drijven is evenwicht vinden loslaten wat spant vertrouwen op dobber en dragen van water en hand niet vragen toch lachen want
drijven is bevrijd zijn zweven - niets doen genezen van wanen en tranen om dingen van toen en zonder spanen roeien op weg naar een zoen
van God
Ó L.Steenberghs ______________________________
________________________
Gods' macht was werkzaam in Christus toen God hem opwekte uit de dood en hem in de hemelse sferen een plaats gaf aan Zijn rechterhand, hoog boven alle hemelse vorsten en heersers, alle machten en krachten en elke naam die genoemd wordt, niet alleen in deze wereld maar ook in de toekomstige. Hij heeft alles aan zijn voeten gelegd en hem als hoofd over alles aangesteld, voor de kerk, die zijn lichaam is, de volheid van hem die alles in allen vervult.
naar Efez. 1:20-23
________________________
Persbericht
Het gebeurde in Israel dat
na drie uren duisternis op de middag
het gordijn van de tempel scheurde
van boven naar beneden.
Net op het ogenblik dat buiten een mens aan een
kruishout zijn laatste adem uitblies na het slaken van
een luide kreet, deed dit eigenaardig verschijnsel zich
voor.Van boven naar beneden.
Een onzichtbare hand ? Een onverwachtte zonsver-
duistering ? Wie zal het zeggen.
Het slachtoffer was ernstig toegetakeld met sporen
van geseling.Zelfs van mishandeling.Bloed ont-
brak er niet.Een opschrift vermelde dat hij de
koning van de Joden was.Het betreffende volk
tekent afwezig wegens het vieren van religieuze
feesten.
Een toekijkende centurio getuigt :
“ Hij was de Zoon van God.”
Ó Lieve Steenberghs
Jezus Christus
is de afstraling
van Gods’ luister
en de afdruk van
Zijn wezen.
naar Hebreeën 1:3
Liefdesliedje
ik teken Zijn contouren met stemgeluid op ritme van de nieuwe dag zag je ze niet opdoemen tussen de bloemen van het bestaan
ik blaas Hem wakker met woorden hoorde je ze niet ritselen in het riet van je gedachten zwanger van liefde
sta dus op, mijn liefste schud de nachtspinnen van je af verrijs uit het grijs van de dood leef het lied dat Hij je zingt.
Ó L.Steenberghs
De parel
een man werd koning in het land van de parel
hij had in het schelpen schrijn van de zee de weerschijn ontwaard van een land waar dag nooit ondergaat en leven blijft beven in de brand van een ander soort licht
hij had liefde geproefd in de dans van het water dat glansde in rivieren vol glitterende vis
had vreugde zien walsen door straten van een stad gezuiverd van duisternis
toen verkocht hij zijn huis, zijn grond de argumenten waar hij voor stond de opvoeding die hem had verwond kortom alles wat hem verbond met de wereld op zijn halfrond
kocht wat hij had gevonden en werd koning in het land van de parel.
Ó L.Steenberghs
Verdriet
de bomen druipen van verdriet
ellende moddert tussen wortels
tussen tenen sompig riet
ween niet ween niet
wolken zwelgen van de tranen
en het regent open kranen
van een somber droevig lied dat geheel geen uitkomst biedt
waarom niet U wiens wil geschiedt
Ó L.Steenberghs
Roepen naar de hemel
poëtische teksten en gedichten Roepen naar de hemel,
deuren sluiten, kieren afdichten,
kortom : even de wereld ontvluchten,
kontakt zoeken met
de hemelse gewesten
langs de weg die Jezus Christus is,
drinken van Zijn wijn,
eten van Zijn tafel,
rust vinden,
geluk ervaren,
poëtische tekstjes of gedichten
ontspruiten als vanzelf uit die Bron,
toevallige lezers heet ik welkom,
ik sta open voor commentaar,
namens
stem-uit-de-diepte
17-07-2008
HOME - Woordje vooraf.
Roepen naar de hemel
Deuren sluiten, kieren dichten, kortom : even de wereld ontvluchten kontakt zoeken met de hemelse gewesten langs de weg die Jezus Christus is. Drinken van Zijn wijn, eten van Zijn tafel. Rust vinden. Geluk ervaren.
Poëtische tekstjes of gedichten ontspruiten vanzelf uit die Bron.
Toevallige lezers heet ik welkom. Ik sta open voor commentaar.
Het bloed droop uit Zijn hand en uit Zijn voet aan ied're kant een spoor van lopend leed. Hij leed een pijn waar niemand iets van weet maar zweeg gedwee. Was Hij het of Zijn bloed
dat stierf, die stierf en weer ontsprong als vloed, als wassend water, Hij, zo hoog, zo breed, zo diep, die nooit een ander bloeden deed Hij heeft een onverdiende straf geboet.
De wind zingt letters van Zijn naam, heel zacht en bomen schrijven klinkers van Zijn lied. De zee bespiegelt 's avonds laat Zijn pracht
als zonlicht in het westen vonken schiet. Heeft iemand ooit een hoger naam bedacht dan Zijn naam? -Heb me lief. Meer niet.
de wind strooit een stroom ritselende parels door de blaren van mijn hoofd verdoofd leggen gedachtenflarden het bijltje erbij neer en weer waait Uw stem langs het hart van mijn boom ik droom, mijn liefste van een zoete dronk uit Uw kelk
welke heerlijke wijn schenkt U mij bij de schei van dag en nacht een bed van kracht.
Wees toch zo goed uw dienaar niet voorbij te gaan, drie mannen bij het eikenbos van Mamre, schud uw moede schoenen los, schuif in de schaduw van die tent van mij.
Wat water wast het zand van woestenij en witte hitte weg - ik haal een gros fijn meel voor brood met boter en een tros vol dadels bij gebraad en stoverij.
Daar in het eikenbos van Mamre, ga mij niet voorbij, drie mannen, wees zo goed de loverrijke lommer waar ik sta
nu te vereren met uw herenvoet, ach, zit wat neer onder mijn pergola, drie mannen, deel uw dienaar's overvloed.
klokken kleppen door heuvels van heimwee en wind van verlangen vangt hemels parfum spraakloze taal strooit stilte naar binnen spreekt luider dan orgel of daver van drum
zou ik vergeten, bergen van Sion hoe vrede in brede almen haar weiden uitspreidt op Salem's flanken waar banken staan in het licht waar kabbel van kreken tot drinken verleidt
toch zal ik fluitend mijn oude luit uit de vingers van de wilg plukken en zingen -bij het vrolijk openklaren van snarenspel- een goddelijk lied vol herinneringen
nu klokken kleppen door heuvels van heimwee en wind van verlangen de hemel vangt de bergen van Salem hun vrede uitschudden zoals een vrouw die gewassen lakens ophangt.
sparrenhouten wouden graaien naar gouden oorden hoger dan ware woorden woorden paaierige praatjes van koude wind
dennenmossen bossen waaien waar golfjes klotsen over rotsen rotsen fraaie waters in mijn zijn - net wijn
Schoonste der schoonheden komt voorbijgegegleden door mijn lome weten weten als een gans over egaal vijvervlak strak en grauw uitgestreken in het nauw van de eindstreep - de dichtgeregen dag - ach
nu Vaders' adem geur uitwasemt van de Zoon zijn zoon kleuren vreugdetonen scheuren schoon in dat zeurend wiel dat is : mijn ziel - ik kniel.
toen twijfel opdook zijnde een gevoel dat schipperde gelijk een boot op zee die zwiept en zwalpt met hoge golven mee met diepe kolken neer en zonder doel
weerklonk een stille stem die klaar en koel beduidde : twijfel is een keuze. Nee hij heeft de macht niet over wel en wee van mensen. Dus kortom wat ik bedoel :
in de grond is twijfel een beslissing net als niet meer aarzelen maar doen net als kiezen voor een overwinning
dus kies 'ik twijfel niet als vroeger toen mijn scheepje in de golven onderging' en lap dat zwak gevoelen aan je schoen.
Ik zoek U in de tanende tinten van de herfst, wandelend langs de wind, blaren die waaien, langs de schuilplaats van merels en kraaien, langs waar kilte haar klauwen kerft
in de vouwen van de bergen. Maar nergens bespeur ik de geur van Uw aanwezigheid zo sterk als in de kerk van mijn beslotenheid. Zoals U mij onbeteugeld overvleugelt van ergens
ver weg uit een andere wereld maar toch zo dichtbij als de zoen van een regendrup als de natte neus van een poedelpup als een blote borst vol moederzog.
Ik zoek U in de vurige vlam van het westen bij het zinken van de zon in haar nest, in het keuvelen en klinken van wat rest van een bron waar herten hun dorst lesten.
Maar ik vind U achter mijn gesloten ogen spartelend in de woorden van mijn mond dartelend over de aanbiddende grond van mijn U-liefhebbend vermogen.
mijn liefste wandelt graag langs rosse herfst en ritselende voetstappen hij wiegt zo graag op wind die door de bomen klieft die buitelt uit een tij dat langzaam sterft
hij ziet hoe zoete zomer snel bederft een laatste liedje door de luchten driegt alvorens hij gehaast weer verdervliegt hoe herfst zijn klauwen in de aarde kerft
mijn liefste wandelt graag stil aan mijn zij terwijl hij glans geeft aan de bladerdood goud weeft door het blozend appelrood hij heft de hoop als vaandel over mij
mijn liefste maakt mijn levenskrachten vrij als malse kern uit schelpen van een noot die opentuit dan wordt tot notenbrood mijn liefste stierf en leeft hij houdt van mij
We zullen zacht, zo zinloos zwijgen bij het zuchtend hijgen van een mens die sterft, tevele vragen voor wie wijsheid derft. Vergleden dagen trekken ras voorbij
de leegte loenst in lonkend jaargetij. Beduusd en donker denken we de herfst van dood, van leven weg, maar diep gekerfd van binnen in ons zelf beseffen wij
we moeten zacht, heel zinloos zwichten voor die steeds opnieuw gestelde vraag : wat is de zin van menszijn en waar leef ik voor.
Ook zwervend langs wat licht, wat duisternis klinkt kloppend bij de deur dat andere door : wat als nu blijkt dat Christus einddoel is ? Ó L.Steenberghs
hij bakent zijn gedachtenwereld af een huis en meubels, mensen, lief en leed hij bouwt zichzelf een zijn - wat zelfbeeld heet - beweegt zich vrij in wat hij grenzen gaf
de bange verten lijken zo veraf zo ongekend dus onbestaand hij weet niet eens wie ooit de muren overschreed hij loopt, zich veilig wanend, richting graf
tot peilers worden stukgegooid, tumult en chaos schudden denkpatronen door elkaar, het zelf voelt zich met vrees omhuld
in beeldenstorm gaan werelden teloor 'wie ben ik nog, wiens overgrote schuld dat ik al denkend plots een been verloor?'
daar loopt hij dan verschanst in zijn volwassenheid met opgepoetste buitenkant te blinken als een mens
hij trekt een bek zoals het hoort zet de stekels van zijn bolster recht doorboort bij elk gevecht die ander
tot een sterker iemand komt hij scheurt de harde pel van weke delen vaarwel beheerste vent nu is de beurt aan luidkeels schreeuwen om wat koestering
zoals hij daar loopt gekwetst vanbinnen kind.
Ó L. Steenberghs ________________________________________
________________________
Hoor ! Mijn lief ! Kijk ! Hij komt, springend over de bergen, dansend over de heuvels. Als een gazelle is mijn lief, als het jong van een hert. Kijk ! Hij staat al bij de muur. Hij blikt door het venster, tuurt door de spijlen.
Mijn lief roept mij toe : 'Sta op, vriendin ! Mooi meisje, kom ! Kijk ! De winter is voorbij, voorbij zijn de regens, weggegaan. De bloemen zijn verschenen op het veld, nu breekt de zangtijd aan, het koeren van de duif klinkt op het land. De vijgenboom is al vol vruchten, de wijstok rankt en geurt.
Sta op, vriendin, mooi meije, kom ! Mijn duif in de rotskloof, verscholen in de bergwand, laat mij je gezicht zien, laat mij luisteren naar je stem, want je stem is zo lieflijk, je gezicht zo bekoorlijk.'
Hooglied 2:8-14 _____________________
mijn bidden is de weg vinden naar dat stille plaatsje waar Jezus spreekt en ik zwijg
waar Zijn licht zindert en Zijn koeltje suist ... daar leg ik alles af - ook mezelf - aan Zijn voeten
mijn bidden is een duik nemen in Zijn zee van liefde en zwemmen van vreugde
het is vollopen en toch niet verzwelgen het is drinken en mij uitstrekken naar nog meer van Hem
mijn bidden is : Jezus die bidt in mij en ik die voel dat ik Hem aanbid.
ã L.Steenberghs
Evolutietheorie
er oerknalde wat soep met aminozuren vloeide uit tot prachtige luchten harmonieuze landschappen aromatische bloemengeuren op een azuurblauwe bol ik er midden op god, ongelooflijk
en God tilde het deksel van de pot snoof mompelde : tjonge, wat brouwen ze nu moet daar wijsgerig wiskundig denken uit voortkomen ? de vrije wil ? ongelooflijk !
Ó L. Steenberghs
Wat het oog niet heeft gezien en het oor niet heeft gehoord, wat in geen mensenhart is opgekomen, dat heeft God bestemd voor wie Hem liefheeft.
naar 1Kor. 2:9
Out !
letterlijnen lopen lijk addergedachten langs sompige moddergrachten voddenmarkten leeg van vette slijmen weg ! wat ik zeg : uit mijn brein !
kruip kronkelend kruiswaarts krijgsgevangen gemaakt naar de schedelplaats die druipt van triomfantelijk bloed vrij ! wat Hij zei : slangenbroed !
Ó L.Steenberghs
'Ik zal bevrijden wie mij liefheeft
beschermen wie met mijn naam vertrouwd is.
Roep je mij aan, Ik geef antwoord,
in de nood zal Ik bij je zijn, je bevrijden en met roem overladen,
je overvloed geven van dagen. Ik zal je redding zijn.'
naar psalm 91:14-16
Hoe onuitputtelijk zijn Gods rijkdom wijsheid en kennis
hoe ondoorgrondelijk zijn oordelen en hoe onbegrijpelijk zijn wegen.
Wie kent de gedachten van de Heer, wie was ooit zijn raadsman ?
Wie heeft hem iets gegeven dat door hem moest worden terugbetaald ?
Alles is uit hem ontstaan, alles is door hem geschapen, alles heeft in hem zijn doel.