Ernie Dekens per Fiets naar Santiago de Compostela
Foto

Wij zijn aangekomen in Santiago de Compostela op 06/06/2008 om 14 u 15.
Een totaal afgelegde weg van 2452 km.
Een reis dat wij nooit gaan vergeten.
Groetjes Ernie & Gerda.

Inhoud blog
  • Start nieuw verhaal
  • Tot slot een bedankje
  • Bertamiràns – Cabo Fisterra 89 km
  • Santiago de Compostela (Zaterdag en Zondag 7 en 8 juni 2008)
  • Arzùa – Santiago de Compostela 52 km

    Zoeken in blog


    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     


    Via deze weg kan u mijn route volgen te beginnen in Wondelgem doorheen Frankrijk en Noord Spanje tot in Santiago De Compostela.
    11-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tot slot een bedankje
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Nu de weg naar Santiago de Compostela en Fisterra is afgelegd, en ik 2452 km op de teller heb staan, wil ik niet nalaten om iedereen zowel familie, vrienden en zeker ook de talrijke collega’s te bedanken voor hun reacties op de blog. Dit was voor ons een stimulans om er mee door te gaan. Ik wil ook een speciaal woordje van dank richten aan Mike, Sarah en Randy die ervoor zorgden dat tijdens onze afwezigheid alles thuis in orde bleef, en dat wij met een gerust geweten deze weg konden afleggen. En vooral aan Randy die ervoor zorgde dat iedereen de teksten en foto’s die wij doorstuurden op het internet kon vinden. Vanaf nu nemen wij echt vakantie en hopen jullie allemaal over een paar weken terug te zien. Dit betekent echter niet dat wij de reacties op deze blog uit het oog zullen verliezen.

     

    Bedankt en tot binnenkort

    Ernie en Gerda

    11-06-2008, 19:25 geschreven door Ernie  


    09-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bertamiràns – Cabo Fisterra 89 km

    Het gaat er druk aan toe op de camping in de vroege morgen. Veel pelgrims staan op het punt om te vertrekken. De Duitsers met hun mobilhome keren huiswaarts, het Nederlands koppel dat hun tentje naast ons opzetten,  gaat wel nog naar Fisterra maar ze doen het in 2 dagen en komen dan terug naar Santiago om daarna met de trein, boot en nog eens een boot terug naar Nederland te trekken. Een ander Nederlands koppel blijft nog 1 dag in de omgeving en vertrekt dan morgen met het vliegtuig. En dan de Oostenrijkse pelgrim met de hond. Met hem heb ik het meeste contact. Hij heeft problemen om weg te geraken en komt mij ten einde raad om hulp vragen. Alles komt ook voor hem in orde. De baas van de camping kan hem helpen. We nemen ontroerend afscheid van elkaar. Ik geef hem mijn emailadres en hij belooft mij een email te sturen. En dan is het onze beurt. We verlaten de camping en gaan eerst tanken. Daarna verlaten we de drukte van de stad. We moeten even zoeken maar vinden toch onze weg. Nabij Bertamiràns gaat de fiets van de wagen en ik start voor de laatste rit. Ik neem de kortste weg via Noia naar Fisterra en iets verder naar Cabo Fisterra. In Noia ontmoet ik Gerda voor het eerst. Ze laat me weten dat het zeer druk is wegens wegenwerken. Geen probleem, ik kom er goed door en krijg er nog een stempel. Daarna gaat het richting Pino do Val. Het is weer de hele morgen helling op en helling af. Maar na Pino do Val blijft het toch maar stijgen. De zon doet weer haar uiterste best en dat betekent dat het zweet weer over mijn lichaam rolt. In de omgeving van Oliveira is het weer van dat. Klimmen en blijven klimmen tot aan de voet van de enorme windmolens die hier dik bezaaid zijn. En dan komt de verlossing. Een lange afdaling naar Cée, een stadje aan de zee. Vanuit een groene omgeving kom ik nu in een prachtige blauwe omgeving. Met prachtige vergezichten over de zee. Nog een paar km en ik ben in Fisterra. Als ik het stadje al van op 4 km zie liggen, laat ik me nog eens fotograferen door een Spaans koppel, die me vraagt waar ik vandaan kom. Als ze horen dat ik uit België kom met de fiets, kunnen ze hun oren niet geloven. In Fisterra rijd ik gewoon door naar Cabo Fisterra waar de vuurtoren staat en waar de weg en ook mijn Camino ophoudt. Daar word ik opgewacht door Gerda met de camera in aanslag. We zijn beiden blij. Mijn droom is nu definitief werkelijkheid geworden. De fiets gaat op de camper en we wandelen naar de vuurtoren. Er worden nog heel wat foto’s gemaakt. Het is er vrij druk. Dat komt waarschijnlijk door het mooie weer. Daarna wordt nog één oud gebruik in ere gehouden. Duitse fietsers zijn bezig een persoonlijk kledingstuk te verbranden. Een oud ritueel die pelgrims graag in stand houden. Ik sluit me bij hen aan. Ik ga op een rots zitten, doe beide schoenen uit en ontdoe mij dan van mijn bezwete kousen. Wanneer ik beide kousen in de fik steek worden er menige foto’s gemaakt. Ik sta er verbaasd van dat die vochtige, stinkende kousen nog zo goed branden. Na het ritueel gaan we nog iets drinken in het cafeetje bij de vuurtoren. Ook een ijsje moet eraan geloven. Daarna keer ik samen met Gerda in de camper terug naar het dorpje Fisterra. Ik haal er in de Albergue een allerlaatste stempel en krijg er nog een certificaat voor de laatste rit. En dit is dan het absolute einde. Adios Camino y muchos gracias.











    09-06-2008, 00:00 geschreven door Ernie  


    08-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Santiago de Compostela (Zaterdag en Zondag 7 en 8 juni 2008)

    Het doel is bereikt. De strijd tegen de zon, wind, regen en hellingen is gestreden. We kunnen rustig vanaf de camping te voet naar de stad van Jacobus. Op zaterdag vertrekken we rond 10 uur richting centrum en Kathedraal. Via de autoluwe straatjes komen we bij de Kathedraal die we nu van binnen gaan bezoeken. Net zoals de buitenkant is hij ook van binnen nogal ruw. Het is héél druk. Ruim 1 uur voor de pelgrimsmis, die om 12 uur begint, nemen de aangekomen pelgrims de beste plaatsen in. Net voor het altaar en zo’n 5 meter boven de grond hangt de sensatie van deze Kathedraal aan een dik touw. De Botafumeiro, een groot wierookvat aan een lang touw. Achter het altaar staat het beeld van de Heilige Jacobus die hier zou begraven zijn. In de Crypte staat een verzilverde grafkist waarin zijn beenderen alsook die van zijn volgelingen Athanasuis en Theodorus zouden rusten. Allemaal goed en wel voor wie dit geloven wil, maar sluitende bewijzen heeft men niet. Ondertussen blijft het volk maar binnenstromen. Tien minuten voor de mis moet beginnen komt een zuster bij het altaar. Ze vraagt de menigte om stilte en begint dan een kort lied te zingen. Ze nodigt het toegestroomde volk uit, om dit kort zangstuk mee te zingen. Het lukt héél goed, want weldra staat bijna iedereen te zingen. Het klinkt ook heel mooi in deze Kathedraal. En dan om 12 uur stipt komen 3 priesters naar het altaar en hoor je buiten de klokken een paar keer luiden. De stampvolle Kathedraal wordt verlicht en de mis kan beginnen. Eerst komt één van de priesters het aantal pelgrims dat is toegekomen voorlezen. Ze komen van over de hele wereld en vanuit alle windstreken. Het aflezen gebeurt in het Spaans en heeft veel mee van een veilingmeester. En dan volgt de mis, waarin een vrijwilliger een tekst uit het één of ander evangelie mag voorlezen. Tijdens de communie valt het mij op dat mensen die aan de overzijde nog buiten staan naar binnen komen om te communie te gaan. Op het einde van de mis is er dan de sensatie. Het wierookvat of Botafumeiro wordt klaargemaakt. De walm van de wierook vult de Kathedraal en met enkele stevige trekken van enkele sterke mannen vliegt het wierookvat van de éne kant naar de andere kant van de Kathedraal. Meteen gaan alle camera’s aan en hoor je in de Kathedraal niets anders dan veel “Oohh’s en Aahh’s”. Het wierookvat vliegt van de ene kant van het plafond naar de andere kant. Wie in de baan van het projectiel durft te komen speelt met zijn leven. Ik ben er zeker van dat van alle foto’s die op dit moment genomen zijn, wel 90% mislukken. En dan, wanneer het vat is uitgezwierd is de mis ten einde en worden de straten rondom de Kathedraal met volk gevuld. De terrasjes lopen vol en de souvenirwinkels doen weer gouden zaken. Iedereen tevreden dus. Ook wij vinden nog een tafeltje voor 2 in de stralende zon op een terrasje. We laten ons goed bedienen en maken onze zoveelste fles wijn soldaat. Daarna begint het slenteren door de smalle straatjes. In het toerismebureau wijst men ons de weg naar een cybercafé om ons verslag door te sturen. Het is de eerste straat rechts zegt de dame van het bureau. We geloven onze ogen niet als we “de straat” . Ze is amper 1 meter breed. Gelukkig hebben we geen tegenliggers of we zaten met een probleem. Daarna bestijgen we nog het toeristisch treintje dat de stad doorkruist. Een Spaanse schone legt in het Spaans en het Engels uit waar we voorbij rijden. Daarna gaat het terug straatje in en straatje uit, tot we na de maaltijd ’s avonds, moe en versleten onze weg terug zoeken naar de camping. Santiago de Compostela, het doel, dat hebben we nu gehad. Er rest ons nog één rit, een rit naar “het einde van de wereld”. Althans daar dacht men over toen Amerika nog niet was ontdekt.













    08-06-2008, 00:00 geschreven door Ernie  


    06-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Arzùa – Santiago de Compostela 52 km

    Vandaag is het de finale, dan komen we aan in Santiago de Compostela. Wat een naam! We rijden terug naar Arzùa waar wij samen eerst nog wat boodschappen doen. We hebben helemaal geen haast. Gerda moet maar een 35-tal km rijden en ik heb er via de route slechts 50 voor de boeg. In Arzùa vraag ik nog een stempel in een Albergue. De patroon geeft me nog een visitekaartje met de naam en het adres van de Albergue voor het geval ik nog eens teugkom…. Daarna ga ik van start. Helemaal op mijn gemak. Voor elke helling die ik op moet, neem ik een kleine versnelling, en voor de afdaling laat ik de fiets gewoon uitlopen. Nabij Touro rijd ik door een groen landschap. Langs de hellingen staan hoge bomen die een geur van eucalyptus verspreiden. Het is er zeer kalm. Geen enkele pelgrim te zien. Dat komt omdat voetgangers een ander traject hebben en de meeste fietsers de kortste weg via de drukke N547 genomen hebben. Na 47 km kom ik aan in Arins, het laatste dorp voor Compostela. Na een bocht zie ik de torens van de kathedraal verschijnen. Ik stop, ga aan de rand van de weg zitten en eet op mijn dooie gemak nog 2 boterhammen. Per sms verwittig ik Gerda van mijn komst. Ik besef dat de tocht er bijna opzit. Het is mooi geweest. Ik weet ook dat ik straks in een drukte van jewelste zal terechtkomen waar commercie het hoogste woord heeft. Na de boterhammen stap ik terug op mijn fiets en vertrek. Honderd meter verder, net voor een brug, staat op een bord te lezen: “SANTIAGO”. Ik stop weer, neem de camera uit zijn tasje en neem alle tijd om mezelf bij het bord te fotograferen. Daarna rijd ik voorbij het bord. Ik ben in Santiago de Compostela. Dan rijd ik de stad binnen. Een enorme drukte. Ik probeer het plannetje uit mijn boekje te volgen. Dit lukt me maar half omdat ik mij moet concentreren op het verkeer. Nog een laatste beklimming. Ik concentreer me meer op de torens van de kathedraal dan op het plannetje in mijn boekje. En dan plots: geen auto’s meer, alleen veel voetgangers in de smalle straatjes. Veel volk, veel souvenirwinkels en overal klinkt muziek die door straatmuzikanten ten hore wordt gebracht. En dan sta ik plots voor de fontein aan de Praza das Praterias. Nog 50 meter door de Rùa de Fonseca en dan om de hoek rijd ik de Praza do Obradoiro op met rechts van mij de gigantische façade van de kathedraal. Zonder te kijken waar ik rijd, neem ik de hele kathedraal in mij op. Plots, een fluitsignaal. Ik herken het overal. Het is Gerda die mij opwacht met de camera in aanslag. We zijn er! Van Gerda krijg ik al een souvenir. Een klein schelpje om rond de hals te dragen. We praten nog een paar minuten terwijl we naar de kathedraal staren. Daarna ga ik me aanmelden in het toerismebureau om mijn compostelana in ontvangst te mogen nemen. Daarna gaan we op ons gemak de camper opzoeken, en rijden rustig naar de camping. We boeken voor 3 dagen. Dat moet genoeg zijn om de mooiste plaatsen van deze stad te bezoeken…. Na geruime tijd, als we al aan de koffie zijn en de familie van onze aankomst op de hoogte hebben gebracht, zie ik plots een karretje aan de camper voorbijkomen. Ik spring naar buiten en roep naar de man. Het is de Oostenrijker met zijn hond. We schudden elkaar de hand en feliciteren elkaar. We gaan ook samen op de foto. Een paar uur later, als we wat opgefrist zijn, haal ik een fles wijn boven en presenteer hem ook een glas. We praten nog wat na. Hij was van Oostenrijk op weg naar Zwitserland. Hij vond het daar niet naar zijn zin en is dan met vrienden doorgereisd naar Strassbourg in Frankrijk. Hij is daar dan aan zijn Camino begonnen. De terugreis zal hij met zijn hond per bus en trein doen. Het karretje dat heeft hij niet meer nodig, dat mag weg…..















    06-06-2008, 00:00 geschreven door Ernie  


    05-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Samos – Arzùa 89 km
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Na een rustige nacht in Samos gaat het eerste gedeelte van de rit richting Sarria en later naar Portomarin. Sarria die amper op 11 km voorbij Samos ligt, is een vrij modern stadje. Ik moest er dwars door een drukke winkelstraat en vond niet direct een plaats om aan een stempel te geraken. Even werd iemand van de plaatselijke bevolking aangesproken en al snel vond ik de weg naar de Santa-Marinakerk waar een stempel op mij wachtte. Even buiten Sarria moest er weer geklommen worden, en daar liep weer de Oostenrijker met het karretje. Sleurend aan de fiets trok hij zijn ganse inboedel en hond naar boven. Ik vroeg hem tot waar hij vandaag wou gaan, maar hij wist het nog niet. 35 km verder kwam ik na een lange klim en een helse afdaling in Portomarin aan. Deze stad ligt aan een stuwmeer. Het eigenaardige aan deze stad is: dat de oude stad in het water verdween bij het aanleggen van het stuwmeer en dat enkele belangrijke gebouwen, steen per steen werden afgebroken en op een andere plaats terug werden opgebouwd. Net buiten Portomarin begon het weer bergop te gaan en een blik in mijn boekje leerde me dat dit zo’n 13 km zou duren. Onderweg waren weer héél veel pelgrims te zien. Je kon soms aan de manier van lopen zien, of de pelgrim al van ver kwam, of nog maar een paar dagen aan zijn tocht begonnen was. Het viel ook op dat er soms vrij grote groepen bij elkaar liepen. Dat zou er kunnen op wijzen dat het hier op georganiseerde pelgrimstochten gaat. Het blijft in feite allemaal gelijk hoe je het doet. Hoofdzaak is dat je van je tocht kunt genieten. In Palas del Rei had is afgesproken met Gerda. Ik had toen 61 km op de teller en in feite iets meer dan ik zelf berekend had. Na het eten trok ik weer verder voor de laatste 30 km. In Boente, op zo’n 10 km van mijn eindpunt, stond een kapel langs de baan en een bordje met “cello” erop. Dat deed mij vermoeden dat er een stempel lag. Dat bleek ook zo. Ik bezocht het kapelletje eens en vond er binnen een paar mooie beeldjes van Santiago als apostel. Opeens hoorde ik lawaai buiten en ging kijken. Een 5-tal Italianen was net bij de kapel aangekomen. Toen ik buiten kwam maakten we onmiddellijk kennis met elkaar. Het waren fervente wielertoeristen met een bierbuikje, of was het een wijnbuikje. Ze kwamen uit de streek van Milaan. Toen ze vernamen dat ik uit België kwam, begonnen ze over Eddy Merckx en over Tom Boonen. Ik wou niet onderdoen en begon met namen te smijten als Gimondi, Moser en Bettini. Een Italiaan begon zelfs over Berlusconi, al weet ik niet of die met een fiets kan rijden. Ik wou weten welke Milaanse voetbalclub ze de beste vonden, AC Milan of Inter Milan. Echte Milanezen zijn voor Inter Milaan, zo ook deze. Eentje begon zelfs over El Juve (Juventus) maar hij werd onmiddellijk het zwijgen opgelegd. Na dit Italiaans intermezzo reed ik weer verder tot bij Gerda in Arzùa. Vandaar gingen we op zoek naar een camping met een wasmachine want we wilden een wasje doen. We waren ondertussen tot op 50 km van Santiago de Compostela gekomen en wilden ’s anderendaags niet met vuile en bezwete kleren bij Jacobus aankloppen.

    05-06-2008, 00:00 geschreven door Ernie  


    04-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ponferrada – Samos 88 km

    Toen alles netjes opgeruimd was, verlieten we de mooie en aangename camping van Villamartin en reden terug naar Ponferrada waar ik gisteren was gestopt. In Ponferrada was het heel druk deze morgen, mede omdat het hier vandaag marktdag was. Op de parking waar ik mijn fiets van de camper nam, stonden ook de mannen uit Duitsland die hier waarschijnlijk de nacht hadden doorgebracht. Na 25 km kwam ik aan in Villafranca del Bierzo. Langs de 16e eeuwse burcht daalde ik door smalle straatjes af naar het centrum. Via de Plaza Mayor en de indrukwekkende voorgevel van het Jezuïetenklooster belandde ik bij het toerismebureau waar ik mijn stempel haalde. Aan de overzijde, en achter de Santiagokerk, bezocht ik even de mooie rozentuin waar ik enkele foto’s nam. Daarna reed ik verder en op de brug net na de kerk maakte ik nog een foto bij het Santiagobeeld. Daarna ging het verder richting O Cebreiro. Even voorbij Vega de Valcarce wijzen de gele en witte pijlen in de richting van Las Herrerias. Een blik in mijn boekje bevestigt mij dat ik goed zit. De weg daalt recht naar het dorpje toe en tussen het smalle straatje en de wandelende pelgrims baan ik me een weg door dit dorp. Eens het laatste huisje voorbij, wordt mijn aandacht gevestigd op een op de grond geschreven tekst. “START TO HELL”. Ik ben een beetje verbaasd, maar snap al gauw het waarom van de tekst. Recht voor mij ligt een kanjer van een helling. Onmiddellijk wordt het kleinste tandwiel vooraan aangesproken. De weg blijft stijgen en aan amper 6 km per uur hijs ik mij omhoog. Ik denk dat het niet lang zal duren, maar ik heb het goed mis. Na iedere bocht komt terug een andere helling. Het zweet druipt me af en ik snak naar adem terwijl ik met alle macht uit armen en benen en sleurend aan de fiets mezelf naar boven wring. Dit duurt zo’n 4 à 5 km. Af en toe steek ik wandelende pelgrims voorbij die mij op de smalle baan hijgend horen afkomen. Fietspelgrims die het hebben opgegeven en te voet verder gaan moedigen mij aan. Na iets meer dan 6 km sleuren, ben ik totaal leeg en zie het zinloze van deze inspanning in. Ik ben er allang zeker van dat dit niet meer dezelfde weg is als deze die is beschreven in mijn boekje. Wanneer ik na de laatste honderden meters te voet te hebben gegaan, aankom in O Cebreiro, bel ik hijgend Gerda op om haar te vertellen waar ik boven gekomen ben en we spreken af dat ze tot daar komt. Ondertussen komt één van de fietsers boven die ik onderweg al was tegengekomen. Hij had nog een poging ondernomen. Net zozeer uitgeteld als ik, kwam hij snakkend naar adem, tot bij mij gereden. Ik probeer een gesprek aan te gaan, maar de man kan amper een woord uitbrengen. Na een paar minuten gaat het wat beter en blijkt hij een Spanjaard te zijn. Ook hij is het erover eens dat dit werkelijk de hel was. Even later komt via de hoofdweg een fietser boven die een karretje met zijn hond erin, achter zich trekt. Ik heb hem al enkele keren gezien, en nadat ook hij uitgehijgd is, slaan we een babbel. Ook via de hoofdweg is hij een paar keer moeten afstappen. Dit verbaast me niet met dat karretje achter de fiets. De enige die niet hijgde was de hond. Ik dacht eerst dat de man Duitser was, maar nu bleek hij uit Oostenrijk te komen. Iets later komt Gerda aangereden en kan ik een extra fietstrui en regenjasje aandoen. De zon is namelijk achter grijze wolken verdwenen en daarboven is er vrij veel wind in O Cebreiro, en dat maakt dat het heel frisjes is. Het is al een stuk in de middag als we in O Cebreiro iets gaan eten. Daarna gaan we op verkenning. O Cebreiro ziet eruit als een dorpje uit de Middeleeuwen. Het ligt op de hoogste bergrug tussen León en Gallicië, en staat, door zijn ruige uitzicht en ligging, volledig onder het toezicht van monumentenzorg. O Cebreiro is ook één van de oudste toevluchtsoorden voor pelgrims en zou al in de 9e eeuw hebben bestaan. Het pré-romaanse kerkje werd zorgvuldig in tact gehouden. Binnen staat een mooi beeldje van de Santa-Maria-La-Real. In het kerkje kreeg ik ook een héél mooie stempel. Na het bezoek aan het Middeleeuws dorpje is het de hoogste tijd om  te vertrekken. Op de terugweg moet ik nog over de Alto de San Roqué (1270 meter) waar terug een mooi pelgrimsbeeld staat tussen enkele campers van een Spaanse filmploeg. Na een gesprek kom ik te weten dat ze een komische film maken over de Camino. Even verder rij ik ook nog over de Alto do Poio (1335 meter) en daarna stort ik me via een lange afdaling naar beneden. Bij een maximum snelheid van 67 km per uur moet ik absoluut inhouden, want het wordt te gevaarlijk in de bochten. Eens beneden in het dorp Triacastela, zie ik de fietsers van op O Cebreiro. Ze zien er al een heel stuk beter uit. Ik vermoed dat zij net hetzelfde van mij denken. Wanneer ik hen voorbijrijd en de hand opsteek, roepen ze mij nog achterna. Totaal leeg gereden, en met pijn in de spieren over mijn hele lichaam, kom ik aan in Samos bij Gerda. We nemen er plaats op een parking bij een riviertje dat voor campers voorzien is. Wanneer ik gewassen ben, bekijk ik al de tocht voor morgen, en ik merk op dat ik in mijn kaartenboek op de rechterbladzijde Samos zie staan, en dat op de linkerbladzijde Santiago de Compostela staat. Op dat moment begint het tot mij door te dringen dat het einde nu stilaan in zicht begint te komen……











    04-06-2008, 00:00 geschreven door Ernie  


    03-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.León – Ponferrada 113 km

    Om 9u30 reed ik al dwars door León en langs de statige kathedraal richting station om mijn tocht verder te zetten. Ik had ervoor gekozen om via de N120 richting Hospital de Orbigo. Dit dorpje is namelijk heel beroemd om zijn brug. Deze van oorsprong Romeinse brug is uniek vanwege zijn lengte met 18 stenen bogen en onregelmatige vormen. Zo staat het alvast in mijn boekje. Wanneer je al fietsend deze brug oversteekt, dan ben je blij dat je nog heelhuids de overkant haalt. Je bent namelijk helemaal door elkaar geschud door de staat van het met stenen bezaaide wegdek. Ik vermoed dat de Romeinen weinig tijd hadden toen ze deze brug bouwden. Rond de middag kwam ik aan in Astorga. Ik haalde een stempel in het toerismebureau en vroeg daar de weg naar de straat waar Gerda stond. De man van het bureau gaf me een kaartje mee en legde me uit dat ik via een historische en toeristische weg door de stad bij de straat kon komen waar ze stond. Wat hij niet vertelde was dat ik over de Plaza Mayor moest waar op dit moment een markt aan de gang was. Deze Plaza is amper 100 meter lang maar door al die kraampjes en al het volk duurde het wel 20 minuten eer ik de overkant bereikt had. En roepen dat die marktkramers deden, de éne nog luider dan zijn overbuur. Het was precies of ze gingen elkaar in het haar vliegen. Even later vond ik Gerda terug en we aten samen in de camper. Daarna kwam het mooiste, maar ook het lastigste moment van de dag. De beklimming naar Foncebadón en iets verder het “Cruz de Ferro” . Een mooie maar lange klim naar een hoogte van 1500 meter. Dwars door een stille natuur in al zijn schoonheid. Op 2 uur klimmen heb ik 3 auto’s gezien en 2 Duitse fietspelgrims die ik al een paar keer ontmoet had vandaag. Even zag ik nog een schaapsherder met zijn kudde en verder niets. In Foncebadón ben je op een hoogte van 1425 meter. Naast de weg, op een bepaalde afstand van elkaar, zie je steeds 2 ijzeren palen recht tegenover elkaar staan. Deze dienen als hulp om, wanneer tijdens de winter alles is ondergesneeuwd, toch nog de weg weten te vinden. De enige mensen die ik daar zag, waren bouwvakkers die een mooie Albergue aan het bouwen of verbouwen waren. Toen ik nog iets verder klom, kwam ik aan bij “Cruz de Ferro”. Zeg maar het hoogste punt en het hoogtepunt van deze lange fietstocht naar Compostela. Het is een ijzeren kruis op een doodgewone boomstam. Het kruis staat op een grote hoop stenen die hier steen per steen door de pelgrims gelegd zijn. Het zijn veelal stenen die door de pelgrims van thuis uit meegebracht zijn. Zo ook mijn steentje. Sommige stenen zijn dan ook heel speciaal, omdat men soms de naam of een boodschap van de legger erop kan terugvinden. Soms vindt men er bloemen, foto’s, kaartjes met teksten, schoenen of bidons en zelfs een fietshelm lag er op die grote hoop stenen. Ik vroeg aan een Duitse vrouwelijke pelgrim of ze mij wou fotograferen. Het was geen enkel probleem. We praatten daarna nog wat en waren het erover eens dat dit een emotionele plaats was. Ook een ander echtpaar die ik op hun beurt fotografeerde was het erover eens dat dit een speciaal moment is. Pelgrims hebben doorgaans de gewoonte om aan anderen te vragen waar ze vandaan komen. Ook ik vroeg aan het Franssprekende koppel waar ze vandaan kwamen. Ik stond stomverbaasd te kijken toen ze mij vertelden dat ze uit Quebec in Canada kwamen. Ze waren met het vliegtuig tot in Bordeaux gekomen, hadden daar een trein genomen tot in St-Jean-Pied-de-Port en waren toen op de Camino beginnen stappen. Ze waren dolblij toen ik voorstelde om hen samen bij het Cruz de Ferro te fotograferen. Toen ik ze daarna met de fiets terug voorbij stak, riepen we elkaar nog een Buen Camino toe. Iets verder ging het net zo met de 2 Duitse vrouwen. Na nog een kleine klim van ongeveer 12% nabij Manjarin begon de afdaling. Ik moest steeds afremmen want anders ging het te snel. Al is de baan wel breed genoeg, bij El Acebo is dat net andersom. Het is een héél rustig bergdorpje met een hoofdstraat van amper een 3-tal meter breed. De huisjes hebben bijna allemaal van die uitstekende balkons die het geheel nog smaller laten lijken. Tien kilometer verder kom je dan in Molinaseca, een modern dorp met zo’n typisch ouderwetse stenen boogbrug waarop je even tot rust komt boven het neerstromende bergwater. Hier en daar zie je weer eens een wijngaard en laat men je weten dat je in de streek van El Bierzo bent. Nog 6 km verder kom je dan in Ponferrada, een drukke stad met enkele mooie plaatsen waaronder de tempeliersburcht. Hier had ik een afspraak met Gerda en het eerste wat we deden was een grote coupe ijscrème en een frisse cola drinken rechtover de tempeliersburcht. Het was een frisse afsluiting voor een fantastisch, mooie en warme dag.













    03-06-2008, 00:00 geschreven door Ernie  


    02-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rustdag in León

    Vandaag gingen we op bezoek in León. Deze stad was ooit de koningsstad van Castilië. Momenteel is het de provinciehoofdstad van Castilië y León. Het is vooral een heel drukke stad met heel veel smalle straatjes. De mooiste bezienswaardigheid is de kathedraal, althans de buitenkant. Binnen is het nogal donker. In het museum zijn heel wat waardevolle kunstschatten te bewonderen. Wat het meest indruk op ons maakte waren de schetsen, getekend in potlood en vele jaren oud, van de gebrandschilderde ramen. Na het bezichtigen van de schetsen in het museum, konden we bij het verdere bezoek aan de kathedraal héél wat figuren terugvinden op de gebrandschilderde ramen die een oppervlakte van maar liefst 1800 m² beslaan. Rechtover de kathedraal kreeg ik nog een stempel in het toerismebureau, het was mijn 2e vandaag want ook in de kathedraal had ik er één gekregen. León is niet alleen een hele, mooie historische stad, het is vooral ook een moderne stad met heel veel winkels en restaurants. Ook aan terrasjes is er geen tekort, al moet je wel soms héél veel geduld hebben voor men jou besteld. Als je, op sterven na, dood bent van de dorst, dan zijn je overlevingskansen in León héél miniem….. tenzij de ober er anders over denkt.







    02-06-2008, 00:00 geschreven door Ernie  


    01-06-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Carrion de los Condes – León 96 km

    Vanaf de start deze morgen, was er net buiten Carrion de los Condes, weer een grindpad voorzien. Ook een alternatieve route die wel iets langer was, stond in mijn boekje aangeduid. Ik koos voor de alternatieve weg. Ik had niet nog eens zin om met dat slechte weer van de laatste dagen, weer onder het zand en steengruis te moeten aankomen. Na 38 km kwam ik aan in Sahagun, waar ik afgesproken had met Gerda. Het duurde nog wel even voor we elkaar vonden omdat zij de kerktoren van een oud klooster waar zij stond, niet echt meer als een kerk beschouwde, en ik maar bleef ronddraaien in het stadje op zoek naar een klooster zonder toren. Toen we elkaar toch vonden, konden we er goed om lachen. In de namiddag moest ik nog een lange weg afleggen, tot in León. Zo’n traject waar je als wandelaar van boompje naar boompje stapt, die hier zijn neergezet om de pelgrims te voet in de zomer een beetje schaduw te geven. Die boompjes krijgen in de zomer zo weinig water dat ze met moeite groeien. Vanwaar je staat tot aan de horizon, zie je één rij met boompjes en als je dan die horizon bereikt hebt, en denkt er te zijn, dan herhaalt dit fenomeen zich. Geen wonder dat je soms van die eenzame wandelaars tegenkomt die tegen zichzelf aan het praten zijn. In die dorpjes is het net hetzelfde, geen mens te zien. Behalve hier of daar een hond die de wacht houdt. Tussen 2 en 5 uur ’s middags, zie je zelfs die hond niet meer, want je ziet dan echt niemand meer. En waarom zou je als hond de wacht houden als er toch niemand is behalve die pelgrim die tegen zichzelf praat. In Mansilla de las Mulas kwam ik dan weer in het normale leven terecht. Bij een mooi standbeeld van 2 jonge pelgrims nam ik nog een foto met mezelf erbij. Daarna moest ik nog 13 km over de drukke N601, omdat Gerda nabij León op die weg stond. Ditmaal vond ik haar zeer snel. We gingen op zoek naar de camping “Ciudad de León”, maar toen we hem na veel zoeken toch vonden, stonden we voor een gesloten poort. Dus konden we terugkeren. Op de terugweg kwamen we de Duitsers met hun camper tegen die we al een paar dagen kenden, en die ook op weg waren naar die camping. Midden op de weg werden ze door ons ingelicht. In Mansilla de las Mulas had ik ook een bordje gezien met “camping” erop, maar toen we daar aankwamen was het ook gesloten. We keerden dan maar weer terug naar León, waar we ons op een grote parking plaatsten. We voelden ons daar niet echt op ons gemak en na een paar boekjes te hebben geraadpleegd, vonden we toch een tweederangs-camping 20 km buiten León.











