Oorlog in Gény
Over mijzelf
Ik ben iemand met veel fantasie, en gebruik soms ook wel de schuilnaam Laïn.
Ik ben een vrouw en woon in a little city on this big, big world (België) en mijn beroep is mij vaak vervelen.
Ik ben geboren op 02/07/1996 en ben nu dus 27 jaar jong.
Mijn hobby's zijn: lezen, tekenen, topgear en NCIS kijken.
ik ben gewoon verzot op alles wat met fantasie te maken heeft...of magie, whatever it is!

Foto


Beoordeel dit blog
  Zeer goed
  Goed
  Voldoende
  Nog wat bijwerken
  Nog veel werk aan
 

Inhoud blog
  • mijn personages_1


    zalige sites!
  • dolldivine

  • mijn boek
    05-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.mijn personages_1
    Klik op de afbeelding om de link te volgen Alles gaat over Laïn
    ze is geen mens:
    -Elementelf
    -Draak
    -Synchène (ze drinkt bloed)

    en ze is ook nog eens koningin van Machénya een rijk in Het Noorden...
    maar dat is verwoest door haar grote broer Lavonor
    en iedereen die ze kende is vermoord zijzelf is verbannen tot 900 jaar slaap
    als ze wakker wordt is ze in Het Zuiden waar ze niets of niemand kent

    05-05-2011, 17:39 geschreven door Laïn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    09-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.
    ik doe da echt ikkweenieoe graag zo van die dingen...geen idee waarom



    09-05-2011, 17:38 geschreven door Laïn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Ik merkte dat ik onbewust weer uitkwam bij bedenken wat er was gebeurd voor ik wakker werd. Ik pijnigde mijn hersenen, maar het enige dat ik me herinnerde was een duizelig gevoel. Alsof... alsof...ik viel. Toen het gevoel zich plots begon te herhalen, maar dan nu, ging ik vlug zitten en probeerde om me heen te kijken. Tot mijn grote verbazing zat er een dier voor me, dat ik nog nooit had gezien. Ik keek naar de lange oren en de schattige zwarte oogjes die me nieuwsgierig opnamen. Een haas, besefte ik. Onbewust haalde ik die ene les voor de geest over wat we over hun hadden geleerd.

    ...De haas is een schuw en uiterst snel dier dat men pas ziet als men heel stil en langzaam nadert.Deze dieren houden van een koeler klimaat en daarom vind je ze alleen in Het Zuiden van het rijk...

    ...en daarom vind je ze alleen in Het Zuiden van het rijk... alleen in Het Zuiden..

    Het besef raakte me als een mokerslag. Ergens had ik het geweten, maar toch hoopte ik dat het niet waar was ookal zat het levende bewijs me nog altijd aan te staren. Plotseling sprak het dier tegen me in de taal die de dieren spraken als het tegen een ander ras hadden: “Bent u echt koningin Laïn?”

    “Ja, en wie ben jij?” antwoordde ik verbaasd omdat ik niet wist dat de dieren van Het Zuiden dezelfde taal spraken als die van Het Noorden. Het dier kwam dichter zitten en zei: “Ze noemen me Hèson, maar waarom bent u nog verder naar het zuiden lopen? Gaat u niet terug naar Het Noorden?”

    “Dat zou ik graag doen maar ik ben mijn oriëntatiegevoel kwijt geraakt. En... waarom zei je dat laatste alsof ik heel dringend terug moet? Wat is er misschien gebeurd?”

    De ogen van Hèson verwijdden zich en hij zei toen met een grote zucht terwijl hij op vier poten ging staan: “Volgt u mij maar naar Génior. Hij is de wijze van dit woud. Hiij weet wat u mag worden verteld en wat niet.”

    “Wat bedoel je? Is er iets ergs gebeurd?”

    Hèson wenkte haar met zijn kop en Laïn stond op terwijl ze probeerde iets uit hem los te krijgen, maar de haas zweeg als het graf. Toen gooide ze het over een andere boeg: “Welke richting lopen we nu eigenlijk uit?”

    “We gaan naar het oosten. Vandaar kunt u naar de kust gaan en de zee volgen. Volgens de verhalen ligt daar achter een verlaten...”

