paar pittige vraagjes klaar houden.
Zo bijvoorbeeld zou ik vragen of zij al die mirakels, ik denk dan aan dat dochtertje van Jaïrus, die vermenigvuldiging van de broodjes, ofdat afgehakt oor in t Hofke van Olijven dat er ambulant weer wordt aangenaaid of zij dat met eigen ogen hebben gezien? Of dat ze het hebben van horen zeggen? Is dat dubbel gecheckt? Dat is, dunkt me, nogal essentieel. En helemaal op t einde,zou ik gewoon vragen of zij dat nu zelf allemaal geloven wat ze daar opschreven? En of zij ook niet in een soort hyperrealiteit van Baudrillard zitten, waarbij ze hun eigen fantasie zijn gaan geloven? Zoiets als TV-kijkers die naar een Thuisdag gaan of naar een ontmoeting met de Kampioenen. En dan maar doen dat het echt is, anders is de lol er snel af. .
mijn preferent maatje
Maar liefst van al zou ik er eens met Jezus zelf op uit trekken. Dan zit ik meteen eerste hand. En zou het gespreksniveau wellicht iets hoger komen te liggen. Ik zou, om te beginnen, als ze mijn spaghetti op tafel zetten, alvast eerste een kruiske maken en het gebed voor het eten opzeggen, wat ik normaal nogal eens vergeet.. Ik wil nu ook niet meteen gaan choqueren.
Maar weer zou ik, bij de koffie, een aapje uit mijn mouw halen. En dan zou ik zeggen dat ik met het meeste wat Hij zegt, redelijk goed weg kan. Bijv. dat van die barmhartige Samaritaan of van die verloren zoon (ik zou doen zoals die vader, denk ik) of zelfs van dat aan Caesar geven wat Caesar toekomt (ik ben zelfs tegen belastingontwijking) Nee, zou ik zeggen, chapeau, een steengoed verhaal, en moest iedereen ernaar handelen
Maar hier en daar vind ik dat hij overdrijft of erger, gaat zijn verhaal de goddelijke mist in.
Een paar voorbeelden.
Die arme souvenirverkopers uit de tempel stampen ofpedofielen met een molensteen in de zee werpen, dan kunnen wij net zo goed de doodstraf herinvoeren. Dat is pure wraak. En Jezus moest toch ook weten dat het hier in de eerste plaats om zieke mensen gaat. Molensteen, foei.
En dan nog het syndicale aspect aan dat verhaal van de arbeiders van het negende uur klopt niet Jezus, vraag het maar eens aan de mannen van de vakbond.
En, ik kom erop terug, of hij dan geen ogenblik de gevoelens van die brave zoon in rekening brengt die heel de tijd thuis gebleven is en op de winkel paste. En dan het dikste kalf gaan slachten als die loeder van een broer weer opduikt Ge moet het in het leven van alle kanten bezien, zou ik zeggen.
En dan heb ik ook nog een probleem met zijn optreden op die bruiloft in Kanaän. Dat is noch min noch meer aanstellerij, een nummerke opvoeren. Ineens staat daar op dat feest een schamateur recht. De plezante nonkel. Wat vond die schoonfamilie daarvan?Nee Jezus, zou ik zeggendat is een soort egotripperij waar ik niet van hou. Als je op een feest gevraagd bent, dan hou je je vooral stil, het is die mensen hun feest. En die zullen zelf wel voor de attracties zorgen.
Maar ik denk dat ik het antwoord van Jezus al wel ken: wat hebben ze er nadien toch allemaal van gemaakt .
****
En als ik dat nu achteraf allemaal herlees, dan stel ik met ontzetting vast dat ik helemaal in de Geert Hoste humor ben verzeild. En als nu van iets mijn teken krommen dan is het toch van die opgetutte humor van GH.
Ik had dit bericht eigenlij nooit mogen posten, denk ik dan.
Ik hoor her en der dat bezoekers wel willen reageren op al dat geschrijf, maar niet exact weten hoe dat kan. (uiteraard steml ik reacties, ook contraire of negatieve, wel op prijs)
Daarvoor zijn er DRIE MOGELIJKHEDEN
1. U wilt niet dat u bericht nadien door andere bezoekers wordt mee gelezen.
Dan is er slechts één mogelijkheid: u stuurt mij een mail. Dat kan heel simpel. In de rechter rand, naast de teksten is er een vak E-mail mij Dat klikt u aan en dan verschijnt er een tekstvak waarin u uw bericht intikt. Nadien verstuurt u gewoon via E-mail mij. U moet wel, voor het verzenden, eerst een aangegeven veiligheidscode intikken.
2. Bedoeling is dat andere bezoekers meelezen wat uw reacties zijn. Komt dus mee op scherm.
Dan hebt u keus uit twee mogelijkheden:
a. ofwel plaatst u een bericht in het Gastenboek, waarvan de ingang evens rechts van het scherm te vinden. Hier komen bij voorjkeur meer algemene opmerkingen, dus niet specifiek een reactie opeen bepaald item. Verzenden via VOEG TOE, en alweer moet u eerst zo'n aangegeven veiligheidsode intikken.
b. en dat is de simpelste manier om op een bericht te reageren: Onderaan elk bericht, buiten het kadrer van het bericht rechtsonderaan, ziet u het woordje REAGEREN U klikt aan op dat woord reageren, en alweer verschijnt er een scherm waarop u uw reactie kwijt kunt. Versturen alweer op de gewone manier, deze keer via Reactie Versturen, maar ook hier zal men eerst weer een veiligheidscode laten invullen.
En reken erop dat ik zal proberen elke reactie persoonlijk te beantwoorden.
Je weet de Norbertijner abdij daar staan, in een heuvelend Hagelands droomdecor. Vanuit de abdijpoort,waarvan de as op een drie provinciepunt draait (Brabant, Antwerpen en Limburg), loopt er dan een lange afdalende dreef de naburige bossen in. En het is aan het begin van die dreef dat er zomer en winter, 365 dagen op 365, minstens drie à vier crème glace karren (en spreek hier nu niet van ijsroom aub.) staan. Geen mens die naam waardig, die daar voorbij kan zonder een lekhoorntje met, a rato van je gulzigheid 1, 2, 3 tot vier bollen te consumeren (bij 3 en 4 plakker ze er opzij nog twee wafeltjes tegen om de boel bij elkaar te houden). In het gras tegen een boom of op een van de vele lekbanken die daar staan, of gewoon met uw fiets tussen uw benen. En voor de prijs moet je het niet laten, een hoorntje met één bol (keus uit 14 smaken) kost 0,70.
Natuurlijk dat ik daar, met de jaren, een geziene gast ben. Maar ze kennen mij daar: altijd slechts één bol. Mijn gezelschap (Baudrillard bijv.) verwondert zich daarover, ineens zoveel soberheid? En dan moet ik altijd dezelfde uitleg geven waarom ik geen tweede bol wil. Nog niet voor niets.
Dat is een consequente toepassing van de Eerste wet Van Gossen of de Wet van het Afnemend Grensnut..
Ik schakel nu even over naar Wikipedia:
De eerste wet van Gossen (ook wel wet van het afnemend grensnut) is een economische wet geformuleerd door de Duitse econoom Hermann Heinrich Gossen. In deze wet onderzoekt hij de verhouding van het algemene nut (U) van een consument, gespecifieerd in goederen en diensten waarin hij geïnteresseerd is (Qi), en de verhouding tot het marginale nut (MNi), het grensnut die de consument hierbij heeft.
Hierbij formuleerde Gossen de stelling dat het marginale nut van het aanschaffen van een extra goed waarin hij geïnteresseerd is, afneemt; dit gold als basis voor de latere marginale revolutie in de economische wetenschappen waarbij men onderzoek deed op de gevolgen van de consumptie, inzetten, ... van telkens één extra eenheid.
Heel simpel te begrijpen in de lekdreef in Averbode.
Als je zon hoorntje koopt is de eerste lik de beste, lekkerder kan niet. En dat niveau houdt nadien nog één à twee likken stand, en dan begint die lekkerheid af te nemen. En hoe langer je nu verder likt hoe steiler die lekkerheid naar beneden gaat. Tot die lekkerheid overgaat in een negatieve lekkerheid of een afkeer. Wel ik ondervond dat met één bol je het optimale genot uit uw investering haalt, zonder risico te lopen dat uw heerlijke gevoelens omslaan.
Ik heb in de bossen daar omheen al ettelijke hoorntjes met derde en vierde bollen in het gras zien liggen.
Daarom dus, en niet van gierigheid, zoals sommigen denken in hun onnozelheid.
Stel u voor: drie maanden rot weer (nee !! dit wordt geen stukje over het weer) en dan zegt Sabine ineens dat het woensdag (18 juli) de beste dag van de week wordt, met brede opklaringen, het blijft grotendeels droog, misschien een spatje regen in de voormiddag (herkent u het jargon?) en temperaturen die in de Kempen de 24 graden kunnen halen.
Er is minder nodig om bij ondergetekende een Pavlov reactie uit te lokken in de zin van: dat wordt een fietsdag met veel kilometers en vroeg vertrekken. En zo geschiedde. En mijn fiets kent dat ook al, in die stemming zet die zich automatisch in de juiste richting naar Westerlo, Tongerlo en Averbode.
Dat van die 24 graden, die stonden wellicht in solden -30%., we kregen 17 graden, die brede opklaringen, tot één uur geen straaltje zon gezien, en dan een zotte wind die uit alle hoeken blies (is dat nog altijd de verleden tijd van blazen? Raar hé). Maar, het werd een prachtige uitstap.
Ik ben er natuurlijk niet alleen op uit getrokken, alleen is toch zo alleen, niet? En dus heb ik mijn Filosofie Magazine in mijn rugzak gestoken. En inderdaad beter gezelschap kun je je niet dromen. Die gasten doen alles met u mee, die zagen niet van te traag of te rap, of gaan we nu weeral op café. Hun consumptie valt vrij goedkoop uit. En ze beginnen alleen te spreken als je het boekje open doet, en als je het dicht doet blijven ze niet doorzeuren. En in het volgend café kun je zomaar weer aanpikken. Kortom, de droomcompagnon.
Ik ben vandaag drie keer afgestapt en heb dus drie terrassen gedaan.
In Gerhagen(dat is een gehucht van Tessenderlo, midden in de bossen op knooppunt 338) had ik Jean Baudrillard (p.53) mee aan tafel en hadden we een geanimeerde discussie over de hyperrealiteit, dat is de realiteit niet zoals ze is maar zoals ze door de media wordt gemaakt en die ons een zienswijze opdringen. Op een bank in de lekdreef van Averbode, met een hoorntje met één bol mokka in mijn hand, zat wat later Jan Drost naast mij (p.73 - zie mijn blog van gisteren over die hond uitlaten) en hebben we daar nog eens over doorgeboomd. En tenslotte op het terras bij Mie Maan (knooppunt 88, geen wielertoerist die dat niet kent) schoof Hans Achterhuis aan(de getitreerde Denker des Vaderlands in Nederland) die zich (p.77) behoorlijk opwond over die onvergeeflijke flater van Christine Lagarde van het IMF die zo fijnzinnig was te zeggen dat de Grieken niet moeten zeuren over bezuinigingen. in vergelijking met de zwarte negerkes in Afrika waren zij nog goed af.
Zeg nu zelf, met zon trio aan tafel mogen zitten ik ken zwakker gezelschap. Ik heb zo eens rond mij gekeken aan de andere tafeltjes ik zag daar een koppel van mijn leeftijd en die waren allebei (ik vermoed dat ze beide doofstom waren) heel de tijd met hun gsm bezig. Vroeger las hij Het Laatste Nieuws en zij de Libelle.
Nee, ik heb een mooie dag gehad.
? ? ?
Ik zie u vragend kijken, lieve bezoeker. Ben je niet mee?
Hoe kun je nu praten met een boekske? Dat is toch papieren gezelschap? Zo kun je zelfs met Brigit Bardot (ik kom nu niet direct op een andere naam) in bed kruipen. En vooral, daar is toch geen sprake van enige dialoog?
Oh oh, kom kom, tuuut tuut,moment bitte.
1.Ik luister liever dan dat ik zelf de hele tijd moet klappen. Vooral als mijn compagnon dan nog iets te vertellen heeft.
2.Als ik wil tussenkomen in zijn betoog of als ik niet akkord ben, en dat gebeurt courant, dan is er in de lay out van Filosofie Magazine voldoende witruimte waar ik mij ei kwijt kan.Je moest het zien, dat staat dan vol pijlen en vraagtekens en bitsige opmerkingen.
3.En voor een antwoord moet ik gewoon doorlezen. Beter lezen. En desnoods vaststellen dat we van mening verschillen. Die Baudrillard gaat nu voor mijn plezier zijn theorie niet veranderen. Maar ik schrijf het dan wel in de marge. (zo vroegen zijn vrienden eens aan Schumann toen hij een pianostuk speelde, wat dat betekende, en als antwoord speelde Schumann dat stuk opnieuw)
4.En wat ik dan daarna met al die opgeraapte problemen doe? Dan heb ik stof om na te denken terwijl ik naar het volgende terras rij. Ge moet toch aan iets denken terwijl ge fietst?
of.... ben ik gewoon aarts A - SO - CIAAL ? dat kan ook.....
In de gedrukte pers is het bijna een basisgegeven: ieder blad moet op regelmatige tijdstippen iets (liefst gratis) aan zijn trouwen lezers kunnen aanbieden. De liefde kan inderdaad niet van één kant blijven komen.
Waarom zou een blog niet hetzelfde principe kunnen hanteren in het kader van enige klantenbinding, bedacht ik zo vanmiddag tijdens het eten.
DOEN DUS, dacht ik.
Mogelijk, ik zou zeggen quasi zeker, koestert negen op de tien van mijn bezoekers een sluimerende, niet geactiveerde interesse in filosofie. Ze hebben al wel eens iets geprobeerd te lezen maar na drie bladzijden was het weer van dat. Slaapverwekkend, onbegrijpelijk gedram, moeilijke woorden en waar hebben die gasten het eigenlijk over? En dan was je er weer een poosje van af. Maar het komt terug.
En nu weer, via bepaalde stukjes in deze blog, leeft dat misschien op.
Dan heb ik nu voor jou, lieve bezoeker, een geschenkje klaar.
Deze week verscheen het juli-augustus nummer (een dubbeldik vakantienummer heet dat dan) van het Nederlandse blad FILOSOFIE MAGAZINE. Een maandblad dat al mooi aan zijn 20ste jaargang zit. Thema van dit nummer is (naar aanleiding van die 20 jaar) : De 20 beste ideeën uit de filosofie, en in 100 bladzijden op dik glanzend papier maken ze dat waar. Echt waar.
Nu onze cadeau:
Een gouden vriendenraad: loop, nee REN zo hard je kan naar de dichts bijzijnde krantenwinkel en schaf u dit nummer aan. Prijs 7,95, dat is nog minder dan het lidmaatschap van Radio Minerva.
En wat beloven wij u voor die 7,95? Een zomerlang, een dik pak begrijpelijke, inspirerende, tot zelf nadenken aansporende lectuur . Je bent er , als je dat wilt, tot kerstmis zoet mee (en dan ligt er alweer een ander dubbeldik eindejaarsnummerin de rekken).
DOEN, en komt niet klagen als volgende week dat nummereen gezochte bibliofiele rariteit is geworden.
En... herinner u later dat deze raad U gratis werd aangeboden door Opus1932.
ps. a propos, wat vind je van het voorwoord (p.3) van hoofdredacteur Daan Roovers over "skyboxificatie" (daar gaan ze weer, denk je dan...)
maar dan mentaal, zonder paal en met platte schoenen
Mentale Striptease
Heel in het begin toen ik met dit ding startte (nog geen volle drie maand geleden) zei mijn oudste kleinzoon me: Opa, ik heb je blog gelezen, maar ik schrok toch wel wat als ik zie hoe jij je zomaar bloot geeft.
En gelijk heeft ie natuurlijk. Zoveel is me intussen wel duidelijk , dat in zon blog, die stukjes worden in een hoog tempo geschreven en zonder veel nadenken gepost, de auteur een hoop meningen, inzichten, aanvoelens ventileert waaruit een beetje gevormde lezer zo het portret van de auteur kan natekenen. Alles komt, als je goed leest, boven water. Niet enkel puur psychische zaken zoals mijn karakter, mijn temperament, mijn intellectuele begrenzing, mijn premissen en mijn idées fixes (alsof dat al niet erg genoeg is) maar ook zuiver materiële dingen zoals mijn opvoeding, mijn religiositeit, mijn seksuele geaardheid, mijn politieke overtuiging, mijn koopgewoontes (kind aan huis in de Lidl), mijn sociale geaardheid tot zelfs mijn financiële draagkracht. Je komt het allemaal aan de weet als je goed leest.
Dus ik schrijf niet over de dingen waarover ik het heb, maar doe ik mijn levensverhaal. Ik heb het zelf al meermalen aangehaald dat ik me geen enkele illusie maak over de objectiviteit van mijn verhaaltjes, elk stukje is door en door subjectief gekleurd en zegt alleszins meer over mij dan over het aangehaalde onderwerp. Dus zeg ik het er maar meteen bij aan de getrouwe bezoeker: je moet me niet geloven hoor, vraag over alles eerst nog maar eens een second opinion. En dan nog .
Maar niet getreurd, en hier volgt dan weer een statement dat je niet klakkeloos hoeft aan te nemen, ik geloof niet in objectiviteit,zelfs (zeker) niet uit de pen van columnisten met naam. Allemaal kleden ze zich onder je neus uit. Ik onthoud me van het noemen van namen: allemaal doen ze het. En ik vind aan die vaststellingniks gênants in hoofde van die schrijvers. Integendeel. Ze zijn vooral authentiek, en meer moet dat niet zijn.
Een voorbeeld voor mijn geval?
Hier dan. Ik schrijf dus zeer snel, je pense donc jécris, dus ook geen lange afwegingen en consulteren van woordenboeken voor hetnog betere woord in die zin. Ik herlees ook zelden een tekst, vandaar al die tikfouten.
Maar als ik dan toch eens wat herlees, val ik er ineens op dat er bepaalde woorden zijn die ik iets te frequent gebruik. Ik heb twee voorbeelden. Ik heb het niet geteld hoe vaak in die drie maanden ik de woorden: generen, ongegeneerd, gêne, gênant heb gebruikt (kijk gewoon naar vorig alinea), maar dat getal zal hoog oplopen. Een tweede woord, dit keer is het een adjectief, is tenenkrommend.
Denk nu zelf eens goed na, en combineer die twee woorden, dan weet je toch zo ongeveer alles over mij .
Ben je niet mee? Dan maak ik nog wel eens een tekeningske.
Ps. Ik denk niet dat ik één keer het woord fantastisch heb gebruikt (of zal gebruiken)
Nu denk ik eraan, we zitten volop in de vakantie. Voor een gepensionneeerde rakker maakt dat inderdaad niet zo'n groot verschil, maar voor een werkende mens des te meer.
Dus dacht ik, beetje kalmaan met dat geblog. Hou het simpel en vooral hou het kort, want mogelijke bezoekers hebben wellicht weinig tijd en nog minder zin om het moeilijk te maken.
Dus, ga ik wat rommelen in mijn schuif en zien wat daar nog ligt.
(dat van dat chinees speekwoord was zo'n geval)
En dan val ik hierop (mijn bron is Filosofie Magazine van deze maand)
In dat blad organiseren zij elke maand een poll rond een bepaald thema. Vorige maand moesten de deelnemers een keuze maken tussen drie statements die over Vakantie gingen.
IK GA DEZE ZOMER...... 1. op reis om nieuwe werelden te zien 2. lekker weg om uit te rusten 3. niet op vakantie, ik reis liever in mijn hoofd.
De uitslag is toch (of toch weer niet zo) verrassend: 1 is de keus van 28% - 2 telt 36% en 3 telt ook 36%
Commentaar van filosoof Jan Drost (die uiteraard achter 3 staat)
"Er zijn mensen die tijdens het uitlaten van de hond meer zien en dieper nadenken dan mensen die vanaf de top in de Himalaya tot op de bodem van het koraalrif zijn gedoken"
* * *
En eigenlijk ben het ik het al jaren eens met die Jan Drost, ik heb het niet zo voor honden maar ik hou dan weer van treinreizen in volle coupés op spitsuren. Wat daar te zien, te horen, te beleven en vooral te verbeelden valt.....
sorry, dit stukje valt wat langer uit, maar neem het aan, het loont de moeite, zelfs als ik het zelf zeg)
Heb je mijn raad opgevolgd, beste bezoeker?
Heb je gisteravond naar de drie uur durende jubileumuitzending van Zomergasten gekeken, waar je als kijker bedolven werd onder een lawine aan pakkende momenten, keel dichtschroeiendefragmenten, en indringende dialogen tussen alle gastheren en gasten die in die 25 jaar Zomergasten aan bod kwamen. Echt op zijn VPROs.
Niet gekeken? Spijtig. Ik heb gekeken en het tegelijk helemaal opgenomen. Dus je kan bij mijn thuis altijd, wel op afspraak, je scha komen inhalen.
Maar omdat ik u niet allemaal persoonlijk kan ontvagen, heb ik enkele heel korte (ik weet het, het is vakantie) quotes verzameld die ik u hierna graag aanbied. Zonder mijn commentaar. Ik laat de bijhorende bedenkingen aan jou over.
-TV is uitgevonden om de wereld te vergroten, niet om ze te verfrommelen tot hoe wij ze kennen en ondergaan. (eerste Zomergasten in 1998 met als gastheer Peter van Ingen en als gast de sindsdien nooit nog overtroffen Pierre Janssens)
-Met Freek De Jonge (1 jaar gastheer 1996) liep het niet zo vlot. De kritieken waren dodelijk. "Freek houdt zijn mond niet, kan niet luisteren en vindt zichzelf belangrijker dan de gast." Repliek van Freek:dat niet luisteren is gewoon een kwestie van ongeduld en gedrevenheid. En dat laatste (zichzelf belangrijker vinden) dat is onherroepelijk zo. Daar hebben we geen discussie over.
-Nog Freek: na afloop van zijn eerste aflevering met Connie Palmen zei Freek: konden we het maar eens overdoen. Repliek Freek nu: en dat geldt eigenlijk voor heel veel in het leven.
-Nog Freek over een doodziek Engels meisje dat van haar anorexia nervosa een kunstwerk had gemaakt.Dat vond Freek vreselijk cliché net zoals alle kunstenaars die mateloos lijden, die moeten dat in hun vrije tijd doen.
-OverKader Abodlah , literaire spreekbuis van alle immigranten in Nederland, te gast bijAdriaan van Dis 1999, zegt Adriaan: het leek aanvankelijk welof men Kees van Koten met een opgeplakte snor had ingehuurd.
-Over een gast die intellectueel een maatje te groot was voor de gastheer: : geen personage waarmee je de hele avond over de Fabeltjeskrant kunt praten.
-Ayaan Hirsi Ali te gast bij Joost Zwagerman (2004) waar na heel lang aarzelen toch de provocatieve film Submission werd uitgezonden. Drie weken later werd Theo van Goigh op straat in Amsterdam neergestoken.
-Ayaan hierover:mensen scherp voor dilemmas plaatsen, dat is de enige niet gewelddadige manier om mensen te bewegen of minstens een boodschap over te brengen.
-Theo Dijfgraaff de beroemde natuurkundige die het element Imagination aanhaalt als toegang tot de wered van het oneindig kleine en het kosmisch grote. Enig mogelijk zicht op een mogelijke theorie van het Al.
-Schaamte als de ideale aanzet tot verdringing. (een gast die zich doodschaamt voor een fragment dat hij vroeg en nu vergeten is)
-Gasten die behoren tot de sociologische elite van Nederland en Vlaanderen.
-De draconische wet van de kijkcijfers op TV endie zelfs voor Zomergasten geldt. Maak het klein, ga op je hurken voor de kijker zodat hij zich je gelijke waant en niet wegzapt . Dus vroeg en kreeg men meer BN's.
-Aan de grote Linda de Mol moet gastheer Joris Luyendijk(2007) proberen te verkopen om even maar, voor een paar uurtjes, de regie uit handen te geven. Alleen zo wordt het wat.
-Linda de Mol zet Joris op zijn plaats als zij opwerpt dat wij hier een verkeerd beeld zitten te schetsen (van het imperium de Mol) en dat dit iets geheel ander is dan zeggen: dat is een verkeerd beeld.
-Uit het bittere gevecht tussen Joris Luyendijk (2007) en Leon de Winter, over de vraag of je ergens lang moet geweest zijn (i.c. de Arabische wereld) om er één woord, laat staan een oordeel te mogen over vellen. De Winter is een gereputeerd sterk rechts gebekte Midden oosten en Islam criticus. Een chirurg moet toch zelf geen kanker gehad hebben en ik kan toch wel een idee hebben over Auschwitz zonder ooit één voet in Polen te hebben gezet?
-Kristien Hemmerechts wordt door Adriaan van Dis (2000) vanaf de eerste minuut bedolven onder de vraag wat ze eigenlijk bedoelt als haar jongste boek begint met de zin: Ik zat net met mijn kut (tiens dat woordje kent mijn spellingcontrole ook niet) in een kruidenbad. Eens lekker vies doen?
-RE van Kristien: ik gebruik het model van de pornografie als de ideale metafoor voor wat televisie eigenlijk is en wat de kijker eigenlijk vraagt. Altijd verder, altijd meer beeld. Alleen is porno dan nog eerlijker.
-Permanente uitdaging voor Zomergasten is erin slagen om weg te blijven van de aanzuigende kracht van de emo-porno.
-De zwaarst aangepakte gastvrouw in die 25 jaar was zekerMargriet van der Linden (2009) vooral op de stuntelige wijze waarop zij het homo duo Victor en Rolf (twee iconen uit de Nederlandse modescène) behandelde die zaten daar geduldig hun hele universum te zijn en te spelen.
-Walter van der Kooi (criticus bij de Groene Amsterdammer) over de vraag: hoe word ik Zomergast?Ik geloof oprecht dat het lint van de Orde van Nassau en heel die lintjesregen vandaag in het niet vervalt tegen een uitnodiging als gast bij Zomergasten. Honderden belangrijke Nederlanders zitten elk jaar met een bang hart te wachten op HET telefoontje.
-De vraag of intussen de lijst met interessante gasten uit Nederland en Vlaanderen stilaan niet uitgeput is geraakt vindt van der kooi een belediging aan het adres van het menselijke intellect.
-Verrassend en Onvoorspelbaar, datwas en is tot vandaag,met vallen en opstaan, de kracht en de aantrekking van 25 jaar Zomergasten.
En nu
Volgende zondag wordt onze Jan Leyers (de eerste Belg!) als gastheer voor de Nederlandse Zomerleeuwen geworpen. Voor één keer een patriottische reflex:met zijn allen duimen voor knappe Jan. Dat hij heelhuids uit die leeuwenkuil komt.
Van in Addis Abeba tot op het Antwerpse Sint Jans Plein
Jawel, trouwe bezoeker, ik heb het boek van Jan Leyers eindelijk uitgelezen. Ik heb de 477 paginas letterlijk gespeld. Met rode oortjes.
(je kijkt vanavond toch naar Zomergasten op Ned.2 hoop ik ? Doen !)
Ik heb het na beëindigen van de lectuur, allemaal wat laten bezinken, en heb dan in één ruk mijn impressies in apart stuk neergeschreven. Voor wie het interesseert heb ik dat stuk hier als attachment aan toegevoegd.
Maar één laatste citaat wil ik mijn blogbezoekers niet onthouden. Voor mij het hoogtepunt en zelfs de samenvatting van het hele boek.
---
Onderaan de voorlaatste pagina zit Jan samen met Hundé Dhagassa na te praten over zijn lange tocht. Hundé is een Ethiopische politiek vluchteling die hier drie jaar geleden asiel kreeg en nu van op een appartementje ergens in Antwerpen Noord probeert zijn rechtenstudies af te maken. Jan Leyers wou met hem eindigen om samen nog eens na te praten over hun tocht Ethiopië Antwerpen die ze alle bei maakten, zij het in totaal verschillende omstandigheden. Ze zitten op een bank op het ruime Sint Jans Plein
(sfeer van het gesprek prachtig getekend met dit zinnetje: Hij liet zijn blik over het plein gaan, waar een dikke vrouw in trainingsbroek met een stroef gezicht twee volle Lidl-zakken torste.Voor ons haalt een oude vrouw een gekreukte broodzak uit haar tas en begint de duiven te voeren.)
Hundé klaagt niet, hij heeft het redelijk getroffen in België, maar . het weer dat vond hij toch maar niks. Het is hier koud en grijs, zei hij, en de helft van het jaar de hele dag donker. Maar na drie zomers en drie winters ben ik eraan gewend geraakt. En de mensen? vroeg ik. Iedereen heeft het hier zo druk, lachte Hundé. Ze hebben voor niets of niemand tijd. Alles moet snel, beaamde ik. Wanneer je hier voor het eerst komt, zei hij, denk je bij jezelf: alles is hier af. Waarom sloven ze zich zo uit? In mijn land moet alles nog gedaan worden. Niets is er af. Ik vraag mij soms af wat wij de afgelopen tweehonderd jaar hebben uitgericht?
( )
Toen ik in Ethiopië was, bad ik dat ik drie dingen nooit zou hoeven mee te maken, zei Hundé opnieuw ernstig. Ik wilde niet op een plek wonen waar het koud is. Ik kende de kou van de Ethiopische hooglanden, waar mijn vader vandaan komt. Ik wilde niet van mijn vrienden gescheiden worden en wilde nooit van mijn leven uit Ethiopië weg. Hij keek me aan en zweeg, maar in zijn ogen las ik: En hier zit ik dan.
In een kale telefooncel in de belwinkel kreeg Hundé het thuisfront aan de lijn. Ik zag zijn gezicht opklaren toen hij in zijn moedertaal de laatste nieuwtjes uitwisselde
( )
Aan het eind van het gesprek bracht Hundé me weer bij de realiteit. Laten we ginder oversteken, wees hij bij een kruispunt. Daar wordt het sneller groen.
(uit het Evangelie volgens Jan Leyers: De Weg naar het Avondland. Hoofdstuk Armenië)
Armenië, het land waar het meest rabiate maar ook het meest verwoestende nationalisme woedt. Alles wordt tot op vandaag herleid tot de Turkse genocide die op 24 april 1915 begon met de arrestatie door de Ottomaanse autoriteiten van 250 Armeense kunstenaars en intellectuelen. Altijd een goed begin, leert de geschiedenis. Honderd duizenden Armeniërs volgden het lot van hun elite. Gewoon omdat het Ottomaanse rijk, dat in WOI aan de zijde van Duitsland en Oostenrijk-Hongarije vocht, de Armeniërs als potentiële handlangers van de geallieerden aanzagen. Dus: opgeruimd stond netjes, vonden die Turken, terwijl de wereld liet begaan, die had wel andere zorgen aan de Marne, de Somme, rond Verdun en langs de IJzer;
Dat gruwelverhaal is een eeuw in Armenië later nog dagelijkse gespreksstof en voedsel voor een onderhouden haat en nog immer voortwoekerende mythologisering van het verhaal.
Lessen trekken uit de geschiedenis? Hier dan zo één.
Wat een ravage aangericht wordt door het leven van en in mythen die voortdurend (alsof dat nodig was) uitvergroot worden tot een verwoestend gezwel van haat en een verterende zucht naar revanche, erkenning en herstel. Gekoppeld aan een compleet imaginair geloof dat, als ons volk ooit voldoening zou krijgen aan zijn verzuchtingen, als we helemaal terug op onszelf kunnen rekenen, dat het hier snel een aards paradijs zou worden (wat we zelf doen weet je nog).
Als Leyers dan heel voorzichtig suggereert of het niet wenselijk zou zijn om die zaak eindelijk te laten rusten en naar de toekomst te kijken . reageren ze woedend of mistroostig: weer een die er niets van begrepen heeft.
Intussen is Armenië een van de armste landen van Europa, bovendien geteisterd door verschrikkelijke aardbevingen, mensen levend tussen het wankele puin, wachtend op een nieuw schok. Maar nog alles wegredenerend vanuit hun onbeheersbaar geworden verhaal: 1915.
Misschien is het wel een overlevingsstrategie. IETS om zich aan vast te klampen: zij het aan een collectieve haat maar dat is een doldrieste redenering.
Wat ik wil zeggen met een les uit de geschiedenis, is het volgende.
Het verwoestende effect bij elk soort conflict, en dit zowel op het micro als op het macro vlak, van een ongetemperde haat en een passie voor het eigen gelijk en de ultieme vergelding.Leidend tot een compleet onvermogen om nog aan iets anders te denken, laat staan tot een andere onderneming over te gaan.
Zoek het niet te ver en kijk op het privé vlak hoe dit soort van negatieve passie een leven onleefbaar maakt.Het koppel dat niet overeenkomt, het kan gebeuren, een scheiding het hoort bij het huwelijk, een man die er vanonder trekt, ja, het is van alle tijden, de materiële problemen die zoiets meebrengt, daar zoek je een oplossing voor maar als de redeloze haat de bovenhand neemt is alles en iedereen verloren.
Zo simpel kunnen lessen uit de geschiedenis zijn. Kijk waar het Armeense volk vandaag zit lager dan aan de grond.
Een eenvoudige vraag, een niet zon eenvoudig antwoord.
Ik krijg daar in deze blog, stilaan een patent op, vrees ik.
Voor de vraag moet ik toch even naar het lokale vlak. Waar anders haal ik eerstehands indrukken en impulsen? Naar Lier dus, of all places.
Om de niet- Liers autochtone bezoeker enigzins in te leiden: We staan op enkele maanden van de gemeenteraadsverkiezingen. Een aaneenschakeling van hoofdzakelijk lilliput problemen, maar die binnen die bepaalde gemeenschap absolute dimensies kunnen krijgen. In Lier is dat nu bestemming van de publieke ruimte. Op zich een extreem belangrijke bevoegdheid van de lokale overheid, houdt in het bepalen van bestemming, inrichting en ordening i.v.m. de openbare ruimtes binnen een gemeente. Dat gaat dan over straten, pleinen, parken, bruggen maar ook over publieke gebouwen, instellingen en stedelijke accommodaties.
En zo werd, het was al de inzet van de vorige verkiezingen, de herinrichting van het binnenstedelijk verkeer (Lier een stad met kleine veel te smalle straatjes) met als sluitstuk de heraanleg en herbestemming van de Grote Markt, opnieuw het lokale strijdpunt. De Lierse Grote Markt is een prachtig plein dat, tot voor twee jaar, een zuivere parking functie had, om zodoende de klanten van de lokale middenstand en neringdoeners zo dicht mogelijk bij de winkels en de cafés te brengen. Resultaat: een aanhoudende verkeersstroom van aankomende en vertrekkende autos en een marktplein dat herleid was tot een hectare gevuld met blikken autodaken.
Na oneindig veel vijven en zessen werden begin dit jaar de werken gefinaliseerd, de autos verdwenen van het plein dat prachtig werd heraangelegd als ontspannen ruimte voor voetgangers en fietsers. Er was feest en muziek en een reeks events omdat te vieren. Er kwamen ruime zitbanken, wat bomen en wat klaterend water. Een ruimte waar de Lierse burgers mekaar zouden kunnen ontmoeten voor een rustig babbeltje of een kalme mijmering. Meteen werd ook het doorrijdend verkeer, dat is verkeer dat weigert de wat langere ring te gebruiken, deskundig kort gesloten. Alle sluipwegen werden met paaltjes geblokkeerd. En het openbaar vervoer kreeg het alleengebruiksrecht van de Grote Markt.
En anno vandaag is dat allemaal zover, het is heel mooi en de volgende verkiezingen staan in het teken van het vervloekte nieuwe verkeersplan inclusief het afsluiten van de Grote Markt.(van Lilliput gesproken). Want inmiddels staan twee kampen lijnrecht tegenover elkaar in aanvals- verdedigingspositie.
Ik geef in kort het discours van de twee extremen
Dit is mijn grote markt, van wie anders?
1.De tegenstanders. Ik gebruik een ultra betrouwbare bron om de vox populi te vernemen: een zeer populaire huisarts uit het centrum van de stad zegt het onomwonden: de mensen zijn woedend, moe getergd door al die regeltjes, en zullen beslist afrekenen met de schuldigen voor die toestand. Dit kan echt niet door de Lierse beugel. Ik beeld mij, in mijn woorden, hun redenering in. Van wie is die stad eigenlijk? Van wie zijn onze straten? En wie zijn die gekozenen die doodleuk hun privé hobby van een klad groen, een paar boompjes en wat klaterend water botvieren op mijn stad? Die stad is onze leefruimte waarin wij ons vrij willen bewegen. Op de wijze die het ons het meest comfortabel maakt. En dat hoeven wij niet te vernemen van een handvol punthoofden die op geen enkel manier onze mening daarover hebben gevraagd. Integendeel, er kwam een volksraadpleging die uitdraaide op een massaal NEEN tegen die groene strapatsen. Ik moet nu, obligaat langs de Ring rondrijden(5 km.!) om bij mijn moeder te komen die drie straten van mijn huis woont maar waar een reeks paaltjes mijn de doorrit belet. Dit is onze stad en wij willen onze stad terug. Met onze auto midden op de Grote Markt als ons dat zo uitkomt.
De nieuwe Grote Markt van Lier
2.De voorstanders. Wij hebben hier een van de mooiste marktplaatsen van het land, duizenden toeristen komen jaarlijks naar Lier om de charmes van deze kleine stad te savoureren. En wat vonden zij hier? Een haast dag en nacht draaiende carrousel van autos op zoek naar een parkeerplaats of een uitweg zoekende uit dat labyrint. Zelfs de kleinste steegjes van ons middeleeuws begijnhof waren niet veilig voor die autofascisten.
We hebben rond de stad een snelle Ring gebouwd die u in een paar minuten van noord naar zuid brengt met wel tien afritten, zowel richting stad als weg van de stad. Deze stad is te klein en te smal om zon verkeersstroom te behappen.
En inderdaad, een belangrijk deel van de bevolking vindt zijn of haar auto toch belangrijker, maar dan nemen wij als verantwoordelijke bestuurders onze verantwoordelijkheid en beslissen, desnoods tegen de zin in van een aantal die-hards, die binnensteedse verkeersknoop definitief te ontwarren, desnoods dicht te lassen. Dat is verantwoord een (kleine) stad de toekomst invoeren.
Voorbij de lokale context nu. We trekken de vraag open naar het probleem van het goede bestuur of een definitie van het goede publieke leven. Wie bepaalt dat en hoe gebeurt dat? Meteen is ook het democratisch aspect van het probleem op tafel: laat je zulke beslissing over aan een gewone democratische meerderheid?
Vraag is dus ook of een mandataris (of een college) niet alleen het recht maar in sommige gevallen zelfs de plicht heeft tegen de publieke opinie in het maatschappelijk bestel vorm te geven? Waarom moeten wij dan nog gaan stemmen? Niemand beter dan de inwonende burger weet toch beter wat goed is voor zijn stad, zijnde zijn leefruimte?
Of anders gesteld: als ik bij de verkiezingen mijn stem geef aan een kandidaat, staat het die gekozene daarna met mijn stem vrij te doen wat HEM het beste lijkt? Moet hij mijn stem niet aanzien als een opdracht waar hij zelf niet verder moet over oordelen?
OF Of is het openbaar ambt niet de ultieme drager van de verantwoordelijkheid voor zowel de welvaart als het welzijn van de burger? Heeft de gezagsdrager een andere opdracht dan het bewaken en bevorderen van algemene welzijn, wars van particuliere of kortzichtige of tijdelijke belangen? Daarbij o.m. ook denkend aan de flow van de generaties, denkend aan de traditie aangereikt door vorige generaties en het welzijn van toekomende generaties? Dat is de houding van een staatsman die naam waardig.
Vrijdagavond waren we uitgenodigd op de Parkfeesten in Halle-Zoersel, hartje Kempen. Een heel mooi kasteelpark, 25 hectare, met veel oude loofbomen, lommerrijke wandeldreven, geheimzinnige paadjes die nergens heen leiden, de onvermijdelijke wilde vijver met eenden en centraal een verlaten kasteel (dat nog een tijd dienst deed als gemeentehuis van Zoersel) eertijds eigendom van de adelijke familie de Borrekes, nu gelukkig publiek domein toegankelijk voor minder adelijke geslachten.
En achter dat kasteel een immens, goed onderhouden grasplein, een droomlocatie voor een of ander festival. Datvonden een paar actieve jonge mensen Van Halle ook en dus kwamen er, telkens de eerste week van de vakantie, de Parkfeesten. Geen wereldschokkend gebeuren, geen Werchter of Pukkelpop toestanden,gewoon een vrijwel lokaal gebeuren, iedereen kent zo goed als iedereen. Verder een podium waar lokale groepjes hun ding komen doen, met lange pauzes om veel te babbelen en te drinken, een paar VIP- tentjes waar de onvermijdelijke sponsors hun mensen kunnen ontvangen, daarnaast de bekende festivaltoestanden: eet- en drinktenten, koffiestand, toilettenwagen enz.En veel houten tafels met plooistoelen. Blijven rechtstaan mag (er zijn voldoende partytafels) maar je mag er ook bij gaan zitten, er is plaats genoeg voor iedereen. En vooral: de toegang is gratis.
Waarom ik het op mijn blog breng? Nergens anders kun je beter aanvoelen wat betekent: samenlevingsopbouw. Communitygevoel. Zonder franjes. Zonder veel uitleg. Zonder sociologenpraat. Op dat grasplein is echt plaats voor iedereen, elke leeftijd. Dreumesen van 10 jaar die de plastic bekers moeten ophalen, bakvissen en pubers die voor het eerst ook eens naar een festival mogen, buren die daar afspreken, gewone dorpelingen die eens tot in het park afzakken, en jawel ook tachtigjarigen waarmee bij de programmatie van de muziek serieus rekening wordt gehouden: ongegeneerd Evieieieva Espana . Een gemeenschapsgevoel om te koesteren. Om te zoenen.
Koen Van Mechelen
Daar 200 kilometer vandaan, ligt een ander dorp, in de Westhoek polder, op een boogscheut vande Franse grens, Watou, waar op dat eigenste moment de zoveelste Poëziezomer geopend wordt. Verspreid over het hele dorp krijg je een combinatie van poëzie en hedendaagse beeldende kunst.Ik was er gisteren niet bij (ik ga elke zomer wel plichtsgetrouw naar het Hommelhof op het dorpsplein mijn Vlaamse hutsepot eten), maar ik zag een ruime reportage op het TV-nieuws. Watou is met de jaren tot een plichtnummer geworden van de Vlaamse culturele elite. Zeg toch nooit, in enig milieu van aanzien, dat je niet weet waar Watou (Waaaatou uit te spreken) ligt. En ook in de reportage was het van dat. Aan het woord werd kunstenaar Koen Van Mechelen gelaten bekend om zijn opgezette kippenkunst. Echte, levensnatuurlijke kippen,( je gaat kijken of er geen eieren te rapen zijn, quod non natuurlijk, want het is een kunstwerk) opgesteldop een achtergrond van heel moeilijk te begrijpen gedichten.
Allemaal heel mooi, tot ze Koen Van Mechelen zelf aan het woord laten. We vernemen dan dat heel die opstelling probeert een antwoord te formuleren op de vele vragen die de moderne mens zich stelt. Die gaan dan over identiteit.Actuelevragen die de werelden die ook iedervan ons zich vandaag stelt : hoe kwam dat hier tot stand, van waar komen wij, waar gaan wij naartoe en vooral hoe moeten wij hier verder met mekaar omgaan.
Inderdaad, penibele vragen die men zich daar in Watou stelt maar waar ze gelukkig ook direct een antwoord op geven.
* * *
Nee bezoeker, geen angst, ik ga niet goedkoop plat doen. Maar de sprong van Halle naar Watou is wel heel groot en toch weer niet zo groot. En, als jet mij vraagt, kreeg ik op die inderdaad cruciale vragen van Watou , in Halle een mij meer voldoening schenken antwoord dan dat van die opgezette kippen.
Het gebeurt... Je leest een boek en je geniet twee honderd bladzijden van een min of meer goed opgebouwde plot maar tot je groot ongenoegen wordt er aan dat in se goede verhaal een bijzonder zwak einde gebreid. Een onmogelijke afloop, te onnozel om waar te zijn, te goedkoop of wat men zon einde nog kan verwijten. Niks ingenieus. Niks fijnzinnig. Stoem en loemp.
Vraag is dan of dat een slecht boek is, omdat in de laatste 10 paginas het verhaal helemaal de mist in gaat? Als je nu 200 bladzijden lekker hebt zitten lezen , en de laatste tien bladzijden strijken tegen je haren, dat is dan toch geen slecht boek?
Meer indringend is diezelfde vraag als het gaat over een levensverhaal, echt gebeurd dan.
Is het een slecht leven als de laatste weken, maanden erbarmelijk verlopen. Als onze held zelfmoord pleegt, een ontiegelijke stommiteit begaat of in een tenenkrommende complicatie terecht komt, moeten we dan al wat daarvoor komt meteen maar bij het groot vuil zetten.
Kan men een lange leven kapot maken door het stom te laten eindigen? Kan een mens in zijn leven dan geen moreel krediet opbouwen?
Is een leven in zijn totaliteit waardeloos als het einde in mineur is?
* * *
Ik maak het concreet.
Ik herinner mij, uit mijn nabije omgeving, het verhaal van een moeder die haar 18 jarige zoon voor haar ogen ziet verdrinken in zee. Achttien jaar lang was die jongen haar oogappel, haar reden van bestaan en de som van geluk dat die kerel haar bezorgde zou dan op die fatale dag in een ruk worden teniet gedaan door de brutale breuk van dat geluk?
Is dat achttienjarige geluk niet een langgerekte cynische aanloop geweest om de klap op die laatste dag nog harder te doen aankomen? Heeft dat geluk die vrouw niet de hele tijd zitten uitlachen? Waren die achttien gelukkige jaren die klap waard? En dan de hamvraag: ware haar niet beter die 18 gelukkige jaren ontzegd gebleven om haar de ondraaglijke pijn van die afloop te besparen?
In die vraag zit gewoon de vraag naar de echte zin van een leven vervat. (en ik vermoed dat hierin ook het antwoord zit)
Is ook hier niet de weg het doel ? Die verdrinking valt toch niet samen met dat leven?
Hoe dwaas toch de zin, het doel, de betekenis van een leven uit te besteden aan een ver afgelegen, onduidelijke abstracte bestemming. Het doel van een goed leven is de weg die wij NU samen afleggen. En zo wordt DE WEG HET DOEL
(denk aan de pelgrim langs de Camino de Santiago voor wie niet de basiliek van Compostella, maar de lange weg er naartoe het doel is.)
van dit inzicht ben ik (voor één keer) redelijk diep overtuigd....
Abdullah Demirbash Koerdisch Burgemeester van Diyarbakir
Dit is het land van de Koerden
Zegt Memet Aksakal, een journalist van Koerdische afkomst die Jan Leyers op zijn Weg naar het Avondland door Turkije zal gidsen.
Ik zit nog altijd even gespannen bezig in het gelijknamige boek van sympathieke Jan Soulsister. Je kan dat boek mooi in episodes lezen, land na land. Op pagina 219 verlaat hij Israël om Turkije binnen te trekken, welbepaald het Zuid Oostelijk gedeelte, en dat is het land van de Koerden.
De Koerden, het Koerdische probleem, het woord alleen al lokt zoveel emoties op dat zo goed als niemand hierover in staat is een neutraal standpunt in te nemen. Zeker niet Memet die Jan eens goed wilt inpeperen. Jan die er zelf wel nuchter bij blijft.
We zijn in Diyarbakir het Mekka van de Koerden. Zuiver Turks grondgebied waar de rauwe beslissing van Ataturk zich tot vandaag het scherpst doet voelen: het moderne Turkije, herrezen uit de as van het Ottomaanse rijk, moest een land zijn voor de Turken die zich Turks voelden en Turks spraken. De Koerdische taal en muziek werden verboden, zelfs het woord Koerden werd gebannen. Voortaan heetten ze Berg-Turken. Voor Ataturk gold à part entière het ius soli: het recht van de grond en niet van de mensen die er woonden. Dit is Turkse gebied, hier geld de Turkse wet. Punt. Voor zover ik het begrijp is het Koerdisch probleem zeer zwaar taal geladen. Het is o.m. een taalkwestie. Tiens waar hebben we dat nog gehoord?
Bij een ontmoeting met burgemeester Demirbash die Jan zijn hele stad laat zien, blijkt uit tal van fotos, documenten, medailles, getuigschriften hoeveel hooggeplaatste vrienden dit Koerdisch boegbeeld kent. Ook uit Vlaanderen zijn er tekenen van die warme genegenheid. Jan ziet aan de muur een eerbetuiging uit Vlaanderen ondertekend door Geert Lambert, Frieda Brepoelsen Bart Staes. In een schooltje waar clandestien het Koerdisch wordt onderwezen, merkt Jan dat de leerboekjes op de rug, het stempel van de Vlaamse regering dragen, een gift dus uit Vlaanderen.
Begrijpelijk. Of toch ook weer niet zo begrijpelijk?
Bij het afscheid van Demirbash stelt Jan een laatste vraag:Droomt u nog van een eigen Koerdische staat?
Ik wil dat de inwoners van Diyarbikirofficiële documenten van de gemeente voortaan in twee talen toegestuurd krijgen. En dat ze aan het loket van het stadhuis ook in het Koerdisch kunnen bediend worden.
Ik wil vooral in een democratisch land leven, gaat de burgemeester door. Een land waar iedereen het recht heeft zijn eigen taal te spreken en zijn eigen religie te beleven. En of dat land dan Turkije of Koerdistan heet, maakt niet uit. Ik zeg dat niet alleen namens de Koerden , maar net zo goed namens de Armeniërs, de joden en de Assyrische christenen in Turkije.
En dan denk ik, had die burgemeester daar ook niet de Franstalige meerderheid uit Sint Genesius Rode, Wezembeek Oppem, Linkebeek en Kraainem (en waarom ook niet uit Vilvoorde of Halle?) moeten aan toevoegen?
Ius soli natuurlijk. Dat is hier wel Vlaanderen, of was u dat vergeten?
Allo bezoeker, niet kwaad weglopen. Het was zomaar een gedacht van mij. En Gedanke sind toch frei, niet? Anders moeten we stoppen.
WARNING..... Dit is een blog exclusief voor de amateur-filosofen onder ons.
GESCHIEDENISvan de FILOSOFIEin TWITTERFORMAT
Van de hand van twee vaste medewerkers aan Filosofie Magazine, Leon Heuts en Herman de Regt, verscheen bij uitgeverij Boom De Filosofie Twittercanon.
In de inleiding van dit boekje stellen de twee filosofen zich de vraag hoede boegbeelden van de Westerse filosofie zouden omgegaan hebben met de moderne snelle sociale media. Waar er geen plaats en geen belangstelling is voor vuistdikke traktaten maar waar je je boodschap kwijt moet in enkele lijnen. In die zin probeerden zij een twittercanon van de filosofie te schrijven. 43 filosofen, van Plato tot Rorty passeren het revue. Het resultaat is een boekje van 125 bladzijden dat 2500 jaar westerse filosofie omzet in twittertaal. Korter ga je het niet meer samen zien.
Tenzij....
Ik heb dit boekje gelezen en heb geprobeerd het te vatten in nog minder woorden (13 paginas). Mijn woorden dan wel, uitdrukking van mijn beperkt filosofisch bevattingsvermogen.
Ik heb zelf nog nooit een lottoformulier ingevuld.
Dat maakt dat ik, na jaren in deze negatieve praktijk te hebben volhard, nog altijd quite speel, iets wat heel weinig wekelijkse lottospelers kunnen zeggen. Ik heb tot nu al mijn geld terug gewonnen. Maar als we dat lottospelen nu eens wetenschappelijk aanpakten? Wiskundig bijvoorbeeld.
Het gegeven is, aannemend dat er niet gefoefeld wordt, overigens heel simpel: 42 balletjes en daarvan vallen er, iedere week opnieuw, zes (een combinatie van zes) in de prijzen. Valt dat niet te berekenen? Is daar geen algoritme voor te bedenken?
Ik probeer het op mijn manier. Stel dat ik tien jaar een nauwkeurige statistiek van de lotto uitslagen zou bijhouden, dan zou men mogen verwachten dat elk van die 42 balletjes ongeveer even vaak uit de ton moeten zijn gekomen (zou moeten zijn gekomen?). Maar dat is niet zo, blijkt nu. Stel nu dat ik vaststel dat de 16 twintig procent boven zijn rantsoen gaat en de 37 er twintig procent onder blijft.
Wat weet ik dan? Wat kan ik daarmee aanvangen? Welke conclusie mag ik trekken?
Heb ik goede redenen om op mijn volgende formulier alvast wel de 16 maar zeker niet de 37 in te vullen? Of net omgekeerd, kwestie van de proporties die zich op de lange termijn toch moeten herstellen?
Dooddoener is natuurlijk dat andere gegeven dat het lot elke vorm van geheugen of van scrupule mist. Dat lot kan dus ongegeneerd 12 keer op rij die 16 laten uitkomen. Het is niet van cho, nu wordt het echt gênant, het is echt tijd dat ik de 37 nog eens laat winnen. Zo gaat dat dus niet.
Heel demotiverend voor de regelmatige speler (maar die wil dat niet weten) is ook de zekerheid dat de door hem (meestal is het een haar) gekozen combinatie exact evenveel kans op winnen maakt als de combinatie 1-2-3-4-5-6. En als je dan vraagt: hoe groot is de kans dat de lotto-uitslag ooit eens 1-2-3-4-5-6 zal zijn? Dan is het antwoord: die kans is nul. Welnu, die kans is net zo groot of zo klein als uw gesofistikeerde combinatie.
Antwoord van de Lotto: en toch is er iedere week een nieuwe winnaar wiens onmogelijke combinatie dan toch maar uitkwam. (er moet toch iets uitkomen)
Eigenlijk kun je het nog veel simpeler stellen. Als ik met de teerlingen zes maal na elkaar dubbel zes gooide, hoe groot is dan mijn kans op een dubbel zes bij een zevende worp? 1 op 36 of meer of minder? Wat antwoordt de doorgestudeerde statisticus hierop?
Ik vermoed dat die doorgestudeerde statisticus, moest die toevallig deze blog bezoeken, nu in een kramp ligt en van ergernis over de grond kronkelt. Die man heeft niets van mijn wetenschap begrepen gilt hij,colloqueer dien blogger en geef mij snel een relatine forte.
Geef hem wat hij vraagt, maar ik heb intussen nog geen antwoord op mijn vraag.
Er zijn zo van die flarden, soms is het maar één woord dat bleef plakken en dat je een leven lang bezig houdt.
Bij mij was dat bijv. een Ten Huize van met Joos Florquin waar ik in 1966 kennis maakte met de figuur van Pieter van der Meer de Walcheren. Een boeiende figuur die aan het eind van zijn felle leven (intellectueel, auteur, kosmopoliet, strijdend socialist, gehuwd, drie kinderen) zich bekeerde en samen met zijn vrouw besloot hun huwelijks leven op te geven om in te treden bij de benedictijnen. Toen Florquin de oude blinde man aan het eind van zijn leven vroeg of hij van het leven genoten had, zweeg hij even en zei toen, bijna fluisterend, mateloos. Een woord waarbij ik sindsdien nooit nog die connotatie ben kwijtgeraakt.
Mateloos Genoten.
Natuurlijk zijn de tijden veranderd en kunnen we niet alles zomaar van nu naar toen of omgekeerd overplaatsen. En dat ondervinden wij haast dagelijks in onze omgang met mensen en dingen van vandaag. Zo ook met dat begrip mateloos.
Ik lees amper nog een krant, behalve zo nu en dan koop ik de weekendeditie van een serieuze (of minder serieuze) krant. Vorige week was het DS. Met zijn bijlagen goed voor 3 kgr. inpakpapier. Maar natuurlijk ga je dan ook die krant lezen, of beter gezegd doorbladeren want daar ben je al rap een uurtje mee zoet, al die bijlagen uit elkaar halen. Indrukwekkend dat dat allemaal kan voor nog geen drie euro.
Maar dan ga ik toch lezen ook. Vanaf pagina 1. En als ik dan tegen de avond ook de JobAd uit heb en mijn krant op de grond laat vallen, ben ik doodmoe. Vooral geestelijk doodmoe.En ik denk: dit is een mateloos verhaal van een mateloze wereld. Wat mij in die tachtig bladzijden uit die krant allemaal wit op zwart en soms nog in kleur tegemoet komt ik ben daar achteraf duizelig van, fysiek onwel, en vooral dat gevoel: hoeft dat nou allemaal zo expliciet op papier? Kan het niet wat minder? Laten ze dan niks meer passeren? En vooral moest ik dat nu per se allemaal vernemen? En wat moet ik daarmee? Zoveel mateloosheid. En dan zwijg ik nog over de opmaak die nu waarschijnlijk algemeen opgelegd is door de internationale persbond. Dat is van boem, vlam, knots, bang, zoef, blits en krakkedekrak donder. En dat dan in 49 lelijke kleuren.
Och, ik kan het decor verplaatsen naar een zaterdagvoormiddag in de lokale Carrefour. Daar overvalt mij datzelfde gevoelen van benauwing als ik al die prachtig uitgestalde overbodigheid zie liggen, moet dat nou echt allemaal? Vergis ik mij als ik dacht dat ik daar niet om gevraagd had? Dertien soorten fijne suiker (we hadden toevallig gewoon suiker nodig..), afgeschoten wild uit alle hoeken van deze planeet, fruit uit landen die ik onmogelijk op de wereldbol kan aanwijzen, 289 verschillende kaassoorten. Ik heb iets met dat mateloze aanbod van kaas, dat weet de getrouwe bezoeker wel, mooi om naar te kijken, al die namen, kleuren, geuren, vormen, verpakkingen, maar wat moet ik hiermee?
Ik wilde het hebben over de mateloosheid van onze tijd.
Vrijwillige beperking, Beschränkungdie de Meister zeigt, enkel maar uit respect voor dat beperkte brein van de lezer, klant, consument die het allemaal moet behappen en proberen er een min of meer redelijk oordeel uit te filteren.
Prins Filip In Burundi, Professor De Vos die op emeritaat gaat, een Afghaan die vandaag wel op het vliegtuig moest en nu ineens weer niet, en hoe Kim Clijsters zich vandaag voelt, bosbranden in Arizona, en de toekomst van Doel 1 en 2, en de kwaliteit van de vis in de zee nabij Fukujama, en wie nu echt de speler van het EK 2012 was, en hoe dat de Spanjaarden in Genk gevierd hebben, en van die bankier van Barclays die, in krijtjespak, met twee handen en twee voeten in de kas zat, en of die weubbe die vijf kinderen doodschoot nu geïnterneerd dan wel naar Assisen moet .. als je dat wilt ga in nog wel even door.
Dat MOET allemaal in die krant. Je leest dan die titel van zon artikel KIM Clijsters zwaar aangeslagen en je denkt dan, naïef als je bent, dat artikel ga ik eens lezen, misschien kan ik iets meevoelen met Kim, Maar nee, in zo paginalang artikel verneem je niets meer dan het op 25 manieren herhaalde dat "Kim Clijsters aangeslagen is".
Het moet allemaal tegelijk op uw bord want je hebt toch een heel weekend om u daardoor te werken. Misschien? Maar ik hou er aan het eind telkens een knagend gevoel van onrust, ontreddering, desoriëntatie, stress en zelfs angst aan over. Want nu weet ik niets meer zeker. En wat is er nu nog dat ik niet weet?
* * *
Weet u het verschil tussen het mateloos van Pieter van der Meer en de mateloosheid van die Standaard of de Carrefour?
Het een is een mateloosheid die een existentiële diepte raakt afgezet tegen een mateloosheid waarbij meer onherroepelijk minder wordt.
Of heb ik weer eens in een weemoedige dag? Kan ook.