    01-06-2008, 00:00 geschreven door Ernie  


    31-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Burgos – Carrion de los Condes 102 km

    Onvoorstelbaar, maar na de mooie, zonnige dag van gisteren, had het weer bijna de hele nacht geregend. Bij het verlaten van Burgos moest ik nog snel aan enkele postzegels zien te geraken omdat we gisteren in een winkel kaartjes hadden gekocht waar geen zegels bij waren. In één van de voorsteden van Burgos was de klus snel geklaard. Even voorbij Burgos keerde ik me nog eens om en maakte ik een laatste foto van de stad. Het begon weer te regenen en ik moest snel mijn regenkledij aantrekken. Even voorbij het dorpje Cavia moest ik over een pad met steenslag. Door het slechte weer kleefde het goedje niet alleen aan de fiets, maar ook aan mijn schoenen en regenbroek. Het was niet om aan te zien. Het zand kraakte tussen de ketting en de tandwielen. Overal plassen, stenen en zand. Zo’n 4 km lang. In deze streek zit je volop tussen de graanvelden. In de zomer is dit een gevreesde streek voor pelgrims omdat het zo verschroeiend warm kan zijn. Ook als de wind tegenzit, kunnen fietsers hier hun peer afzien. “De Meseta”. Iedere pelgrim kent dit begrip. Vandaag was het geen probleem. De hemel was grauw en grijs en de wind waaide volledig in het voordeel. Alleen de regen was er teveel aan. Wanneer het weer wat droger werd, kwam ik aan bij de ranke overblijfselen van de vroegere abdij van San Antón. We moesten gewoon onder één van de bogen door. Hier at ik mijn boterhammen op terwijl ik met lede ogen naar mijn vuile fiets staarde. Ik had één troost: alle pelgrims zagen er even belabberd uit als ik. En ik heb er veel gezien vandaag. Even verder zag ik een bult aan de horizon, met links een dorp, boven op de top de resten van een burcht en rechts van de bult een mooi kerkje. Dit heette Castrojeriz. Als één van de weinige pelgrims wou ik het kerkje wel eens bezoeken en draaide daarom even van de hoofdweg af. De straatjes leken verlaten tot ik bij het kerkje aankwam. Daar stond nu toch een pak volk, en allemaal zo netjes opgemaakt met hun allerbeste kleren aan, tot bij de ingang van de kerk. Toen kwam ik, een half verzopen Belgisch kieken met modder tot aan zijn knieën en een fiets waarvan je met moeite de kleur nog kan zien. Alle kopjes aan de kerk gingen allemaal in mijn richting. Ik reed door de menigte heen, stopte vijftig meter verder, maakte snel een foto van het geheel en verdween als een hazewind uit het dorp. Even verder reed ik over de Rio Pisuergo, een rivier waarover een middeleeuws brugje loopt met 12 bogen. Een klein monumentje aan de overzijde liet blijken dat hier de provincie Palencia begint. Net voor Boadilla steek ik de zoveelste pelgrim voorbij, ditmaal een vrouw die een karretje meetrekt. Op het moment dat ik haar voorbij rijdt en groet, roept zij:”Hé, een Nederlander”. Ze had het gele vlaggetje van het Vlaamse Compostelagenootschap dat achteraan op mijn fiets zat verward met het gele vlaggetje van de Nederlanders. Ze heette Marion, kwam uit Nijmegen en trok een karretje met al haar spullen erop. We vertelden over onze tocht en namen terug afscheid van elkaar. In Fromista kwam ik aan in volle Siësta. In een winkel waarvan de deur nog open stond, wou ik nog iets kopen, maar werd er attent op gemaakt dat de zaak tot 17 uur dicht ging. Dus reed ik maar door tot in Carrion de los Condes waar Gerda op mij wachtte bij de camping en waar wij na het nemen van een deugddoende douche nog samen onze boodschappen konden doen.









    31-05-2008, 00:00 geschreven door Ernie  


    30-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rustdag in Burgos

    Na het ontbijt reden we met de bus naar het centrum van Burgos. We begonnen ons bezoek aan de Plaza de España bij de fontein met dolfijnen. We volgden de Rio Vena, een riviertje dat door de stad loopt, tot aan de Plaza de San Juan, waar een standbeeld en een kerk naar deze Heilige werd vernoemd. Van één van die pastoren kreeg ik een stempel in mijn credential. De pastoor was ook benieuwd waar ik vandaan kwam. Na dit bezoek volgden we terug de Rio Vena tot aan een grotere rivier die de stad doorsnijdt: de Rio Arlanzón. Die volgden we tot bij de Puente de San Pablo waar het standbeeld van El Cid staat, die in feite Rodrigo Dias de Vivan heette. Hij kreeg voor zijn heldendaden tegen de Moren hier zijn standbeeld. We kwamen dan langs de Puente de Santa Mario, waar we recht tegenover de gelijknamige arc kwamen te staan. Na een paar foto’s van de Arc te hebben genomen, wandelden we er doorheen. Zo kwamen we voor de gigantisch grote kathedraal te staan. Een bezoek aan deze prachtige kathedraal nam 2 uur in beslag. Deze kathedraal is niet alleen van buiten zeer mooi, ook de binnenkant is de moeite waard. Na dit bezoek gingen we op zoek naar een cybercafé om onze ervaringen en foto’s van de laatste dagen door te sturen. Daarna was het de hoogste tijd voor het middagmaal die we net als de gewone Spanjaarden ruim in de namiddag namen. Omdat er hier vandaag een plaatselijke feestdag was, waren de meeste winkels dicht na de middag en wandelden we dan de heuvel op tot aan de “Mirador del Castillo”. Dit is een uitkijkpunt nabij de oude burcht, vanwaar je een prachtig zicht hebt op de kathedraal, de stad en de wijde omgeving rondom Burgos. We maakten ook nog een wandeling door het stadspark tot aan de plaats waar het plaatselijke feest zich afspeelde. Dit feest dat hier  “El Parral” heet, trok enorm veel volk. Alle feestvierders werden met gratis autobussen tot op de plaats zelf gebracht. Wij namen de bus die ons tot op de camping bracht waar we eindelijk konden uitrusten van een heel mooie en interessante dag in Burgos.











    30-05-2008, 00:00 geschreven door Ernie  


    29-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Santo Domingo de la Calzada – Burgos 88 km

    Vandaag reed ik de provincie La Rioja uit om die van Castilla Y León binnen te rijden. Dat betekende ook dat de wijngaarden van de zogekende Riojawijn zouden overgaan in uitgestrekte graanvelden. De afstand via de N120 tussen beide steden bedraagt amper 66 km. Maar omdat de St-Jacobs-fietsroute nu eens boven en dan weer onder die drukke N120 gaat, loopt die afstand op tot 88 km. Bij het verlaten van Santo Domingo de la Calzada had ik een lange, rechte weg voor mij met daarlangs een lange sliert van fietspelgrims. We waren precies allemaal op hetzelfde moment vertrokken. Eén voor één haalde ik de koppels of groepjes in. Eén grote groep zag ik in de verte steeds bij elkaar blijven. Toen ik ze voorbijstak bleek het een groep Duitsers te zijn van wel 30 mensen. Ik vroeg me af hoe het mogelijk was om met zo een grote groep naar Compostela te trekken. 60 km verder zou alles duidelijker worden. Na 30 km kwam ik aan in Belorado, waar de wind kwam opsteken en de ooievaars hoog boven mijn hoofd rondvlogen. Na Belorado moest ik een paar km langs die drukke N120. Ik stak er nog een fietser voorbij die een wagentje achter zich trok met daarin zijn hond. Dierenliefde heet men dat. Ter hoogte van Tosantos verliet ik de drukke N120 en dat betekende een lange klim plus nog eens een strakke wind in het gezicht. Voor mij reed een man met een koersfiets, sleurend en trekkend, de helling op. Ik hield mij steeds op zo’n 50 à 100 meter. De man trapte een veel te grote versnelling op deze helling en een paar 100 meter voor de top ging ik erover. Ik vermoedde dat hij ook op weg was naar Compostela en wilde graag eens horen van waar hij kwam. Maar de man hijgde zo erg dat ik er niet meer uit kreeg dan: “Jo jo”. Ook op de minder lastige stukken bleef de wind mij parten spelen. In de omgeving van San Juan de Ortega werd het mysterie van de grote groep Duitsers mij duidelijk. Op een zijweg stonden 2 autobussen zo’n 50 meter van elkaar, met daartussen een tiental banken en tafels opgesteld. Een aantal mensen die druk bezig waren om alles klaar te zetten, riepen me nog een goede reis tegemoet. Op de bussen stonden dezelfde naam als op de truitjes van de fietsers die ik een paar uur geleden had voorbijgestoken en aan de voorruit van beide bussen stond een bordje met als opschrift: “JACOBSWEG”. Meteen was alles duidelijk. Enkele km verder had ik afspraak met Gerda. Ik had toen 71 km op de teller en het was de hoogste tijd voor koffie en koekjes. Een rustpauze die heel uitgebreid werd genomen. Daarna begon ik aan de laatste km van de dag. Toen Gerda als eerste terug vertrok, realiseerde ik me dat ik weer, de 2e keer al deze week, mijn helm in de camper had laten liggen. Omdat het niet zover meer was, riskeerde ik het zonder de helm, ook al is die hier verplicht. Een tijdje later belde Gerda me op en zei dat ze geen camping tegengekomen was en hopeloos door het drukke Burgos gereden was en niet zo goed meer wist waar ze nu heen moest. Ik had de camping wel gezien maar reed door tot in het drukke Burgos. Na een paar telefoontjes over en weer en een grondige studie van een bord met een stadsplan vonden we elkaar dan toch terug. Het was een heel emotioneel moment voor ons beiden. En samen keerden we met de camper terug naar de camping.







    29-05-2008, 00:00 geschreven door Ernie  


    28-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Navarrete – Santo Domingo de la Calzada 62 km

    Vandaag ben ik terug vertrokken onder een grauwe hemel. Ik zou er een korte rit van maken maar achteraf bleek hij nog korter te zijn dan ik vooropgesteld had. Dat kwam omdat ik na 38 km een bord zag waarop een klooster stond met de naam: “Monasterio de Yuso”. In mijn boekje kon ik lezen dat dit klooster op de UNESCO-lijst van Werelderfgoed stond. Ik moest er wel een kleine omweg voor maken, maar ik was nieuwsgierig. Bij het klooster aangekomen zag ik dat er regelmatig bussen binnenkwamen en dat het klooster onder begeleiding kon bezocht worden. Ik belde naar Gerda die 20 km verder stond en we spraken af dat ze tot aan het klooster zou komen. Een goed half uurtje later was ze daar en samen konden wij het Monasterio de Yuso bezoeken. Het Yusoklooster staat in het dorpje San Milàn de la Cogolla, het draagt de naam van een plaatselijke weldoener die hier leefde van 473 tot 574 en stichter was van het Susoklooster die een eind verderop ligt. Het Yusoklooster wordt ook beschouwd als de wieg van de Spaanse taal. Binnen het klooster bevinden zich dan ook nog heel wat gigantisch grote boeken met geschriften die door de monniken werden bijgehouden. Spijtig genoeg worden de rondleidingen alleen in het Spaans gedaan. Na het bezoek aan het klooster werd er in de camper gegeten en daarna reden we elk apart richting Santo Domingo de la Calzada. Toen ik na iets meer dan een uur rijden dit stadje naderde werd ik getrakteerd op zo’n felle regenbui. Overal stonden pelgrims te schuilen. De riolen konden met moeite het water opvangen. Gelukkig vond ik Gerda en de camper heel snel. Ik kon me onmiddellijk omkleden in de camper en enkele minuten later waren we al op verkenning in het stadje. Wat mij het meest interesseerde waren de echte witte kip en witte haan die zich in de kerk bevinden. We moesten ze echter van achter tralies bekijken, en de kerk bezoeken ging ook al niet. Aan de kip en de haan is wel een legende verbonden en die gaat in het kort als volgt:

    Er was eens …… een jonge pelgrim. Hij werd in dit stadje opgeknoopt voor een diefstal die hij niet deed. De jongen werd echter op wonderbaarlijke wijze ondersteund door Domingo de la Calzade, een plaatselijke heilige, en bleef zo in leven. Men ging het opzienbarend feit vertellen aan de rechter die de jongen had veroordeeld, terwijl hij net een gebraden kip en haantje zat te verorberen. De rechter lachte en spotte dat dit verhaal even waar was als dat het gevogelte dat voor hem lag, levend was. Plotseling kregen de kip en de haan in het bord terug veren en vlogen ze weg uit zijn bord. De jonge pelgrim werd uit zijn benarde positie geholpen en leefde nog lang en gelukkig. En sinds dit “voorval” zitten er nu in de kerk van Santa Domingo de la Calzada steeds een levende witte kip en een levende witte haan.













    28-05-2008, 00:00 geschreven door Ernie  


    27-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Urroz (Pamplona) – Navarrete 119 km
    Vanaf Urroz vertrok ik vandaag terug via de hoofdroute. Ik reed in een wijde boog om Pamplona. Een eerste stop was voorzien in Puente la Reina. Samen met Gerda verkenden we dit kleine historische stadje. We wandelden door de historische hoofdstraat en kwamen zo aan bij de, in de 12e eeuw, gebouwde St-Jacobskerk. De kerk is binnen nogal veel versierd met bladgoud en tegen de muur staat een mooi uitgesneden beeld van St-Jacob als pelgrim met staf. Op het einde van de hoofdstraat: “Rua Mayor” komt men bij de beroemde, negenhonderd jaar oude, stenen boog brug over de Rio Agra, die ooit gebouwd werd om de pelgrims van een natte overtocht over de rivier te besparen. Het viel ons op dat de 3 kerktorens, die dit stadje rijk is, druk bezocht werden door ooievaars. Ze waren héél intensief bezig met het schikken van hun nesten. Daarna reed ik door tot in Estella, waar ik terecht kwam terwijl iedereen zowat bezig was aan zijn siesta. Ik reed dan maar door tot in Los Arcos, waar ik samen met Gerda van een lekkere koffie kon genieten. Voor mij was die zeer welkom en ik kon even uitrusten, want bijna alle dorpjes die ik onderweg doormoest, werden allemaal op een helling gebouwd. Na 78 km beginnen die serieus door te wegen. Omdat het nog vroeg was, besliste ik om door te rijden tot in net buiten Logroño. Toen ik deze stad naderde, moest ik op het grindpad voor wandelende pelgrims. In de stad zelf maakte ik nog enkele foto’s bij de kathedraal en in het info toerismebureau haalde ik een stempel. Na het buitenrijden van deze drukke stad moest ik langs een nieuw en rustig park en langs het stuwmeer “La Grajera”. Tussen de wijndranken en de amandelbomen mocht ik mijn zoveelste klim van de dag doen, tot ik in Navarrete kwam, die ook op een heuvel ligt, en daar Gerda vond. We wilden ons installeren op de camping, maar hoe we ook zochten en de wegwijzers volgden met: “camping”, die zich zowel aan beide zijden en in de straten van het dorp opgesteld stonden, toch was er geen camping te bespeuren. We reden dan maar 6 km verder naar Fuenmayor waar we precies hetzelfde voorhadden. Uiteindelijk reden we terug naar Navarrete waar we ons bij het plaatselijke sportcomplex installeerden.











    27-05-2008, 00:00 geschreven door Ernie  


    26-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rustdag in Pamplona

    Vandaag namen we de bus tot in Pamplona. Op de “Plaza de las Merindades” stapten we af en begonnen we aan onze tocht door de stad. Eén van de eerste monumenten die we zagen was dit ter ere van de waaghalzen van de “Encierro”. Het monument toont hoe mannen met een krant in de hand door de stad lopen, achterna gezeten door een 6-tal op holgeslagen stieren. Daarna slenterden we over de “Plaza del Castillo” een mooi plein met arcaden, stijlvolle cafés, bankjes, platanen en in het midden een kiosk. De straten in het oude deel van Pamplona zijn zéér smal, maar je vindt er overal kleine winkeltjes en gezellige cafés. Ook héél wat restaurants zijn er te vinden en het eten is er niet duur. We brachten ook een bezoek aan het oudste park van Pamplona “El Parque de la Taconera”. Een rustig park of groene zone in een drukke stad. Er zitten zelfs een paar dieren in, meestal gevogelte, maar ook enkele reeën en herten. Iets verder stapten we de “Citadelle” binnen. Weer zo’n rustige plaats waar kunst en groen aan elkaar gekoppeld worden. Daarna brachten we ook een bezoek aan de Santa-Maria Kathedraal. Deze kathedraal staat op het hoogste punt van de oude stad en met zijn torens van bijna 50 meter hoog is hij reeds van ver te bewonderen. De kathedraal en het museum zijn een bezoekje waard. Maar wie een kaars wil branden komt van een kale reis terug. Vooraan bij het altaar staat namelijk een bak met elektronische kaarsen. Wie een euro in de gleuf werpt, ziet dan het lampje van één van de elektronische kaarsen aangaan. En dan maar hopen dat de elektriciteit niet uitvalt….. Stel je voor dat ze dat in Lourdes zouden doen.











