Zaterdag 27 juli 2013 Sukamade - op zoek naar zeeschildpadden
Zaterdag
27 juli 2013 Sukamade - op zoek naar zeeschildpadden
Vandaag rijden
we naar het Meru Betiri Park dat 58.000 hectare groot is en zo genoemd
naar de hoogste berg in het park, de Gunung Betiri (1223m). Dit park heeft één van de laatste uitgebreide
laagland-regenwouden van Java en ook mangrovebossen, moerassen en stranden. We
vertrekken om 8u aan het hotel met twee jeeps, drie personen per jeep en één
rugzak, de rest van onze bagage vertrekt met de bus. De zes anderen, die deze
excursie niet mee doen, gaan snorkelen terwijl wij op schildpaddenjacht gaan! Het
eerste deel van de rit gaat over geasfalteerde baantjes waarop onze chauffeur
rijdt alsof de duivel hem op de hielen zit. We rijden door een 33 km2, rubber-,
koffie- en cacoa- en palmbomenplantage, die eigendom is van de staat, naar
Sukamade . Wij stoppen bij een fabriekje waar ze palmsuiker maken door het in
de palmbomen opgevangen sap te koken in ijzeren schalen boven ovens boven een
houtvuur. Uiteindelijk worden cilindervormige stukken bruine verkregen. De
fabriek wordt door een aantal families, waarvan de kinderen ook vrolijk rond de
houtvuren spelen zonder enig gevaar te zien, draaiend gehouden. Per familie
krijgen ze 45 à 50 bomen toegewezen en zo verdienen man en vrouw samen +/- 45
per dag waarvan ze 10% aan de staat moeten betalen. Hiervan moeten ze zelf ook
hun hout aankopen, maar al bij al krijgen ze een redelijk loon voor hun harde
labeur. Wij rijden verder en stoppen om half twaalf aan in de buurt van een
klein vissersdorp aan de baai van Rajekwesi, waar we na een stuk over het
strand gelopen te hebben een picknick-lunch krijgen, met de bekende koude nasi,
kippenpoot en gekookt ei. Bah! Er is niet eens een deftige plek om gewoon fatsoenlijk te zitten, buiten
de banken van een drankkraampje... en niemand durft hier zelfs van de sanitaire
voorzieningen gebruik te maken. Pa en ma zitten met een stok de kippen bij ons
weg te jagen en het lijkt wel of we bovenop een afvalberg aan t eten zijn. Wij
hadden liever onze lunch box op onze schoot genomen en op het strand gaan
zitten!!
Om 13u rijden wij verder op een heeeel
slechte, stijgende weg in de jungle. Wij worden in the middle of nowhere gedropt om twee uurtjes te voet over
dat pad te trekken en ondertussen van de natuur te genieten. Onderweg vliegt er
enkele keren een Toekan over ons heen een echt indrukwekkend geluid dat je van
ver hoort dichterbij komen. Hier en daar
hebben we een doorkijk naar de zee en uiteindelijk lukken wij er toch in om een
Toekan te fotograferen. De zwarte makaken met hun enorme staarten lachen ons
van ver uit en zwieren vrolijk van de ene boom naar de andere. Zij hebben er
echt plezier in. De jeeps wachten ons op bij een wachtpost en wij rijden nog
een kleine 10 km waarbij we drie maal een rivier moeten doorwaden met de jeep. Iedereen
haalt met droge voeten de overkant! Daar zijn het bijna onberijdbare wegen tot
in het dorpje waar we logeren. We zijn er al om drie uur en krijgen eerst een
rondleiding door een fabriek die door de Nederlanders in 1970 is opgericht. Op
een primitieve manier wordt hier de eerste en tweede kwaliteit latex gewassen
en tot platen verwerkt. De eerste kwaliteit is wit en wordt voor vooral voor
het maken van autobanden gebruikt, de tweede kwaliteit bevat veel
verontreinigingen door takjes en aarde e.d. en wordt vooral gebruikt voor zolen
van sandalen. Buiten was ook nog een onduidelijke activiteit met kokosnoten en
verder wordt er ook koffie en cacao verwerkt. De fabriek en het terrein maakten
een erg verwaarloosde indruk. Direct naast het terrein is de vroegere mess, nu
een zeer eenvoudig hotel. In het Nationaal park zijn slechts twee dorpjes,
die langzaam verdwijnen. De concessie van de onderneming wordt door de regering
niet verlengd omdat men wil dat het weer een volledig natuurpark wordt. Dit
heeft tot gevolg dat de onderneming jaarlijks kleiner wordt en er steeds meer
mensen wegtrekken. In het dorp is alleen elektriciteit van de onderneming en de
generator gaat om 22u uit en pas om 6u weer aan. De op de plantage Sukamade
gelegen Mess (Wisma) Perkebunan Sukamade is vrijwel de enige mogelijkheid tot
overnachting in de wijde omgeving en heeft zeer eenvoudige en nogal spartaans
ingerichte kamers met de traditionele Indonesische badkamer, met schepteiltje
koud water. De verlichting is al gemoderniseerd: na het wegvallen van de
generatorstroom gaan automatisch de LEDs op zonne-energie aan. Eén (kaal)
vertrek is ingericht als eetzaal. Wij blijven op de veranda voor onze kamers
wat drinken (dat kon je wel krijgen!), in afwachting van het eten en de
avondexcursie. Na het eten rijden wij
met de jeeps in een half uurtje naar Pantai Penyu strand. Daar krijgen we
in het gebouw van de rangers tekst en uitleg en we zien de 'kraamkamer' en
'opgroeibad' van de kleine schildpadjes. We krijgen er zelfs een paar in onze
handen. Die beestjes hebben hele sterke pootjes en ze spartelen om terug in hun
waterbakje te belanden. Het laatste stuk, een pad van enkele honderden meters
door het bos, moeten in het pikkedonker te voet worden afgelegd. Het is hier
aardedonker en muisstil..... maar als wij op het strand zelf komen zien wij een
prachtige sterrenhemel: geen sprake van lichtvervuiling.
Wij wachten geduldig en genieten terwijl de gids op zoek gaat naar verse sporen.
Hij vindt ze en geeft een signaal dat wij naar het nest mogen komen. Op dit
strand komen regelmatig zeeschildpadden hun eieren leggen en vooral tijdens het
graven van hun hol mogen de schildpadden niet gestoord worden en moeten alle
lampjes uit en moet het stil zijn! Pas als ze bezig zijn met eieren leggen kunnen
wij een kijkje nemen.
De leatherback turtles die hier
voorkomen kunnen wel 1,5 meter in doorsnee worden. De schildpadden die hier
eieren komen leggen variëren van 150 tot 350 kg en leggen gemiddeld 100 - 150
eieren. De dieren zijn zon 2 uur op het strand om het nest te graven, eieren
te leggen en het nest weer dicht te gooien. Na 55 56 dagen komen dan de
eieren uit. Omdat er veel stropers zijn, wordt het nest gemarkeerd en direct,
maar anders de volgende dag, worden de eieren uitgegraven en naar het
opvangcentrum gebracht in emmers om daar uit te komen. Hier laat men de jonge
diertjes enkele dagen aansterken (tot het schild hard begint te worden) Het
gevolg hiervan is dat 95 % de eerste 10 dagen overleeft terwijl dat percentage
normaal slechts op 10 % ligt. Het is een magisch moment om onze schildpad 151
eitjes te zien leggen en daarna haar eitjes te zien begraven en dan een vals
spoor aan te leggen om haar natuurlijke vijanden te misleiden. Zij lijkt totaal
uitgeput als zij na bijna 90 min labeur terug naar de zee trekt. Zij heeft
echter niet op de rangers gerekend die zelfs niet wachten tot zij in zee
verdwenen is om haar 152 eitjes opte graven en ten toon te spreiden voor ons
toeristen. Weinig respectvol mogen wij er zelfs eentje in ons hand houden, maar
wij troosten ons met de gedachte dat er door de menselijke tussenkomt in dit
natuurfenomeen toch meer zullen overleven.
Als de schildpad in zee is verdwenen, wordt het signaal gegeven om terug
te keren naar de jeeps en daarna naar onze slaapplaats. De rit in het donker
door de jungle is om nooit meer te vergeten. Als wij aan ons bed geraken, zijn
ze ons wel vergeten te zeggen dat wij maar 10 min meer elektriciteit krijgen
dus . Tasten en zoeken naar onze lampjes en dan vlug bed in zonder veel na te
denken over wat hier allemaal niet rond zou kunnen kruipen
Vandaag is het ontbijten om 8u
want om 9u vertrekken we met de bus naar Kalibaru om daar een plaatselijke
school te bezoeken. Joke, Ellen en Sake geven een korte voorstelling van de seizoenen
in Nederland. Verwonderlijk kennen de kinderen de sneeuwman maar geen schaatsen
en het verkleuren van de bladeren gebeurt in Indonesië ook. Sake is verwonderd
dat ze de tafel van drie zo vlot kennen. De lesstukjes worden in het Nederlands
gegeven en Obbo vertaalt. Hierna brengen we een bezoek aan de overdekte markt
in het dorp. Rond 13u vertrekken we voor een rondleiding op de boerderij rond
het moederhotel Margo Utomo. Ze zijn daar grotendeels zelfverzorgend door een
aantal koeien waarvan de melk tot zuivelproducten wordt verwerkt. Verder wordt
er ook vanille verbouwd, zwarte en witte peper, cacao, papajas en koffie. De gids beantwoord geduldig
alle vragen van iedereen. Hij laat ons veel vruchten zien en proeven. Na de
rondleiding vertrekken we naar ons hotel voor wat luieren bij het zwembad. Om 16u
worden we weer door een gids opgewacht voor een wandeling door de rijstvelden
in de buurt. We lopen op de bermen tussen de rijstvelden en soms moeten we ook
over irrigatie kanaaltjes springen. Machtig mooi met veel uitleg en
avontuurlijke glij- en springparcours. Door kleine dorpjes en uitgestrekte
rijstvelden komen we terug bij ons hotel. We hebben nog een half uurtje om ons
wat op te frissen en aan tafel te gaan. Hier worden we in twee groepen gebriefd
over het programma van morgen. Ellen, Maire, Jozef, Elly, Jean en ik worden
morgen door twee jeeps opgepikt om naar de zeeschildpadden te gaan kijken, het
andere deel van de groep vertrekt met de bus naar Ketapang en gaat op Bali
snorkelen onder begeleiding van Obbo.
Wat staat ons morgen te wachten??
Overnachting: Hotel
Margo UtomoII - Kalibaru (Java)
Als Jean om 3u30 wakker wordt, is
nog bewolkt en mistig dus draaien we ons nog maar eens om en om 5u30 is hij
terug wakker en nu schijnt de zon. We haasten ons uit bed om toch nog zoveel
mogelijk van de zonsopgang te zien. Aan de rand van vallei krijgen we een
prachtig uitzicht op de Bromo en de Batok, beide badend in het prachtige licht
van de opkomende zon. Schitterend!!
Rond 6u krijgen we gezelschap van
Els en blijven van het mooie uitzicht genieten terwijl we op de wandelaars en
jeep wachten om rond 7u te gaan ontbijten. De wandelaars komen er eerst aan,
doodop van de steile klim naar het hotel en als wij al aan het ontbijt zitten,
komen Jozef en Elly toe in een gesloten jeep met zitbanken!!! Wat een
teleurstelling voor ons; wij moeten die informatie gisteren avond gemist
hebben, maar ja, gedane zaken nemen geen keer anders hadden we met die jeep mee
gewild. Iets over 8 vertrekken we met busjes, een met de vrouwen en een met
mannen langs de oostzijde naar de afspraak met de bus. Het uitzicht is hier
weer adembenemend en variërend, maar als je ziet hoe die kleine busjes moeten
manouvreren op deze baantjes, begrijp je pas waarom de grotere bussen hier niet
mogen komen. We dalen in en uur van 2230 m naar 937 m. Op een parkeerplaats, staat
onze eigen bus met de bagage te wachten en de rugzakken worden vlug in de bus
gestopt, want iedereen haast zich naar een winkeltje om zijn voorraad water en
koekjes aan te vullen. Ik maak ondertussen een paar mooie fotos van het
dorpsplein en dan dalen we met de grote bus naar 90m en rijden door een
laagvlakte naar het oosten. Vlak voor de
plaats Jember lunchen we in een groot en mooi restaurant. De meesten van de
groep gaan op hun poep zitten bij lage tafels maar mijn knieën raden mij aan om
voor een stoel te kiezen. Het restaurant is boven vijvers gebouwd en we maken foto's van de goudvissen, een
lekkernij in Indonesië. Wij eten een kippensoepje!! Wij rijden daarna via een
bergpas van 700 m naar Kalibaru dat
op 385 m hoogte ligt. Ons hotel Margo Utomo II blijkt enkele kilometers
buiten het plaatsje te liggen - een feit waar de hoteldirectie schaamteloos
gebruik van maakt met relatief hoge prijzen voor eten en drinken. De prijs
ligt tweemaal zo hoog als in vergelijkbare plaatsen maar het is hier wel heel
mooi. We komen om 16u aan en nemen (nadat het gestopt is met miezeren) een
plonsje in het zwembad dat lijkt over te lopen in een rivier. Mooi. Om19u eten we
in het open restaurant achter het centrale gebouw met lobby; Wij hebben hier
een mooi zicht op een prachtige tuin en het
zwembad.
De accommodatie, hotel Margo
Utomo II, heeft in de tuin
parallelle paden met steeds dubbele cottages. Elk huisje heeft een ruime kamer, badkamer met grote douche en
een eigen kleine veranda met tafeltje en twee stoeltjes. Er was hier helaas geen wifi op je kamer maar
wel in de lobby.
Overnachting: Hotel
Margo UtomoII - Kalibaru (Java)
Woensdag 24 juli 2013 Per jeep naar de Bromovulkaan
Woensdag 24 juli 2013
Per jeep naar de Bromovulkaan
We
vertrekken om 8u na een uitgebreid ontbijt en nemen afscheid van eigenares
Tante Enny. We kunnen er niet onderuit en moeten samen met hen op de foto, maar
eerst moet de kleine man naar voor of hoger dus gaat Jean(= kleine man) op het
tuinmuurtje staan. Onder wegstoppen we in een klein dorpje en krijgen we een
half uurtje om op de markt rond te lopen. Schitterende kleuren maar stinken . In ruim een uur rijden we dan naar een typisch
Oost-Javaans dorp in de Tenggervallei waar de reisorganisatie al jaren te gast
is - zo blijkt uit het gastenboek van de familie waar we op koffievisite gaan. We zitten in een klein kamertje en door
de ramen worden we door de kinderen van de school ernaast bespied. De komst van
een groep Nederlanders en Belgen brengt hier regelmatig de nodige afleiding.
Veel kinderen zijn zo brutaal dat ze zich bij de ingang van het huisje verdringen
om maar niets te missen. Wij brengen een bezoekje aan het achterin
gelegen toilet en weer valt het ons op hoe slordig ze hier leven. Geef ons
Belgische vrouwen een uurtje met de hulp van een sterke kerel om alle rotzooi
naar buiten te werpen en het zou al heel wat leefbaarder zijn en dan natuurlijk
Cif en een schuurspons . Onze bus maakte om 10u plaats voor stevige, open
jeeps. We nemen alleen spullen voor één nacht mee in de rugzak en de rest blijft
in de bus die we morgen eerst terug zien. Staande in de laadbak maken we een
avontuurlijke rit door het vulkaanlandschap tussen de Bromo en de Semeru naar
de zee van zwart lavazand. Het is achterop die jeeps een kwestie van je
stevig vasthouden en meeveren, een soort surfen, met de steile bochten en het
hobbelen door de grote gaten in de weg. We stoppen na 15 km, zo'n drie kwartier
rijden, op een hoogte van 2150 meter voor het dorpje Ngadar. Wij genieten wij van
het uitzicht over de steile akkertjes die zich op de vruchtbare lavagrond,
de uitlopers van de vulkaan uitstrekken. Nog een paar kilometer door de bossen
tot de kraterrand, op 2363 meter hoogte waar we op een parking picknicken.
Inmiddels is het lichtjes beginnen regenen en er vertrekt hier ook een weggetje
naar beneden, naar de savanne (grasvlakte) op de bodem van de caldera (de grote
oude krater van ca 8 km doorsnee), op 2110 meter hoog. Het is de bedoeling om
naar het hotel te stappen. Tijdens het dalen stopt het met stilletjes te regen
en beneden pikken de jeeps ons op omdat de weg verderop niet begaanbaar is door
de modder. We rijden nog een paar kilometer waarbij het gras plaats maakt voor
een eindeloze zee van zwart lavazand. Hier kunnen we kiezen of te voet verder
gaan of met de Jeep en bagage mee naar
de lodge. Ellen, Maire, Jean en ik rijden mee omdat we geen zin hebben om nog
meer dan een uur door de regen te lopen in de stinkende uitlaatgassen van de vele
bromfietsen die hier rondrijden omdat er juist een Hindou ceremonie doorgaat. Het
zou hier rustig moeten zijn, maar er is oorverdovend geraas en stank van
honderden brommertjes die hier als losgeslagen gekken rond razen. Nog een paar
jaar zo en er blijft van het natuurschoon niet veel meer over. We rijden door
de zandwoestijn langs de krater van de Bromo zelf (zonder top, met veel rook =
zwaveldamp). De oude vulkaan ernaast heet Mt Batok. De Bromo is de bekendste
vulkaan op Java. De berg is met 2392 m zeker niet de hoogste berg van de regio,
maar de ligging is wel zeer bijzonder. De vulkaan ligt samen met twee andere
vulkanen in een zandzee van 8 bij 10 km. De Bromo maakt deel uit van het
Tenggermassief en is gelegen in het Bromo Tengger Semeru Park Nationaal - Oost-Java. Dat een vulkaan onvoorspelbaar
blijft, bleek in de zomer van 2004, toen de Bromo plotseling uitbarstte. Er
zijn 2 doden gevallen (toeristen) en 2 mensen zijn gewond geraakt.
Het
hotel Lava Vieuw Lodge ligt direct aan de kraterrand op 2350 m en het is
hier koud en bewolkt met af en toe een beetje regen, het voelt als 'waterkou'.
Een paar honderd meter verderop is een klein dorpje, maar daar is niets te
beleven. Helaas is er hier ook geen wifi, dus het is erg lastig de lange tijd
te doden. Gelukkig blijft de rest van de
groep niet te lang weg en na het diner met life-muziek waarbij heel wat oude
hits aan de beurt komen, wordt nog overleg gepleegd: wat gaan we morgen doen?
Om 4u te voet vertrekken naar de Bromo of met de jeep naar een uitzichtpunt en
dan naar de Bromo; in beide gevallen heb je de zonsopgang van op de Bromo. Jean
en ik hebben geen zin om zo vroeg al een wandeling van 3u te maken nog
gedeeltelijk in het donker, inclusief de steile beklimming van de Bromo of om
in een open jeep staande door elkaar geschud te worden.
We besluiten
de zonsopgang vanuit de lodge te bekijken en kruipen vlug onder de wol. De
kamer is geen optie om lang in te verblijven: een donkere, eenvoudige, kille
accommodatie met een zeer eenvoudige badkamer - wel ruim maar niet aangenaam en
vochtig, dus snel onder de dekens en onze ogen dicht!
Via een steile pas rijden we naar Madiun (51 km) om van daar uit door
Oost-Java te rijden. Het eerste stuk is te steil voor de bus, dus doen we dat
met een minibusje en stappen later over. We stijgen snel van 1118 meter tot
1876 meter, in een half uur. We vertrekken om 7u voor een lange rit met de bus.
Eerst wel een uurtje met minibusjes over enorm steile hellingen met
verschrikkelijke afgronden en vrachtwagens die elkaar rakelings passeren tot
waar onze grotere bus met de bagage staat te wachten. Wij stoppen even voor een
koffie en op de middag eten wij een rijsttafel. Wij rijden weer door
schitterende landschappen en genieten van de film die zich voor onze ogen
afspeelt. Overal wordt naar ons gewuifd en ook hier schijnt iedereen een
handeltje te hebben langs de kant van de baan. Bij het binnenrijden van Malang
worden de hemelsluizen nog maar eens opengedraaid. Er wonen ongeveer een miljoen
mensen. Het is een relatief koele stad, omdat het hoog gelegen is: 339 tot 662
meter boven zeeniveau. Malang ligt ingesloten tussen twee bergmassieven: in het
westen het Kawi-Butakmassief en in het oosten het Tenggergebergte met de Bromo
en de Semeru, de hoogste berg van Java.
Het is hier enorm druk en wij parkeren bij Toko Oen. Voor Nederlanders
is het altijd leuk om in de bekende Toko Oen wat te drinken en de (vergane)
glorie van de koloniale tijd te ondergaan. Wij drinken hier niets maar gaan
naar het alun-alun (centrale stadsplein) dat heel levendig is met flanerende
mensen en eetstalletjes.
Rond 17u30 rijden wij naar Ennys Guesthouse in Malang waar we
overnachten. Wij worden daar ontvangen door de 80-jarige Tante Enny, die goed
Nederlands spreekt, met koffie en gebak. Daarna installeren wij ons in onze
kamer. Somigen van onze groep verwisselen hun kamer voor een bamboe-hut op het
dak, maar wij geven deze keer voorkeur aan een keurige kamer met een lekkere
douche.
Na het eten van weer een gevarieerde rijsttafel doet tante Enny haar
winkeltje open en gaan de vrouwen uit de bol. Er worden sarongs en
tafelkleedjes gekocht en ik koop zelfs een blouse en een vestje.
Maandag 22 juli 2013 Prambanan en Sukuh - wandeling naar Tawangmangu
Maandag 22 juli 2013 Prambanan en Sukuh -
wandeling naar Tawangmangu
We vertrekken
vandaag vroeg om om 9u met een bezoek aan de Prambanan te beginnen. Dit is een
andere indrukwekkende tempel op 18 km van Jogja. In tegenstelling tot de
Borobudur is dit een hindoeïstisch bouwwerk en nu schijnt de zon. De drie hoofdtempels
zijn prachtig gelegen. Zij werden rond het jaar 856 voltooid als aandenken aan
de overwinning van Rakai Pikatan (een Shivaistische nazaat van de Sanjaya's) op
de laatste Sailendra-vorst van Midden-Java (die naar Sumatra vluchtte en
heerser van Sriwijaya werd). Enkele jaren na de voltooiing werd de tempel
echter verlaten en deze is na verloop van tijd ingestort. In 1918 werden de
eerste voorbereidingen voor de restauratie getroffen, maar het werk zelf begon pas
in 1937 en werd in 1953 voltooid. Sommige van de andere tempels en gebouwen van
het Prambanan complex zijn ook al compleet gerestaureerd, maar bij de
aardbeving van mei 2006 werd het complex weer beschadigd. Op de centrale
binnenplaats van het complex staan acht gebouwen. De drie grootste staan - in
een lijn van noord naar zuid - aan de westkant van het plein. Dit zijn de
schitterende 47 m hoge Candi Siva Mahadeva, die aan weerszijden geflankeerd wordt
door de iets kleinere Candi Vishnu en Candi Brahma. Daartegenover, aan de
oostkant van het plein, staan drie kleinere tempels die ooit onderdak boden aan
de 'voertuigen' van elk van de goden: de stier van Shiva (nandi), de gans van
Brahma (hainsa) en de mythische adelaar of zonnevogel van Vishnu (garuda). Van
deze is alleen de stier bewaard gebleven. Bij de noordelijke en zuidelijke
toegangspoorten van de binnenplaats staan twee identieke, 16 m hoge hoftempels.
Volgens het aantal stenen dat buiten het plein opgestapeld ligt, moet hier nog
veel meer heropgebouwd worden. De grote bus brengt ons een eind weg maar dan
worden wij in kleine busjes overgeladen omdat de hellingen hier te stijl zijn
voor onze bus. Obbo vertelt dat hier een soort maffia heerst die ervoor zorgt
dat iedereen met één van hun busjes naar boven wordt gebracht. Via een
wonderlijk stukje baan langs tabak- en suikerrietvelden rijden we 81 km verder
naar de plek waar we gaan lunchen aan de voet van de Sukuhtempel. Obbo zorgt voor boterhammen met kaas, sardines en nog
2 andere soorten vis, tomaatjes en komkommer: een aangename afwisseling met wat
gelach om de pindakaas van de Nederlanders en de mayonaise van de Belgen.
De Candi
Sukuh tempel is gelegen op 910m hoogte, op de hellingen van Gunung Lawu die op
de grens ligt van Centraal-Java en Oost-Java. De tempel ligt vlak bij het
dorpje Karangpandan zo'n 16 kilometer ten oosten van de stad Solo (Surakarta).
Net zoals bij de Borubudur werd op onverklaarbare wijze het complex door de
toenmalige bouwers verlaten en nam de natuur het over en overwoekerde het
geheel.
Deze Javaanse mysterieuze tempel werd in 1815 weer ontdekt door een inwoner van
Sukarta.
De tempel strek zich uit van het oosten naar het westen op de helling. De
hoofdingang ligt aan de westelijke zijde. De bouw van de tempel wordt geschat
uit de periode van de 15e eeuw en doet pre-historisch aan. De vorm van deze
tempel lijkt op een afgeknotte piramide opgebouwd uit ruw uitgekapte stenen,
wat het geheel een indruk geeft van de bouwstijl van de Maya's uit
Midden-Amerika. De tempel heeft drie
concentrische terrassen die onderling verbonden zijn met een toegangspoort en
trappen. De tempel is zeer wild erotisch, maar op een humoristische manier
gepresenteerd zoals de stenen penis en de bedoelde vruchtbaarheidselementen van
de vagina die normaal zichtbaar is weergegeven. Via een smalle trap met
ongelijke en zeer hoge treden klimt Jean tot op het derde niveau: Hemel.
Vroeger moest bij de ingang van elk plateau een offer gebracht worden. Na onze
lunch uit de hand vertrekken wij vanop het dorpsplein van Karangpandan voor een
10 km lange wandeling door de heuvels naar Tawangmangu. Omdat de weg vrij steil
is, gaat de bus langs een andere weg naar het hotel met onze bagage. Wij maken
een mooie wandeling, onder leiding van een gids, van ongeveer drie uur, door het berggebied (max. hoogteverschil was
200 meter). De smalle slecht onderhouden baantjes, enkel voor bromfietsen
berijdbaar, hebben soms een hellingsgraad van 30%. Echte kuitenbijters en de
regen maakt deze wegeltjes heel glibberig. Onderweg kwamen we door enkele
kleine nederzettingen, en vooral langs heel wat velden waar diverse groenten
geteeld worden zoals kool, wortels, boontjes en radijs. De kleuren van de
diverse gewassen op de akkertjes langs de berghellingen vormen een fraai
schilderij. Aan het einde van de wandeltocht komen we door een recreatiepark
van wel 20 hectare rond een waterval van 81 meter hoog, de Grojogan Sewu, op de hellingen van de Lawu vulkaan. Van het
begin van het park tot de uitgang bij het dorp Tawangmangu , moeten we 378
trappen en diverse steile hellingen overwinnen. Hier staan weer veel kraampjes,
gelukkig allemaal gesloten want het is inmiddels al 17u15. De apen (Makaken)
zijn hier vrij agressief, ze plunderen de vuilnisbakken en durven zelfs de
toeristen aanvallen. Omdat niemand geen zakje in de hand heeft, worden we
met rust gelaten en kunnen we zelfs fotos van hen maken. Na 15 minuten stappen
bereiken we ons eenvoudig hotel Komajava Komaratih dat op 1100 m hoogte gelegen is.
Om 19 u gaan
wij gezamenlijk eten want Obbo heeft een lekkere rijsttafel besteld. Nadat er
nog een beetje napraat is, begint iedereen naar zijn kamer te verdwijnen voor
een welverdiende nachtrust. Onze kamer stelt echt niet veel voor, maar hier is
niets anders in de buurt.
Overnachting: Hotel Komajaya
Komaritah - Tawamangu (Java)
Zondag 21 juli 2013 Jogjakarta Candirejo â Borobodur
Zondag 21 juli 2013
Jogjakarta
Candirejo Borobodur
We vertrekken om 9u met onze bus naar
het sfeervolle en vriendelijke plaatsje Candiejo. Dit is een typisch Javaans dorp. De
bewoners hebben, gesteund door een ontwikkelingsorganisatie, een duurzaam
toerismeproject opgericht dat het Javaanse dorpsleven onder de aandacht wil
brengen. We maken een tochtje met een traditionele andong (paardenkar) langs plantages van o.a. papaya, rode pepers, pindanoten
en tabak. We rijden door naar een uitzichtpunt waar 3 rivieren samenvloeien en
krijgen nog meer uitleg van onze vrouwelijke gids. Het is hier wondermooi en
voor de verandering is de zon van de partij.
Alles lijkt nu veel mooier! We brengen een bezoek aan een kroepoekfabriekje,
waar ze van cassave een versnapering maken zoals Nibbit. De bewoners zijn
ontzettend vriendelijk en vinden het erg leuk dat we hun dorp bezoeken.
De mannen zijn als koetsier traditioneel gekleed met een muts gevouwen zodat
het lijkt of ze lange oren hebben = teken van wijsheid!! We zitten per stel in een koets en vormen zo
een rij door de dreven. Op de middag krijgen
we een maaltijdbuffet in het dorpshuis met de instrumenten van een
gamelanorkest, waar enkelen van ons ook een traditioneel Javaans instrument
mogen bespelen. Jean doen olijk mee als een volleerd trommelaar.
Na het eten rijden we met de
paardenkoets terug naar de bus en vandaar naar de Borobudur, een uurtje rijden
van Jogjakarta (40 km). Het is hier druk. Wij krijgen een mooie blauwe sarong
om ook al is onze broek langer. Dit is het grootste boeddhistische heiligdom
ter wereld. Een lange stenen trap leidt naar de vele plateaus, die met
grandioze reliëfs versierd zijn. Als we op het bovenste plateau lopen, begint
het te lichtjes te regen, maar snel worden de hemelsluizen volledig
opengedraaid. We hebben geluk dat we onder een overkapping van de trap kunnen
schuilen. Van zodra de regen mindert, haasten we ons naar de parking en aan de
uitgang vergeten we onze sarong af te geven. Ze roepen en lopen ons na maar ik
heb gelezen dat sommige hotels een sarong meegeven dus ik wist hen zo te
misleiden. Elly en ik vinden dat natuurlijk ontzettend leuk en voor een
ingangskaartje van 19 kan dit wel. Een
gemiddelde Javaan verdient geen 50 per maand. Om bij de parkeerplaats te
komen, moeten wij door een enorme markt waar werkelijk alles te koop is aan
souvenirs, maar gelukkig zijn al veel tentjes gesloten.
Wat meer over de Borobudur
De Borobudur (Javaans: Barabudhur) is
een boeddhistisch heiligdom op 40 km ten noordwesten van Jogjakarta in de
provincie Midden-Java, in het centrum van het Indonesische eiland Java. Het is
naast de Prambanan en de Kraton in Jogjakarta één van de toeristische
trekpleisters van Centraal-Java. De Borobudur is gelegen bij de Merapi, de
meest actieve vulkaan van Indonesië, en is gebouwd in de periode 750 - 850. De
naam stamt mogelijk van het Sanskriet "Vihara Buddha Ur", wat
betekent "boeddhistische tempel op de berg".
De Borobudur is opgebouwd als een grote stoepa met een basis van 123 bij 123 meter. De stoepa heeft negen
etages; de onderste zes zijn vierkant, de bovenste drie rond. De etages
vertegenwoordigen de boeddhistische kosmos. Op de bovenste etages bevinden zich
72 kleine stoepa's, die gebouwd zijn rondom één grote centrale stoepa. De grote
stoepa staat symbool voor het Nirwana. De kleine stoepa's vertegenwoordigen van
onder naar boven de weg die een boeddhist moet afleggen om uiteindelijk in het
Nirvana te worden opgenomen. De open gaten in de onderste stoepa's staan op hun
punt (de weg is nog onzeker) en in de bovenste stoepa's vlak, horizontaal (de
weg is duidelijk, het geloof stevig).
s Avonds gaan we naar een voorstelling
van het Ramayana ballet kijken, maar eerst kunnen we genieten van een heerlijk
buffet in een eethuis juist naast de ballet voorstelling. Het is een kleurrijke
voorstelling met life-muziek en dit met de verlichte Prambanan als achtergrond.
Feeërieker dan dit kan heus niet! Rond
10 u vertrekken we terug naar ons hotel waar we weer van een verdiende
nachtrust genieten.
Zaterdag 20 juli 2013 Jogjakarta excursie per becak
Wij beginnen de dag met een lekker
ontbijt waarbij wij mooie tingel-tangel-muziek krijgen van een life
bandje. Om 9u vertrekken wij voor een
tocht per becak (fietstaxi), 's
morgens langs een aantal bekende attracties en 's middags langs een aantal
ambachtelijke werkplaatsen.
Becak is de Indonesische benaming voor
een fietstaxi. Het is een klein voertuig voor een of twee passagiers in een
bakje met daarachter de bestuurder op een fiets. Het is een beetje te vergelijken
met een bakfiets. Een becak is geen riksja want bij een becak duwt de
bestuurder de passagiers in het bakje in plaats van hem voort te trekken. De
becak wordt enorm veel gebruikt in Yogyakarta en andere steden in Indonesië en
het is zeker een belevenis.
Onze becaks staan ons op te wachten aan
t hotel en iedereen krijgt er eentje toegewezen voor de rest van de dag. Wij
vertrekken in groep en zij storten zich werkelijk in t verkeer. Inhalen tussen
de brommers door, rakelings langs autos en nu ben ik er zeker van: een rood
licht is iets om door te rijden of om te vermijden door de straat schuin te
dwarsen zodat je met de andere richting kan mee het kruispunt oversteken. Echt gekkenwerk maar we lachen ons een breuk
als we over de eerste schrik een zijn.
Wij bezoeken het bekende Kraton. Met een gebrekkig Nederlands sprekende gids - met het bekende accent -
maakten we een rondje door de verschillende gebouwen, met vooral een
tentoonstelling over het leven van de voorlaatste sultan. De gids maakt
een reeks flauwe grapjes en weet meer over ons koningshuis dan wij. Het Kraton bestaat uit verschillende gebouwen,
binnenplaatsen en paviljoens. In veel van deze gebouwen zijn musea, o.a. over
traditionele kledij en Javaanse heersers.
In een aantal paviljoens vinden openlucht voorstellingen plaats,
bijvoorbeeld Gamelan en Wayang Kulit maar omwille van de Ramadan blijft het
voor ons stil. Het ommuurde
paleis van de sultan ligt in het centrum van Yogyakarta. en stamt uit 1755.
Sultan Hamengkubuwono I is er de ontwerper van en tegelijkertijd de stichter
van het koninkrijk Ngayogyakarta Hadiningrat. De huidige sultan woont nog
steeds in het kraton.
De locatie van het paleis is niet
willekeurig gekozen. Het is gelegen tussen twee rivieren, de Code in het oosten
en de Winongo in het westen. Water is makkelijk voorhanden en tegelijkertijd is
er geen overstromingsgevaar. Daarnaast ligt het kraton op één lijn met de zee
in het zuiden en de vulkaan Gunung Merapi in het noorden, wat mystieke
voordelen met zich meebrengt. Volgens de mythe is het Kraton door deze
geografische lijn beschermd door de geesten die in Gunung Merapi leven en de
godin van de zuidelijke zee, Nyai Roro Kidul. Dit was een prinses die godin
werd, nadat ze vrijwillig verdronk om een boze bezwering te verbreken.
In een paar delen van het kraton zijn
Europese stijlen te zien, maar verreweg het grootste deel is een goed voorbeeld
van Javaanse paleisarchitectuur. Het gebouw is 14.000 m2 en de diepe
filosofische betekenis wordt verbeeld in de verschillende ruimtes, de
houtsnijwerken, de bomen en de locatie.
De oude stad van Yogya
grenst aan de Kraton. Verdedigingsmuren zijn nog altijd zichtbaar. Binnen dit
fort (beteng) bevindt zich Taman Sari, het
waterpaleis. Het paleis zelf is inmiddels enigszins vervallen, maar andere
delen van het complex, met name het lustoord (vrouwenverblijf) is nog steeds in
goede staat. Hier woonden ooit de 40 vrouwen van de koning. Ook een onderaards
gangenstelsel, ooit onder water, is nog duidelijk zichtbaar en tijdens ons
bezoek aan die gangen en de ondergronds moskee, ontmoeten we een pas getrouwd
stel dat huwelijksfotos aan het nemen is. Ventilatietorentjes steken nog steeds
boven de wijk uit.
We gaan weer verder per becak naar een
atelier waar ze lederpoppen en wayangpoppen maken. Wij krijgen een hele uitleg
over de symboliek en Els, Maire en Lennie kopen elk een lederen schaduwpop. Verder
bezoeken we een atelier waar batik-stoffen gemaakt worden. Het principe van het
inkleuren van de stoffen is hetzelfde als wat ik toepas bij het
zijdeschilderen. Een geduld werkje dat heel veel centen kost en hier koopt
niemand iets omwille van de prijs.
Obbo neemt ons meer naar Tante Loes om
te eten: een schoteltje rijst met verschillende bijschoteltjes en dit voor 1.5 de man met
drank inbegrepen: wat kan een mens nog meer wensen.
Onze becaks staan weer geduldig te
wachten en nu brengen ze ons allemaal naar een verschillende bestemming. Die
twee van ons zetten ons af aan het begin van de Jalan Malioboro, de belangrijkste winkelstraat voor
toeristen. Je vindt hier straatverkopers, wandelgalerijen met winkels en een
nabijgelegen markt. Jalan solo is meer het winkelgebied van de lokale
bevolking. Het is hier onvoorstelbaar druk. Honderden
stalletjes met kleren, eten, speelgoed,.. Noem maar op en je vindt het hier. Ik
zie een paar leuke bloesjes maar niets in mijn maat. Jean heeft meer geluk en
koopt 2 hemden met korte mouwen voor 18.
Omdat Ellen al dagen lang last heeft van
buikloop - al vanaf vermoedelijk Bukit Lawang - werd er een dokter besteld.
Deze meneer bezorgt haar wel 8 verschillende pillen maar het hielp wel. Willem
en Lennie zijn aan de beterhand en Obbo blijft met zijn knokkelkoorts pikkelen.
s Avonds pikken de becaks ons terug op
en brengen ons naar de uitgangsbuurt Prawirotaman street waar we in de ViaVia
gaan eten (ja, ja van dezelfde eigenaar als die in Leuven). Ik eet Provençaalse kip en Jean krijgt zelfs
een echte steak voorgeschoteld. We zijn blij dat we eens westers eten krijgen
ook al moeten we er wel erg lang op wachten. Op de terugweg houden de becak van
Jean en mij een race en ik kom niet meer bij van t lachen als ze allemaal
beginnen te racen.
Vrijdag 19 juli 2013 Van Bukittingi via Padang naar Jogjakarta op JAVA
Vrijdag 19 juli 2013 Van Bukittingi via Padang naar Jogjakarta
We moesten met de bus nog slechts 76 km
naar het vliegveld van Padang af leggen. Het vliegtuig zal om 14u10 opstijgen
en we moeten er twee uur van tevoren zijn dus vertrekken wij om 9u30. Wij nemen na het ontbijt nog vlug een paar
fotos van het Karbouengat en nu in volle zon en bij heldere hemel. Het is
ontzettend druk op de weg en we kijken nog een laatste keer naar het groene
landschap van Sumatra met zijn vriendelijke bevolking en schitterende Minangkabau
gebouwen en de arme bevolking die langs de weg leeft in huisjes met ijzerplaten
daken. We komen 3u voor vertrek aan op de luchthaven. We checken onze bagage in
en gaan dan terug naar buiten om nog vlug iets te eten.
Na wat verwarring vinden we de juiste
gate en de vlucht van 1 uur en 50 minuten verloopt vlot. We krijgen zelfs een
lekkere maaltijd van Garuda Airlines. Op het vliegveld van Jakarta moeten we uur wachten. Het vliegtuig naar Jogjakarta heeft
vertraging en vertrekt pas om 18u. Wij krijgen op het vliegtuig een ramadandoos
met een soort worstenbroodje in. Ik eet het broodje maar her vlees binnenin is
(volgens mij) niet eetbaar. Eén uur en 20 minuten later landen we op het
vliegveld van Jogjakarta, waar we via het tarmac naar de bagage claim mogen
lopen. We worden door 2 busjes opgepikt en naar ons hotel gebracht. Om 21u zijn
we pas bij het hotel. Na het verdelen van de kamers eten wij iets van
roomservice op onze kamer.
Doordat we in één keer naar
Midden-Java vliegen, sparen we een aantal lange reisdagen uit en hebben we ruim
de tijd om een aantal interessante plekken op Midden- en Oost-Java te bezoeken.
We verblijven drie nachten in hotel Gowongan met zwembad, wifi, uitgebreid
ontbijt, mooie tuin en airco. De ligging van het hotel was vrij dicht bij het
centrum.
We slapen 2 nachten in het Gran Malindo
hotel en alle moskeeën in de buurt ( blijkbaar zijn dat er minstens drie), beginnen
rond 4u 's morgens via luidsprekers iedereen op te roepen voor het
ochtendgebed. Hoewel de juiste richting naar Mekka op het plafond staat
aangegeven, blijven wij lekker in ons bed liggen en draaien ons nog eens om. Het
ontbijt is redelijk, hoewel er ook weinig brood is en al helemaal geen keuze in
beleg: een sneetje kaas, wat confituur en wat fruit.
Rond 9u staat iedereen paraat voor een wandeling
door het Karbouwengat.Aan de rand van de stad, vlakbij ons
hotel, ligt een schilderachtig, steile ravijn met hoge wanden, "Karbouwengat"
genaamd dat lokaal bekend staat als Ngarai Sianok.
Vanaf de uitzichttoren in het
panoramapark (een ijzeren bouwsel op een betonnen vloer van 10 bij 20 meter,
naast een kerkhof) hebben we een adembenemend uitzicht op het Karbouwengat, een
canyon uitgesleten in kalksteen die bij elke grondverschuiving (die met grote
regelmaat optreden) breder wordt. Beneden in het diepe dal dat door de rivier
de Ngarai Sianok is uitgeslepen, loopt een wandelpad. De canyon is zon 13
kilometer lang en de verticale wanden hier en daar 200 meter hoog. Wij dalen in
de canyon af en gaan langs de andere kant weer omhoog met trappen die ons doen
denken aan de Chinese muur. Verderop in de kloof lopen we langzaam naar boven
totdat we weer op het plateau zijn aangekomen. Veel rijstvelden, die in
wisselbouw gebruikt worden met pindaplanten en chilipeperstruiken. Omdat de
hele omgeving hier heuvelachtig is, wordt rijst op terrassen verbouwd. De
opstaande randen van een terras voorkomen dat het water onmiddellijk wegloopt.
Een irrigatiesysteem zorgt ervoor dat de rijstplanten vochtig blijven. Het is
zeer arbeidsintensief. Niet alleen worden de rijstplantjes met de hand geplant
en later weer geoogst, ook de opstaande randen van de terrassen hebben constant
onderhoud nodig. Het is adembenemend mooi om tussen die rijstvelden te lopen,
maar tegelijk een evenwichtsoefening om niet in de modder te belanden. De
waterbuffels bekijken ons maar wantrouwend.
Niet veel
later komen we in het zilverdorpje Koto Gadang terecht waar opvallende veel
koloniale huizen staan, leeg staan om precies te zijn. De eigenaren wonen in
Jakarta of elders en komen een week per jaar naar hun huis om het Suikerfeest
te vieren. Kota Gadang is bekend door
het sierlijke filigranewerk in goud en zilver. Uit de eigen zilversmederij wordt
zilverwerk vervaardigd bestaande uit 95% zilver en 5% koper. Verder is Kota
Gadang bekend om de kostbare sarongs die er geweven worden en in vroegere jaren
ook door de grote ontwikkeling van zijn bewoners in vergelijking met de rest
der bevolking. Wij nemen een kijkje bij zon
zilversmid en een paar mensen van de groep doen wat cadeautjes in. Wij merken
dat een deel van de oudere bevolking hier nog Nederlands spreekt.
Het is
12.30 uur als we met een mini busje teruggebracht worden naar het hotel. Het
was een prachtige wandeling en hierom maken wij zulke reizen!
We willen terug in het restaurant van
de vorige avond gaan eten maar het is dicht vanwege de ramadan en dus komen we
in een ander tentje terecht. Wij kunnen niet aan één tafel en dus worden de
mannen gescheiden van de vrouwen. Ik doe een verkeerde eet-keuze: gevulde
aardappel met tonijn: als ik hier niet ziek van word, word ik het nooit meer .
Niet te vreten en de anderen hun eten ziet er wel OK uit. We wandelen verder in de richting van de Jam
Gadang. De Jam Gadang is de grote klokkentoren in
Minangkabau-stijl, die bij het grote marktplein staat. De Pasar Atas is een
kleurrijke dagelijkse markt waar groenten, fruit, kleding, juwelen en andere
zaken voor de lokale bevolking wordt verkocht. Uiteraard wordt er ook verse vis
en kip verkocht. Levend dus, anders is het niet vers. Op verzoek wordt een kip
ter plekke geslacht. Zo wordt vlak voor mijn ogen een kip onthoofd en verder
bewerkt.
Het is hier erg levendig met diverse -
lokale - toeristen, artiesten, straatverkopers en zo. Langs de overdekte markt,
iets verderop, een lange rij paardenkarren om mensen rond te rijden. De markt is
eigenlijk zoals we wel gewend zijn. Naast een hele rij kramen met kleding is er
iets verderop de overdekte markt (Pasar Jawa) met etenswaren, speelgoed,
enzovoorts. Kleurrijke taferelen met ongekende kruiden en drankjes. De geuren
jagen ons soms verder maar iedereen is vriendelijk en Fien krijgt weer een
jurkje. Jean is op het einde van de dag 2 hemden rijker en ik heb er weer een paar
frustraties bij want niets past
We zijn
uitgenodigd op het avondeten in t Canyon Cafee. De eigenares heeft een heuse
Padangmaaltijd in elkaar geschroefd. Voordat we aan het maal beginnen, genieten
we in het panoramapark nog van het uitvliegen van de kalongs (vliegende
honden). Met hun vleugelwijdte van ongeveer een meter vliegen ze op als
imposante vliegers boven onze hoofden. Indrukwekkend!
De vruchtbare hooglanden van
West-Sumatra vormen het woongebied van een van de interessantste
bevolkingsgroepen van Indonesië , de Minangkabauers. Dankzij hun reputatie als
intellectuelen bekleden mannen van deze bevolkingsgroep hoge posten in de
Indonesische regering. De Minangkabauers
staan ook bekend om hun zakeninstinct. Wat deze bevolkingsgroep echter zo
bijzonder interessant maakt, is het feit dat ze niet alleen vrome moslims zijn,
maar ook een matriarchale samenleving kennen. Hierbij worden sociale status en
bezit via de vrouwelijke lijn overgeërfd. De Minangkabauers leiden hun afkomst
terug tot een rumah gadang (clanhuis), waaraan ze trouw zijn en waarvoor ze
gedurende hun hele leven maatschappelijke verplichtingen vervullen. Elke rumah
gadang heeft afstammelingen die terug te leiden zijn tot een enkele
grootmoeder. Alle waardevolle eigendommen, land en het huis zijn
gemeenschappelijk bezit van de clan en kunnen niet zonder toestemming van de
gehele groep verkocht worden. De leiders zijn de grootmoeder en al haar
vrouwelijke erfgenamen, inclusief haar oudste broer. De mannen zijn betrokken
bij het beheer van de gemeenschappelijke eigendommen, maar het zijn de vrouwen
die het gebruiksrecht hebben, met inbegrip van het eigendom over het land.
De vrouwen hebben dus een hoge sociale
status in de maatschappij van de Minangkabauers. Wanneer een vrouw trouwt,
betaalt ze een bruidsschat aan de vrouwelijke familieleden van haar echtgenoot
Na de bruiloft gaat de man bij zijn vrouw thuis 'op bezoek', maar de ochtend
daarop keert hij terug naar het huis van zijn moeder om op de akkers te werken
en de kinderen van zijn zuster op te voeden. Hij is verantwoordelijk voor zijn
neven en nichten; zijn eigen kinderen worden op hun beurt opgevoed door de
broers van zijn vrouw.
De jonge mannen worden aangemoedigd om
te reizen; hetgeen merantau genoemd wordt ('weten wat het is om zonder iets te
zijn). om hun fortuin elders te zoeken en de wereld te leren kennen. Deze
overgangsrite heeft de ontwikkeling van handelsgeest en ondernemerszin mogelijk
gemaakt. Wanneer de ervaren reiziger met zijn nieuw verworven rijkdom
terugkeert, wordt hij als huwbaar beschouwd. Het huishouden is het domein van
de vrouw, terwijl de echtgenoot, zonen en broers elders wonen. De vrouwen zijn
actief betrokken bij de dagelijkse gang van zaken in het clanhuis. De mannen
reizen maar zijn met hun hart altijd in het dorp. Ze sturen geld naar huis voor
de bouw van moskeeën, voor ceremonies en voor het onderhoud van het
Ionghouse van de familie. Het clanhuis is een groot langwerpig gebouw met een
dak dat qua vorm op buffelhoorns lijkt. De kunstzinnig bewerkte panelen aan de
buitenzijde van het huis zijn de trots van de plaatselijke houtbewerkers.
Overnachting: Gran Malindo - Bukittinggi (Sumatra)
Het is nog een flink stuk rijden naar
Bukittinggi (323 km, 12 uur) - dus we vertrekken al om 7u -maar de route is
schitterend! Het eerste deel gaat bergaf, van zo'n 1063 m hoogte tot aan een
vlak stuk op 234 m hoogte en dit over 111 kilometer. Om 8u30 stoppen we in een
dorp bij een tankstation met aan de overzijde een winkeltje waar we koekjes en
Cola kopen om de lange dag door te komen. Twee uurtjes later stoppen we voor
een kop koffie. Het is al warm, maar gelukkig is er in de halfopen ruimte
voldoende ventilatie. Wat verder beginnen we weer behoorlijk te stijgen en te
draaien dwars door tropische wouden, rijstvelden en dorpjes waar veel marktjes
zijn langs de weg. Ik en nog een paar anderen hadden graag bij zon rijstveld
gestopt om fotos te nemen, maar dat zit er niet in. Om 13u stoppen we voor een
lunch bij een restaurantje tussen de rijstvelden; even van geluk spreken. Voor
we binnen gaan, neem ik fotos van de op/in het veld werkende mensen. Rond het
restaurant dat in feite een groot open ruimte is met een platen dak, zijn alle
rieten matten naar beneden gelaten behalve aan de achterkant. Dit doen ze om de voorbijgangers niet te
provoceren: het is Ramadan! Wij mogen eten, maar zij mogen het niet zien. Het
eten en de bediening zijn prima en een half uur zijn we weer weg maar eerst
mogen de dames met 4 op een rij naar het toilet gaan. We zijn weer een nieuwe
ervaring rijker!!
Rond 14u30 maken we nog even een sanitaire
stop bij een tankstation en dan zijn we al aardig gaar van het gedraai rond
alle haarspeldbochten. Het gaat niet snel; zelden haalt de bus 50 km per uur.
In het plaatsje Bonjol steken we om 16u
de evenaar over, uiteraard te voet want daar is de plaatselijke
toerisme-industrie op ingesteld. Omdat er bij de echte evenaarpassage geen
ruimte is voor een grote parkeerplaats worden de toeristen een paar honderd
meter eerder bedot met een groot bord over de weg, en uiteraard proberen de T-shirtverkopers
hier hun slag te slaan. We maken een paar fotos maar ondertussen valt de regen
met bakken uit de hemel en vluchten wij terug de bus in.
Aan het eind van de dag dalen we na de
zoveelste bergpas af naar Bukittinggi, dat mooi gelegen is in een kom tussen
twee vulkanen in: de Merapi en de Singgalang. Deze stad is het administratieve,
culturele en educatieve centrum van de Minangkabau.
Bukittinggi (ook wel Bukit Tinggi,
letterlijk "hoge heuvel") is de grootste stad in de Minang-hooglanden,
West-Sumatra. Het ligt 108 km ten
noorden van Padang en heeft meer dan 90.000 inwoners. Bukittinggi is een echte
toeristenstad, geliefd om het koele klimaat door de hoge ligging (900 meter).
We komen om 17.45 uur - het begint al
te schemeren - aan bij het Gran Malindo hotel. Er is een grote lobby met wat
bankstellen en tafels, waar we prima kunnen zitten praten en gebruik maken van
het (gratis) draadloos internet. Wij krijgen zelfs verbinding in onze kamer.
Wij frissen ons vlug wat op en gaan dan
samen met Obbo eten in een backpackersrestaurant Canyon Cafe genoemd naar het
Karbouwengat. Het is lekker en daarna wandelen we terug naar het hotel om van
een verdiende nachtrust te genieten.
Overnachting: Gran Malindo - Bukittinggi (Sumatra)
Een 193km lange busrit door de Bukit Barisan, het
gebergte dat als een ruggengraat Sumatra in de lengte doorsnijdt. We ontbijten
voor derde keer met een spiegeleitje en daarna het sneetje kaas met confituur.
Het brood dat onze Belgische inwijkeling bakt, is wel nog altijd erg lekker en
ik ben zeker dat we het de volgende dagen nog vaak zullen missen. We hebben
vandaag al een paar zieken meer: de 29 jarige Ellen, Willem die gisteren nog
danste als de witte bloem, zit nu wat verwelkt naast zijn zieke Lennie. Om 8u
meren we af van de steiger aan ons hotel met de kleurige veerboot van het
schiereiland Tuk-Tuk op het eiland Samosir naar het vasteland. Onze Belgische gastheer en zijn ega wuiven
ons uit. Het was een mooie plek om te verblijven maar ik zou er mijn thuis toch
niet willen voor ruilen!
Aan de haven in Parapat staat de bus op ons te
wachten met dezelfde chauffeurs als op de rit vanuit Bukit Lawang. Het uitzicht onderweg varieert van adembenemende
vergezichten tot drukke markten, groene rijstvelden, schooltjes en machtige
stukken regenwoud. Net als in Afrika lijkt het wel of je door het raam van de
bus naar een dagenlange documentaire van National Geografics kijkt. Het
grootste deel van hun leven brengen deze mensen dan ook op straat door.
Allemaal kleine winkeltjes, vrouwen die de was te drogen leggen langs de baan,
kinderen die naar ons wuiven en mannen die met een ander klusje bezig zijn of
ons gewoon nakijken.
We onderbreken deze lange reisdag door na +/- 60
km een bezoek te brengen aan de Batak markthallen in Balige. De markt van Balige
is gebouwd in de traditionele Tapanuli-stijl.
Balige is zowat het laatste plaatsje aan de zuidkant van het Tobameer. Wat we
hier zien, doet ons een beetje denken aan de markten van Marokko: de kippen
worden ook ter plaatse geslacht en de vis wordt levend gevild, maar het is hier
nog een stuk netter dan in Marokko en de mensen laten zich in alle rust fotograferen. De
kleuren en de geuren zullen ons nog lang bijblijven.
Kort na dit uitstapje gaan we lunchen in het
nabijgelegen Tarutung, waar de reisbegeleider prima restaurantjes weet een
Chinees en een Batakrestaurant. Voor de afwisseling kiezen we voor de Chinees
waar we een lekkere kippensoep voorgeschoteld krijgen. Plotseling is er
commotie en een aantal hoge pieten van het leger komt in ons deel van het
restaurant aan een vooraf gedekte tafel zitten. Als we langs een andere weg
naar buiten geloodst worden, zien we de lager geplaatsten aan een tafeltje
zitten. Om van standen te spreken!
Daarna weer ons busje in voor heel wat gedraai door
de vele haarspeldbochten op de verschillende passen in het Sumatraanse bergland
met prachtige uitzichten! Een hard leven is het voor de werkers in de
rijsvelden die op hun 40ste versleten zijn, maar ons bezorgt het een
prachtig beeld. Onderweg nog een paar keer gestopt om een 15-tal minuutjes te
stappen waarna de bus ons telkens weer oppikt. De Trans Sumatra Highway is in
erbarmelijke staat: 100m asfalt dan een stuk weggespoelde weg waar onze
chauffeur uitwijkt naar de andere kant van de baan waarbij de afgrond soms maar
een paar cm verwijderd is. Er wordt op alle mogelijke plaatsen ingehaald en de
brommertjes vliegen hier als gekken over de baan. Ik denk al aan het
nieuwsbericht: in het Sumatraanse binnenland stortte een bus met toeristen in
de afgrond ..
Sipirok ligt nog net in Noord
Sumatra en wordt doorgaans gebruikt om de lange weg tussen het Tobameer en
Bukittingi te onderbreken voor een overnachting. Het is een rustig en koel
dorp met maar één echt hotel. We komen uiteindelijk rond
17u30 bij het hotel Tosiboh waar we één nacht overnachten. Hotel Tosiboh ligt
bovenop een heuvel, bij het hooggelegen Sipirok, in het hart van het
Mandailing Batak gebied. Vanuit het hotel hebben we een prachtig uitzicht op
de omgeving. Het Torsibohi Nauli Hotel bestaat uit leuke cottages gebouwd
volgens de lokale Batak-stijl. Ons huisje is in orde, met een grote badkamer
en weer een douche zonder warm water. Later blijkt dat er toch te zijn als je
veel geduld hebt. Het grote restaurant van dit hotel, waar we 's avonds gaan
eten bij gebrek aan alternatief is erg ongezellig - een eenzame zanger, op
grote afstand van onze tafel, probeerde er nog wat van te maken maar het was
sfeerloos. Het eten was niet best - weinig smaak, kleine porties, weinig keus,
maar gelachen hebben we wel. Rond 11u wordt het stil in onze kamer op het
gepiep van de muisjes na.
Maandag 15 juli 2013 Samosir - het eiland van de Bataktradities
Maandag 15 juli 2013 Samosir -
het eiland van de Bataktradities
Na het ontbijt wacht er om 9 u een boot
aan de kade om ons mee te nemen voor een 5 uur durende trip naar een
waterval die in het Toba meer
terecht komt. De tocht over het meer is echt heel mooi, alleen is
de zon niet van de partij en is het zelfs koud. Eens bij de waterval aangekomen
trekt de lucht open en komt de zon tevoorschijn. Het is een fantastisch mooie
waterval. Het lijkt aan de bovenkant van de waterval uit een ondergrondse
rivier te komen, maar dit is moeilijk zichtbaar door de begroeiing tegen de
berghelling waar de waterval 'start'.
Joke is de dapperste en gaat als eerste het water in en wat later volgen
de anderen. Jean neemt ook een frisse duik en zwemt tot aan de waterval, maar
ik bekijk het allemaal vanop de rand van de boot. Lang blijven ze niet in het water omdat er
een sterke stroming staat. Nadat iedereen terug aan boord is, werpt de boot de
touwen waarmee hij aan een paar rotsen gemeerd ligt, los en we keren via de
kust terug naar Tuk-Tuk. We krijgen op de boot nog een lunch van Nasigoreng.
Het is heel droog en ik heb na een paar happen al genoeg. Op de terugweg
schijnt het zonnetje en we krijgen onze eerste laag bruin. Het eiland lijkt nog
mooier en de kleuren intensiever maar ook de temperatuur gaat plots met wel 10°
omhoog. Terug in Tobe Village ga ik een
uurtje op een ligstoel liggen aan de rand van het meer met achter mij de
lotusbloemen. Het lijkt hier wel een stukje aardsparadijs.
Na een
lekkere douche 's avonds vertrekken we
wij om bij tante Elly te gaan eten. Zij heeft
voor ons een buffeltje met wel 6 verschillende gerechten gemaakt en het wordt
smullen. Na de maaltijd krijgen we een gezellige avond met Elly en haar broer
die zingen. Hij is een klein, frêle mannetje maar hij heeft een stem als een
klok. Twee anderen spelen gitaar, fluit en een soort van tweesnarige mandoline
die typisch is voor deze streek. Ze krijgen Jean zelfs zover dat hij een dansje
doet met Elly.
De muziek
lijkt meer op muziek zoals je ze in de dorpen van Mexico tegenkomt, maar het is
toch de originele muziekstijl van Samosir en de Batak's. Prachtige zang van
Elly en de heren, die helemaal opgaan in de muziek en zij leggen er hun ziel
in. De vertederende handen van de danseressen op het einde van de show maken
deze avond wel erg bijzonder. Na voldoende Bintang's (fles bier van 620ml voor
3.5) moet je op zo'n moment toch noch wel een paar keer slikken. Willem is met zijn witte haar erg in
trek en tante Elly zing voor hem zelfs een ode aan de witte bloem! Reden genoeg
om met hem de draak te steken de volgende dagen. Maar ook aan
deze avond komt een einde en rond 22u
keren wij terug huiswaarts. Ik moet op mijn passen terugkeren omdat ik mijn bloesje
vergeten ben. Gelukkig hebben wij een zaklampje bij want van straatverlichting
kan je hier amper spreken en de gaten in de weg zijn groter dan de stukken
asfalt. Zoals echt raspaardjes vinden wij onze stal terug en slapen hier weer
heerlijk met de geluiden van het eiland op de achtergrond.
Overnachting: Toba
Village Inn Lake Toba (Sumatra)
Zondag 14 juli 2013 Samosir - het eiland van de Bataktradities
Zondag 14 juli 2013 Samosir -
het eiland van de Bataktradities
Omdat we vandaag een vrij dag hebben,
is iedereen pas rond 8u30 aan het ontbijt. Lekker brood gebakken door onze
Belgische bakker met het verplichte spiegeleitje, kaas en confituur.
Vanaf 9u staan er fietsen op ons te
wachten; 30 000 roepia per fiets voor de ganse dag. We kiezen onze fiets uit en
het blijken allemaal onhandige mountainbikes.
Ik wissel mijn fiets onmiddellijk
om omdat hij doortrapt. Ons idee is een rit te maken langs de bekende
attracties en we gaan met zijn tweeën op pad. Wij vertrekken via de doorsteek
(het smalste stuk van het schiereiland) naar Ambarita. Onderweg hebben we
prachtige uitzichten op het meer en komen we langs traditionele huizen met hun
huisje voor altijd. Dit is de plaats waar de beenderen van de
overgrootouders, grootouders, ouders en ook jijzelf later bewaard worden. Daarom
is het hier ook een drama als de kinderen weg trekken en de ouders beseffen dat
er na hun dood iemand vreemd in hun huis en op hun land zal komen wonen. Uiteindelijk komen we via vele bergen, waar
ik vaak te voet op moet omdat mijn fiets niet vooruit wil, in Siallagan bij de Stone Shairs , een verzameling van
massief stenen stoelen en tafels, die op een plateautje in de bergflank
staan. Er staan mooie stenen beelden
tegen de bergflank en tussen offerplaatsen. Heel mystiek maar we vinden nergens
wat meer uitleg.
Eindelijk geraken we na verschillende keren stoppen om
te genieten van het uitzicht en om op adem te komen in Ambarita. Het kleine
dorp was voorheen de plek waar de Batak Toba koning woonde. Het is vooral
bekend vanwege het kannibalisme dat hier tot de ver in de 19e eeuw normaal was.
De eerste koning was Laga Siallagan. De diverse Toba Batak stammen voerden onderling
veel strijd. Zij waren altijd bezig met overleven en overwinnen, het voeren van
strijd stond centraal in hun tradities. We bekijken een van de traditionele
Batak woningen van binnen en enkele afstammelingen van de Toba Bataks wonen nog
altijd in de traditionele woningen op het terrein. In het openluchtmuseum staan
ook enkele groepen bijzondere stenen (megalieten). Wanneer in Ambarita een vijand gevangen was
genomen, werden de radja's van naburige plaatsen uitgenodigd voor een vergadering
in dit op een heuveltop gelegen binnen het complex. Daarna ging men verder naar
een tweede groep megalieten in de vorm van grote stenen zetels. De radja's en
dorpshoofden namen plaats, waarna het lot van de gevangene werd bezegeld. Iets
verderop ligt het derde complex, waar een unieke 'ontbijttafel' staat. Hier
werd de onfortuinlijke gevangene doodgeslagen, onthoofd en op een platte steen
in stukken gehakt. De stukken werden samen met buffelvlees gekookt voor het
ontbijt van de radja, die er bloed bij dronk. Vlak naast deze executieplaats
staat het gebouw met de onvermijdelijke souvenirstalletjes met veel te opdringerige verkopers.
De Batakkers zijn meer dan 1500 jaar
geleden naar Sumatra getrokken vanuit de voorgebergten van de Himalaya in het
noorden van Birma en Thailand. Toen ze in contact kwamen met langs de kust
levende volken, namen ze van hen de natte rijstbouw, de ploeg, waterbuffels,
het gebruik van katoen en het spinnewiel, het Sanskriet en een pantheïstische
religie over. De Batakkers zaten ingeklemd tussen twee fanatieke islamitische
volken: de Atjeeërs (in het noordwesten) en de Minangkabauers (in het
zuidoosten). De geïsoleerd in het hoogland levende Batakkers behielden hun
animistische geloof en kannibalistische gewoonten tot het midden van de 19e
eeuw. Vanaf die tijd werden veel Batakkers door Duitse en Nederlandse
missionarissen tot een mystieke vorm van het christendom bekeerd. De
noordelijke Batakkers zijn nog steeds animisten, terwijl de zuidelijke
Batakkers - met name de Mandailing - islamieten zijn. De traditionele gebruiken
van vroeger worden nog steeds in ere gehouden. Op de begraafplaatsen van de
Batakkers staan stenen voorouderbeelden; hun sjamanen communiceren met de
geesten en hun priesters raadplegen astrologische tabellen om voor de stam
beslissingen te nemen.
De hutas (dorpen waarin een clan woont)
bestaan uit een lange straat waarlangs verschillende grote rumah adats,
rijstschuren en gebouwen als gemeenschapshuizen staan. Vanwege de constante
staat van oorlog waarin de dorpen zich vroeger bevonden, worden ze omgeven door
een aarden wal, pallisades en een ondoordringbare bamboehaag. Bij de ingang van
een Batakdorp vind je meestal de partukhoan, een openlucht vergaderruimte,
waarin stenen tafels en stoelen staan. Hier werd vergadert en recht gesproken.
De huizen van de Batak, zijn gebouwd van pekkihout, een soort dennehout. De
lengte van de huizen is ongeveer 18 meter. Voor de bouw van de huizen gebruikt
men geen spijkers, maar touw en houten pennen. Het fundament van de huizen bestaat uit palen die zijn
versterkt door horizontale balken. De ruimte die daardoor ontstaat onder het
huis werd gebruikt als stal voor de buffels. Het huis wordt boven de grond
gebouwd om de god van de landbouw te eren. Het huis wordt bekroond door een aan beide uiteinden
steil oprijzend dak. De uiteinden van de gevels zijn versierd met mozaïeken met
mystieke patronen en houtsnijwerk van mythische wezens. De traditionele huizen
van de Batakkers bieden onderdak aan tien tot twaalf gezinnen, die in afgescheiden
vertrekken wonen rond een centrale gang en vier kookplaatsen, waar de mensen
werken, spelen, eten koken en elkaar bezoeken. Een Batakclan (marga) bestaat
uit diverse gemeenschappen (huta) die allemaal van dezelfde voorvader
afstammen. De familiebanden zijn bijzonder sterk en zo worden huwelijksfeesten
en begrafenissen niet zelden door duizenden verwanten bezocht. Stambomen, die
soms meer dan vijfhonderd jaar teruggaan, worden zorgvuldig bijgehouden. De
Batakkers zijn begaafde muzikanten en zijn befaamd om hun krachtige vertolking
van kerkgezangen. Hun muziekinstrumenten bestaan uit gongs en drums, een twee-snarige
mandoline en een blaasinstrument dat als een klarinet klinkt.
Op de terugweg via de grote baan, die
veel vlakker is, kopen we een Cola en water. We worden uitgenodigd om aan tafel
te gaan zitten en moeten het levensverhaal van de uitbaatster aanhoren, maar we
raken er uiteindelijk toch weg. Omdat mijn fiets lawaai begint te maken, neemt
Jean hem even onderhanden en ineens gaat het fietsen veel vlotter (de rem bleef
hangen!!). Rond 16u stallen we onze fiets naast de andere en dan haasten we ons
naar de douche. De zon is halverwege onze trip beginnen schijnen zodat we
bezweet en oververhit zijn. Wij hebben geluk want we hebben internet en kunnen
onze blog eindelijk uploaden, maar de anderen zijn minder fortuinlijk en raken
maar sporadisch op het net. Om 19u vertrekken we met 8 terug naar restaurant Carolina
waar Jean een Shrimp Hotplate met rijst neemt en ik mijn zuur zoute kip. Op de
terugweg genieten we terug van een lekkere kop koffie.
Overnachting: Toba Village Inn Lake Toba (Sumatra)
Om 5u45 loopt de wekker af, om 6u30
ontbijt, om 7u10 ophalen van de bagage en rond 7u30 stappen we in de bus en rijden via goede
asfaltwegen weer richting Medan, waar het rond deze tijd natuurlijk razend druk
is. We moeten naar het centrum om Obbo op te pikken aan het ziekenhuis die
daar onderzocht is en knokkelkoorts blijkt te hebben. Niets aan te doen en
binnen enkele dagen is het wel voorbij. Omdat we toch in de stad zijn, stopt onze
chauffeur even bij de gekende koffieschop Tip Top, die door een Nederlandse
familie is opgericht. We drinken lekkere koffie en Lennie trakteert ons op
lekkere taartjes uit de bakkerij die verbonden is aan Tip-Top. Lekker! De
chauffeur en zijn meerijder zien er gelukkig weinig van want voor hen is de
ramadan begonnen.
Na Medan gaat de weg al vrij snel de
bergen in en zon 2 uur later bereiken we het uitgestrekte Karo-plateau: het
thuisland van de Karo-Batakkers. Door de ligging van werkende vulkanen, o.a.
Sibayak (2170m) en Sinabung (2451m) bij Berastagi is het plateau zeer
vruchtbaar en kan er dan ook van alles verbouwd worden. De heuvels zijn
begroeid met wortels, kolen, bonen en allerlei fruitbomen. Rond 13 u stoppen we
bij een restaurant waar we in 2 groepen aan tafel gaan waarop schoteltjes
geplaatst worden, gevuld met allerlei soorten vlees, vis en kip maar ook
groenten en rijst. Enkel de begonnen schoteltjes worden aangerekend, een
eenvoudige formule je betaalt wat je eet en de rest wordt terug opgeborgen
voor de volgende klanten.
Een lange, kronkelende weg door de
Karo-hooglanden voert ons via Berastagi uiteindelijk naar Prapat aan het
Tobameer. Het Tobameer is het grootste
kratermeer ter wereld en is met ruim 1100 km2 groter dan Singapore. Onder het
Tobameer ligt een supervulkaan, waarvan er maar een paar op de wereld te vinden
zijn (o.a. Yellowstone). De laatste mega-eruptie is al zo'n 70.000 jaar
geleden. Experts stellen dat deze uitbarsting het klimaat op de wereld destijds
totaal heeft veranderd.
Binnen het kratermeer ligt het eiland
Samosir. Omdat het eiland op ongeveer 900 meter hoogte ligt; is het er overdag
en 's nachts lekker koel. Er waait meestal een prettig windje waardoor het een
fijne afwisseling is op de diverse snikhete dagen in Indonesië. Met de veerboot
varen wij om 17u vanuit Parapat in 40 mindirect naar ons hotel Toba Village
Inn in Tuk Tuk. Dit is een toeristisch dorp op het schiereiland dat vast zit
aan Samosir. Het bestaat grotendeels uit kleine hotels en veel restaurantjes
(warung). Tijdens de overtocht kijken we
onze ogen uit want het is hier heel mooi alleen spijtig dat de zon ontbreekt en
de kraterranden in de wolken zitten.
Toba Village Inn wordt door een Belg en
zijn Indonesische vrouw uitgebaat en we krijgen hier een prachtige kamer MET
warm water in badkamer. Rond 19u trekken we samen met Oddo en nog 3 anderen
naar Carolina een restaurant in het
dorp Tuk Tuk. Jean eet voor het eerst een Europees gerecht, frit met sla en kip
en ik neem kip in zuur zoete saus met rijst. Lekker! Op de terugweg stoppen we
nog om een koffie/cappuccino te drinken. Nu weet ik tenminste hoe lekker
Sumatraanse koffie kan smaken. Ondertussen is het 10u voorbij en alle
winkeltjes zijn nog open en de mensen roepen nog altijd even vriendelijk
Hallo. Als we terug komen in ons hotel ga ik bij Ellen langs met de
thermometer. Zij heeft 38.5 koorts en de Dafalgan met Codeïne wordt erbij
gehaald. Wij slapen echter heerlijk en voelen ons kiplekker.
Overnachting: Toba
Village Inn Lake Toba (Sumatra)
Donderdag 11 & vrijdag 12 juli Bukit Lawang: orang-oetan rehabilitatiecentrum
Donderdag 11 & vrijdag 12 juli Bukit Lawang: orang-oetan
rehabilitatiecentrum
s Nachts heeft Jean overgegeven en een
paar maal op de pot gezeten, maar nadat
hij een Imodium heeft genomen, schijnt alles opgelost. Om 7u30 houden we het als
ontbijt bij een toast met confituur. Rond 8u30 wordt onze bagage door de
dragers opgepikt, over de boswegjes en de hangbrug naar het dorp gedragen waar
er 3 jeeps op ons staan te wachten. Al
onze bagage wordt in en op de jeeps geladen en wij vertrekken richting Tangkahan. We rijden met onze jeeps over een slechte, onverharde
weg zo'n 60 km door plantages in ruim vier uur naar Bukit Lawang. De bagage die
bovenop vastgebonden was, verschoof en moest dus terug vastgesjord
worden. Gelukkig was het goed weer. Het eerste stuk ging oostwaarts over
de weg die we gekomen waren. Na een uur sloegen we af naar het zuiden. We stoppen
een keer om van het prachtig uitzicht te genieten, alleen staat er een grote
palmoliefabriek een grijze walm in de lucht te spuwen. Om 12u30 komen we aan op de parkeerplaats
even buiten het dorp, bij de hangbrug over de Bahorok rivier naar de Eco Lodge, ons verblijf voor de komende twee
nachten.
De bagage wordt van de parkeerplaats
door dragers tot over de brug gebracht. Onze kamer is helemaal achteraan, maar
we liggen wel allemaal kort bij elkaar rond een midden pleintje. Er is een mooie tuin met goed verharde en
verlichte paden naar het restaurant, langs de rivier.
Bukit Lawang is een dorp aan de oevers
van de Bahorok rivier. Veel groter en toeristische dan Tangkahan. Er is zelfs
een ziekenhuisje en een busstation (mensen uit Medan komen er met de bus
naartoe maar het duurt wel een ganse dag door de vele tussenstops). Na het eten in het restaurant en het douchen
(terug met koud water) maken we een wandeling door het dorpje. We nemen een
andere brug en ontdekken dat er 4 hangbruggen zijn: de ene al wat stabieler dan
de andere. Het dorpje zelf heeft veel
winkeltjes langs een voetpad evenwijdig aan de rivier. We kopen een groen batik
jurkje voor Fien: hopelijk past het.
's Avonds gaan we met de hele groep
eten bij de Nederlandse Saskia Landman. Saskia heeft samen met haar
Indonesische man Sugianto een kindertehuis
opgericht, waar zij kinderen die hun ouders verloren tijdens de
overstroming die Bukit Lawang heeft verzwolgen in 2003, een nieuwe thuis biedt.
Het diner is bij de reis inbegrepen en de verdiensten van ons bezoek komen ten
goede aan het kindertehuis. Er waren nog maar 3 kinderen in dit heel goed uitgeruste
en gezellig ingerichte huis. De meesten zijn al volwassen en wonen en werken
elders, maar ze worden nog wel begeleid. Het onderkomen van Saskia en haar man,
op een groot stuk grond aan de voet van de bergen, ligt maar een kilometer van
de lodge en is bereikbaar over een goed verhard pad. Terug in het donker
betekent de zaklantaarns gebruiken! In onze kamer moeten we eerst nog een
kakkerlak doodmeppen maar de anderen vertellen ons de volgende dag dat dat in
de buurt van het regenwoud doodnormaal s. Bah: vieze beesten als je het mij
vraagt en de buren hebben mee genoten van mijn gegil: er is geen isolatie in de
muren of het dak.
De tweede dag: vrijdag 12 juli trekken
we na het ontbijt er al om 7u30 op uit om orang-oetans te gaan zoeken in het
regenwoud. We gaan eerst naar het informatiecentrum waar we een film
voorgeschoteld krijgen met de regels waar we ons in het park aan moeten houden.
Om bij het centrum te komen, moeten we eerst weer de rivier oversteken: hier is
geen hangbrug, maar de oversteek gebeurt met een rubber bootje dat vast hangt
aan een kabel en die door mannen via touwen van de ene naar de andere zijde
wordt overgetrokken. Een hele belevenis en ik houd er natuurlijk natte voeten
aan over. Vanaf hier klimmen we een eind naar één van de voederplaatsen, waar we
3 apen zien die nog worden bijgevoederd tot het moment aangebroken is dat ze
definitief zelfstandig in de jungle kunnen leven. De rest van de groep trekt verder het oerwoud
in maar Jean en ik keren terug en ik laat mij graag terug helpen door een
lokale begeleider. 50 000 roepia of 420 is zijn fooi maar er was nog een
andere kerel met ons meegelopen zonder iets te doen en die eiste hetzelfde. Ik
keek hem aan alsof hij gek was en hij keek kwaad terug, maar mijn centjes heb
ik gehouden!
Wij wandelen via een kanaal naar een
volgend dorpje +/- 5 km verder waar een marktje is. Het kanaal wordt gebruikt
om eten in te wassen, de vaat te doen, te baden en te zwemmen. Op het marktje
zijn we de enige blanken en we hebben veel beziens. Het is hier een echte
mierennest ! Jean schaft hem een nieuw uurwerk, een rugzak en badslippers. Ons
Fien wordt weer een kleedje rijker voor 45000 roepia! Rond 16u zijn we via het
dorpje terug in ons hotel beland voor een lekkere douche. Voor het avondeten
zorgen de makaken nog wel voor een privé show in de bomen aan onze kamer.
De kamers in dit resort waren goed,
schoon en ruim. Wij zaten helemaal aan de achterzijde in een gebouw met
allemaal kamers rond een middenplein. Geen airconditioning, maar dat was hier ook
niet nodig, de ventilator was voldoende. Een klamboe om het bed en een badkamer
met een koude douche en een mandibak. De tweede avond hebben we terug een
bezoeker die een zekere dood wacht maar de maat is vol als er eentje olijk uit
mijn valies komt kruipen. We vinden waar ze binnenkomen en de spleet wordt goed
dichtgestopt met een handdoek. In t vervolg zal ik mijn valies altijd
dichtritsen.
Het ruime restaurant was gezellig om te
eten, ook hier weer open met zicht op de rivier. De bediening was vriendelijk
en één ober etaleerde erg graag en met humor zijn kennis van het
Nederlands ('ik ben een beetje verlegen...'). Er was voldoende keus en
het eten smaakte heerlijk. Jean en ik aten s avond Junglefood: een schotel
met kip, aardappelen, bananenstam en curry. Onze maag is aangepast aan de
warmte en het Oosterse eten.
De volgende ochtend rijden we met ons
vertrouwde bus naar het Tobameer via Medan om onze reisleider Odo op te halen
die de vorige dag daar naar het ziekenhuis gegaan was met een lichte vorm van
knokkelkoorts.
Overnachting: Ecolodge
Bukit Lawang - Bukit Lawang (Sumatra)
Woensdag 10 juli 2013 Tangkahan - Gunung Leuser Nationaal Park
Woensdag 10 juli 2013 Tangkahan - Gunung Leuser Nationaal Park
s Morgens om 7u30 hebben we een
eenvoudig ontbijtje met gebakken eieren en toast met confituur in het prachtige
restaurant met uitzicht op een zijrivier van die waaraan het dorp zelf is
gelegen. Om 8u30 zijn we op weg naar de olifantenwasplaats zo'n 3 kilometer van
de lodge, over de hangbrug en door het dorp. We zien hoe de kokosnoten aan een
boom gebonden zijn om de rubber op te vangen en wandelen een stuk door de
palmolieplantage van de overheid. We zien er voor het eerst hoe men de trossen
olienoten uit de bomen haalt. Koeien en geiten zien we overal tussen de
palmbomen, maar het valt op dat er hier bijna geen vogels zijn.
Tangkahan heeft 7 tamme olifanten, die
zijn opgeleid om mee te patrouilleren door het Nationale Park om stropen en
illegale houtkap te voorkomen. Deze olifanten waren oorspronkelijk lastpakken
die oogsten vernielden, en huizen in omringende dorpen. Nu beschermen ze het
gebied, de bewoners en hun wilde 'collega's'. Je kunt ook een rit van een
uur op hun rug maken, maar dat kost behoorlijk wat geld (65 euro per persoon). Enkel
Maire maakt na het wassen een rit op een olifant. De olifanten, inmiddels is er
ook een kleintje (twee andere babys stierven vrij snel) worden door de rangers
van hun weide naar de rivier geleid, worden daar geholpen met hun ontlasting en
dan worden ze de rivier ingebracht waar ze badderen dat het een lieve lust is. Een
leuke activiteit om mee te maken is het borstelen van de olifanten tijdens hun
bad. Ze laten zich vervolgens ook graag bananen voeren door de toeristen.
Daarna staan ze maar al te graag te schouwen en te poseren voor de fotos.
We moeten langs dezelfde weg terug naar
onze lodge, maar onderweg krijgen we toemaatje. Een ganse troep waterbuffels in
een poel tussen de bomen. s Middags eet ik een toast met confituur en Jean een
portie Roerbak Mie. Na de lunch gaat iedereen mee raften op een vlot van
vrachtwagenbanden gemaakt, maar wij gaan niet mee omdat Jean last heeft van
zijn rug. Wij brengen onze namiddag door langs de waterkant, wandelen wat en
zitten wat te puffen en te blazen op ons terras. Rond 16u30 komt een van de
dorpsbewoners ons roepen omdat er in de bomen Thomas
apen zitten: dit betekent nog een halfuurtje show en
acrobatie in de bomen. Om 19u eten we terug in het restaurant en iedereen eet
hetzelfde: kip met een lekkere saus waarin aardappelen zitten, een groente die
op spinazie lijkt maar wel ander smaakt en natuurlijk rijst. Na het eten zijn er een paar jonge gasten die
de di-jambe en de gitaren boven halen en er wordt gezellig gezongen en plezier
gemaakt.
Dinsdag 09 juli 2013 Tangkahan - Gunung Leuser Nationaal Park
Dinsdag 09 juli 2013 Tangkahan -
Gunung Leuser Nationaal Park
s Morgens eten we een lekker ontbijt in
het Garudaplazahotel en ontmoeten Ellen die met ons meereist en Odo onze
reisleider. Om 8u30 spreken we af in de lounge en vandaar gaat het in een
blauwe bus voor 20 man richting vliegveld waar we rest van de bende oppikken.
Medan is een dampende, drukke stad met 2 500 000 inwoners. Hier rijden duizenden
scooters kriskras door elkaar en inhalen doen ze zowel rechts als links. De
wagens lijken wel op elkaars zijspiegel te mikken en toch blijkt het allemaal
te lukken want de meeste wagens zien er vrij ongeschonden uit. Het is hier
tropisch warm en in een mum van tijd druppelen de zweetdruppels van ons
gezicht. Aan de luchthaven zoek ik nog vlug een toilet op en maak zo voor het
eerst kennis met het Franse wc met daarnaast een papiermandje voor het
toiletpapier dat bijna nooit aanwezig is en de kuip water met een steelpannetje
om dat wat je achterlaat door te spoelen .. Jesus!!!
Vanaf het vliegveld rijden we in een
uur of vier meteen door naar Tangkahan. In reisverhalen wordt gewaarschuwd: de
reisduur naar het minidorpje Tangkahan ligt tussen de 5 en 7u, afhankelijk van
de kwaliteit van de auto, de hoeveelheid stops om even bij te komen van het
schommelen en natuurlijk de weersomstandigheden. Bij regenweer wordende vele
gaten in de weg modderpoelen en is het waarschijnlijk nog tijdrovender om er
doorheen te komen.
Onderweg passeren we het stadje Binjai, dat bekend staat om zijn rambutanvruchten.
Deze heerlijke op lychee lijkende vruchten zijn alleen in bepaalde maanden van
het jaar te verkrijgen. De bus wordt even gestopt en er worden banaantjes,
mandarijntjes en rambutan gekocht.
De weg naar Binjai (25 km) is redelijk, pas daarna wordt de weg hobbelig en
grotendeels ook zonder asfalt. Wij lachen met de bumpi bumpi road. Het landschap
is niet echt gevarieerd en de weg loopt voornamelijk door palmolie- en
rubberplantages.
Wij stoppen in de noordelijke uitlopers
van Binjai bij een eenvoudig eethuisje langs de weg, voor een koffiestop. Het
was onze eerste kennismaking met de pikzwarte, en sterk gezoete, Indonesische
koffie. Als iemand Cola wil, springt de uitbaatster vlug even op haar scooter
en een paar minuten later staat de warme Cola voor onze neus. Gelukkig zag
niemand hoe het kleine keukentje erbij lag of niemand had koffie durven
drinken.
De weg wordt de laatste 67 km steeds
slechter en halverwege houdt het asfalt echt op. We rijden over bruggen waar
onze wielen maar net op kunnen en als er een vrachtwagen als tegenligger komt,
houden wij gezamenlijk onze adem in. Onze chauffeur verdient nu al een vette
tip. Wij rijden langs palmolieplantages, die vaak nog door de Nederlanders zijn
aangelegd. Het Gunung Leuser NP wordt gevormd door bergketens en primair
regenwoud. Je zou hier volgens Sawadee nog grote aantallen gigantische bomen en
zeldzame flora en fauna kunnen vinden zoals de orang-oetan en de rafflesia
reuzenbloem. Afwachten!
Het dorpje Tangkahan ligt in het Gunung
Leuser Nationaal Park, een van de laatst overgebleven stukken
laaglandregenwoud. De chauffeur dropt
ons af en een bende dragers sleurt onze bagage naar de Linea Lodge waar we twee
nachten verblijven. We lopen over een 50m lange hangbrug over de rivier die
achter onze huisjes loopt wat voor ons een eerste keer is en toch even raar
aanvoelt.
We gaan onmiddellijk naar het
restaurant dat uitkijkt op de Buluh rivier en het regenwoud: een machtig
gezicht! We eten eerst en lekker warm soepje!! Ja, ja, warme soep bij deze
hitte en daarna wat roerbakmie. Na het eten krijgen wij onze huisjes
aangewezen.
De lucht boven Tankahan wordt almaar
dreigender en uiteindelijk begint het te
regenen en in de verte te onweren.
Sawadee over dit dorp: illegale
houtkap is helaas nog steeds een groot probleem. Inmiddels hebben de
dorpelingen van Tangkahan ingezien dat dit tot hun uiteindelijke ondergang zou
leiden en daarom hebben ze een aantal jaren geleden besloten om op een andere
manier het woud en haar bronnen te gaan aanwenden. Met hulp van buitenaf hebben
ze een community-based project opgezet en met behulp van ecotoerisme een
alternatieve inkomstenbron gezocht. Onze accommodatie blijkt te bestaan uit
cottages. Wij krijgen het laatste huisje met twee bedden voorzien van klamboe,
en een half open badkamer met (Westerse) WC, mandi en koude douche
(piemelstraaltje). Een mandi is een bakje waarmee je koud water over je heen
giet, vanuit een zelf te vullen bak / kuip (gajung). Er is hier alleen
elektriciteit van 18:00 22:00 uur door middel van een generator. Een
zaklantaarn is nodig om bijvoorbeeld 's nachts naar de WC te gaan anders vind
je je bed niet terug! Blijkt dat de vloer van ons huisje elke nacht vochtig
wordt en het tot s middags duurt voor het opdroogt.
De exacte locatie van Tangkahan is niet
terug te vinden op een kaart en zelfs Google Maps kan je niet wijzer maken..
Zondag 07 en maandag 08 juli 2013 Vlucht Amsterdam - Medan (Sumatra)
Reis naar Indonesië in 2013
Jean en ik maken een groepsreis naar Indonesië van 7 juli tot 6 augustus met een verlenging tot 9
augustus 2013.
Naar goede gewoonte schrijven we terug een versag. Per dag is een aparte
pagina gemaakt met daarop naast onze foto's ook wat achtergrondinformatie van
internet en uit reisgidsen. We beginnen op Sumatra, gaan dan naar Java en eindigen
op Bali.
De reisorganisator is Sawadee, onze reisbegeleider is Obbe.
Zondag 07 en
maandag 08 juli 2013 Vlucht Amsterdam - Medan (Sumatra)
Jan en Wim pikken ons rond 15u30 op en brengen ons naar Schiphol waar we
ruim op tijd aankomen.
Het inchecken met de e-tickets blijkt lastig en zelfs een ter hulp
geroepen KLM-medewerker heeft er moeite mee en zij verwijst ons naar de incheckbalie.
Het gewicht van onze koffers viel best mee: ik 19kg en Jean 14.
Om 20.55 stijgen wij op. We zitten in de zijgang, maar spijtig genoeg
niet aan een raam.
We maken een tussenlanding in Kuala Lumpur en mogen een half uurtje
rondlopen op deze moderne luchthaven. Dan gaat het richting Jakarta waar we
1u40 later aankomen. Jakarta met onduidelijke aanwijzingen, alle handbagage mee
en de ruimbagage mogen wij ook zelf verplaatsen van de ene naar de andere
lopende band 100m verder. Nog een rondje langs douane / veiligheidscheck met de laptop gewoon in de rugzak maar een
flesje water mogen we toch achterlaten en dan weer het vliegtuig in van Garuda Airlines
richting Medan.
Vertrekdatum
Vluchtnr.
Traject
Vertrek
Aankomst
Vluchtduur
07 jul 2013
KL809
AMS-Jakarta
20.55
17.20*
15.25 uur
08 jul 2013
GA196
Jakarta-Medan
19.45
22.10
2.25 uur
GA=Garuda Indonesia, AMS=Amsterdam, CGK=Jakarta, MES=Medan, *=volgende
dag
Op het vliegveld van Jakarta - wat is het hier heet! moeten wij geen
visum meer kopen omdat we dat reeds in Brussel deden.
Het tweede deel van de vlucht (eigenlijk deel 3...) begint met
vertraging en dat is maar goed want we hebben meer dan een half uur boven
Jakarta blijven cirkelen omwille van de drukte. Hier hebben we ook onze eerste
doorstart meegemaakt: het vliegtuig
staat bijna op zijn wielen bij het landen als de piloot plotseling heel veel
snelheid neemt en onmiddellijk terug begint te stijgen. Heel raar maar
noodzakelijk omdat er nog een ander toestel op dezelfde landingsbaan staat. Uiteindelijk
vertrekken we voor het hele stuk terug over Sumatra en komen rond 11u
plaatselijke tijd in Medan aan. Voor ons is het nu 18u en we zijn al 26u
onderweg.
Medan is een kleine luchthaven waar we over het tarmac naar de hal moeten
stappen. Hier zijn geen gates! Gelukkig komt onze bagage van de band en merk ik
aan de ingang een vriendelijke vent met een papier met mijn naam erop. Hij is
nog zo vriendelijk om ons even naar een ATM te voeren waar wij onmiddellijk
geld pinnen. Wij halen hier miljoenen uit de muur ... Spijtig genoeg zijn het
geen Euros maar Roepia's (12.000 = 1)
Onze taxi brengt ons naar het Garudaplazahotel: een mooi hotel in het centrum. Wij hebben honger
en bestellen via roomservice een bordje loempias voor Jean en scampis in zoet
zure saus voor mij. Het smaakt heerlijk en met een dik buikje kruipen we ons
bed in en slapen als een blok.
Morgen is het weer zover en trekken wij naar warmere oorden. Wie ons wil volgen, kan iets meer lezen over onze reis op http://www.bloggen.be/jeanenmarleen1