De zon komt op, Zijn dag begint. Hij begint aan zijn dag, al kun je dat eigenlijk geen beginnen noemen. Hij begint nergens aan. En vlieg wordt wakker van de zon, van de opkomende zon, Eén zonnestraaltje is genoeg, hij wrijft zijn ogen uit. Dan stijgt hij op, zoemend, met een graad van vrolijkheid. Misschien was er eerst gezoem en steeg hij daarna pas op. Dat kan best. Hij vliegt en zoemt en ai hij komt een raam tegen, dat had hij niet gezien, met de beste wil van de wereld niet. Zijn val wordt gebroken door een vensterbank. Daarop draait hij eerst paniekerig wat pirouettes, komt dan tot rust, tot bezinning. Dat begon slecht, moet hij haast wel denken. Maar hij leeft nog tenslotte. En hij heeft de hele dag voor zich.