    “De oostelijke steppe.” Laïn knikte “Die is niet verlaten: de dieren laten zich daar gewoon niet graag zien. Trouwens, als je ze wel ziet, mag je je uit de voeten maken, want ze houden niet van vreemdelingen.”

    De haas keek even naar haar op en keek toen weer strak voor zich.

    Ik besefte plots dat ik het koud had. Maar ja... mijn kleren waren dan ook niet gemaakt op koudere klimaten. Ik droeg een zwarte nauwsluitende broek, in plaats van een stuk of drie rokken (dat zou ik eigenlijk moeten dragen, maar ik haatte die dingen echt!) en een simpele donkerbruine tuniek met een witleren riem waaraan mijn dolk en fles met drakenbloed hing. Nu ik daaraan dacht kreeg ik plots dorst en ik verbaasde me erover dat ik niet eens had gemerkt dat ik me zwak voelde. Ik tastte naar de kristaalen fles, maar ik voelde niets. In paniek keek ik naar beneden en zag dat ik mijn dolk en bloed niet bij had.

    “Nee!” Ik stootte het uit mijn keel luider dan ik had bedoeld. Hèson schrok zo van mijn uitroep dat hij struikelde en overkop ging. Vlug liep ik naar hem toe en hielp hem weer overeind terwijl ik mijn excuses maakte.

    “Het is niet erg uwe majesteit, maar we moeten hier wel voorzichtig zijn. Dus wilt u dat alstublieft niet meer doen? Wat is er eigenlijk, als ik vragen mag?”

    Opgelucht dat hij niets had, zei ik het hem. Hij zag meteen de ernst ervan in: zonder bloed zou ik alleen maar zwakker worden, niet sterven, maar heel moe zijn en bijna niet kunnen bewegen. Voor een mens is dat ook erg, maar voor een Machényane is dat verschrikkelijk. Wij zijn uiteindelijk een volk dat gespecialiseerd is in vechten. Nu ik mijn dolk niet bij me heb en ik waarschijnlijk te zwak ben om mijn krachten te gebruiken, kon ik mezelf niet goed verdedigen en er waren genoeg wezens die me graag dood wilden zien. Nu ik erover nadacht, had ik er eigenlijk al niet meer op gelet sinds ik wakker was geworden tussen de bomen. Ik kon mezelf wel voor het hoofd slaan. Waarom had ik daar niet eerder op gelet en vooral: niet beter? Toen dacht ik plots aan wat Hèson eerst had gezegd na mijn kreet.

    “Waarom moeten we zo voorzichtig zijn?”

    Hij keek me eerst verbaasd aan en begreep toen blijkbaar iets: “Er zijn mensen in dit woud.Ze zijn extra waakzaam geworden de laatste tijd. Ze bekijken iedereen achterdochtig en één misstap zou tot uw dood kunnen leiden. Dat mag niet gebeuren!”

    Het duizelde me, maar waarschijnlijk had mijn dorst daar ook iets mee te maken: “Echte mensen? Ik vrees niet voor mijn eigen leven: ik vrees voor het hunne. Nu ik zoveel dorst heb kan ik, me misschien niet inhouden! Was mensenbloed niet het krachtigste bloed van heel Gény?”

    “U zou wel moeten vrezen voor uw leven! Mensen zijn ook geduchte jagers. Hun zwaarden zijn scherp en lang en hun bogen zijn van betere kwaliteit. U zou waarschijnlijk wel snel leren, maar u bent hun kracht niet gewend en hun ogen zijn scherper dan de verhalen vertellen. Riskeer het alstublieft niet!”

    Ik zweeg maar. Deze kant van de aarde was te anders om zomaar in één keer te begrijpen.

    09-05-2011, 17:13 geschreven door Laïn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    05-05-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    І

    Duisternis

    D

    e bomen volgden me. Eigenlijk al een hele tijd, maar ik merkte het nu pas op. Waarom wist ik toen nog niet, maar nu wel: ze wouden een bewijs. Een bewijs dat ik leefde, dat de koningin van Machénya echt was en niet gewoon een speling van het licht... als dat al mogelijk was, want het was zo donker dat ik mijn eigen voeten bijna niet zag (waardoor ik al een paar keer pijnlijk was gestruikeld over boomwortels). Niet dat ik niet van het bos hou, integendeel, maar een beetje licht had ik toch graag gehad. Er was ook bijna geen beweging, behalve de bomen dan die hun takken strekten om me met hun blaadjes aan te raken... al zes dagen lang niets. Geen licht, geen dieren en zelfs geen vogels, die je ergens ver weg kon horen fluiten. Niets. Ik werd er gek van. Ik had zin om het uit te roepen en de duisternis te vervloeken in alle woorden die ik kende, maar ja... als koningin moest je wel je waardigheid behouden, toch? Ik onderdrukte het gevoel waardoor ik zou gaan gillen en probeerde voor de duizendste keer te bedenken waar ik nu eigenlijk was. Eerst was er dat kleine stemmetje dat onverschillig zei : “Het elfenbos, een ander bos is er niet, voor zover we weten.”

    Maar toen kwam het paniekerige stemmetje, dat de wanhoop nabij was: “Voor zover we weten! Wat als er nog één is, maar dan in... Het Zuiden? Wat dan? Dan...”

    “Och, begin nu niet weer! We weten inderdaad niets zeker, maar hoe erg kan het dan zijn? Als ik de weg niet ken, betekent dat nog niet dat we dood gaan!”

    “Het is hier helemaal onbekend en we kennen de monsters hier niet.”

    “Dus je punt is...?”

    “Ze kennen je niet, Laïn. Als ze je zien zullen ze ,in plaats van voor je te buigen, je aanvallen! Denk toch eens na!”

    Het eerste stemmetje knarsetandde nu bijna: “Ik probeer na te denken, maar jouw irritante betweterigheid leidt me verschrikkelijk af. En bovendien, ben je vergeten wat ik ben? Ik ben geen mens! Denk jij nu toch eens na!”

    Ikzelf werd krankzinnig van de twee tegenstrijdige gevoelens en ik liet mijn gedachten afdwalen naar mijn lessen over de verschillende wezens die in het rijk leefden.

    Je had de wezens, die je nog altijd overal kon tegenkomen (zoals de draken en de mensen), degene die niet echt waren uitgestorven maar gewoon in verschillende groepen waren gaan leven en wiens krachten waren verdeeld over die groepen (zoals de elfen) en de uitgestorven wezens (zoals de Synchènen). Ik stamde af van drie wezens uit de drie verschillende groepen en aan hun dankte ik ook mijn krachten. Van de elementelfen had ik mijn kracht om de elementen te besturen geërfd, van de draken kreeg ik mijn vleugels en uitzonderlijke kracht mee en van de Synchènen erfde ik mijn schoonheid, maar ook het talent om in een monster te veranderen in een gevecht en daardoor moest ik, jammergenoeg, ook bloed drinken. Geen mensenbloed, nee! Nooit. Ik wou het ten eerste niet en ten tweede, er leefden geen mensen in Het Noorden. Ik had zelfs nog nooit een mens in levende lijve gezien! Ik dronk drakenbloed. Al sinds mijn geboorte gaf Bénya, de leidster van de noordelijke draken, me haar bloed opdat ik krachtig genoeg bleef om mijn plicht te vervullen als prinses en later ook als koningin. Ik hoefde haar gelukkig niet te bijten, want ik kreeg gewoon elke maand een fles met haar bloed erin. Het smaakte walgelijk, dat wel. Zoiets als een mix van braakballen en zure melk: het blijft even in je keel steken en daarna slik je het met de grootste moeite door en je probeert om niet te gaan kokhalzen... al deed ik dat gewoon buiten als niemand keek, het kokhalzen bedoel ik.

    Ik was nooit echt het type geweest om altijd de regels te volgen; dat had ik van mijn vader. Hij wist dat ik soms midden in de nacht het kasteel uitsloop om te gaan oefenen in het bos. Er was geen betere plek dan het woud om te oefen op rennen over een onregelmatige ondergrond! Altijd handig als je een aanval afblaast en dan moet wegrennen: als je struikelt kan dat een kritieke afloop hebben. Dat deed ik normaalgezien elke avond... toch?




    Volgende keer meer!!

    05-05-2011, 18:04 geschreven door Laïn  

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)

    Archief per week
  • 09/05-15/05 2011
  • 02/05-08/05 2011

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Blog als favoriet !

    Foto


    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs