Lotloosheid
Onbepaald door het lot
Wat ik met 'lot' bedoel? In ieder geval de kans op een tragedie. De determinante buitenwereld, de stigmatisering, die ons leven absurd maakt en het op gewelddadige wijze in een door totalitarisme beheerste situatie brengt, doet die kans teniet. Als we alleen de werkelijkheid van de ons opgelegde determinanten beleven, en niet de verplichtingen die uit onze eigen - betrekkelijke - vrijheid voortvloeien, ontstaat de toestand waarin men niet door het lot wordt bepaald, de toestand van lotloosheid. Imre Kértesz
Foto
Inhoud blog
  • Het graf van Pernath - Hugo Claus
  • Uitvaert van Maria van den Vondel
  • Arsenii Tarkovsky - From the Morning
  • Arsenii Tarkovsky - As a Child ...
  • Arsenii Tarkovsky - Eurydice
    Zoeken in blog

    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    10-05-2009
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Paulo Freire - Pedagogie van de onderdrukten 2
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Kritische pedagogiek en de 'Pedagogie van de onderdrukten'

    Kritische pedagogiek

    De kritische pedagogiek is een onderwijsmethode die poogt leerlingen te helpen bij het betwisten en actief bestrijden van elke vorm van maatschappelijke overmacht en de daarbij horende gebruiken en overtuigingen. Het is een vorm van theorie en praktijk die ertoe dient leerlingen tot kritisch bewustzijn te laten komen. De kritische pedagogiek is een soort van opvoedkunde waarbij kritiek op de gevestigde orde en maatschappijkritiek van wezenlijk belang zijn. Kritische pedagogiek wil de maatschappij in het geding brengen in haar begrip van opvoeding. In deze zienswijze is maatschappijkritiek noodzakelijk wanneer men niet wil dat opvoeding en onderwijs aan de reproductie van onrechtvaardige maatschappelijke verhoudingen meewerken

    Een belangrijk kernbegrip in deze is emancipatie. Het is emancipatie, bevrijding uit onderdrukkende maatschappelijke verhouding, waarvoor de kritische pedagogiek zich inzet. Maatschappijkritiek leidt tot maatschappijverandering. Met deze vorm van kritiek wil men leerlingen duidelijk maken dat fenomenen als ongelijkheid niet noodzakelijk zijn, maar in een bepaalde geschiedenis tot stand zijn gekomen en producten zijn van door de mens geschapen maatschappelijk processen. Bij het bewust worden van deze realiteit hoeft een persoon zich niet langer als een willoos manipuleerbaar object te voelen.

    Volgens de kritische pedagogiek is het onderwijs inherent politiek en moet elke vorm van pedagogie van dit feit bewust zijn. Een sociale en opvoedkundige zienswijze van rechtvaardigheid en gelijkheid moet de basis zijn voor elke vorm van onderwijs. De bevrijding van onderdrukking en menselijk leed moet een belangrijke dimensie zijn in het onderwijs. Het onderwijs moet zowel emancipatoire verandering als cultivatie van het intellect bevorderen. In gedachte moet worden gehouden dat het huidige onderwijs een reflectie is van de belangen van het bestaande systeem van uitbuiting. Deze dynamiek moet bij de kritische pedagogiek blootgelegd worden, begrepen worden, waarna er actie tegen moet worden ondernomen als deel van een maatschappij veranderende praxis; een cyclus van theorie, praktijk, evaluatie en reflectie.

    Paulo Freire's 'Pedagogie van de onderdrukten'

    Paulo Freire is een van de belangrijkste bijdragers aan de kritische pedagogiek. Freire was hoogleraar in de geschiedenis en filosofie van de pedagogiek aan de Universiteit van Recife in Brazilië. Freire zou armoede en honger leren kennen gedurende de Grote Depressie van 1929. Deze ervaring zou zijn bekommernis voor de armen geschapen hebben, waardoor mede zijn visie op het onderwijs beïnvloed werd. Hij is vooral bekend geworden door zijn boek 'Pedagogiek van de onderdrukten' waarin hij beschreef hoe mensen afgeleerd hebben en soms nooit geleerd hebben kritisch over hun situatie na te denken. Ze accepteren hun situatie als onontkoombaar en als horend bij het leven zelf. Pas wanneer zij zich bewust worden van hun situatie en daar een betekenis aan toekennen (tezamen ook wel consciëntisatie genoemd) kan de stap naar verandering worden gezet.

    Vier bewustzijnsniveaus

    Freire spreekt in dit verband respectievelijk van vier bewustzijnsniveaus:

    1) Het mythische bewustzijn; op dit bewustzijnsniveau ervaren mensen zich als totaal onmachtig om iets aan hun persoonlijke en sociaal-economische positie te doen. Ze worden als het ware beheerst door machten van buitenaf, zoals goden in de mythologie konden ingrijpen in het leven van de mens zonder dat deze in staat was zich te verweren.

    2) Het naïeve bewustzijn; op dit niveau is men in staat een onderscheid te maken tussen zichzelf en de buitenwereld. Het leven wordt niet ervaren als iets wat je overkomt, maar het krijgt contouren in die zin dat er dingen zijn die binnen je bereik liggen en dingen waar je anderen voor nodig denkt te hebben. Men weet wel dat men iets kan, maar is er daarnaast van overtuigd een heleboel niet te kunnen. Het verschil tussen het eerste en het tweede bewustzijnsniveau is dat het mythische bewustzijnsniveau overstegen wordt door commentaar te geven op de bestaande situatie.

    3) Het kritische bewustzijn; op dit niveau ontdekt men niet alleen het onderscheid tussen zichzelf en anderen, maar is men ook in staat vanuit dit onderscheid situaties te veranderen. Er is een groeiend inzicht in de eigen mogelijkheden en van daaruit een relativering van de macht van anderen. Men gaat onderkennen hoe onderdrukking ontstaat, welke plaats men daar zelf in heeft en hoe men door menselijk ingrijpen menselijke onderdrukking kan bestrijden.

    4) Het politieke bewustzijn; op dit laatste niveau gaan mensen vanuit hun waarneming van de werkelijkheid ontdekken dat anderen hun waarneming van die werkelijkheid delen en op grond daarvan ook bepaalde problemen delen. Dit leidt ertoe dat men de krachten bundelt en op die manier invloed uitoefenen op de politiek en de situatie van onderdrukking te niet proberen te doen. Volgens Freire "bevrijd niemand iemand anders noch bevrijd iemand zichzelf, maar enkel bevrijden mensen zich in verband met elkaar samen".

    Men maakt een eigen bewustzijn van strijd door de werkelijkheid te veranderen en zichzelf te bevrijden van de onderdrukking die is ingebed door de traditionele pedagogie. Op dezelfde wijze, wanneer men een nieuwe wijze van denken aanleert, heeft het begrijpen van de eigen sociale status een transformerende werking. Freire's methode heeft dusdanig twee opeenvolgende momenten: de eerste heeft betrekking op het bewust worden van de realiteit dat men onderdrukt wordt en onderworpen is aan de beslissingen opgelegd door de onderdrukker; de tweede refereert naar het initiatief van de onderdrukten om te vechten en zichzelf te emanciperen van de onderdrukkers.

    Kritiek op het depositair onderwijs

    'bank-concept van de opvoeding' kan noemen; zij versterkt slechts de gevestigde orde. In plaats van het communiceren met de leerlingen geeft de leraar deposito's die de leerlingen geduldig in ontvangst moeten nemen. Ze worden niet in staat geacht meer te doen dan die te ordenen en op te stapelen. Dit 'bank-concept' is de weerspiegeling van de dichotomische onderdrukkende samenleving: de leraar weet alles en de leerlingen weten niets; de leraar denkt, en over de leerlingen wordt gedacht; de leraar spreekt en de leerlingen luisteren braaf. Het succes van deze methode is afhankelijk van de bereidwilligheid om te slikken. Wie zich niet bereidwillig laat volstoppen zal dus zogenaamd 'onontwikkeld' blijven. Freire gaat op zoek naar een methode die bewustmakend is en komt aldus tot het grondprincipe van zijn pedagogische theorie: "Opvoeding kan nimmer neutraal zijn. Of ze is een instrument tot bevrijding van de mens, of ze is een instrument tot zijn knechting, zijn africhting voor de onderdrukking". Hij voegt eraan toe dat zulks niet afhangt van de inhoud van het verstrekte onderwijs, noch van de goede wil van de opvoeder; beslissend hierin is de pedagogische werkwijze.

    Wanneer het individu niet vecht voor zijn belangen en voor culturele en sociale emancipatie, lijkt het erop dat hij zijn liefde voor het leven kwijt is. Zo is de necrofilie van de situatie die vandaag de dag prevaleert, gereproduceerd door het type onderwijs dat wordt gegeven op school. De pedagogie die Freire voorstelt is het tegenovergestelde van hetgeen hierboven beschreven. Het suggereert dat het individu een liefde voor het leven aanleert door een cultivatie van het zijn - door te zijn met de wereld, niet van de wereld - een toestand die door bevrijding bewerkstelligd word. Daarvoor is een soort onderwijs nodig die niet vervreemdend en mechanistisch is.

    Onderwijs die het individu bevrijdt moet een bewuste handeling zijn waarin de inhoud begrepen en geanalyseerd wordt, waarbij de reeds beschreven dichotomie die er bestaat tussen leraar en leerling overstelpt wordt; het moet de unidirectionele (vanuit één kant komend) relatie te niet doen en bidirectionaliteit (van beide kanten komend) laten bijdragen aan het onderwijs van beide partijen, want beide hebben de elementen om elkaar tot inzichten te brengen. De leraar wordt hierbij op zijn beurt de leerling van zijn leerlingen. "Niemand onderwijst iemand anders noch onderwijst iemand zichzelf, maar enkel onderwijzen mensen elkaar door hun interactie met de wereld". De rol van de leraar is het problematiseren van de wereld en daarbij het creëren van de juiste voorwaarden zodat het leerproces de 'doxa' (onbetwijfelde vanzelfsprekendheden) overstijgt om op het niveau te komen van 'logos' (daadwerkelijk begrip). Dit type leren helpt mensen om nieuwe vewachtingen te scheppen en een echt reflectieve toestand te bereiken waarin zij hun eigen werkelijkheid ontdekken. Het wekt nieuwe uitdagingen op die leerlingen tot een zelfconstructie van de wereld aanzet, waarin zij werkelijke en directe participatie hebben in de activiteiten waarbij zij betrokken zijn. Dit alles eist dat we het individu an sich problematiseren, zonder het leerproces te bemiddelen door kunstmatige ervaringen.

    Dialogiciteit en het bewustmakingsproces

    De mens wordt niet toegestaan om de werkelijkheid te begrijpen en te veranderen, wanneer het onderwijs gewoon een methode is om de mens aan te laten passen aan de werkelijkheid. Om het bewustmakingsproces op gang te brengen moet er dialoog zijn, want de mens maakt zichzelf niet in stilte, maar door woorden, handelingen en reflectie. Het gebruik van de dialoog is dusdanig het hoofdelement in het leerproces. Om de redenering van Freire te begrijpen, dient men uit te gaan van het mensbeeld dat hij voorhoudt. Door zijn acties werkt de mens in op de wereld, verandert hij de wereld. Door zijn vermogen tot reflectie neemt hij afstand van zichzelf, van zijn daden, van de wereld; de reflectie leidt opnieuw tot actie. Deze eerder genoemde cyclus vormt de praxis, dat wil zeggen de wijze waarop de mens zich in de wereld manifesteert. 'Mens worden' gebeurt in praxis. Er kan dus geen scheiding gemaakt worden tussen de actie en de reflectie. De dialoog kan slechts gebeuren door het spreken van het 'eigen woord' waarmee het individu zijn werkelijkheid tot uiting brengt; het is de enige mogelijkheid om vat te krijgen op deze werkelijkheid en ze te veranderen. Tegenover de depositaire opvoeding die systeembevestigend is, stelt Freire de problematiserende opvoeding met de consciëntisering (het bewustmakingproces) als doel. Leren is niet het 'vreten' van onechte woorden, is niet programmeren; leren is problematiseren door het opwerpen van vragen. De leerstof is de levenssituatie van de leerling.

    Dialogiciteit en antidialogiciteit

    Freire herkent dat de praktijk van bewustwording die hij aanbeveelt tegen 'limiterende situaties' kan oplopen, en dat deze situaties een product zijn van het verzet door de onderdrukkende klassen tegen elke verandering van de huidige status die voor hen zo belangrijk is, wat al gauw tot een apathie leidt bij de onderdrukte klasse. Volgens Freire is "het niet de apathie van de massa die tot de macht van de elite voert, maar het is de macht van de elite, die de massa apathisch maakt".

    Freire werkt hierbij de tegengestelde raamwerken voor culturele actie uit; de antidialogische en de dialogische, waarbij de eerste de onderdukking dient, door onderwerping, verdeeldheid, manipulatie en culturele invasie en de tweede de bevrijding, door samenwerking, vereniging, organisatie en culturele synthese.

    De onderdrukker gebruikt antidialogiciteit op verschillende manieren om de status quo te behouden. Hij onderwerpt de onderdrukten met een steevaste unilaterale dialoog, waarbij het communicatieproces omgevormd wordt tot een necrofiele handeling. Het ideologische instrument wordt hierbij dikwijls gebruikt voor een complete onderwerping. De onderdrukker probeert tevens mensen ervan te weerhouden om zich te verenigen door dialoog. Een van hun hoofdactiviteiten is om de onderdrukten te verzwakken door vervreemding, met het idee dat dit zal zorgen voor interne verdeeldheid, en dat op deze wijze de dingen stabiel zullen blijven. In hun impliciete discours waarschuwen ze dat het gevaarlijk voor de 'sociale vrede' kan zijn om tegen de onderdrukten te spreken over concepten als vereniging en organisatie. Vergeleken met zij die hen tegengaan, 'lijken' de onderdukkers de enige die de benodigde harmonie in het leven kunnen behouden. Maar dit is enkel een poging tot het zorgen voor verdeeldheid. Als er een individu beslist om te vechten voor bevrijding, wordt diegene gestigmatiseerd, allemaal in een poging tot het vermijden van de historisch onvermijdelijke realisatie van de vrijheid. De onderdrukker gebruikt daarnaast antidialogiciteit door het misbruiken van ideologie om mensen te manipuleren en ze te laten toestemmen met de doelen die voorgesteld worden door de onderdrukker, maar die geheel ten nadele zijn van de onderdrukten. Het door Freire als laatst besproken kenmerk van antidialogiciteit is een culturele invasie, waarbij de onderdrukten het object zijn. Enkel objecten, terwijl de onderdrukkers de actoren en auteuren zijn van het proces. Dit is een subliminale tactiek dat gebruikt wordt om te overheersen en leidt tot een inauthenticiteit van individuen. Hoe groter het niveau van nabootsing door de onderdrukten, hoe groter de kalmte voor de onderdrukkers. Wat er gebeurt met de massa's is een verlies van waarden, een transformatie in hun manier van spreken en het onbarmhartige steunen van de onderdrukker.

    In contrast met al datgene dat hierboven is uiteengezet, is bij dialogiciteit samenwerking een vorm van gemeenschapsemancipatie. Dit proces gebeurt niet door de aanwezigheid van een of andere profetische leider, maar door het verbond dat ontstaat wanneer er tussen de leider en de massa communicatie en interactie plaatsvindt om het wederzijdse doel te bereiken om zich te bevrijden en de wereld te ontdekken, in plaats van er aan aan te passen. Dit gebeurt wanneer er een wederzijds vertrouwen aan elkaar wordt aangeboden, zodat een revolutionaire praxis bereikt kan worden, waarbij nederigheid en constante dialoog door alle participanten nodig is. Als aanvulling aan de samenwerking, is vereniging nodig bij de gezamenlijke inzet richting bevrijding. Dit impliceert een vorm van culturele actie dat aanleert toe te treden tot een revolutionair motief zonder te vervallen tot een ideologische hyperbool. In plaats daarvan, moet het einddoel beschreven worden als iets wat het werkelijk is, namelijk een menselijke handeling, niet een of andere overdreven gebeurtenis. Dialogische actie benodigt tevens organisatie als het de ideologische dwang van bovenaf wilt vermijden. Organisatie is een noodzaklijk element van revolutionaire strijd; het impliceert coherentie tussen actie en praktijk, onbevreesdheid, radicalisatie zonder sectarisme en de moed om lief te hebben. Al deze aspecten zouden aanwezig moeten zijn zonder naïviteit. Natuurlijk moet er als er revolutionaire actie plaats wilt vinden discipline, orde, nauwkeurige doelstellingen, duidelijke taken die vervuld moeten worden en verantwoordingsplicht aanwezig zijn, maar we hebben het hier vooral over de ontwaking die nodig is van de onderdrukking die men tegenkomt. Het laatste kenmerk van dialogische actie is de culturele synthese die poogt de tegenstrijdigheid geschapen door de onderdrukker te overwinnen. Het addresseert de kracht van iemands eigen cultuur als een creatieve handeling en wreekt de onderdrukten door een andere perceptie te geven op de wereld dan die is opgedrongen zonder bevraging of toetsing.

    De rol van revolutie

    Revolutie is voor Paulo Freire het wegnemen in de maatschappij van de structuren en mechanismen die de verschillende vormen van onderdrukking veroorzaken. Het gaat om politieke en economische machten die de onderdrukking van de meerderheid voor gevolg hebben. De consciëntisering krijgt hier een primordiale rol toebedeeld. De onderdrukten moeten niet alleen bewust gemaakt worden van hun eigen waarde, ze moeten tevens bevrijd worden van hun mensbeeld, dat ze ontlenen aan de onderdrukkers, met wie zij een ambivalente verhouding hebben. Voor Freire behoort de dialoog tot de essentie van het mens-zijn: mensen leven niet 'alleen', ze zijn 'met elkaar' in de wereld. In die zin verminkt de onderdrukker zijn eigen mens-zijn, want hij is niet 'met de anderen'. Revolutie impliceert dus, naast de emancipatie en erkenning van de menselijke waardigheid der onderdrukten, tezelfdertijd de humanisering van de onderdrukkers.

    Over utopie

    Freire wil dat het individu zichzelf vormt in plaats van dat het (van bovenaf) gevormd word. Met dit doel in het oog, stelt hij dat onderwerpen moeten onderwezen die uit de dagelijkse ervaring van het individu komen en dat we de huidige valkuilen van het onderwijs om te neigen naar kunstmatige onderdrukkende ervaringen vermijden.

    Slechts de dialoog, die vraagt om kritisch denken, kan ook kritisch denken voortbrengen leert ons Paulo Freire. Hij stelt voor om het eigen leven te problematiseren om te kunnen realiseren dat men zowel een andere status zonder onderdrukking nodig heeft als dat men die ook werkelijk kan bereiken. Utopisch denken, dit alles? Misschien. Maar de utopie fungeert wel als de terugwijkende horizon waarheen de tocht nooit eindigt en de inspanning van de reis maakt de kans op een humane samenleving waarin vrede heerst wel degelijk groter.




    voor het betreffende werk door Paulo Freire in het Engels zie:

    http://www.marxists.org/subject/education/freire/pedagogy/index.htm

    http://revolutionairlinks.hyves.nl/forum/2124989/YJ7N/Artikel_Kritische_pedagogiek_en_de_Pedagogie_van_de_onderdrukten/




    ‘Ik ben er meer en meer van overtuigd dat ware revolutionairen de revolutie  moeten beschouwen, vanwege zijn creatieve en bevrijdende natuur, als een handeling van liefde.  Voor mij is de revolutie, wat niet mogelijk is zonder een theorie van revolutie (en daarmede de wetenschap), niet onverzoenlijk met liefde. Integendeel: de revolutie wordt gemaakt door mensen om hun humanisering te bewerkstelligen. Wat is, waarachtig, een dieper motief die individuen ertoe beweegt om revolutionairen te worden, dan de dehumanisering van de mens?

    De vertekening opgelegd aan het woord "liefde" door de kapitalistische wereld kan het niet tegenhouden dat de revolutie essentieel liefhebbend van aard is, noch kan het de revolutionairen tegenhouden om hun liefde voor het leven te bevestigen.

     Guevara (toegevend aan het 'risico om belachelijk te lijken') was niet bang om het te bevestigen: "Laat me het volgende zeggen, met het risico om belachelijk te lijken, dat de echte revoutionair wordt gedreven door grote gevoelens van liefde. Men kan zich onmogelijk een echte revolutionair inbeelden zonder deze eigenschap."

    Paulo Freire in Pedagogie van de onderdrukten hfst 3



    10-05-2009, 20:56 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Paulo Freire - Pedagogie van de onderdrukten 1

    Echt leren is de wereld veranderen!

    door Doris, Lea, Peter, Claire, Tatjana, Carla van de Werkgroep Samenleven Runkst.

     

    Wie is Paolo Freire?

    Paolo Freire is de grondlegger van de “kritische pedagogie“. Hij werd geboren in 1921 in Recife, Noord-Oost Brazilië. Het gezin behoorde tot de middenklasse maar werd door de economische crisis van 1929 met armoede en honger geconfronteerd.

    Op zijn elfde neemt hij zichzelf voor om zijn leven te wijden aan de strijd tegen honger en uitbuiting.

     

    Hij wordt advocaat van de “onderdrukten”. Omdat hij steeds solidariseert met de bezitlozen wordt hij op de vingers getikt en geeft zijn baan op.

    Paolo Freire wordt benoemd tot hoogleraar geschiedenis en filosofie van de pedagogie aan de universiteit. Als leraar ontkomt hij niet aan de maatschappelijke tegenstellingen van het postkoloniale Brazilië.

     

    1946-1954:    P. Freire is hoofd van het departement opvoeding en cultuur en beheerder van de sociale dienst. Pernambuco. Hier wordt hij geraakt door de problemen van de arme bevolking en ontdekt hij “de cultuur van het zwijgen”. De bewoners van de sloppenwijken blijken totaal niet tot ontwikkeling in staat. Het westers schoolmodel faalt. Er is geremdheid tot leren bij de bevolking en een echte wil tot emancipatie ontbreekt. Hier legt Freire de klemtoon van zijn leermethode op emancipatie en empowerment door de bevrijding van de mens uit zijn positie van onderdrukking centraal te stellen.

    1961:    Zijn leermethode krijgt officiële goedkeuring.

    1963:    Hij organiseert grootscheepse alfabetiseringscampagnes.

    1964:    Hij wordt coördinator van het nationaal alfabetiseringsprogramma in Brazilië.

    1964:    Er is een militaire coup in Brazilië en Freire belandt voor korte tijd in de gevangenis. Na zijn vrijlating wordt hij het land uitgezet. Hij wijkt uit naar Chili waar hij onder de regering van president Allende zijn alfabetiseringspedagogie verder kan uitoefenen. Het regime van president Allende wordt door de militairen ten val gebracht op 11 september 1973. Freire komt naar Europa waar hij deel uitmaakt van het departement onderwijs van De Wereldraad Der Kerken.

    1979:    Freire keert terug naar Sao Paolo, Brazilië . De grote kloof tussen arm en rijk bestaat nog steeds.

    1980:    Paolo Freire ontvangt de Internationale Koning Boudewijnprijs voor ontwikkelingswerk voor zijn inzet en levenswerk.

    1989:    De Arbeiderspartij komt in Brazilië aan de macht en Freire wordt benoemd tot Staatssecretaris van Onderwijs.

    2000:    P. Freire overlijdt op 80-jarige leeftijd. Zijn pedagogie der onderdrukten, zijn levensfilosofie leeft verder.

    De kijk van Freire op de wereld

    Als ontwikkelingswerker in de meest onderontwikkelde gebieden van Brazilië kreeg Freire met grote vormen van onrecht, armoede en onderdrukking te maken. Dit bepaalde zijn wereld en mensbeeld.

    Volgens Freire is onderontwikkeling en sociale wanverhouding geen historisch gegeven maar een menselijke constructie, een systeem dat door mensen is veroorzaakt en door mensen in stand gehouden.

    De onderdrukten stellen hun ervaring van de wereld en het leven af op het opgedrongen beeld dat de onderdrukker hen biedt. Zij worden ondergedompeld in een dehumaniserende werkelijkheid. Armoede bepaalt de onderdrukten hun identiteit en wordt bestendigd door de onderdrukkers. Mensen worden dom gehouden binnen een systeem met als enige reden de exploitatie van hun arbeid en denken. Armen zien geen verschil tussen zichzelf en een dier, onderworpen aan de autoriteit van de onderdrukker. Zij worden gereduceerd tot objecten en leven ernaar. Zij leven voor de onderdrukker en de onderdrukker leeft in hen als een ideaalbeeld, het hoogst bereikbare in de samenleving. Zij zijn tegelijkertijd zichzelf en de onderdrukker wiens bewustzijn ze zich eigen hebben gemaakt. Hierdoor ontstaat “de cultuur van het zwijgen”, de angst voor vrijheid en bevrijding waardoor solidariteit en zelfbewustzijn onmogelijk worden.

    Dit is de innerlijke gespletenheid van de onderdrukten. Het conflict is gelegen in de keuze om zichzelf te zijn en de onderdrukker te bannen, of gespleten en vervreemd te zijn van de eigen levenssituatie.

     

    Een kritische pedagogie

    Om inzicht te krijgen in de denkwijze van Freire is het nodig om begrippen als “kritische bewustwording“ (conscientizaçao) en dialoog te verduidelijken. Volgens Freire kun je mensen niet bewustmaken, maar worden mensen kritisch bewust door de ontmoeting met anderen en de wereld.

    Freire heeft veel kritiek op het depositair leren. Freire heeft het hier over een vorm van onderwijs die werkt als een bankdeposito. Volgens Freire mag kennis niet worden ingepompt of gedeponeerd als een bankwissel.

    Kennisverwerving moet worden opgebouwd en telkens weer openstaan voor de dynamiek van verandering. Kennis herkauw je niet, integendeel, leren is een productieve en creatieve daad, waarbij de leerling een actief en participerend individu is met eigen kennis, vaardigheden, ervaring, bagage.

    Onderwijs dat “ex cathedra“ gegeven wordt, bestendigt het systeem zonder het kritisch denken te stimuleren. De sleutelrol voor de pedagogie ligt in het stimuleren, opwekken en provoceren van nieuwsgierigheid, het uitdagen om samen naar oplossingen te zoeken. Deze pedagogie is niet neutraal maar de begeleider wordt strijdmakker mede-zoeker. De dialoog die leerlingen en co-onderzoekers samen aangaan vormt het fundament om aan verandering te werken. Het dialogisch leren staat binnen Freires denken centraal. Dialoog is de ontmoeting tussen mensen, door tussenkomst van de wereld, om juist die wereld te benoemen en te veranderen.


    De bewustzijnsniveaus

    Bewustwording is het proces dat mensen doorlopen om tot bevrijding en emancipatie te komen.

    Dit gaat gepaard met een verschuiving van bewustzijnsniveau.

     

    Freire onderscheidt 4 soorten van bewustzijn:

    Ö        Het magisch bewustzijn

    Je ondergaat feiten en gebeurtenissen die rondom je heen plaats vinden maar je bent niet in staat om ze met elkaar in verband te brengen en jezelf er tegenover te positioneren. Je onderwerpt je aan feiten en mythen zonder ze kritisch te benaderen.  Zo worden feiten en mythen uitvergroot. “De Kerk” ,”De Staat“, “De Bazen”, “De Multinationals”, “De media”, “Hollywood”, “Idool”, “De Rijken”.

    Ö        Het naïef bewustzijn

    Je ontkent de feiten en gebeurtenissen niet, maar je gedraagt je of ze niet bestaan.

    “’t is zo en het zal altijd zo zijn, honger is van alle tijden” “zij zijn groot en ik ben klein”, je accepteert fatalistisch. Er is geen geloof in eigen mogelijkheden en verandering.

    Ö        Het kritisch bewustzijn

    Je wilt de feiten situeren, analyseren, begrijpen, ze interpreteren in hun oorzakelijke en situationele context. Je gedrag en denken is afhankelijk van dit begrijpen en interpreteren en niet van een macht buiten jezelf. Je hebt een mening als individu en uit die ook.

    Ö        Het politiek bewustzijn

    Je staat handelend in de wereld, je onderneemt stappen om de situatie te veranderen.

     

    De verschillende fases binnen het ervaringsgericht leerproces

    Om met een groep vanuit een ervaringsgericht leerproces aan bewustwording te werken doorlopen we verschillende fases:

    Ö        Het thematisch onderzoek

    Bij het begin van het proces tasten we de thema’s af die bij de groepsleden van belang zijn.

    Deze vitale thema’s hebben verband met de directe leefsituatie van de deelnemers. Dit doen we vanuit een totale benadering waarbij persoonlijke thema’s niet mogen ontbreken, maar ook de sociale, politieke en economische thema’s aan bod komen.

    Ö        De themakeuze

    De thema’s die voor de groep belangrijk zijn, worden geselecteerd en uitgewerkt. De mate waarin de grenssituaties het scherpst aan bod komen, bepaalt de werkbaarheidsdatum. Dit is een belangrijk criterium omdat ook maatschappelijke tegenstellingen aan bod komen waardoor we de werkelijkheid kritisch kunnen bekijken.

    Ö        Het problematiseren

    Via visualisering (voorwerpen, foto’s, maquettes, liedjes) worden beelden opgeroepen die verband houden met een bepaalde leefsituatie. Dit is de codering die het centrale leermiddel is binnen de problematiseringsfase. Decodering is het kritische vragen stellen rond deze situatie.

    Deze vragen worden door de hele groep gesteld en onderzocht. Zo wordt leren een democratisch gebeuren en leert men in wederzijdse dialogische relatie.

    Mensen dansen voortdurend op de koord tussen de gebondenheid aan hun grenzen en hun vrijheid.

    Grenzen houden iedereen maatschappelijk bij elkaar maar worden vooral beheerst door de machthebbers die er baat bij hebben dat deze niet worden overschreden om hun macht te behouden.

    Bij het onderzoeken van grenssituaties tasten mensen de belemmeringen af die hun afremmen in hun persoonlijke ontwikkeling (vb: ik weet heel veel van computers maar vind er geen werk in omdat ik geen diploma heb). Het gemeenschappelijk onderzoeken van grenssituaties vormt de basis om samen oplossingzoekend (en niet probleemoplossend) op weg te gaan naar verandering.

    Ö        De actie

    Kritische reflectie over de eigen leefsituatie en omgeving wordt pas zinvol en volledig als ze omgezet wordt in actie. Actie is een veelomvattend begrip, het is handelend in de wereld staan en kan ontzettend veel vormen aannemen (dialoog aangaan met beleid, een tentoonstelling organiseren een theaterstuk maken, betogen, een brief schrijven).

    Zonder actie verzandt de problematisering in oeverloos gepalaber. Na de actie is weer reflectie nodig om te kijken of  wat we ondernomen hebben ook resultaat heeft en zo gaat de spiraal van actie en reflectie maar door en is nooit af.

    In de praktijk is het belangrijk dat de actie een actie van de groep is en geen project van een voorhoede of de begeleiding. De begeleiding is de facilitator in het bewustwordingsproces van de groep waarvan hij deel uitmaakt.

     

    Belangrijk!

    ·         een bewustwordingsproces heeft geen begin- en eindpunt, het herhaalt en vernieuwt zich voortdurend in een spiraal van vorming en actie.

    ·         je kan op elk moment teruggrijpen naar elke fase.

    ·         je kan overal beginnen.

    ·         wat over fase 1 tot 4 gezegd wordt gebeurt vaak tegelijk.

     

    Voorwaarden

    Een goede dialoog heeft slechts bestaansrecht als hij gebaseerd is op volgende principes: liefde, deemoed en geloof.

    Liefde ontstaat door het uit de weg ruimen van obstakels die een vrije maatschappij belemmeren. Voor de liefde kiezen is dus kiezen voor de wereld, het leven en de mensen. Wanneer ik het leven niet liefheb en hieruit voortvloeiend de mensen, dan kan ik niet dialogeren.

    Dialogeren vraagt deemoed, nederigheid en relativeringsvermogen. Je kan niet dialogeren als je bang bent om kritisch benaderd te worden, als je bang bent voor verandering, als je het allemaal zo goed weet. Zelfgenoegzaamheid is onverenigbaar met dialoog.

    Dialogeren vereist geloof in mensen, nog voor je samen op weg gaat. Freire beseft dat mensen macht hebben om te creëren en te veranderen maar dat deze macht ook gecorrumpeerd kan worden. Dan is het de taak van de kritische mens om tegen deze onderdrukking in te gaan.

     

    Bij het begin van het leerproces zoeken we samen naar het “ontmoetingspunt”. Het ontmoetingspunt is de grondgedachte waaruit groepen werken. Het punt waar alleen mensen samen zijn die samen proberen meer te leren dan ze al weten.

    Voor elke vorm van samenwerking is het van wezenlijk belang dat er een onderlinge basis van vertrouwen is, met name het vertrouwen dat je geaccepteerd wordt zoals je echt bent. Dit vertrouwen groeit en komt tot stand door een positieve levenshouding, het creëren van een veilige werkplek voor de groepsleden.

     

    De rol van de begeleider

    De begeleider maakt het ervaringsgericht leerproces toegankelijk, hij is facilitator.

    Hij is niet neutraal, maar lid van de groep. Hij staat tussen de groepsleden is co-(onder)zoeker en strijdmakker. Het is goed om met twee begeleiders te zijn om elkaar aan te vullen.

    De begeleider ziet en luistert terecht vanuit zijn eigen referentiekader als mens en begeleider maar zijn visie mag niet leiden tot inperking van de groep.

    Hij collectiveert de ervaringen om samen met de groep structurele verbanden bloot te leggen.

     

     

    “Werkgroep Samenleven Runkst”

    18 februari 2005

    Doris, Lea, Peter, Claire, Tatjana, Carla

    Bedankt Matthias, Els en Tine voor de hulp



    10-05-2009, 20:33 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gerard Reve - Theologie

    God droomt ons. Als hij straks wakker wordt
    zijn wij voorgoed verdwenen.
    Moet Hij gewekt, of mag Hij nog wat slapen?
    Daar weet geen priester antwoord op.



    10-05-2009, 20:20 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gabriel Smit - Evenbeeld - Aan het meer

    Aan het meer

    Er staat vaak: u zat aan

    het meer. Wat zag u daar ?

    Zag u hetzelfde als wat ik

    er zou zien? De beweging

    van nauwelijks rimpelend water,

    stille bergen in een wat wazig

    verschiet, adem van hoge wind

    in het zegenende zilverwit

    van een enkele wolk? Hoe zag

    u dat? Van mensen zag u wat

    ik nooit zo zou kunnen zien,

    u zag werkelijk wat en wie

    ze waren, in één oogopslag,

    u doorzag, altijd ieder hart.

    Soms zie ik ook wel wat, maar

    de dingen zijn veel meer naar

    binnen, ze kijken niet, ze zijn,

    ze hebben een andere eigenheid,

    kennen geen tijd, geen ogenblik,

    zijn veel meer van u dan ik

    ooit zou kunnen zijn. Rusten

    ze in u uit? Is er tussen

    u en al wat wij hier zien

    _ maar alleen van buiten _ misschien

    een vast verbond, een verstandhouding

    waardoor alles u vertrouwde,

    meer dan het ooit een mens kan

    doen? Hoe diep ik ook kijk, van al

    wat ik kan zien, blijft wat buiten mij,

    soms veel, soms heel weinig, maar

    toch. Denk ik hoe u zat aan

    het meer, dan denk ik: u bent

    er in opgenomen als in uzelf,

    u ziet uw eigen leven open in

    al het andere, wat uw oog er vindt

    is al in uw hart. Ik zou graag

    zwijgend en ademloos naast

    u hebben gezeten, u had niets

    behoeven te zeggen, het oeverriet

    was zeker van uw stem genoeg,

    het water was klaar als uw oog,

    de bergen in de verte waren zo

    gezegend als de vrede die ik

    uit mijn eigen kleine verte later in

    u zal kunnen vinden, misschien.

    Later? Straks? Ik zal wel zien.

    Gabriel Smit – ‘Evenbeeld’.



    10-05-2009, 20:12 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Toon Tellegen - God verscheen onder de mensen

    God verscheen onder de mensen.
    Het was daar warm.
    Ze hielpen hem uit zijn jas,
    stelden hem voor aan priesters en krankzinnigen,
    vroegen hem wat hij drinken wilde,
    schonken hem argwaan in, en rode jaloezie.

    Er zwierven hongerige honden rond
    en boosaardigheid lag in schalen op alle tafels.

    Iedereen miste iets
    en wilde weten wat God daar wel van dacht.
    God zweeg en bleef niet lang.
    Hij vertrok en vergat zijn jas,
    vloog rillend naar de hemel,

    en de mensen vielen op hun knieën, staken hun armen omhoog en weenden:
    ’Uw jas! Uw eeuwige jas!’

    TOON TELLEGEN



    10-05-2009, 20:07 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Geestelijke Oefeningen van St-Ignatius – 23 Grondbeginsel en grondslag

    "De mens is geschapen om God onze Heer te loven, eerbied te bewijzen en te dienen, en daardoor het heil van zijn ziel te bewerken.  Het overige op het aanschijn van de aarde is geschapen voor de mens,om hem het doel te helpen nastreven waarvoor hij geschapen is.  Hieruit volgt dat de mens er gebruikvan moet maken voorzover het hem naar het doel helpt, en zich ervan moet ontdoen voorzover het hemdaarbij hindert.

    Daarvoor is het nodig ons voor al het geschapene onverschillig te maken, in alwat aan de vrijheid van onze vrije wil toegestaan en niet verboden is.  Zozeer dat wij van onze kant gezondheid niet méér willen dan ziekte, rijkdom niet méér dan armoede, eer niet méér dan oneer, een lang leven niet méér dan een kort, en zo in al het overige, en alleen verlangen en kiezen wat ons meer brengt naar het doel waarvoorwij geschapen zijn."



    10-05-2009, 20:02 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ida Gerhardt - Over de eerbied 1

    OVER DE EERBIED I

    Gij moet het eenzaam laten
    het zaad dat ligt te slapen
    en dat al kiem gaat maken.

    Dit eerstelingsbewegen
    van leven binnen leven
    vermijd het te genaken.

    Laat het stil in zijn waarde,
    zaad in de donkere aarde ;
    zaad in de donkere aarde.

    En het zal groen ontwaken.

    Ida Gerhardt



    10-05-2009, 19:56 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Emine Sevgi Özdamar - uit Het leven is een karavanserai

    “De zwarte trein rijdt en met hem de wind als woningloze slak, die zijn wijsheden en beelden als glinsterende sporen achterlaat, maar die niet met de handen van de mensen verzameld kunnen worden.”

    Uit ‘Het leven is een karavanserai -heeft twee deuren -door de ene kwam ik erin – door de andere ging ik eruit.’ door Emine Sevgi Özdamar uitgegeven bij EPO De Geus 1993 blz. 8



    10-05-2009, 19:53 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ouaknin - de uitleg van de tekst

    "De uitleg van de tekst is dus niet alleen een intellectuele handeling, een poging om de betekenis ervan te doorgronden. Het is ook en misschien nog wel meer een levenshouding, een levenservaring, een werkelijke vernieuwing van zichzelf. Vrijheid betekent niet de een of andere waarheid omtrent zichzelf ontdekken of op de een of andere manier waarachtig zijn, of wat al niet meer... Het is veeleer een voortdurend streven naar onafhankelijkheid met betrekking tot al datgene wat de mens belet zichzelf te worden. Het is het risico nemen zichzelf te worden."

    M.A. Ouaknin



    10-05-2009, 19:37 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ouaknin - De tien geboden - inleiding

    Een meester vroeg op een dag aan zijn leerlingen:

    Wat is volgens jullie de grootste ramp die het joodse volk is overkomen?

    De vierhonderd jaar slavernij in Egypte, zegt een eerste leerling.

    Nee, zegt de meester.

    De verwoesting van de Tempel, stelt een tweede voor.

    Nee, zegt de meester.

    De ballingschap, probeert een derde.

    Nee, zegt de meester.

    De Sjoa, zegt nog een vierde.

    Nee, zegt de meester, enigszins provoverend. Het is noch de Sjoa,
    noch de ballingschap, noch de verwoesting van de Tempel en ook niet
    de slavernij.

    Wij snappen het niet, geven de leerlingen in koor toe.

    De grootste ramp die het joodse volk is overkomen, zei de meester, is

    dat de Tora een godsdienst is geworden!



    10-05-2009, 19:30 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Uit: M.A. Ouaknin, Dory Rotnemer: Le livre de prénoms bibliques et hébraïques PARIS 1973: L'Art de porter son prénom

    Le Nom n'est pas une pellicule sonore qui recouvre un individu pour l'enfermer dans une identité définitive, mais a l'inverse, le nom est en l'homme l'ensemble des forces qui Ie poussent a s'inventer, dans un processus infini d'être et de dés-être,  d'identification et de dés-identification, de signification et de dé-signification de soi.

    Le nom que l'on reçoit a la naissance est un formidable cadeau, qui amène a porter sur soi Ie moment même de cette naissance. L ' art de porter un nom consiste a sentir cet événement de la naissance qui nous accompagne inlassablement, qui prend la forme d'une capacité a voir et a sentir la naissance de l'événement, d'une rupture dans la trame du monde, déchirure inattendue dans le temps et dans I'espace. Porter un nom, se porter vers son nom, c'est vivre I'événement de la naissance qui se produit entre deux mondes, ouverture même de la transformation entre un premier monde éclaté et I'autre en éclosion.

    L' événement, le véritable événement-avènement, nous expose au risque, a la chance, de devenir autre, il est imprévisible. L' événement est rencontre. Il est de soi transformateur. Il est donc naissance et renaissance. Il ouvre un monde a I'être humain qui l'accueille en se transformant et dont I'accueil consiste dans cette transformation même, dans un devenir autre. Si la transformation, si la renaissance n'ont pas lieu, I' événement surgit dans la béance, dans le vide de I'être.

    Je porte un Nom, signifie dès lors : je porte la capacité infinie de ma renaissance. Le Nom est un « mémorial d'enfance », une part de I'enfant naissant que I'on porte en soi comme un cadeau, comme le cadeau de I'existence elle-même.

    Uit: M.A. Ouaknin, Dory Rotnemer: Le livre de prénoms bibliques et hébraïques PARIS 1973:  L'Art de porter son prénom



    10-05-2009, 19:28 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In vrije val - armoede: aangetaste wortels met diepe kloven 2

    Goede bedoelingen, maar slechte wetten

     

    Lut Goossens : “De kloof tussen arm en niet-arm is niet noodzakelijk onoverbrugbaar. De opleiding van kansarme mensen tot kansrijke, bewuste ervaringsdeskundigen is alvast een belangrijke pijler van de brug in opbouw. Op termijn moeten ervaringsdeskundigen in alle segmenten van de maatschappij worden betrokken. De ervaringen van armen kunnen voor de hele samenleving een enorme verrijking betekenen. Armen hebben in hun persoonlijk verleden heel wat kansen waarop ze recht hadden, moeten ontberen. Vanuit die optiek is de samenleving zelfs verplicht de stem van de armsten te laten doorklinken in het beleid, in het wetenschappelijk onderzoek, in het onderwijs en ook in de hulpverlening. Het is aan de armen zelf om bruggen te slaan naar de buitenwereld, de talrijke vooroordelen te doorprikken, de diepere betekenis van armoede als totaal probleem te duiden en andere armen te begeleiden. Ervaringsdeskundigen moeten de kans krijgen een aantal beleidsacties te ondersteunen en te duiden. Alle andere benaderingen zijn inefficient, denigrerend, betuttelend of helemaal naast de kwestie.

     

    Minister van Onderwijs Marleen Vanderpoorten benadrukt dat ze armen meer kansen wil geven. Ik geloof echt dat ze dat wil. In dat verband wil zij de schoolplicht verlagen naar de leeftijd van vijf jaar. De motivatie achter dit initiatief is prachtig, maar het is een verschrikkelijk slechte maatregel. De minister bedoelt het ongetwijfeld goed, maar ze is zelf niet arm en weet dus niet waarover ze het heeft. De meeste armen hebben overwegend slechte schoolervaringen. Van kleinsaf aan voelen ze zich door de grote groep uitgesloten. Vanuit hun eigen schooltrauma’s redeneren de meeste arme ouders dat ze hun kindjes beter thuis houden om ze een heleboel frustrerende ervaringen met de niet-arme wereld te besparen. Wat moet een arme doen als de school eist dat ieder kind rondloopt in gymkleding met het logo van de school, terwijl er thuis amper geld is om de huishuur te betalen? Elke beleidsmaatregel die kansarmoede structureel wil bestrijden, moet genomen worden in overleg met opgeleide ervaringsdeskundigen en verenigingen waar armen het woord nemen. Politici moeten wetten en kaders creëren, maar de concrete invulling is een taak van de doelgroep. Beleidsmakers mogen niet pretenderen dat ze de armoede kennen…………... Ze kunnen niet weten wat armoede is en wat moet veranderen om deze armoede terug te dringen. …….. Ieder mens in de armoede is deskundig door zijn eigen levenservaring en elke opgeleide arme kan zijn eigen deskundigheid aanwenden in de strijd tegen armoede. Wij stomen de mensen klaar. Ik roep de overheden dringend op om tijdig een beroep op hen te doen. Volgens mij is dat de enige manier om structureel werk te maken van armoedebestrijding.

    Er is gelukkig steeds meer bereidheid om mensen in de armoede ernstig te nemen. VLD-volksvertegenwoordigster Patricia Ceysens, voorzitster van de Parlementaire Commissie Armoede en Sociale Uitsluiting, heeft nu reeds interesse om opgeleide ervaringsdeskundigen te betrekken bij haar werkzaamheden in de Commissie:  de vergaderingen mee voor …bereiden, eraan deel te nemen en te evalueren. Dat is alvast een sterk begin. Verschillende politieke partijen zijn eindelijk bereid de strijd tegen de armoede aan te pakken, maar de invulling kunnen alleen de armen zelf geven. Met de eerste lichting ervaringsdeskundigen in de armoede is België revolutionair in de wereldgeschiedenis!

    Op 1februari 2003 heeft coordinerend minister armoede Mieke Vogels het diploma uitgereikt aan de eerste negentien ervaringsdeskundigen. De minister heeft beloofd jaarlijks twee miljoen euro vrij te maken voor de uitvoering van het Armoededecreet. Om echt aan armoedebestrijding te doen is dat bedrag veel te klein. Er zijn vrij veel maatregelen die onder de bevoegdheid van andere ministers vallen, maar zelfs dan nog wordt er volgens mij te weinig geld geïnvesteerd.. Om het Vlaams armoedekreet dat op 12 maart 2003 goedgekeurd is door een unaniem Vlaams Parlement( slechts één onthouding), te realiseren zal er veel meer geld moeten vrijgemaakt worden. .. Het verhogen van dit bedrag moet een beslissing zijn van de voltallige Vlaamse Regering zijn Daarnaast is er veel te weinig overleg tussen alle betrokken ministeries over de gezamenlijke armoedebestrijding. Toch ben ik optimistischer gestemd dan vijf jaar geleden. Toen vreesde ik dat het probleem van de armoede heel snel weer uit de schijnwerpers van de politici en de media zou verdwijnen. Gelukkig is dat niet het geval.”

     

     

    Drie pakken bloem

     

    Lut Goossens : “Er zijn ontzettend veel organisaties die zich met armoedebestrijding inlaten. Tientallen verenigingen die allemaal in aanpak verschillen. De meeste organisaties heb ik goed leren kennen toen ik jaren geleden op het kabinet van toenmalig minister Leo Peeters verantwoordelijk was voor het opstarten van nieuwe projecten rond armoedebestrijding. De beginstrijd tegen armoede is vanuit de caritas-gedachte ontstaan. Jaren geleden overheerste de algemene betuttelende benadering onder het zaligmakende motto : Wij gaan die sukkelaars eens iets geven! In het begin van mijn loopbaan werkte ik ook vanuit de moraliserende grondhouding mensen te willen helpen. Tegenwoordig zie ik in dat dit totaal verkeerd is. In ons land wordt er steeds minder -maar in mijn ogen nog steeds teveel!- aan betuttelende armoedebestrijding gedaan. De veelbesproken vereniging Moeders voor moeders vind ik bijvoorbeeld een bijzonder dubieuze organisatie. Ook met verenigingen die gretig voedselpakketten uitdelen, blijf ik het moeilijk hebben. Verder zijn er nog steeds verenigingen waar armen zogezegd het woord nemen, terwijl men de armen beschermt en te weinig laat groeien. Dergelijke organisaties houden armen klein en geloven niet in het gegeven dat armen hun eigen strijd moeten voeren. Ik ben een fervent tegenstander van elke ocharme-filosofie. Een gruwelijk voorbeeld in dit verband staat me nog glashelder voor de geest. In 1993 vierden we het vijfjarig bestaan van De Cirkel met een groots opgezette tentoonstelling. Tijdens de opening had Céline Luyten op een bijzonder treffende manier over haar leven als arme verteld. Na afloop van het officiële gedeelte, stapte een dame resoluut naar haar toe. ‘Het is toch schoon dat gij aan zo’n schoon project moogt meedoen,’ zei ze terwijl ze letterlijk over Célines hoofd wreef. Dat was om door de grond te zakken van schaamte. Céline was namelijk een van de drijvende krachten achter de Cirkel.

     

    Voedselbedeling vind ik persoonlijk weerzinwekkend mede omdat het een manier is om armoede in stand te houden. Bovendien is het een misvatting dat armen zomaar ‘voor hun gemak’ om voedsel gaan bedelen. Het vergt heel veel moed om bij een voedselorganisatie aan te kloppen en een aanvraagformulier voor het verkrijgen van een voedselpakket in te vullen. Voedselverenigingen bepalen zelf wie al dan niet voor hulp in aanmerking komt. Dat is ontzettend laag. Mensen moeten bedelen en in rijen aanschuiven om een doos –soms zelfs vervallen- voedingswaren mee te krijgen. En dan wil ik het nog niet eens uitgebreid hebben over de samenstelling van dergelijke paketten. Ik ken iemand die zich verbaasd afvroeg wat ze in godsnaam met drie pakken bloem moest aanvangen! Het is fundamenteel verkeerd dat ‘de goeden’ even beslissen wat ‘de zwakken’ nodig hebben. Ik ben principieel gekant tegen alles wat etiketterend werkt. Door armen speciale bonnen te geven, worden ze voor de zoveelste keer in hun leven in hun armoedige situatie bekrachtigd. Waar eindigt dit soort mistoestanden? Men zou zelfs in de supermarkt een aparte kassa kunnen openen waar alleen armen voor het oog van de anderen aan dumptarieven de vervallen producten kunnen ophalen. In die zin ben ik ook een tegenstander van de zogenaamde ‘cultuurcheques’ die armen bij het OCMW kunnen aanvragen. Dat is stigmatiserend………………. Het zou beter zijn dat men een zekere financiering voor ontspanningsactiviteiten voorziet, zodat de mensen zelf kunnen kiezen waaraan ze dat geld willen besteden. Elke gearriveerde middenklasser die vanuit zijn ‘grote wijsheid’ zomaar beslist over alle levensdomeinen van arme mensen, maakt mij woedend.  Trouwens moest men aan mij voor de besteding van mijn vrije tijd zeggen: 'Goossens je gaat dit jaar niet meer naar Portugal maar je moet voor uw ontspanning tennislessen volgen ', je zou die raket nogal zien vliegen!

     

    Gelukkig is er de laatste jaren een duidelijke tendens naar een meer emancipatorische aanpak. De media hebben hierin een belangrijke rol gespeeld. Toch wil ik alle media oproepen niet enkel te focussen op de zichtbare kant van de armoede. Het camerabeeld van een splinternieuwe kinderfiets tegen de afbladderende gevel van een krotwoning is niet correct. Zonder duiding toont de camera een beeld vol onbegrip, een vertekend beeld dat verkeerd overkomt op de modale middenklasser. De diepere betekenis achter dat beeld is veel belangrijker : het schrijnende verhaal van de arme vader die vroeger zelf om zijn krakkemikkige fietsje werd uitgescholden en nu op zijn beurt wil voorkomen dat zijn kind hetzelfde lot ondergaat.”

     

     

    Op kap van de armen…

     

    Lut Goossens : “Armoede is van alle tijden. Het fenomeen is niet met een eenvoudige handomdraai op te lossen. Door de uitbouw van ons kapitalistisch systeem zullen er steeds opnieuw mensen uit de boot vallen. Bepaalde groepen in onze internationaal breed vertakte samenleving hebben er zelfs baat bij dat armoede NIET wordt opgelost. Elke structurele aanpak van de problematiek brengt immers de spectaculaire winstmarges van de grootste bedrijven in gevaar. In functie van steeds grotere winstmogelijkheden verschuiven multinationals hun activiteiten systematisch naar lageloonlanden. De plaatselijke bedrijfstakken sluiten en drijven duizenden mensen van de ene op de andere dag in de werkloosheid.

    In 1995 hebben de wereldleiders tijdens het Congres van Kopenhagen voor het eerst toegegeven dat armoede een structureel probleem is. Vijf jaar later was ik een van de officiële Belgische vertegenwoordigers op het Congres van Genève. De discussie over de invoering van de Tobin-taks[1] laaide hoog op. De invoering van de Tobin-taks werd door Frankrijk en België fel verdedigd, terwijl de Verenigde Staten de mogelijkheid van de invoering van een dergelijke taks niet eens wilden onderzoeken. Op die manier waken de echte marktleiders erover dat er fundamenteel niets kan veranderen. Het ‘zuivere’ kapitalisme is immers gericht op de voortdurende welstandsgroei en de machtsversterking van een relatief kleine groep rijken. De intriges achter Renault, Sabena en Philips zijn daarvan het beste bewijs. Zolang grote ondernemingen vrij spel krijgen, zal men armoede massaal blijven creëren.

     

    Ook zijn er mensen die –onbewust- armen nodig hebben om zich beter te voelen dan de rest. Het succes van de reportages van Jambers is daarvan het beste voorbeeld. Schrijnende beelden van arme sloebers verhogen hun eigen waardegevoel. Die negatieve dynamiek zorgt ervoor dat arme mensen klein worden gehouden. Middenklassers hebben een lagere klasse nodig om zich aan te spiegelen. Kinderen moeten van hun ouders flink hun best doen, want anders worden ze later net als X. Ze mogen niet spelen met Y, omdat die er later toch niets van zal terechtbrengen. Ik wil niet alle middenklassers over dezelfde kam scheren. Ik ben een optimistisch en realistisch mens. Maar dergelijke redeneringen zijn beslist niet uitzonderlijk.”

     

    Dubbele smet

     

    Lut Goossens : “Hoeveel armen zijn er in ons land? Onderzoek heeft aangetoond dat er , circa zeven procent van de bevolking in diepe armoede leeft.. Dit percentage slaat uitsluitend op het aantal generatiearmen. Het aantal nieuwe armen dat moet leven van een schamel leefloon of een karig pensioentje is niet in die statistieken opgenomen. Elk faillissement drijft mensen in de armoede, vele echtscheiding leidt tot directe verarming. Onderzoekers die rekening houden met deze categorieën van mensen gewagen van tweeëntwintig procent armen in ons land. Vlaanderen gaat er prat op dat het tot de meest welvarende regio’s van de wereld behoort. De meeste Vlamingen beseffen niet eens dat een hoop mensen in hun directe omgeving nauwelijks in staat zijn te overleven. Elke arme is een dubbele smet op het prachtige imago van welvarend Vlaanderen.

     

    Schrijnende beelden van armen in ontwikkelingslanden zijn ons genoegzaam bekend. De confrontatie met leed op afstand is minder pijnlijk. In het zuidelijk deel van de wereld is armoede veel globaler en veel duidelijker herkenbaar dan in het rijke noorden. Armoede in de welstellende landen slaat echter veel diepere wonden omdat daar de anonimiteit groter is en de solidariteit minder wordt toegelaten  door allerlei desolidariserende maatregelen. Het schaamtegevoel van onze armen is veel groter, want de groep is kleiner. Het feit dat de overheid …… benadrukt dat  ‘slechts’ zeven procent van de inwoners in armoede leeft, komt dubbel zo hard aan. Onze armen vormen dus een kleine minderheid, terwijl ongeveer 80 procent welstellend is . Het ontbreekt armen in rijke landen vooral aan kansen op allerlei vlakken van bij de wieg. Vooral op dat vlak is er een belangrijke rol weggelegd voor verenigingen waarin armen het woord nemen. en aan de opgeleide ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting.”



    [1] De Tobin-taks is een kleine belasting op internationale wisseltransacties. Voorstanders van deze taks pleiten voor een kleine heffing op het gewisselde bedrag bij elke omwisseling van de ene munt naar de andere. In feite gaat het om een heel klein tarief van 0,1 of 0,25 procent. Toch kan zo’n belasting –als die wereldwijd zou ingevoerd worden- een enorm bedrag opleveren. Volgens de Bank voor Internationale Betalingen (BIB) wordt op de internationale valutamarkt dagelijks gemiddeld circa 1500 miljard dollar geruild. Kortstondige speculaties brengen in enkele dagen tijd grote winsten op, maar zetten ook de economie onder spanning.  De armsten in de samenleving betalen hiervoor een hoge prijs. Zij zijn de rechtstreekse slachtoffers van prijsstijgingen, faillissementen en werkloosheid. Het geld van de Tobin-taks kan gebruikt worden voor sociale initiatieven. 

    (Bron : ATTAC Vlaanderen / Associatief netwerk voor een Taks op financiële Transacties en voor het Aansterken can de Civiele maatschappij)



    10-05-2009, 19:17 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In vrije val - armoede: aangetaste wortels met diepe kloven

    In vrije val. 3 Armoede: aangetaste wortels met diepe kloven

     “Duizenden mensen leven in armoede. Dat ligt niet aan hen, maar aan de maatschappij”

    Paul Van Grembergen, Vlaams minister van Binnenlandse Zaken

     

    Ik ben niemand

     

    Jarenlang een vaststaand feit,

    een begrip.

    Nietsnut, krokodillenpoot,

    lamzak, en nog veel en veel meer.

    Etiketten die mijn levensweg hebben uitgestippeld.

    Een negatief zelfbeeld

    dat me 34 jaar lang heeft achtervolgd.

     

    Door de buitenwereld veroordeeld

    om de dingen die ik zogenaamd  niet kon

    of waarvan ik dacht dat ik ze niet kon.

     

    Mijn zelfbeeld werd een imitatiebeeld,

    een beeld dat ik steeds veranderde,

    een beeld dat mij veranderde.

     

    Met mijn maskers op zak werd de overleving zwaarder.

    Mijn ware Ik mocht ik niet laten zien

    en dus zo verloochende ik mezelf.

     

    Ik voelde me verdrinken

    en ontzettend eenzaam

    zonder mensen

    en mogelijkheden

    om me te helpen.

     

    Ik leerde haten

    en verwensen.

    Mijn hart sprak een taal

    die ik niet wenste.

    Ik werd verscheurd van binnen.

    Ik kon niet zijn

    wie ik echt was

    en dat maakte me verdrietig.

     

    Ik leerde een vrouw kennen.

    Mijn vrouw.

    Zij zag blindelings mijn ware ik

    en maakte een ongekend gevoel in me los.

    Zij begreep dat ik mijn verleden niet kon uitwissen.

    Zij ondersteunde me in mijn verdriet

    dat nauw verbonden was met mijn verleden.

     

    Zij motiveerde me om deze opleiding te volgen.

    Een opleiding van drie en een half jaar.

    Wat had ik te verliezen?

    Mijn maskers?

    Graag!

    Wat kon ik winnen?

    Een nieuwe start?

    Een mooier zelfbeeld?

    Een toekomst?

    Eerst zien en dan geloven…

     

    Het werken aan mijn verleden viel me zwaar,

    maar ik ontdekte voor het eerst in mijn leven

    het gevoel van aanvaarding.

    Ik werd aanvaard door lotgenoten.

    Voor het eerst ervaarde ik erkenning.

    Ik kreeg een plaats!

    Het gevoel van eenzaamheid

    maakte plaats voor bevrijding.

     

    De lessen krikten mijn zelfbeeld op.

    Door de vele ontschuldigingen

    en compleet nieuwe inzichten

    zag ik mijn leven in een ander perspectief :

    ik was niet alleen verantwoordelijk

    voor alles wat verkeerd liep in mijn leven.

    Anderen hadden hierin ook hun aandeel.

     

    Ik werd sterker en sterker.

    Dankzij de opleiding,

    de medecursisten,

    de procesbegeleidster

    en ook

    dankzij mezelf!

     

    Eindelijk kon ik mijn maskers laten vallen.

    Mijn hard werd weer een hart.

     

    Ik heb mezelf teruggevonden,

    mijn verdron(g)(k)en zelfbeeld.

    Mijn ware ik.

     

    Nu kan ik met fierheid zeggen :

    ik ben wie ik ben.

     

    Ik ben iemand.

     

     

    Richard, een pas afgestudeerde Ervaringsdeskundige

    in de Armoede en de Sociale Uitsluiting


     

     

    Mensen in de armoede zijn niet gebaat met een betuttelende houding van de buitenwereld. Door goed bedoeld maar misplaatst medelijden, wordt de algemene negatieve situatie waarin armen verkeren veeleer extra beklemtoond. Een leven in armoede laat diepe wonden na. Omdat een modale middenklasser onmogelijk de impact en de gevolgen van armoede kan inschatten, is het belangrijk dat armen hun positieve krachten aanwenden om zichzelf te bevrijden. Armen moeten niet geholpen worden omdat ze arm en zielig zijn. Dat is een volstrekt verkeerde benadering van een heel ingewikkeld totaalprobleem. De samenleving heeft de PLICHT een brug te slaan naar mensen in de armoede, omdat diezelfde samenleving aan de basis ligt van een fundamenteel gebrek aan kansen. Het beleid moet de voorwaarden scheppen om daadwerkelijk aan effectieve kansarmoedebestrijding te doen. Dat kan alleen in nauw overleg met de doelgroep zelf. Wie kent immers de verregaande gevolgen van armoede beter dan de armen zelf? Het gelijkekansenbeleid waar elke politicus het tegenwoordig zo graag en veelvuldig over heeft, maakt slechts kans op slagen als armen zelf rechtstreeks in de regelgeving worden betrokken. Elke beleidsdaad boven de hoofden van de armen is niet alleen een nieuwe slag in hun gezicht maar vooral een slag in het water!. Beleidsmaatregelen die niet stoelen op de harde realiteit van de armoede schieten hun doel voorbij. Deze inhoud kan alleen aangedragen worden door diegenen die het dagdagelijks aan de lijve ondervinden

     

    Elf jaar nadat de inspraak van armen voor het eerst in een regeringsverklaring werd opgenomen, en negen jaar na het algemeen verslag over armoede, zijn de eerste negentien ervaringsdeskundigen in de armoede en de sociale uitsluiting afgestudeerd.[1] Op zaterdag 1 februari 2003 mochten zij hun diploma uit handen van minister van Welzijn Mieke Vogels ontvangen. De negentien afgestudeerden moeten een brug slaan tussen twee totaal verschillende werelden, die decennia lang van elkaar zijn gescheiden door onwetendheid, onverschilligheid en diep ingewortelde vooroordelen.

     

    De drijvende kracht achter De Link, de vzw die de opleiding tot en de tewerkstelling van ervaringsdeskundigen in Vlaanderen coördineert, is Lut Goossens. Ik ontmoet haar in het kantoor van De Link in de Boomgaardstraat in Berchem. Lut is een heel begeesterde vrouw. Sedert haar universitaire studies Sociale Pedagogie in Leuven is ze al ruim vijfentwintig jaar beroepshalve met armoedebestrijding bezig. We praten over haar drijfveren, haar frustraties en overwinningen. En over haar eigen houding en vooroordelen waarmee ze als typische middenklasser nog steeds in de omgang met arme mensen wordt geconfronteerd.

     

     

    Missing link

     

    Lut Goossens : “Vijftien jaar geleden werkte ik in De Touter, het eerste dagcentrum binnen de Bijzondere Jeugdbijstand in Vlaanderen. Met twee enthousiaste collega’s leidde ik onder andere een oud-oudergroep van mensen van wie de kinderen niet meer naar het dagcentrum kwamen. Tijdens een vergadering met de groep in december 1987 maakte een aantal mensen ons duidelijk dat ze het voortaan niet meer wilden hebben over triviale onderwerpen als ‘de meest pedagogisch correcte manier van sanctioneren’ of ‘hoe ze cadeautjes voor hun kinderen kunnen kopen als ze geen geld hebben’. Ze wilden eigenlijk gewoon weten waarom ze ondanks alle goede raad nog steeds in de miserie zitten. Mijn collega’s en ik hadden ons heel goed voorbereid op de volgende bijeenkomst. Althans, dat dachten we. Tijdens de bijeenkomst in januari kwam heel onverwacht, naar aanleiding van de allereerste vraag, het verdriet van al die mensen spontaan naar boven. Maar liefst drieëntwintig van de vijfentwintig oud-ouders kampten nog steeds met de gevolgen van een uit-huis-plaatsing in hun kinderjaren. Het collectieve onverwerkte leed welde in grote gulpen op. De drie goedbedoelende en stevig voorbereide hulpverleners waren compleet van slag.. Tot op dat ogenblik beschouwde ik mezelf als een solidaire vrouw die naast én met de mensen prachtig werk leverde. Die onverwacht intens hevige orkaan van ellende was een mokerslag in mijn gezicht. Nooit eerder had ik in mijn ‘werkveld’ de fond van de armoede zo diep aangevoeld. De door en door gekwetste binnenkant van de armoede was ook voor mij jarenlang verborgen gebleven. Ik was gechoqueerd in mijn eigen zijn. 

    In die periode was de Rijksuniversiteit van Gent ook nog met een onderzoek bezig naar de nazorg van mensen die in De Touter hadden verbleven. Vooral de antwoorden op de vraag ‘Wie heeft je geholpen?’  hebben me diep getroffen. De meeste deelnemers aan het onderzoek gaven aan dat NIEMAND hen had geholpen. Uit loyaliteit met onze dienst werd af en toe De Touter vermeld, maar de meesten vertelden dat niemand hen geholpen had terwijl ik wist dat de meeste gezinnen heel veel dossiers en hulpverleners hadden.

     

     

    De Cirkel

     

    Lut Goossens : “Die rauwe confrontatie met de werkelijkheid was de vertrekbasis van het ontstaan van De Cirkel, een vereniging waar armen het woord nemen. Van bij de start werd ervan uitgegaan dat enkel mensen die de problematiek van de armoede dagelijks aan den lijve ondervinden, kunnen helpen bij de oplossing van het probleem. De geroutineerde, goed opgeleide hulpverleners schenen er toch niets van te begrijpen. Mede-oprichtster Céline Luyten, de eerste ervaringsdeskundige in de armoede, en ik hadden in het begin geen middelen. Het  eerste geld voor De Cirkel kwam van de C&A.

     

    De eerste uitdaging was de gezamenlijke zoektocht naar de kloof tussen armen en de rest van de samenleving. Maandenlang gingen Céline en ik de confrontatie met elkaar aan. We kwamen tot een aantal bijzonder onthutsende vaststellingen die ik met een paar concrete voorbeelden moet illustreren.

     

    Als ik bijvoorbeeld pijn heb aan mijn been, bel ik mijn schoonvader op. De man is namelijk dokter. Eerst geeft hij me advies bij de keuze van de meest geschikte arts in Antwerpen en wijde omgeving. Vervolgens maak IK een afspraak, formuleer IK mijn probleem en doet de behandelende arts een aantal voorstellen. Hij kan mijn been amputeren, bestralen of een andere oplossing aanbrengen. Wat de specialist ook adviseert, de uiteindelijke beslissing ligt bij mij. Van bij de probleemformulering, via de zoektocht naar oplossingen en het aftasten van alle mogelijke kanalen tot de uiteindelijke beslissing blijf IK heer en meester. Als ik me na een paar weken niet beter voel, raadpleeg ik gewoon een andere arts.

    Bij armen worden meestal de ‘juiste’ beslissingen door specialisten genomen, boven hun hoofden………….. Armen hebben geen enkele greep op hun leven. Ze moeten al blij zijn dat ze geholpen worden om niet ondankbaar te lijken.

     

    In De Cirkel zochten we naar mogelijke verklaringen voor deze vaststelling. We vroegen ons af of de werkers moedwillig de greep op het leven van armen overnemen. We ontdekten dat werkers armen gewoon te dom vinden om hun leven zelf in handen te nemen…

    Uiteindelijk vonden ……..we uit een aantal elementen die mee aan de basis liggen van het feit dat de immense kloof tussen armen en niet armen blijft bestaan.