    26-05-2008, 00:00 geschreven door Ernie  


    25-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.St-Jean-Pied-de-Port – Huarte (Pamplona) 69 km

    Niettegenstaande de zware bewolking bleef de regen toch uit. Dat was maar goed ook want vandaag moesten we de Pyreneeën over. Om 10 uur begon ik eraan. Een 25 km lange klim die in het begin héél goed meeviel. Af en toe was er zelfs een plat  stukje. Bij Arnéguy reed ik voorbij de oude grenspost die er nu verlaten bijlag. Na 11 km was het gedaan met de pret en moest er geklommen worden. Ik reed toen het dorpje Valcarlos binnen. Gerda stond aan de kerk met het fototoestel in de hand om mijn doortocht voor het “nageslacht” vast te leggen. Het viel ons op dat de plaatselijke bevolking druk in de weer was met het opsmukken van de straat. Gras werd in 3 rijen over de straat gelegd, takken werden tegen de voorgevels van de huizen gezet, uit de vensters hingen geborduurde stukken stof en af en toe werd een soort van altaar met bijhorende religieuze foto bij de voordeur gezet. Van één van de bewoners kwam ik te weten dat er vandaag een processie voorbij kwam. Ik trok verder bergop. Ik had de goede cadans gevonden en haalde de éne na de andere pelgrim terug in. Ik ben nu wel geen afgetrainde wielertoerist, maar onderweg had ik de mening dat veel van die fietspelgrims veel te klein trapten om boven te geraken. Het was werkelijk een heel mooie klim, met af en toe van de haarspeldbochten die je toelaten om snel eens een glimp op te vangen van de andere pelgrims. Na precies 2 uur te hebben geklommen, kwam ik boven bij de kapel van Punto de Ibaneta, op 1057 meter. Hier staat ook een klein monument ter nagedachtenis ter Roelandt, de trouwe gezant van Karel De Grote die hier gesneuveld zou zijn. Gerda stond hierboven terug te wachten om een foto van haar klauterende man te nemen. Boven had ik 26 km op de teller staan. Ik deed een vers onderlijfje en koerstruitje aan in de camper en daarna plantte ik mijn zelfgemaakt kruisje tussen dat van al die pelgrims die mij hier voor waren. Na de warme soep met boterhammen trok ik dan verder naar Roncevalles, dat amper 2 km verder ligt. Ik nam er een paar foto’s, slenterde eens rond in de souvenirwinkel en liet in één van de lokalen van het kloostergebouw een stempel in mijn credential zetten. Hier werden ook nog duchtig pelgrimspassen verstrekt voor wie dit nog niet had. Daarna ging het weer verder. De afdaling was van korte duur omdat het parcours hier terug over een volgend dal trok. Zo moest ik eerst over de Alto Mezquiriz (922 meter) en nabij Erro volgde nog een klim van 3 km tot op een hoogte van 800 meter. Onderweg in de dorpen waren de mensen allen bezig met dezelfde rituelen als in Valcarlos. In één van die dorpen had Gerda haar temperament ook eens aan de Guardia Sivil laten zien. Toen de man haar de toegang tot het dorp ontzegde voor de processie, en zij de omweg met het tegenliggend verkeer te smal vond voor de camper, bleef ze kordaat stilstaan. Alle maneuvers van de brave Guardiaman ten spijt, maar Gerda bleef staan. Tot hij het tegenkomende verkeer stillegde, de verkeerskegels netjes aan de kant zette, en als een werknemer op de tarmak van de vlieghaven netjes de camper en koppige bestuurster door de smalle straat loodste. De brave Guardia Sivil-man zal ’s avonds thuis geweten hebben wat te vertellen. Bij het binnenrijden van Huarte, een voorstadje van Pamplona, trof ik Gerda op een parking. We reden samen naar de camping, een paar km verder en werden er in de vooravond nog getrakteerd op een onweer met klank- en lichtspektakel dat meer dan een uur bleef duren. Morgen 26 mei is het rustdag en gaan we op verkenning in Pamplona, want we hebben iets te vieren…..











    25-05-2008, 00:00 geschreven door Ernie  


    24-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Oloron-Ste-Marie – St-Jean-Pied-de-Port 81 km

    Gisteravond hadden we nog maar pas een wasje gedaan of de hemelsluizen werden opengedraaid. Dat ging zo de ganse nacht door. Onze was drogen was dus een groot probleem. Toen ik deze morgen wou vertrekken, begon het weer te regenen. Zo reed ik van de ene vlaag in de andere. Tegen de middag kwam ik aan in Mauléon-Licharre. Hier bevinden wij ons in het departement Pyrenées-Atlantiques. De bergen zijn hier niet zo hoog meer en sneeuw zie je hier helemaal niet meer. Na het middagmaal bij Gerda reed ik dan richting St-Jean-Pied-de-Port. Het was ondertussen droog geworden, maar de wolken bleven wel de hoofdrol vertolken. Ik moest over de Col d’Osquich. Volgens het ene boek 495 m, een ander gaf 648 m en op de Col zelf stond 500 meter. Het kon me in feite niet schelen. Ik vond hem meer dan hoog en lang genoeg. Ook de wegwijzers zijn hier tweetalig opgesteld. Soms had ik al moeite met de Franse uitspraak van die borden en aan de Baskische uitspraak, daar begon ik helemaal niet aan. In St-Jean-Pied-de-Port aangekomen, was het eerste wat mij opviel, dat alles hier in het teken staat van de Camino. Overal pelgrims, op de fiets of te voet. Toen ik Gerda niet direct kon vinden, stapte ik het info toerismebureau binnen om naar de camping te vragen die ik met Gerda afgesproken had. Ik maakte van de gelegenheid gebruik om een stempel te vragen, maar ik werd doorverwezen naar een aanmeldingsplaats voor pelgrims in de Rue de la Citadelle 39. Daar aangekomen moest ik even aanschuiven om aan mijn stempel te geraken. Ik kreeg er ook nog wat informatie over traject in het noorden van Spanje. Toen ik daar wou vertrekken, stond er achter mij een groep Duitse fietspelgrims aan te schuiven en in het smalle straatje kwam er nog een groep Spaanse wielertoeristen zich aanmelden. In het bureau hadden ze meteen de handen vol. Daarna zakte ik door het smalle maar aangename straatje af en liet mij nog door 1 van de Duitsers fotograferen. Dit oud, historisch stadje wist me wel te bekoren. Het ligt net aan de voet van de Passe van Roncesvalles in het zuiden van het Baskenland. Van hieruit moet ik dus morgen vertrekken om de Frans-Spaanse grens over te steken. Volgens mijn boekje wacht mij morgen een klimpartij van 25 km. Ik hoop dat ik vannacht een goede nachtrust heb, want ik zal het kunnen gebruiken. Het weer laat het in ieder geval wel afweten. De ene na de andere onweersbui trekt hier over de camping. Maar wie weet, misschien rij ik morgen wel een paar kilometer per uur sneller met al die elektriciteit in de lucht.

















    24-05-2008, 00:00 geschreven door Ernie  


    23-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Peyrouse – Oloron-Ste-Marie 61 km

    Na de rustdag van gisteren en het bezoek aan Lourdes, trokken we vandaag weer verder. Bij aanvang begon het licht te regenen, maar na tien minuten was de bui al over. Na 8 km reed ik Lestelle-Bétharram binnen. Twee dagen daarvoor had ik er al voorbij gereden om boodschappen te doen. Het was me toen al opgevallen dat hier toch iets te zien was. Lestelle-Bétharram is een pittoresk dorpje aan de rivier de Gave tussen Lourdes en Pau. Het is vooral bekend om zijn grotten en als zéér oude bedevaartplaats. Ik bezocht de Chapelle Notre Dame. Een 17e eeuwse kerk met een voorgevel in grijs marmer en binnen een prachtig barok interieur met grote schilderijen aan de muren tot op het plafond. Voor de kerk staat ook een mooi fonteintje met daarop een beeld van St-Jacques. Dus werd het fototoestel bovengehaald. Er bleek ook een museum te zijn en aan de ingang kreeg ik nog een mooie stempel in de vorm van een schelp. Ook werd mij een klein kaartje met de afbeelding van de “Notre Dame du Beau Rameau” overhandigd met de boodschap dat dit mij zou beschermen op mijn verder tocht….. Ik kon dus met een gerust gemoed terug vertrekken. Na zo’n 33 km kwam ik bij Gerda in Louvie-Juzon. We aten iets in de camper en vertrokken toen elk op onze weg naar Oloron-Ste-Marie. Ik nam de kortste weg door het bos en kon genieten van een prachtige rit over een bochtrijk traject. Ook het weer was mij gunstig. In de camper had ik op de middag mijn lange fietsbroek uitgedaan alsook de fietstrui met lange mouwen werd er vervangen door één met korte mouwen. Toen ik ongeveer op 6 km van Oloron-Ste-Marie ontmoette ik een Britse Pelgrim te voet. Hij was deze morgen uit Oloron-Ste-Marie vertrokken en het scheelde geen haar of hij zou er vanavond weer aankomen. De man wandelde niet met een stafkaart, maar met een kaartje die hij ergens in één of ander toerismebureau had gekregen. Ik zette hem op de goede weg, al vraag ik me nog steeds af wat hij daar deed, ook al was hij op weg naar Compostela. Bij het binnenrijden van het stadje vond ik dat het water die de stad doorsnijdt nogal onstuimig is. Later zou ik lezen dat hier twee zijrivieren in de Oloron uitmonden. Namelijk de Gave d’Aspe en de Gave d’Ossau. Ze scheiden de stad in 3 delen. Ik vond Gerda bij de ingang van de camping en na eerst nog wat boodschappen gedaan te hebben, lieten we ons daar inschrijven voor één nacht, want morgen trekken we verder naar het wereldberoemde stadje in de Pyreneeën. Namelijk St-Jean-Pied-de-Port.









    23-05-2008, 00:00 geschreven door Ernie  


    22-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Rustdag met bezoek aan Lourdes

    Nadat we rustig hadden uitgeslapen, ons ontbijt hadden genomen, en alles opgeruimd hadden, werden de fietsen van de camper genomen. We fietsten de afstand van Peyrouse naar Lourdes over een lichtgolvende baan. In Lourdes aangekomen hadden we daardoor ook geen parkeerprobleem. We geraakten zonder problemen tot aan het toerismebureau waar ik een stadsplan en een stempel kreeg. De hulpvaardige dame stuurde mij ook naar het info toerismebureau in het heiligdom bij het Sanctuares omdat men daar een speciale stempel heeft voor mensen die op weg zijn naar Compostela. Wat mij vooral opviel in Lourdes was niet alleen het feit dat hier veel gebeden wordt, maar vooral dat dit een plaats is waar veel klinkende euro’s over de toog gaan. Lourdes is business!! Laat daar geen twijfel over bestaan. Binnen de poorten van dit Heiligdom blijft alles heel rustig. Ook al is er veel pracht en praal mee gemoeid. Ik herinnerde mij de soms zeer sobere kerkjes en kapelletjes die ik onderweg had gezien en vergeleek ze dan met de pracht die hier ten toon wordt gesteld. Nee, ook binnen de kerk is niet alles evenredig verdeeld. We zagen hier ook héél veel militairen. Het ene uniform was al mooier dan het andere, maar de uniformen uit Kroatië vielen toch wel echt op. Binnen de poorten van het Heiligdom bezochten we de Basiliek die gebouwd werd op de rots van de grot van Massabille. Ook de rozenkrans Basiliek met zijn 15 in mozaïek versierde kapellen bezochten we. Ook in de Crypte namen we een kijkje. De grot zelf vereerden we ook met ons bezoek, alsook de Heilige Pius X Basiliek die zich onder de grond bevindt. Deze laatste biedt plaats aan 20.000 bezoekers en is niet meer dan een arena, gemaakt van staal en beton en opgesmukt met enorme foto’s en afbeeldingen van allerhande heiligen. Na ons bezoek aan één van de vele winkels in de omgeving en snel nog een foto gemaakt te hebben van het geboortehuis van Bernadette, keerden we met de fietsen terug naar de camping. Toen ik op de camping nog eens zat na te denken aan wat ik in Lourdes gezien had, moest ik terugdenken aan wat de kelner in Périgueux mij had gezegd: “Lourdes c’est la commerce!!”. En daar kan ik hem alleen maar gelijk in geven…..











    22-05-2008, 00:00 geschreven door Ernie  


    21-05-2008
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Air-sur-l’Adour – Peyrouse (Lourdes) 88 km

    Vandaag reed ik van Air-sur-l’Adour, een stadje in de Landes, naar Peyrouse,op 6 km van Lourdes, gelegen in de Hautes-Pyrenées. Het begin van de tocht liep over tamelijk vlakke wegen. Maar toen ik na een 15-tal km richting Lembeye reed, begonnen de hellingen weer serieuze normen aan te nemen. Zowel in lengte als in hoogte. In Codillon hield ik nog even halt bij een kunstmatig aangelegd meer en daarna ging het gestaag naar omhoog. Vandaag moest ik regelmatig het kleinste tandwiel vooraan gebruiken en kroop ik met een snelheid van 10 km per uur sommige hellingen op. Ook de zon was weer van de partij en dat liet zich voelen in het aantal liters dat ik dronk. Na ongeveer 51 km had ik een afspraak met Gerda in het dorpje Villenave-près-Béarne waar ik mijn boterhammen met soep kon opeten en de bidons terug kon opvullen. Voor ik vertrok sprak ik met haar af om een tiental km verder elkaar weer te ontmoeten. Dat zou dan in Gardères zijn. Toen ik echter Gardères binnenreed deed ik de schrik van mijn leven op. Recht voor mij, in de verte en tussen de wolken, doemden de hoge besneeuwde toppen van de Pyreneeën op. Het waren verschrikkelijke hoge toppen. Van het schrikken bleef ik verstomd langs de baan staan om het plaatje tot mij te laten doordringen. Het zweet liep al over mijn lichaam en bij het bewonderen van dit natuurschoon, in gedachten dat ik daarover moest, kreeg ik zo’n huiveringwekkend gevoel. Een paar honderd meter verder stond Gerda op mij te wachten met het fototoestel in de hand. Toen ik bij haar kwam vroeg ik of ze de bergen in de verte al gezien had. Dat was nog niet het geval, tot ze haar omdraaide en ik de bergen aanwees. Ook zij was vol bewondering en gedurende de volgende paar km stopten we enkele malen om toch maar die ene mooie foto van deze bergketen te maken. Daarna volgde nog een mooie afdaling tot in het stadje: Pontacq. Maar telkens met de mooie, maar verschrikkelijke bergen voor mij. Vanaf Pontacq ging het over de brede en dalende D940 richting Lourdes tot in Loubajac waar ik deze weg verliet om richting Peyrouse te rijden. Meteen moest ik weer naar het kleinste tandwiel vooraan overschakelen en voelde ik het zweet over de wangen lopen en mijn hart het bloed door mijn lichaam pompen. Eens de top bereikt, volgde een smalle en vrij gevaarlijke afdaling tot in het dorp Peyrouse waar Gerda aan de kerk stond. Het eerste wat mij opviel was het mooie St-Jacques-beeld in de voorgevel van de kerk. Het werd meteen op de gevoelige, digitale kaart gezet. Van aan de kerk reden we samen nog een kilometertje verder tot aan de camping waar we meteen voor 2 nachten boekten. Het was namelijk onze bedoeling om Lourdes de dag erna en in alle rust te gaan bezoeken. ’s Avonds werden nog een paar sms-jes verstuurd en een telefoontje naar de familie. Om hen te laten weten dat we voorlopig goed en wel Frankrijk van Noord  naar Zuid doorkruist hadden.









    21-05-2008, 00:00 geschreven door Ernie  


    Foto

    Archief per week
  • 31/12-06/01 2013
  • 09/06-15/06 2008
  • 02/06-08/06 2008
  • 26/05-01/06 2008
  • 19/05-25/05 2008
  • 12/05-18/05 2008
  • 05/05-11/05 2008
  • 21/04-27/04 2008

    Foto

    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Nuttige Links
  • Wandelclub Postiljon Merelbeke
  • Vlaams Compostela Genootschap
  • Vakantiefietser
  • Blog van Nederlandse vriend Henk
  • Eriks fiets ateljee
  • Himpe.org voor al uw pc vragen


  • Blog tegen de wet? Klik hier.
    Gratis blog op https://www.bloggen.be - Meer blogs