     

    Ik ben een doorsnee middenklasser. Toen ik destijds in opdracht van de jeugdrechter een sociaal onderzoek naar een aantal risicosituaties in een gezin moest uitvoeren, stapte ik met mijn persoonlijke bagage bij die mensen binnen. Vanuit mijn perceptie ervaarde ik de werkelijkheid totaal anders. Ik zag alleen wat ik kon zien of wat ik gewoon was te zien. Ik zag bijvoorbeeld dat het huis vuil was, dat de kinderen niet naar school waren, dat de vader om tien uur ’s ochtends al een pint zat te drinken en in een conflictsituatie één van zijn kinderen sloeg. Al wat ik zag, beoordeelde en vertaalde ik vanuit mijn eigen geschiedenis. Ik veroordeelde de vader ,zonder hem dat te vertellen, want een pint drink je alleen na het werk maar niet 's morgensvroeg!. De ervaringen van mijn eigen kindertijd hebben me geleerd dat conflicten verbaal worden opgelost en dat niet-zieke leerplichtige kinderen overdag op school moeten zijn. Vanuit mijn referentiekader beoordeelde ik de situatie en stelde ik het verslag voor de jeugdrechter op. Dat was mijn opdracht en mijn functie. Ik had niet geleerd dat de confrontatie met mensen ontzettend belangrijk is. Nee, ik ging gewoon naar buiten, noteerde mijn bevindingen en leverde mijn rapport in. Evenmin had ik geleerd dat mensen in de armoede één groot fundamenteel project hebben, namelijk het streven naar een beter leven voor hun kinderen. Dat streven vertaalt zich in gedragingen die ik –door mijn onwetendheid- verkeerd interpreteerde. De kinderen worden van school gehouden omdat hun ouders vaak in hun eigen kindertijd in aanraking kwamen met de Bijzondere Jeugdbijstand. Vele armen willen koste wat kost vermijden dat hun kinderen op hun beurt ook in een instelling worden geplaatst. Daarnaast hebben de meeste armen heel slechte herinneringen aan hun eigen schooltijd. Dat alles wist ik als hulpverlener niet. Ik kon de draagwijdte van mijn plaatsingsadvies niet inschatten. Als middenklasser zat ik met de klassieke vooroordelen. Ik keek niet verder dan wat ik letterlijk voor me zag. Ik zag een …… vader die 's morgens alkohol dronk en zijn kinderen een slag gaf, maar ik wist niet dat die man enkele dagen tevoren zijn werk was kwijtgeraakt, en dat hij met niets in orde was omdat hij verloren liep in het administratieve labyrint. Bij mij zijn alle problemen namelijk altijd partieel. Als ik in mijn leven met zware ellende word geconfronteerd, zijn er genoeg uitvalswegen om het probleem even af te scheiden zodat ik behoorlijk kan blijven functioneren. Ik heb een grote kring van vrienden en loyale familieleden waar ik om hulp en steun kan aankloppen. Ik beschik over een wagen om me te verplaatsen. Al mijn andere levensdomeinen komen niet onder hoogspanning te staan omdat ik met een groot probleem word geconfronteerd. Dat is een fundamenteel verschil met de situatie van mensen in de armoede. Elk nieuw probleem maakt de al gigantisch ingewikkelde problematiek nog ingewikkelder. Het leven van een arme is doorgaans een cluster van heel veel problemen. Ook dat wist ik niet toen ik destijds als hulpverlener in de intimiteit van een arm gezin binnendrong.”

     

     

    Last van vooroordelen

     

    Lut Goossens : “Toen ik tien jaar geleden met Céline naar een vergaderlokaal reed, maakte ik een opmerking over de rommel en de vuiligheid in haar auto. Céline antwoordde me dat ze al twee weken geen tijd had om haar auto te wassen. Hoogst verwonderd zei ik dat mijn auto amper twee keer per jaar een beurt kreeg en dat hij er nooit zo bijlag     als de hare. Céline en ik vroegen ons af hoe dat dan mogelijk was. Toen ik vertelde dat mijn kinderen de wikkels rond snoepjes en hun afgekloven appelresten altijd moesten opruimen, reageerde ze verbaasd : ‘Ach zo! Opruimen is dus belangrijker dan poetsen!’  Ik had er geen vermoeden van dat zij dit niet wist, en omgekeerd.

    Enige tijd later was ik met Céline op weg naar een tweedaags evaluatie van De Link. Céline vroeg of me iets was opgevallen. Op het eerste zicht viel me niets op. Na een lange stilte zei Céline me dat ze haar auto een grondige beurt had gegeven. Haar wagen was kraaknet en ik zag het niet eens! Omdat het voor mij evident is dat mijn auto proper is, zag ik niet eens hoeveel moeite Céline           had gedaan. Omdat ik het niet zag, kon ik de grote inspanningen die zij had gedaan niet bekrachtigen.

     

    Vooroordelen. Ik blijf er last mee hebben. Zelfs nu nog.  Ik kan je daarvan nog een prachtig voorbeeld geven. Een tijd geleden had Joeri, een negentienjarige jongen uit een gezin dat ik begeleidde, zijn  deeltijdse beroepsopleiding afgerond. Uit oprechte bezorgdheid vroeg ik hem of hij effectief op zoek was naar werk. Joeri was er heel gerust in. Zijn beste vriend zou hem aan een aantal nuttige adressen helpen. Een week later was zijn vriend nog altijd niet langs geweest. Ik begon aan Joeri's wil om te werken te twijfelen, want ik blijf een doorsnee middenklasser met de typische vooroordelen die modale burgers hebben. Toen ik hem nadien een exemplaar van de gele telefoongids onder de neus duwde, keek hij me stomverbaasd aan. De jongen had in zijn leven nog nooit een telefoongesprek gevoerd, laat staan een nummer opgezocht! Hij kende de gouden gids niet en wist dus ook niet dat daarin onderverdelingen waren aangebracht.zodat je adressen hebt en in staat bent te bellen om een werk te vinden Joeri zat gewoon te wachten op de enige manier die hij zich kon voorstellen om aan werk te geraken : de adressen van zijn vriend!

     

    Zo ontstaan er constant kleine kloven tussen twee totaal verschillende werelden. Honderden kleine misverstanden, gebaseerd op onbegrip, onwetendheid, of vooroordelen houden de diepe kloof tussen arm en rijk in stand.”

     

     

    De ideale dochter van Cardijn

     

    Lut Goossens : “Tot voor kort vond ik mezelf dus een heel solidair en     een goed mens. Als    tiener hield ik me al bezig met geplaatste jongeren en     andere sukkelaars van de samenleving. De verklaring voor mijn engagement zocht ik in het feit dat mijn ouders me in de geest van Cardijn hadden opgevoed. Dankzij de dagelijkse samenwerking met Céline Luyten ben ik er met de jaren achtergekomen dat een diep onverwerkt jeugdverdriet aan de basis ligt van mijn nobele drijfveren. Ik herken een deel van het verdriet dat het leven van armen tekent. Ik kom uit een kroostrijk gezin van middenklassers. Van in mijn vroege kindertijd ben ik idealistisch geparentificeerd. Ik was voorbestemd om de goede, de meest ideale dochter te worden, het sociale uithangbord van ons gezin, hét voorbeeld voor de vijf andere kinderen, de veruitwendiging van een heel geslaagde opvoeding. Onbewust heb ik altijd heel veel druk ervaren. Ik moest perfect zijn.                             Naar mijn gevoel hebben mijn ouders me nooit erkend om wie ik was maar om wie ik zou moeten zijn. Dat gevoel kennen armen ook. In elke arme knaagt diep van binnen een pijngevoel dat nooit meer weggaat. De pijn om niet te mogen zijn wie men is. Die pijn herken ik helemaal

    Het tweede aspect in de persoonlijke herkenning met armen schuilt in de diepe schuldgevoelens die mijn hele jeugd hebben getekend. Schuldgevoelens om de schoonheidsfoutjes en normale uitschuivers die ik als niet perfecte jongere maakte. De meeste armen gaan gebukt onder een zware persoonlijke schuldenlast. Ze voelen zich schuldig om wie ze zijn. ………………………………………………;. Mijn solidariteit met armen is ontstaan uit dit existentieel verdriet, dat me getekend heeft en me gevormd heeft tot de persoon die ik nu ben. Pas vorig jaar heb ik dit ten volle ontdekt en heb ik mijn ouders over mijn verdriet kunnen en durven vertellen. Ik heb hun verteld dat ik het gevoel heb dat ik al van bij mijn geboorte moest beantwoorden aan te hoge verwachtingen. Vijftig jaar geleden werd ik gepredestineerd tot Het Betere en Het Hogere. Pa en ma zijn bejaarde mensen en ik verwijt hen niets. Zij hadden destijds ongetwijfeld het beste met me voor.”

     

     

    Zelfbevrijding

     

    Lut Goossens : “Tot vorig jaar beweerde professor Vrancken van de UFSIA -………..in zijn algemene definitie over armoede- dat armen hun situatie niet op eigen kracht kunnen overbruggen. Daar ben ik het helemaal niet mee eens. In haar doctoraatsthesis over empowerment bij armen heeft Tine Van Regenmortel, docente aan het Hoger Instituut van de Arbeid van de Katholieke Universiteit in Leuven, Vranckens definitie uitgebreid. Zij stelt dat armen hun situatie wel op eigen kracht kunnen overbruggen als de samenleving de juiste voorwaarden creëert. Armen moeten zichzelf bevrijden en de kracht daartoe kan alleen uit zichzelf komen………. Een paar maanden geleden vonden Celine en ik een  ontbrekend luik bij deze laatste definitie  Hulpverleners kunnen slechts de juiste voorwaarden scheppen, als ze zelf voldoende bevrijd zijn. Ook dit wil ik graag even toelichten met een ‘mooi’ voorbeeld uit mijn eigen loopbaan. Ik heb altijd sterk de drang gehad om de mensen die ik begeleidde voortdurend positief te bevestigen, met als gevolg dat die mensen zich op dat ogenblik even onoverwinnelijk waanden. Ik overwaardeerde mensen, schreef hen eigenschappen toe die ze niet hadden. Daardoor heb ik als begeleider mensen onbewust nog dieper in de put geduwd en hen met extra schuldgevoelens opgezadeld. Dat was flagrant verkeerd. Iemand die niet met zichzelf in het reine is, moet zijn handen van armoedebestrijding afhouden. Zonder het te beseffen, drijf je kwetsbare mensen nog dieper in de problemen. Kijk maar naar mij. Ik heb er ruim vijftig jaar over gedaan om af te rekenen met de spoken uit mijn verleden en samen met de ervaringsdeskundigen en andere opgeleide deskundigen tot de meest zuivere definitie van armoede te komen.”

     

     

    Vijf diepe kloven

     

    Lut Goossens : “De enorme kloof tussen arm en niet-arm bestaat eigenlijk uit vijf kloven ……...

     

    De gevoelskloof is het meest fundamenteel. Armen voelen zich letterlijk niemand. Ze voelen zich net goed genoeg om een vod vast te nemen. De meeste armen hebben een fundamenteel gebrek aan eigenwaarde. Het gevoel van permanente uitsluiting wordt dagelijks gevoed en versterkt door de vele stuntelige en vooraf tot mislukken gedoemde pogingen om aansluiting te zoeken bij gaan armen zich richten op het enige dat ze kennen van de wereld van de niet armen namelijk de uiterlijk waarneembare kenmerken van zogenaamd ‘geslaagde’ middenklassers. Ze streven naar een mooie wagen, een gsm, …. Een prachtig trouwkleed en andere statussymbolen die ze associëren met de wereld van de niet-armen. Dit door onze uitsluitingmechanismen veroorzaakt versterkt streven om erbij te horen wordt dan bovenop door onze samenleving genadeloos afgestraft. De reacties van de welstellende goegemeente zijn heel voorspelbaar. ‘Als je zo’n dure wagen koopt, is het normaal dat je in de schulden zit’ en ‘Ze kunnen geen eten voor hun kinderen kopen, maar ze hebben wel een gsm’. De drang naar luxemiddelen spruit voort uit de verplichting die de samenleving aan iedereen oplegt. Door uitsluitingsmechanismen wordt de behoefte van armen om erbij te horen nog feller aangewakkerd. Zelfs nadat een aantal uiterlijke barrières zijn weggewerkt, worden armen nog extra beschuldigd en dus verder van de samenleving weggeduwd. Onze luxemaatschappij heeft armen geïnstalleerd met het permanente gevoel dat ze er niet bijhoren. Die gevoelskloof is ontzettend zwaar. Voorts ontnemen innerlijke pijn en schuldgevoelens aan armen de noodzakelijke ruimte om te leren.omdat deze pijn als het ware op hun lijf plakt Niet toevallig komen veel arme kinderen bijna automatisch in het bijzonder onderwijs terecht. Een kind dat voortdurend het gevoel heeft niemand te zijn, kan zijn geest onmogelijk vrijmaken om te studeren. Zo’n kind heeft maar één doel in het leven : iemand zijn, iets betekenen.

     

    Vervolgens gaapt er een immens grote kenniskloof tussen beide werelden. Armen kennen bijna niets van de wereld van de niet-armen. Meestal zijn ze zich daarvan niet eens bewust. Ze weten niet dat ze informatie missen waardoor ze geen vragen kunnen stellen. Als ze met een bepaald probleem zitten, zoeken ze ……..hulp in hun eigen netwerken van familieleden, ……… vrienden die vaak met dezelfde problemen worstelen. Daardoor kunnen ze hun kennis om op een adequate manier met problemen om te gaan niet vermeerderen. Ze zien alleen de fraaie buitenkant van de niet-arme middenklasse. Hun kennis blijft beperkt tot een mooie auto, een schitterende trouwjurk of een gsm-toestel. De basiskennis die ieder mens nodig heeft om probleemloos zijn weg te vinden in het gecompliceerde leven, blijft voor armen onbreikbaar. Levenskennis is immers niet uiterlijk waarneembaar.

     

    Bijzonder hardnekkig is de vaardigheidskloof. Mensen in de armoede hebben geleerd volgens een patroon zonder vaardigheden te leven. Hun leven is opgebouwd volgens een overlevingsstrategie, zonder de vaardigheden die noodzakelijk zijn om zich in de samenleving te kunnen handhaven. Ze zijn niet op de hoogte van de meest vruchtbare opvoedingstechnieken, ze kunnen moeilijk met geld omgaan en een huishouden runnen. Ook de minimale basis om met papieren en administratie om te gaan is hen totaal vreemd. De  oorzaak van het gebrek aan fundamentele vaardigheden ligt in hun eigen kindertijd. Een kind leert vaardigheden vanuit het gegeven dat het door zijn ouders graag wil worden gezien. Als ik mijn kleinzoon vraag om zijn speelgoed op te ruimen, doet hij dat om mij een plezier te doen, maar vooral omdat hij intussen weet dat hij dan liefde en vriendschap terugkrijgt. Wanneer de wortels doorgeknipt worden, stuikt de geleidelijke opbouw van levensnoodzakelijke vaardigheden als een kaartenhuisje ineen. Voor mama ruimt een kind zijn speelgoed op omdat mama hem daarna met liefde beloont. Voor een opvoeder ruimt een kind op omdat het moet. De existentiële nood die de drijfveer is om vaardigheden te leren, wordt bij instellingskinderen genadeloos weggehakt. Daar bovenop komt nog dat ouders met een problematisch verleden kunnen hun kinderen niet aanleren wat ze zelf nooit hebben geleerd. Heel veel evidente vaardigheden die bij middenklassers als het ware met de moedermelk worden meegegeven, ontbreken bij armen.

     

    Verder is er de positieve krachtenkloof. Armen hebben veel meer positieve krachten dan doorsnee middenklassers. Ze hebben doorgaans een grenzeloos solidariteitsgevoel. Veel meer dan de gemiddelde burger hebben armen de moed en de instinctieve drang om mensen te helpen. Bijna dagelijks ben ik getuige van staaltjes van verregaande solidariteit. Ik ken een arm gezin met vier kleine kinderen. Op een dag wordt het huis van de zus van de vader onbewoonbaar verklaard. De vrouw komt met haar man en haar vier kinderen op straat te staan. Zonder enige reserves kan het hele gezin bij hun kroostrijke familie terecht. Maandenlang hebben vier volwassenen en acht kinderen in een klein huisje samengeleefd. Ik twijfel eraan of ik dat voor mijn familie zou kunnen opbrengen. Ik vrees dat ik na twee weken zelf zou gaan lopen! Armen hebben een draagkracht om in onmogelijke omstandigheden te overleven. Voor een middenklasser moet alles efficiënt, gestructureerd en ordelijk zijn. Wij leven met een voortdurende controleangst, terwijl armen kunnen overleven in een complete chaos.

    In schril contrast met modale middenklassers gaan mensen in de armoede de rechtstreekse confrontatie niet uit de weg. Wij leven doorgaans in organisaties met een verdoezelde collegialiteit. Wij wikken onze woorden en zoeken voortdurend naar eufemismen waardoor het leven nodeloos ingewikkeld wordt. Armen zijn doorgaans verrassend rechtuit. Ze hebben geleerd dat de verdoezeling of overbetutteling van hun situatie hen geen stap verder helpt.

    Armen hebben ook een sterk gevoel voor humor. De intensiteit waarmee armen –ondanks hun eigen ellende- blijven lachen en plezier maken is onvoorstelbaar. Ook daarin is er een hemelsbreed verschil met de gemiddelde ernstige, overwerkte en verzuurde middenklasser die zich over de minste prul opwindt.

    Mensen in de armoede zijn radars van gevoelens. Instinctief voelen ze perfect aan of ze iemand al dan niet kunnen vertrouwen.

    Tenslotte zijn er in verhouding beduidend meer kunstenaars onder de armen. Ik kan je prachtige werken laten zien die de cursisten van de opleiding ervaringsdeskundigen in armoede en sociale uitsluiting  tijdens de lessen expressieve vaardigheden zijn gemaakt. Ik heb een massa schitterende, aangrijpende gedichten van woordkunstenaars die alleen maar hun bijzonder lager onderwijs ‘met vrucht’ hebben afgewerkt!

     

    De structurele kloof overspant alles en is het meest gekende, onderzochte en beschreven luik van de armoede …………... Armen worden systematisch uitgesloten van alle maatschappelijke levensdomeinen : goede huisvesting, degelijk onderwijs, gezondheidszorg, tewerkstelling en cultuur. Mensen in de armoede leven bijvoorbeeld gemiddeld acht jaar minder dan niet-armen. Dat zegt volgens mij al genoeg. Ook is het frappant dat armen verhoudingsgewijs veel vaker met hulpverleners en gerechtsinstanties in contact komen. Arme mensen zijn zeker niet crimineler, maar ze worden meer gevat of geviseerd door het gerechtsmechanisme. Dit alles overstijgt het geheel, terwijl de buitenwereld zich blind staart op geldgebrek, wat slechts één facet van de armoede is.”

     

     

    Twee maten en twee gewichten

     

    Lut Goossens : “Armen moeten voortdurend opboksen tegen een bijzonder uitgebreid amalgaam aan vooroordelen, die elk aspect van elk levensdomein bestrijken. Stevig verankerde vooroordelen die bij de brede massa hardnekkig overeind blijven. Armen zijn vuileriken, want ze doen hun huishouden niet naar behoren. Het zijn ongezonde mensen, want ze roken zich te pletter en zuipen van ’s morgens tot ’s avonds. Bovendien wassen ze zich amper en lopen ze er steevast onverzorgd bij. Ze komen nooit op tijd en overtreden moedwillig elke omgangsregel. Ze zijn te lui om werk te zoeken, koppig en onbemiddelbaar. Als de deurwaarder hun inboedel komt weghalen, is dat hun eigen schuld; ze hadden maar keurig op tijd moeten betalen. Ten slotte hebben ze geen greintje zelfrespect.

    De gemiddelde houding van de beter begoede burgerklasse tegenover armen is tegelijkertijd eenzijdig en ontzettend dubbel. Ik ken een jonge vrouw in de armoede. Elke ochtend begeleidt ze haar vier kinderen naar school. Ondanks de diepe ellende waarin ze leeft, heeft ze een trotse en zelfverzekerde houding. Omdat ze arm is, wordt ze door gemene roddeltongen aan de schoolpoort als ‘een arrogant stuk’ omschreven. Een niet-arme vrouw met dezelfde manier van lopen zou men bewonderend nakijken. Er wordt voortdurend gewogen met twee maten en twee gewichten.

    De voorbije tien jaar is er gelukkig vooruitgang geboekt. Grote sensibiliseringscampagnes hebben voor een aantal mensen in de samenleving duidelijk gemaakt dat de klassieke vooroordelen niet met de werkelijkheid stroken.”

     



    [1] Bron : Veerle Beel in De Standaard van 30 januari 2003



    10-05-2009, 19:13 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.André Louf - Nederige liefde

    Nederige liefde

    (Uit ‘Inspelen op genade. Over God-zoeken. van André Louf (Lannoo, 1983))

    Niets drukt een mens zozeer uit als zijn capaciteit tot liefhebben. Maar het is even duidelijk dat die capaciteit niet onmiddellijk voorhanden is. Slechts na een jarenlang – misschien levenslang – rijpingsproces komt men ertoe, de mogelijkheid tot liefhebben die in zich opgesloten is, geleidelijk aan te ontplooien. Geestelijke ontwikkeling en ervaring spelen hierbij een voorname rol. Uiteindelijk heeft liefde met God te maken – want God is liefde – en kunnen we alleen liefhebben in de mate dat wij Gods Liefde en genade mochten ervaren.

    We zijn er reeds vaak op teruggekomen, hoe de aansluiting bij genade ons gegeven wordt in de bekoring en in de bekering. Daar ontmoeten wij Gods overweldigende barmhartigheid. In de mate dat elke liefde ook de vrucht moet zijn van de H. Geest[1] in ons, zal deze ervaring van onmacht en van barmhartigheid, in het moment van bekering, ook een weerslag hebben op onze capaciteit met anderen uit liefde in contact te treden. Zodoende wordt immers in ons een liefde losgeslagen, die veel verder draagt dan wat onze liefde natuurlijk zou aankunnen. Liefde gaat dan lijken op de liefde van de Vader die in de hemel is, en waarvan Jezus zelf getuigt dat Hij de zon laat opgaan over goeden en kwaden (Mt 5,45). Liefde zal dan zelfs zo ver dragen, dat Jezus ervan verlangt dat zij zich zou uitstrekken, niet alleen tot hen die ons liefhebben – want dat doen de heidenen ook – maar zelfs tot hen die ons haten, tot onze vijanden (Mt 5,44). Het is een zware opdracht, die onmogelijk wordt zodra we alleen op persoonlijke edelmoedigheid aangewezen zijn. Slechts een langdurig omgaan met genade, of liever haar omgaan met ons, geduldig en mild, terzelfder tijd zo zacht en zo sterk, leert ons steeds weer hoe beter lief te hebben.

    Vandaag de dag spelen ook hier weer elementen mee, die het moeilijk maken over liefde te spreken als geestelijke ervaring. Er is eerst het feit dat velen tot voor kort geen weg wisten met gevoelsliefde. Hierover is ondertussen veel gezegd en geschreven geweest, maar het is niet zeker dat de situatie in feite zo vlug evolueert als de vloed van woorden en geschriften zou laten vermoeden. Luidruchtige, goed bedoelde proclamaties volstaan gewoonlijk niet om iemand een warm hart bij te brengen. De aandrang waarmee over iets gesproken wordt, verraadt gewoonlijk het onbehagen waarmee we nog steeds behept zijn.

    Het is niet mijn bedoeling hier verder over deze moeilijkheden uit te weiden. Ik zou echter iets willen zeggen over een dubbele misvorming van de liefde, die we vandaag vrij vaak ontmoeten, en waarvan de oorsprong misschien opklimt tot de manier waarop vroegere generaties tegen gevoelsliefde aankeken. Een eerste misvorming ligt in het feit dat liefde vaak onbewust omgebogen wordt tot actieve dienstbaarheid. Om lief te hebben is het dan niet van belang iets te voelen, maar iets te gaan doen. De tweede misvorming heeft tot gevolg, dat de sociale aspecten van de liefde ten koste van de persoonlijke aspecten eenzijdig benadrukt worden. Men wordt gevraagd te houden van een volk, een klasse, van een goede zaak, eerder dan van de enkeling die men onverwacht ontmoet. Wat heeft zulke dubbele verschuiving te maken met liefde?

    Ik wil natuurlijk niet beweren dat liefde ons niet zal brengen tot het handen uit de mouwen steken, om de ander te helpen die er werkelijk behoefte aan heeft. Maar alleen dit: dat bij echte liefde, op het eerste moment, het belangrijk is dat ik mezelf behoeftig voel. Mijn eigen behoefte aan liefde speelt een even grote rol als de materiële of zelfs geestelijke nood van de ander. Dit lijkt op het eerste gezicht egoïstisch, maar toch is het niet zo. Als ik te vlug overschakel naar het in dienst staan van de ander en het iets opbrengen voor hem, dan sla ik een belangrijke etappe van de vriendschap over. Misschien zelfs een essentiële etappe. Het is niet uitgesloten dat ik dit onbewust bijzonder graag doe, omdat het eigenlijk veel gemakkelijker is iets te doen voor de ander, dan de ander op mij te laten afkomen als iemand aan wie ik zelf behoefte heb.

    En toch is dit essentieel in de liefde: dat ikzelf eerst van binnen gekwetst ben door de ander. Ik moet hem de tijd laten een wonde in mij te slaan. Een nood zal in mij naar boven komen, die alleen door de beminde kan gelenigd worden. Liefhebben is tegen iemand zeggen: jij bent mijn vreugde; zonder jou kan ik niet meer leven; ik heb behoefte aan jou. Liefde roept een nood wakker, maakt behoeftig en arm, en zelfs afhankelijk van de ander. Liefde slaat ons open voor de ander, leert ons luisteren, maakt ons ontvankelijk. In deze zin gaat liefde nooit zonder echte nederigheid. Liefde is het vooral die ons nederig maakt tegenover hem naar wie ik zo hevig verlang. Misschien is dit voor de meesten het moeilijkste in de vriendschap. Niet zozeer de gevoelsliefde waarvoor de een of de ander nog op de vlucht zou slaan. Maar het feit dat liefde er ons toe brengt te herkennen dat we nood hebben aan een ander, dat hij alleen ons iets geven kan, in de mate dat wij ons aan hem gewonnen geven. Het is te begrijpen dat velen zich onbewust verzetten tegen iets dat als zwakheid of lafheid kan doorgaan, en dat zij alles in het werk zullen stellen om deze beproeving uit de weg te gaan.

    Edelmoedige, actieve dienstbaarheid is hier de meest voor de hand liggende weg, die daarbij nog onze eigenliefde strelen zal. Een zogezegd onbaatzuchtige liefde kan een manier zijn om de liefde, en vooral de echte nederigheid in de liefde te ontwijken. Het is vrij gemakkelijk een held te zijn in de naastenliefde. Toch wel een curieuze uitdrukking, die gemakkelijk ingang vond. Niettemin heeft uitwendige heldhaftigheid weinig te maken met echte liefde, die eerder op kwetsbaarheid en zwakheid uit is. We spreken dan ook niet over helden van de vriendschap, noch over een heldhaftig huwelijksleven. Liefde heeft geen heldhaftigheid nodig. Het zou wel een verpletterende liefde kunnen zijn. Liefde is liefde, en heeft aan zichzelf genoeg. Zoals wij aan echte liefde genoeg hebben om het beste van onszelf te zijn.

    Een andere manier om het geconfronteerd worden met onze zwakheid bij liefde uit de weg te gaan is: deze alleen op groepen te oriënteren. Men zet zich actief in voor de medebroeders (in het meervoud), voor de parochie, voor de Kerk, voor het vaderland, voor onderontwikkelde landen. Als bij verstrooidheid wordt hier de concrete mens over het hoofd gezien. Het is gemakkelijker in het meervoud lief te hebben, met abstracte en geïdealiseerde liefde die ons en niemand kwaad doet, maar die ook aan niemand in concreto goed zal doen. Men kan dan druk bezig zijn voor een verre naaste in den vreemde, en met alle collega’s overhoop liggen. Dit is weer een manier om ons vrij te stellen van echte liefde, die altijd in het enkelvoud is. Je houdt niet van een groep, maar eerst en vooral van een mens, van iemand die je kwetsen kan, bij wie je je gezicht kunt verliezen, en aan wie je ook de eer kunt geven de enige te zijn om op een bepaald moment in je nood te voorzien.

    Het kunnen gekwetst worden door liefde, deze zwakheid die in elke liefdesband naar boven komt, leren we slechts van God en van zijn genade. Hij heeft ons zelf het paradigma van de liefde in zijn heilshandelen achtergelaten, en we weten uit ervaring hoe Hij elke dag met ons bezig is. Heeft Hij niet zozeer de wereld liefgehad, dat Hij zijn enige
    Zoon voor haar uitgeleverd heeft? (Joh 3,
    16). En de Zoon, zei Hij zelf niet dat Hij de negenennegentig andere schapen in de woestijn zou achterlaten om als de Goede Herder het verloren schaap te gaan opzoeken en het vol vreugde op zijn schouders naar de stal terug te brengen? (Lc 15,4). En is Hij zelf niet de Vader die elke dag op uitkijk staat naar de verloren zoon, om onmiddellijk naar hem toe te lopen en hem als eerste tegen de borst te drukken zodra Hij hem in de verte ziet opdagen? (Lc 15,20). En toen Hij, de avond voor zijn Lijden, een teken wilde stellen van de Liefde tot het uiterste, was Hij het ook niet die zijn bovenkleed uittrok en als een dienaar tussen zijn leerlingen ging knielen om hen, Judas inbegrepen, de voeten te wassen? (Joh 13,5). Zozeer was God kwetsbaar voor de mens, zozeer had Hij behoefte aan hem, en zo groot was de prijs die Hij ervoor wilde betalen, dat er uiteindelijk geen groter vreugde kan zijn in de hemel dan de vreugde die alleen de zondaar in God mag stichten wanneer hij zich tot zijn Vader bekeert (Lc 15,7). Gods liefde is nooit verpletterend. Integendeel. Zij is klein en menselijk, mild, nederig en dankbaar.

    Nederige liefde, humilis caritas, misschien is het de evangelische deugd bij uitstek, veel zeldzamer dan het drukke gebruik van het woord liefde in de hedendaagse literatuur zou doen vermoeden. Liefde naar het beeld van God: milde, geduldige, zachte liefde tegenover iedereen, tegenover de naaste en de verwijderde, tegenover vriend en vijand, tegenover de eerste de beste. Een cisterciënzerabt uit de 12de eeuw, de zalige Guerricus van Igny, heeft het op zijn eigen manier uitgedrukt: “Proptium est amicitiae, humiliari por amicis; het is vriendschap eigen, zich klein te maken tegenover zijn vrienden”.

    Zulke mensen zijn een grote genade voor de Kerk en voor de wereld. Meestal zijn ze gemakkelijk te herkennen. Want echte liefde trekt aan en werft de anderen, zonder het te weten. Soms ook leven ze afgezonderd en verborgen, maar één woord van hen, op de drempel van hun kluis uitgesproken, kan volstaan om je als Paulus uit het zadel te lichten, en iets te laten smaken van Gods genade. Het is met een persoonlijke herinnering aan een bedevaart naar enkele kluizenaars van de Athos dat ik dit hoofdstuk over de vruchten van de Geest zou willen afsluiten. Er is ook weinig over te zeggen. Ik moet alleen bekennen dat ik ze me totaal anders had voorgesteld: misschien als verwilderde en harde mensen, helden van ascese en afzondering, en tot weinig menselijk contact in staat. De werkelijkheid was precies andersom. Zelden mocht ik zulke liefde ervaren, zachte en nederige liefde, waardoor ik me meteen in hun gebed voelde opgenomen, en willens nillens meegesleept tot bij God. Zelden ook voelde ik mij dichter bij de mensen, ergens in het diepe hart van de wereld, dat nooit ophoudt voor God te kloppen. Zo weinigen helaas hebben er enig vermoeden van.



    [1] De uitdrukking vruchten van de Geest danken we aan Paulus. Hij beijverde zich om de eerste christenen duidelijk te maken dat zij niet meer vanuit de Wet moesten leven, maar wel vanuit de Geest, die ze juist ontvangen hadden. Hij voelde dan ook de behoefte enkele tekenen aan te wijzen waaruit duidelijk zou blijken of iemand al dan niet onder leiding stond van de Heilige Geest. Hij noemt ze vruchten van de Geest. Zij moeten afleesbaar zijn bij ieder die leeft vanuit de inwendige vrijheid die de Geest schenkt. In Gal 5, 22-23 somt hij er een lijst van op: “ De vrucht van de Geest is liefde, blijdschap, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtheid en ingetogenheid”.



    10-05-2009, 19:01 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Julian van Norwich, Alles komt goed. Visioenen, hoofdztuk 32

    De Heer zegt: ‘Alles, maar ook alles wat het ook mag zijn, zal goed komen.’ En op een andere plaats zegt Hij: ‘Je zal het zelf kunnen zien, dat alles, wat het ook mag zijn, zal goed komen.’

    Deze twee uitspraken werden door mijn ziel in verschillende zin geïnterpreteerd. Voor mij betekent het eerste het volgende: Hij wil dat we weten dat Hij zich  niet alleen om wat edel en groot is bekommert, maar ook om het kleine en het geringe, het nederige en het eenvoudige.

    Dit bedoelt Hij met ‘Alles maar ook alles wat het ook mag zijn, zal goed komen.’ Hij wil dat we beseffen dat zelfs het minste onder de dingen niet vergeten zal worden.

    De tweede interpretatie is dan deze. Voor zover wij kunnen zien, gebeuren er zoveel slechte dingen en is de aangerichte schade zo enorm, dat het ons onmogelijk lijkt dat alles nog ooit goed zal aflopen. Hierop blijven wij ons, onder gejammer en geweeklaag, blindstaren. Maar ondertussen kunnen we niet uitrusten in het zalige aanschuwen v an God, zoals we zouden moeten doen. Dit komt door de beperktheid en de kortzichtigheid van ons verstand dat we de verheven en wonderbare wijsheid, de macht en de grootheid van de heilige Drievuldigheid niet kunnen kennen.

    En dit bedoelt Hij met: ‘Je zal het zelf kunnen zien, dat alles, wat het ook mag zijn, zal goedkomen’, als zei Hij: ‘Neem nu maar in geloof en vertrouwen aan wat je uiteindelijk in volheid van vreugde zal mogen zien.’

    Alles komt goed. Julian van Norwich, Visioenen, hoofdztuk 32



    10-05-2009, 17:14 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Fernando Pesoa - Er zijn ziekten erger dan ziekten

    Er zijn ziekten erger dan ziekten,

    Er zijn pijnen die geen pijn doen, zelfs niet in de ziel,

    Maar pijnlijker dan alle andere.

    Er zijn gedroomde angsten, werk’lijker

    Dan die welke het leven met zich mee brengt, er zijn gevoelens

    Die men voelt alleen door ze te denken

    En die meer de onze zijn dan ’t leven zelf.

    Er zijn zo vele dingen die, zonder bestaan,

    Bestaan, die tergend traag bestaan

    En tergend traag de onze zijn, de onze en onszelf…

    Boven het troebel groen van de brede rivier

    De witte circumflexen van de meeuwen…

    Boven de ziel de nutteloze wiekslag

    Van wat niet was, ook niet kon zijn, en alles is.

     

    Geef mij nog wat wijn, want het leven is niets.

     

    (19.11.1935)

    Fernando Pessoa Gedichten vertaling August Willemsen.



    10-05-2009, 17:00 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Handelingen 9,1-30 De Damascus-ervaring van Paulus

    Saulus ging nog altijd fel te keer en bedreigde de leerlingen van de Heer met de dood. Hij wendde zich tot de hogepriester en vroeg hem brieven voor de synagogen in Damascus, zodat hij aanhangers van de weg die hij daar zou vinden, mannen zowel als vrouwen, gevangen kon nemen en naar Jeruzalem overbrengen.  Hij was op weg en naderde Damascus al, toen hem plotseling een hemels licht omstraalde.  Hij viel op de grond en hoorde een stem tegen hem zeggen: ‘Saul, Saul, waarom vervolg je Mij?’ Hij zei: ‘Wie bent U dan, Heer?’ Deze antwoordde: ‘Ik ben Jezus die jij vervolgt.  Kom, sta op en ga de stad binnen. Daar zal je gezegd worden wat je doen moet.’ Zijn reisgenoten stonden sprakeloos; ze hoorden de stem wel, maar zagen niemand.  Saulus stond op van de grond, maar hoewel hij zijn ogen open had kon hij niets zien. Ze namen hem dus bij de hand en brachten hem zo Damascus binnen. En het duurde drie dagen dat hij niet kon zien en niet at of dronk.  Nu was er in Damascus een leerling die Ananias heette. De Heer zei in een visioen tegen hem: ‘Ananias!’ en hij antwoordde: ‘Hier ben ik, Heer.’  Daarop zei de Heer tegen hem: ‘Sta op en ga naar de Rechte Straat en vraag in het huis van Judas naar iemand uit Tarsus die Saulus heet. Hij is nu juist in gebed  en heeft in een visioen gezien hoe iemand met de naam Ananias binnenkomt en hem de handen oplegt, zodat hij weer kan zien.’  Hierop zei Ananias: ‘Heer, ik heb al van veel kanten gehoord hoeveel kwaad deze man uw heiligen in Jeruzalem heeft aangedaan.  Ook hier beschikt hij over een machtiging van de hogepriesters om ieder die uw naam aanroept gevangen te nemen.’  Maar de Heer zei tegen hem: ‘Ga, want deze man is het instrument dat Ik gekozen heb om mijn naam hoog te houden onder de volken en hun koningen en onder de Israëlieten.  Ik zal hem namelijk laten zien hoeveel hij moet lijden omwille van mijn naam.’ Ananias vertrok, ging het huis binnen en legde hem de handen op. ‘Saul, broeder,’ zei hij, ‘de Heer heeft mij gestuurd – Jezus, die je onderweg hierheen is verschenen – opdat je weer kunt zien en vervuld wordt van heilige Geest.’ Meteen vielen hem als het ware de schellen van de ogen. Hij kon weer zien, stond op en liet zich dopen. Hij at iets om weer op krachten te komen. Hij was enkele dagen bij de leerlingen in Damascus en meteen al verkondigde hij in de synagogen dat Jezus de Zoon van God is.  Alle toehoorders stonden versteld en zeiden: ‘Maar dit is toch de man die in Jeruzalem iedereen naar het leven stond die deze naam aanroept! Ook hier was hij met dat doel gekomen, om hen gevangen te nemen en naar de hogepriesters te brengen.’  Saulus’ optreden werd steeds sterker; hij bracht de Joden die in Damascus woonden in verlegenheid door hun te bewijzen dat Jezus de Messias is. Na verloop van verscheidene dagen beraamden de Joden een plan om hem ter dood te brengen.  Saulus kwam hun opzet te weten. Ze controleerden ook de stadspoorten dag en nacht, om hem ter dood te kunnen brengen.  Maar op een nacht namen zijn leerlingen hem mee en lieten hem via de stadsmuur in een mand naar beneden zakken. In Jeruzalem aangekomen zocht hij aansluiting bij de leerlingen, maar ze waren allemaal bang voor hem, omdat ze niet geloofden dat hij een leerling was.  Maar Barnabas nam hem mee naar de apostelen en vertelde hun hoe hij onderweg de Heer had gezien en dat die tot hem gesproken had, en hoe hij in Damascus vrijmoedig was opgetreden in de naam van Jezus.  Daarna ging hij in Jeruzalem dagelijks met hen om. Hij trad vrijmoedig op in de naam van de Heer,  en sprak en disputeerde  met de hellenisten; maar die probeerden hem ter dood te brengen.  Toen de broeders dit te weten kwamen, brachten ze hem naar Caesarea en stuurden hem vandaar naar Tarsus.



    10-05-2009, 13:06 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De tien woorden - je zult ...
    Je zult ...
    Eens komt de dag dat je ... en deze dag wordt bespoedigd - wordt werkelijkheid als je (daar) nu (aan) begint ...
    Belofte en opdracht
    Zien dat alles goed TOV is en zeer goed

    10-05-2009, 02:14 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De tien woorden 10

    Woord tien

    Je zult je zinnen niet zetten op het huis van je naaste;

    je zult je zinnen niet zetten op de vrouw van je naaste,

    niet op zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund of zijn ezel,

    op niets wat hem toebehoort.

    Exodus 20,17



    10-05-2009, 01:49 geschreven door Nao  
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De tien woorden 9

    Woord negen

    Je zult geen valse getuige zijn

    in een proces tegen uw naaste.

    Exodus 20,16



    10-05-2009, 01:48 geschreven door Nao  
    Foto
    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.

    Archief per week
  • 19/09-25/09 2011
  • 29/08-04/09 2011
  • 21/06-27/06 2010
  • 26/04-02/05 2010
  • 21/12-27/12 2009
  • 14/12-20/12 2009
  • 07/12-13/12 2009
  • 30/11-06/12 2009
  • 09/11-15/11 2009
  • 02/11-08/11 2009
  • 26/10-01/11 2009
  • 19/10-25/10 2009
  • 12/10-18/10 2009
  • 05/10-11/10 2009
  • 28/09-04/10 2009
  • 21/09-27/09 2009
  • 14/09-20/09 2009
  • 07/09-13/09 2009
  • 31/08-06/09 2009
  • 10/08-16/08 2009
  • 03/08-09/08 2009
  • 27/07-02/08 2009
  • 20/07-26/07 2009
  • 29/06-05/07 2009
  • 22/06-28/06 2009
  • 15/06-21/06 2009
  • 08/06-14/06 2009
  • 25/05-31/05 2009
  • 11/05-17/05 2009
  • 04/05-10/05 2009
  • 27/04-03/05 2009
  • 20/04-26/04 2009
    Gastenboek
  • Hallo

    Respect

    Foto
    Foto
    Foto
    Foto

    Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs