Voor verhalen over Gent, Gravensteen, Griekenland, Grijsloke, Gezondheid, Geneeskunde, Gehoor, G-plek, Genealogie, Gerard, Georges, Gekheid-op-een-stokje... zie: www.bloggen.be/kris
Wie stuurt een tekening bij één van de mythologische verhalen? Per e-mail a.u.b. (kris.vansteenbrugge@skynet.be) . De mooiste tekeningen worden gepubliceerd. Vergeet niet uw naam te vermelden + naam van de school en klas.
Voor verhalen over Gent, Gravensteen, Griekenland, Grijsloke, Gezondheid, Gravensteen, Geneeskunde, Gehoor, G-plek, Genealogie, Gerard, Georges, Gekheid-op-een-stokje... zie: www.bloggen.be/pierpont www.bloggen.be/kris
GRIEKSE MYTHOLOGIE
Boeiende verhalen uit het oude Hellas PICTAIKU's (de allernieuwste kunstvorm) vindt u op www.bloggen.be/pictaiku
06-08-2023
Arachne.
6. Arachne.
Athena, godin van de wijsheid en de wetenschappen, was een bijna perfecte godheid. Zij schonk de mensheid allerlei nuttige werktuigen: de ploeg is er een van, en het weefgetouw. En zij leerde de mensen de kunst van het weven. Toch had ze ook haar kleine kantjes...
Nooit is Athena verliefd geweest, nimmer heeft zij kinderen gebaard. Wie haar naaktheid aanschouwd had, hetzij met opzet, hetzij per ongeluk, strafte ze met blindheid. Dat ervaarde een sterveling, Teiresias, die haar verraste terwijl ze zich baadde. Ze ontnam hem het licht uit zijn ogen. Doch achteraf kreeg ze daar spijt van en ter compensatie schonk zij hem de gave van de helderziendheid en de voorspelling, een gave die hij ook na zijn dood mocht behouden in de onderwereld. Er is evenwel een ander verhaal over de beroemde ziener Teiresias, hoe hij blind werd en de gave van de profetie kreeg, maar dat vertel ik een andere keer.
Zoals alle goden wenste ook Athena naar waarde geëerd te worden. Als ze zich op dat gebied te kort gedaan voelde, kon ze vaak meedogenloos uit de hoek komen. Ziehier wat Arachne is overkomen. Zij was een meisje uit de streek van Miletos in Klein-Azië. Als kind reeds had Arachne een buitengewone aanleg voor kunst. Athena zelf bemoeide zich met haar opvoeding en leerde haar de fijnste knepen van de weefkunst. Weldra was het meisje in staat, naar sommigen beweren, om mooiere stukken te weven dan Athena zelf, en alom werd zij geprezen vanwege haar kunst. Maar de roem steeg haar naar het hoofd en ze begon hoogmoedig te worden: menselijke hybris, die de goden verafschuwen. Aan al wie het horen wilde, vertelde ze dat ze Athena van verre overtrof in de kunst van het weven. Ze ontkende daarenboven dat ze ook maar iets van de godin geleerd had. Ze beweerde dat ze alles uit zichzelf kon. Toen Athena dat vernam, ging ze bij Arachne op bezoek, vermomd als een oud vrouwtje. Ze probeerde Arachne tot nederigheid te bewegen en haar wat meer eerbied en dankbaarheid te doen betuigen jegens haar leermeesteres en jegens de goden. Maar Arachne riep uit in al haar hoogmoed:
- Laat ze zich dan met mij meten, als ze durft, uw godin. Laten we beiden een weefstuk maken, opdat iedereen kan oordelen hoezeer ik haar overtref.
Daarop legde Athena, uitermate ontstemd, haar vermomming af en zij ging met Arachne de wedstrijd aan om t mooiste weefstuk. Arachne weefde een kunstwerk dat de goden voorstelde op de Olympos. Het bleek van zon perfectie te zijn dat de prestatie onmogelijk kon geëvenaard, laat staan verbeterd worden. En Athena, verre van toe te geven dat het meisje iets onovertrefbaars had gemaakt, beschimpte het werk van Arachne, zeggende dat ze de goden had afgebeeld in onzedige houdingen en dat het werk allerminst getuigde van eerbied voor de goden. Ze scheurde het werk aan flarden en dreigend liep ze op Arachne toe. Deze werd plots bevangen door een panische angst en ze vluchtte naar haar vaders atelier, alwaar ze zich met een touw ophing aan een balk. Toen Athena het levenloze lichaam van het meisje aanschouwde, kreeg ze spijt van haar brutaal optreden en ze veranderde het dode lichaam in een spin en ze droeg haar op verder te weven... tot in eeuwigheid.
Zoals reeds gezegd, de meeste van Zeus kinderen waren buitenechtelijk, bastaards dus. Zo ook zijn meestgeliefde dochter, Athena. Wie was nu de moeder van Athena? Het is een op zijn minst bizar verhaal.
Zeus had zijn tante Methis liefdevol benaderd, diezelfde Methis die hem het toverdrankje bezorgd had waarmee hij zijn zusters en broeders verlost had uit de maag van zijn schrokkige vader Kronos. Over die verhouding tussen de oppergod en de wijze titanes zijn weinig details bekend. We weten dat Methis zwanger werd en, zwanger zijnde, ruzie kreeg met Zeus. Het moet een hoogoplopende ruzie geweest zijn, want ziehier, kort en goed, hoe die afliep: Zeus vrat zijn zwangere tante op met huid en haar...
Maar de vertering verliep slecht. De maaltijd bleef zwaar op de maag liggen. Zeus voelde zich kotsmisselijk. Het leek of er iets opsteeg uit zijn maag in de richting van zijn hoofd. Het liep uit op een razende hoofdpijn. Zijn hoofd zwol en stond letterlijk op barsten. De enige die hem van die ondraaglijke pijn kon verlossen, was zijn zoon Hephaistos. We weten uit het vorige verhaal dat het vaderschap van Hephaistos erg twijfelachtig was en ook Zeus had serieuze twijfels omtrent dat vaderschap. En al was hun verhouding niet al te best, toch ontbood Zeus de god van de smeden en smeekte hem zijn hoofd te klieven met een bijl. En Hephaistos, zij het met enige tegenzin, kweet zich vakkundig van die taak. En ziet: uit het hoofd van Zeus steeg een volwassen vrouwspersoon op, fier rechtop, gehelmd en geharnast, met lans en schild. Het was Athena. Methis mag als haar moeder beschouwd worden heeft ooit een man leven geschonken zonder toedoen van een vrouw? en van Methis had Athena het verstand en de vindingrijkheid.
Ze was de schutspatrones van de Griekse hoofdstad Athene. Ook de god Poseidon begeerde die titel. Er werd overeengekomen dat die eer zou te beurt vallen aan de godheid die de stad het nuttigste geschenk zou aanbieden. Poseidon schonk de stad een paard en liet daarenboven een zoetwaterbron ontspringen. Athena schonk een olijfboom, die ze plantte op de Akropolis die boom staat er op heden nog, in de nabijheid van het Erechteion . De bevolking koos voor Athena. Poseidon voelde zich vernederd door die keuze en in zijn woede stootte hij vanuit de zee zijn machtige drietand doorheen het aardoppervlak. Wie heden ten dage de Akropolis van Athene bestijgt en een bezoek brengt aan het Erechteion, kan daar nog steeds de scheur in de aardbodem zien die Poseidon teweeg gebracht heeft.
Behalve godin van de wijsheid, de wetenschappen en de schone kunsten werd Athena ook godin van de krijgskunst genoemd. Toch was zij bijlange niet zo oorlogszuchtig als haar halfbroer, de god Ares. Wee echter degene die het met haar aan de stok kreeg. Daarover meer in het volgende verhaal.
Zeus nam zijn jongste zuster Hera tot echtgenote. Een incestueus huwelijk. Maar wat wilt u: veel keuze was er niet, als hij enigszins binnen zijn stand wilde trouwen. Of het een goed huwelijk was? Ach We kunnen alvast zeggen dat het huwelijk stand gehouden heeft. Met de nodige echtelijke twisten, zoals die in de beste families voorkomen. Al namen de twisten tussen de oppergod en de oppergodin wel vaak heel grote proporties aan, goddelijke proporties. Oorzaak van het voortdurend gekrakeel en de vaak slaande ruzies: de grenzeloze ontrouw van Zeus. Talrijk zijn de vrouwelijke wezens tot wie hij toenadering zocht: godinnen, halfgodinnen of sterfelijke vrouwen. En al even talrijk zijn de kinderen die Zeus, de albevruchter daarbij verwekte. Hera had de handen vol met het voortdurend bespioneren van haar echtgenoot en vaak legde zij hem het vuur aan de schenen. Alles tevergeefs. Ze koelde haar woede ook op de geliefden van Zeus en op de bastaards die hij bij hen had verwekt: soms werden ze tot het einde van hun dagen door haar achtervolgd en gekweld. Zelf schonk Hera haar man maar weinig kinderen: drie, hooguit vijf. De drie waarover iedereen het eens is, zijn Ares, de oorlogsgod, Eileithuia, de godin van de geboorte en Hebe, de godin van de jeugd. Sommigen beschouwen ook Eris, de godin van de twist, als een kind van het oppergodenpaar. En dan is er Hephaistos. Hera baarde hem, tot daar is iedereen het erover eens. Maar geregeld wordt aangenomen dat Hera hem bij zichzelf verwekt heeft, zonder tussenkomst van haar echtgenoot noch van enig ander mannelijk wezen: een soort revanche voor de vele buitenechtelijke kinderen van Zeus. Hoe ze het klaargespeeld heeft, blijft een duistere zaak. Maar Hephaistos was aartslelijk en ontgoocheld wierp Hera haar pasgeboren zoon in de zee, alwaar hij door de zeenimfen Thetis en Eurynome werd opgenomen en grootgebracht. Ze deden de kleine Hephaistos in de leer bij de dwerg Kedalion, bij wie hij zich bekwaamde in de smeedkunst, een vak waarin hij een onvoorstelbare bekwaamheid bereikte. Om zich te wreken op zijn moeder smeedde hij een gouden zetel die hij naar de Olympos liet brengen als geschenk voor Hera. Eenmaal gezeten sloten onzichtbare klemmen zich om haar lichaam, zodat de godin gevangen was. De god Dionysos kon Hephaistos er uiteindelijk toe overhalen zijn moeder te bevrijden, nadat hij hem dronken had gemaakt met wijn. Hephaistos eiste en bekwam hiervoor de hand van de bevalligste onder de godinnen, Aphrodite. Zijn wrok tegenover Hera was nu over: voortaan zou hij zelfs haar verdediger worden. Toen Zeus op een dag, gekweld door haar eeuwige gezeur over zijn ontrouw, zijn vrouw als straf aan een gouden ketting liet bengelen tussen hemel en aarde, met aan elke voet een zwaar metalen aambeeld, verloste Hephaistos haar uit deze netelige positie. Daarop werd hij echter door de vertoornde Zeus uit de hemel gestampt en hij plofte neer op het eiland Lemnos: hij hield er kreupele onderste ledematen aan over. Aan handigheid had hij evenwel niets ingeboet en op Lemnos richtte hij een smidse in, waar hij de mooiste juwelen, wapenrustingen, meubelen, instrumenten en dergelijke vervaardigde. Een van zijn beroemdste werken is de schitterende wapenrusting de mooiste die ooit gemaakt werd die Achilles droeg toen hij de grootste Trojaanse held Hektor dodelijk verwondde.
Hoe kunstzinnig hij ook mocht wezen, het boterde niet tussen Aphrodite en de lelijke wanstaltige Hephaistos, en dat laat zich raden. Er wordt zelfs beweerd dat hij zijn bloedmooie echtgenote nooit heeft mogen aanraken. Ze waren niet te tellen, de liefdesavonturen van de overspelige liefdesgodin. Geleidelijk schikte Hephaistos zich in zijn lot van hoorndrager. Eén keer slechts blijkt hij zich behoorlijk kwaad gemaakt te hebben. Hij had een onzichtbaar net geweven rond het bed waarin Aphrodite de liefde bedreef met de god Ares. Hij liet het net rond de beide geliefden dichtklappen en nodigde daarop alle goden uit om dit spektakel te komen gadeslaan. De goden moesten hartelijk lachen en Poseidon kon niet nalaten op te merken dat hij best met Ares van plaats had willen ruilen.
Waarom Hephaistos speciaal vereerd werd in de Griekse hoofdstad Athene, vertellen we in een volgend verhaal.
In het vorig verhaal heb ik verteld hoe Kronos, de jongste van de twaalf kinderen van Ouranos, zijn vader uit de hemel stootte, na hem zwaar verminkt te hebben, en zich alzo de hemelse troon toeëigende. Kronos bevrijdde zijn broeders en zusters, de Titanen, die door hun vader Ouranos diep in de schoot van de aarde waren begraven. Met één van hen, zijn zuster Rhea, huwde hij en hij verwekte bij haar zes kinderen: drie dochters (Demeter, Hestia en Hera) en drie zonen (Hades, Poseidon en Zeus). De voorspelling van zijn vader indachtig, bibberde Kronos bij de gedachte dat één van zijn kinderen hem op zijn beurt van de troon zou stoten. Daarom gebood hij zijn echtgenote hem ieder kind direct na de geboorte te overhandigen opdat hij het zou kunnen verslinden. Vijf kinderen werden alzo door hun vader verorberd. Toen echter de jongste zoon, Zeus, geboren werd, misleidde Rhea haar echtgenoot door hem in plaats van het kind een in luiers gewikkelde steen aan te bieden. Kronos merkte het verschil niet en verslond de steen. De kleine Zeus werd door zijn moeder in veiligheid gebracht op het eiland Kreta. Op de berg Ida, op Kreta, woonden nimfen, samen met een goddelijke geit, Amalthea. De nimfen waren ontstaan uit de bloeddruppels van de verminkte Ouranos, waar ze op de grond neergevallen waren. Amalthea was ontstaan uit de vereniging van twee Titanen, de god Okeanos en de godin Tethys. De nimfen hadden, hoog op de berg Ida, een wiegje klaargezet voor de kleine Zeus. Ze voedden het kind met de melk van Amalthea. Zeus groeide snel. Als kleuter stoeide hij met de nimfen en met Amalthea. Op een dag brak, tijdens het spel, één van de hoorns van de geit af. Zeus vulde daarop de hoorn met korenaren en vruchten en allerhande kostbaarheden. Hij schonk de hoorn aan Tyche, eveneens een dochter van Okeanos en Tethys, een zuster dus van Amalthea. De Romeinen gaven Tyche de naam Fortuna, de godin van het geluk. De hoorn draagt de naam cornucopia, de Hoorn des Overvloeds: de hoorn schenkt de houder ervan alles wat zijn hartje lust.
Groot en krachtig geworden begaf Zeus zich naar zijn vader en liet hem een braakverwekkende drank drinken die hij had gekregen van zijn wijze tante Methis, een van de twaalf Titanen. Kronos braakte meteen de vijf verslonden kinderen uit. Met zijn broeders Hades en Poseidon bond Zeus nu de strijd aan tegen Kronos en de andere Titanen. Eerst had hij de honderdarmige reuzen en de Cyclopen, die nog steeds onder de aardkorst zuchtten, bevrijd en tot zijn bondgenoten gemaakt. De strijd was lang en hevig, een titanenstrijd. De drie broeders wonnen het pleit. Ze verdeelden het heelal onder elkander. Hades kreeg de onderwereld toegewezen. Poseidon werd de heerser over de oceanen en de zeeën. Zeus zelf nam de heerschappij waar over de hemel en de aarde. Met hun drie zusters vestigden zij zich op de hoge Olymposberg in het noordoosten van Griekenland.
< Aphrodite stijgt op uit de zee (tekening Jimmy Wyseur).
Aan de oorsprong der tijden, een eeuwigheid geleden dus, was het heelal gevuld met een ongeordende dode oermassa, de chaos. Daarnaast was er ook nog een bezielende kracht, die structuur en leven bracht in de chaos. Die kracht wordt eros genoemd, niet te verwarren met het goddelijk pijlen-schietend gevleugeld zoontje van de liefdesgodin Aphrodite. Chaos en Eros verdienen dat wij ze met een hoofdletter schrijven: het waren de eerste godheden, de oergoden. Door de vereniging met Eros ontstonden uit de oermassa: Ouranos (de hemel), Gaia (de Aarde) en Tartaros (de Hel). Ouranos verbond zich in liefde met Gaia en verwekte bij haar vele reusachtige kinderen. Drie onder hen, de Hekatoncheiren, hadden honderd armen en vijftig koppen, drie anderen waren Cyclopen, reuzen met slechts één oog, midden hun enorm voorhoofd. Zowel de Honderdarmigen als de Cyclopen werden door hun allesbehalve liefhebbende vader in de Tartaros geworpen. Slecht ook verging het de twaalf andere kinderen, de Titanen. Ouranos begroef hen diep onder de aardbodem, opdat zij nooit het zonlicht zouden aanschouwen. Het Noodlot had hem immers voorspeld dat één van zijn kinderen hem de heerschappij over de hemel zou ontnemen
Maar Gaia, bedroefd over het lot van haar kinderen, bevrijdde haar jongste spruit Kronos. Ze bracht het staal voort en maakte er een sikkel van die ze de knaap ter hand stelde. Op aanraden van zijn moeder overviel de zoon zijn vader in de slaap, op t ogenblik dat hij, naar sommigen beweren, betrekking had met Gaia. Kronos hieuw Ouranos de geslachtsorganen af en wierp ze ver weg in de zee. En waar het zaad van Ouranos zich vermengde met het zeewater begon dit laatste te schuimen en uit het schuim kwam een onbeschrijflijk mooi en lieftallig wezen te voorschijn, Aphrodite, de godin van de liefde, een kind van de Hemel en van de Zee. Met krachtige hand stiet Kronos nu de ontmande Ouranos uit de hemel, niet zonder dat deze hem vervloekt had en hem hetzelfde lot had voorspeld als hijzelf zijn vader had aangedaan.
En Aphrodite, de golven tilden haar zachtjes op en vleiden haar neer in een reusachtige schelp die haar, aangedreven door een zacht briesje, alover de rustige zee, naar Cyprus bracht, het eiland dat voor altijd zou fungeren als haar thuishaven. Toen haar sierlijk lichaam in contact kwam met de bodem van het eiland, ontsproot heerlijk groen gras onder haar tere voetjes, overal waar zij die neerzette, en boterbloempjes en madeliefjes begonnen t allen kant te bloeien, en vogeltjes begonnen alom te zingen, een ode aan de schepping. Zo en niet anders is Aphrodite ontstaan, de godin van de liefde, die de Romeinen Venus noemden. Ze is dus niet de dochter van Zeus, zoals sommigen beweren, maar ze is ouder dan Zeus, al geniet ze de eeuwige jeugd. Ze heeft haar plaats gekregen onder de twaalf Olympische goden en van allen is zij steeds de mooiste en de meest begerenswaardige gebleven. Door de tijden heen werd zij door dichters bezongen en bejubeld en door de beste kunstschilders vereeuwigd: Aphrodite, de godin die eenieder bekoorde en voor wie de zinnelijke liefde het hoogste goed was.
Amerika ----------------------------------------------------------------
Afgelopen maand werd deze blog zeer vaak bezocht in Amerika (meer dan België en Nederland samen!). Vermoedelijk door Nederlandstaligen? Beste lezers in Amerika: laat u mij even weten (via e-mail kvansteenbrugge@gmail.com of via "Reageer" rechts onder) hoe u deze blog ontdekt hebt en of het misschien wenselijk zou zijn dat ik het Druivelaar-verhaaltje iedere maand ook in het Engels breng?
Sedert het begin van de grote vakantie is deze blog nog goed voor amper een drietal lezers per dag (vóór de vakantie waren het er tientallen). Ik sloof mij dan ook niet verder uit en ik stop (voorlopig?) met het dagelijks verhaal. Met mijn verontschuldiging aan de enkele trouwe lezers. Laat mij a.u.b. weten of naar uw mening de vakantie hier voor iets tussen zit (kvansteenbrugge@gmail.com): misschien kan ik daarna de draad weer opnemen...
P.S. Het boek met alle verhalen kan nog steeds besteld worden.
Vrijwel alle Griekse goden hadden dít gemeen, dat ze op wraak belust waren wanneer hun onrecht was aangedaan of als ze zich beledigd voelden. Apollo maakte op die regel allerminst een uitzondering. De slang Python, die zijn moeder Leto het leven had zuur gemaakt, werd door Apollo genadeloos gedood. Hetzelfde lot ondergingen de kinderen van Niobe, alleen maar omdat hun moeder de spot had gedreven met Apollo en zijn afkomst. Ook de cyclopen, die hij mede verantwoordelijk achtte voor de dood van zijn zoon Asklepios, ontkwamen niet aan zijn dodelijke pijlen. Typisch voor de ´lichtgeraaktheid¡ van Apollo is het verhaal van koning Midas (zie nr. 48). Een gelijkaardig verhaal, maar met een veel gruwelijker afloop, is dat van de sater Marsyas. Het is een verhaal waar ´de wijze lichtgod¡ zich héél erg van zijn kleinste kant laat zien, en zich daarenboven ronduit belachelijk maakt…
Dit gruwelijk verhaal begint bij de godin Athena, die uit een lang hertebot een dubbelfluit had gemaakt en daar mooie melodieën op speelde. Maar Hera en Aphrodite vonden Athena bespottelijk met haar fluit en ze lachten haar uit. En toen Athena zichzelf later aanschouwde in het water van een rivier terwijl ze, met bolle wangen op de fluit speelde, vond ze het zelf ook géén gezicht en ze gooide het instrument weg en sprak er een vervloeking over uit. Marsyas vond het en maakte er verrukkelijke muziek mee. Overmoedig daagde hij Apollo uit zich met hem te komen meten in een muziekwedstrijd, met de Muzen als scheidsrechters. Apollo bespeelde de lier, Marsyas de fluit. Beiden bekoorden de Muzen evenzeer, zodat zij geen winnaar konden aanduiden. Apollo, wrevelig omdat de sater hem had durven uitdagen, kwam toen met een voorstel op de proppen dat wij als ´een god onwaardig¡ durven bestempelen: de deelnemers zouden nu hun instrument ondersteboven keren en alzo proberen dezelfde melodie ten gehore te brengen. Voor Apollo was dat met zijn snaarinstrument een koud kunstje, maar met een blaasinstrument lukt dat natuurlijk niet. En zo verloor Marsyas de wedstrijd. Hij werd door Apollo levend gevild! Zijn afgestroopte huid werd aan een boom gespijkerd.
Niet beter verging het Tityos, een reus, ontstaan uit het lichaam van Gaia en uit het bloed van Ouranos. Omdat hij Leto had willen verkrachten, troffen hem de dodelijke pijlen van haar zoon Apollo. In de onderwereld werd zijn reusachtig lichaam, negenhonderd voet lang, aan de grond genageld: het besloeg een oppervlakte van zesendertig are. Twee gieren vraten aan zijn lever, dewelke echter telkens weer aangroeide met het wassen van de maan. Zo ondergaat Tityos een eeuwigdurende kwelling, als één van de grote verdoemden in de Tartaros.
Zelden of nooit kenden ze een rimpelloos verloop, de liefdesverhalen van Apollo, de god van de schoonheid en het licht, de wetenschap en de voorspelling, de orde en de regelmaat. Tot zijn geliefkoosd jachtterrein behoorden de nimfen. Zoals we in het vorig verhaal reeds gezien hebben werden zijn avances niet steeds in gunstige zin beantwoord. Zo verging het hem ook bij Dryope. Teneinde haar te verschalken gebruikte hij een truc waartoe ook Zeus vaak zijn toevlucht nam: hij veranderde zich in een dier, in dit geval een schildpad. Toen Dryope de schildpad op haar schoot nam veranderde hij zich in een slang en zo nam hij bezit van haar. Hij verwekte bij de nimf een kind, Amfissos. Op een dag zag Dryope een lotusbloem. Ze plukte die bloem voor haar zoontje. Hoe kon zij vermoeden dat deze bloem zelf een nimf was, Lotis, die vluchtend voor de god Priapos, door de goden in deze plant was omgetoverd. Ze schrok niet weinig toen ze zag dat er uit de stengel van de plant overvloedig bloed stroomde. Daarop veranderden de goden ook haar in een lotusbloem
Ook op de mooie Trojaanse prinses Kassandra werd de god verliefd. Hij bood haar een mooi geschenk in de hoop dat ze met hem het bed zou willen delen. Dat geschenk was de gave van de profetie. Tot Apollos grote ontgoocheling weigerde Kassandra echter met hem gemeenschap te hebben. Hij was weliswaar niet in staat haar die gave te ontnemen doch hij zorgde ervoor dat niemand haar voorspellingen ooit zou geloven. Dat heeft haar later, zoals we nog zullen zien, lelijke parten gespeeld
Nog menig keer werd Apollo verliefd op sterfelijke of onsterfelijke vrouwen. Er zijn ook twee zeer bekende verhalen waarin Apollo verliefd werd op een mooie jongeling: de ene was Kyparissos, een jonge jager, de andere was de jonge prins Hyakinthos, zoon van koning Oibalos van Lakedaimonië.
Niet alleen Apollo was verliefd op Kyparissos, ook de zanger Thamyris. Thamyris had ooit eens verklaard dat hijzelf mooier kon zingen dan alle negen muzen tesamen. Teneinde zijn rivaal uit te schakelen ging Apollo dat overbrieven aan de Muzen. Dezen voelden zich zwaar beledigd en ze wreekten zich op Thamyris door hem te beroven van zijn stem, zijn gezicht en zijn geheugen. Maar meer dan tot Apollo voelde Kyparissos zich aangetrokken tot een hert. Toen de jonge jager op een kwade dag tijdens de jacht, geheel per ongeluk, zelf zijn lievelingsdier gedood had, overviel hem een onbeschrijflijke smart. Uit medelijden veranderde Apollo hem in een boom, een cypres. Dit is waarschijnlijk gebeurd aan de westkust van de Peloponnesos, waar nu het dorp Kyparissia ligt.
Ook in zijn verliefdheid op Hyakinthos had Apollo een rivaal: Zephyros, de Westenwind. Toen Apollo en Hyakinthos zich eens verlustigden in het spel met de discus, deed de jaloerse Zephyros een door Apollo geworpen discus van zijn koers afwijken en met kracht terecht komen tegen het hoofd van de geliefde prins. Deze viel dood ter aarde neer en wat Apollo ook beproefde, hij slaagde er niet in Hyakinthos levensgeesten weer op te wekken. Uit het bloed van de dode jongeling liet Apollo, door verdriet overmand, een bloem spruiten, de hyacinth, op wier bladeren hij schreef AI-AI, de weeklacht van de treurende god.
Over twee van Griekenlands grootste helden, Herakles en Theseus, zijn we nu uitverteld. Misschien tijd om het nog eens over een god te hebben: Apollo, over wie sprake was in het vorig verhaal. In verhaal nummer 10 hebben we gezien dat hij de zoon was van Zeus en Leto en de tweelingsbroer van de godin Artemis. We hebben toen ook gezien dat Apollo, nadat hij de slang Python had gedood, de Pythische Spelen stichtte, in de buurt van de daar bestaande orakelplaats van zijn overgrootmoeder Gaia. De jonge god maakte zich daarenboven meester van het orakel en hij verkondigde dat hij door middel van dit orakel te allen tijde de wil van zijn vader zou kenbaar maken. Hij behield de priesteres, de Pythia, die er in dienst van Gaia was geweest. Hij plaatste haar boven een rotsspleet, waaruit bedwelmende dampen opstegen. Hierdoor in een soort trance gebracht, stootte de Pythia onsamenhangende woorden en klanken uit, onbegrijpelijk voor de leek. Ze werd evenwel bijgestaan door verscheidene tempelpriesters die haar woorden in begrijpelijke, zij het dubbelzinnige taal omzetten. Vele eeuwen lang gold Delphi als de heiligste plaats ter wereld. Alle groten der aarde, maar ook gewone mensen trokken er heen om Zeus, via het orakel van zijn zoon Apollo, raad te vragen alvorens een gewichtige beslissing te nemen, alsook om de afloop van een belangrijke gebeurtenis te kennen of de verklaring voor een onheil dat hen kwam te treffen, of om redding te vinden uit een netelige situatie.
In verhaal 33 hebben we verteld over Apolloÿs liefdesrelatie met de Atheense prinses Kreousa, waaruit een zoon, Ion, is voortgesproten. Een andere relatie was die met de nimf Koronis, die hij tot moeder maakte van de god Asklepios (zie verhaal nr. 47). Edoch, het gebeurde meer dan eens – het moge verwondering wekken – dat Apollo afgewezen werd door een jonge vrouw op wie hij zijn oog had laten vallen. De nimf Daphne was één van hen. Zij was de dochter van de Aarde en van de stroomgod Peneios. Zij vluchtte voor de verliefde Apollo, die haar achternazat. Luidkeels aanriep ze haar moeder om toch maar niet ten prooi te vallen aan haar verliefde achtervolger. Gaia verhoorde de bede van haar dochter en veranderde haar in een laurierboom. Apollo, die Daphne nooit kon vergeten, heeft sindsdien steeds een bijzondere voorkeur getoond voor de laurierboom.
Met de takken van die altijd groene boom versierde hij de ingang van zijn tempel in Delphi. De lauriertak werd het attribuut van de Muzen en ook van de dichters en de zieners. De laurier, de enige door mensenhanden geplante boom die niet door de bliksem kan getroffen worden, maakte furore in de medische wereld als afweermiddel tegen vele ziekten: van de vruchten en de bladeren werden ontstekingswerende middelen gemaakt. De laurier, een heilsteken voor levenden, werd vanwege zijn afwerende kracht, ook gebruikt ten behoeve van de doden, namelijk als grafversiering. De Pythia, Apolloÿs priesteres in Delphi, kauwde laurierbladeren, hetgeen haar in een helderziende trance hielp brengen. Als zegeteken betekent de laurier: roem, eer, rust en vrede. De winnaars van de Pythische Spelen, zowel van de musische wedstrijden als van de atletiekkampen en de wagenrennen, verwierven een laurierkrans, naast het recht om ter plaatse een standbeeld van zichzelf op te richten.
Eén van de heldendaden van Herakles, die zeker niet onvermeld mag blijven, is zijn gevecht met Thanatos, de dood. Dit verhaal begint bij koning Admetos van Pherai in Thessalië. Deze koning had jarenlang onderdak verleend aan de god Apollo, toen deze laatste eens voor lange tijd naar de aarde verbannen was door zijn vader Zeus (zie verhaal nr. 48). Om hem te bedanken voor die gastvrijheid had Apollo hem een soort onsterfelijkheid verleend, ´t is te zeggen: als Thanatos hem zou komen halen, kon hij zijn dood uitstellen op voorwaarde dat iemand anders bereid zou zijn om in zijn plaats de dodengod te vergezellen. Maar toen Admetos´ uur gekomen was, vond hij niemand die in zijn plaats wilde sterven: zijn dienstkechten niet, zijn oude vader niet en evenmin zijn oude moeder Tot zijn nog jonge liefhebbende echtgenote Alkestis zich tenslotte toch bereid verklaarde. Vóór Admetos het goed besefte was Alkestis weggerukt door de dood. Groot was de droefheid aan het koninklijk hof, en niet het minst bij Admetos zelf! En toen betrad Herakles, geheel bij toeval, de woning van Admetos. Diep bewogen door het leed van zijn vriend, haastte de held zich naar de poorten van de onderwereld, waar hij de Dood nog net kon achterhalen. Na een wild gevecht slaagde hij erin Alkestis uit de klauwen van Thanatos te bevrijden en haar levend terug te brengen naar haar echtgenoot.
En dan bleven er voor Herakles nog een paar oude rekeningen te vereffenen. Eerst verpletterde hij met een aantal volgelingen, de ontrouwe Trojaanse koning Laomedon (zie verhaal nr. 71) en zijn rijk. Daarna belegerde hij Oichalia, de stad van koning Eurytos (zie verhaal nr. 70), die geheel werd verwoest en geplunderd. Tussen de buit bevond zich ook de mooie Iole, die Eurytos hem eertijds had geweigerd. Herakles voerde haar mee naar zijn woonplaats. Maar Heraklesÿ echtgenote, Deianeira, bang dat zijn genegenheid geheel naar Iole zou overslaan, en de raad van de kentaur Nessos indachtig, streek het kleed van haar man in met het bloed dat zij zorgvuldig had bewaard. Doch pas had Herakles het kleed aangetrokken of het verschroeide en verteerde zijn vlees. Hij kon het kleed onmogelijk van zijn lijf verwijderen en hij leed ondragelijke pijnen. Op zijn verzoek bracht zijn zoon Hyllos hem naar de top van een berg, de Oita, richtte er een brandstapel op en legde daarop zijn vaders lichaam. De jongen kon het echter niet gedaan krijgen het vuur aan te steken. Dat deed een toevallige voorbijganger, Philoktetes.
Alzo werd Herakles uit zijn lijden verlost. Zijn ziel steeg op naar de Olympos, alwaar hij onder de goden werd opgenomen en er een goddelijke bruid kreeg, Hebe, een dochter van Zeus en Hera. Degenen die hem uit zijn lijden hadden verlost, had Herakles hun beloning gegeven: Hyllos kreeg de mooie Iole, Philoktetes de fameuze boog met de pijlen zonder dewelke zo had het orakel voorspeld de stad Troje niet zou kunnen ingenomen worden (zie later).
Toen Herakles zich aanmeldde bij koning Oineus om dezes dochter Deianeira ten huwelijk te vragen, bleek dat zij reeds was toegezegd aan een ander, de stroomgod Acheloös. Er ontspon zich een fabelachtige tweestrijd om de hand van Deianeira, tussen Herakles en Acheloös. Deze laatste beschikte over de wonderbare eigenschap zichzelf in allerlei dieren te kunnen omtoveren. Toen Herakles hem in een wurgende greep had, veranderde Acheloös zich in een slang om alzo te ontglippen. Maar deze truc mislukte: was Herakles immers niet reeds van in zijn wieg gewend om slangen te bestrijden (zie verhaal nr. 42)? Dan veranderde de stroomgod zich in een wilde stier. Maar ook stieren bevechten was een kolfje naar Heraklesÿ hand: had hij niet de stier van Kreta bedwongen (zie verhaal nr. 57)? Met een krachtige heupworp smakte hij het woeste beest zo hard tegen de grond dat één van zijn horens afbrak. Herakles kreeg tenslotte zijn bruid en hij begaf zich op weg naar Trachis in Thessalië, alwaar hij zich met Deianeira wenste te vestigen.
Een eerste hindernis op hun tocht naar Thessalië was de brede Evvinos-rivier. Toen ze bij de oever van de rivier kwamen zagen ze daar de kentaur Nessos. Deze stelde voor Deianeira op zijn rug naar de overkant te dragen, opdat haar bruidskleed niet nat zou worden. Herakles aanvaardde dit aanbod. Hij gooide zijn boog en zijn knots naar de overkant en zwemmend begon hij zelf aan de overtocht. Nessos had nog maar enkele stappen in het water gezet, of hij maakte aanstalten om Deianeira te verkrachten. Toen Herakles, die ondertussen reeds de andere oever had bereikt, dit zag, greep hij zijn boog en schoot één van zijn giftige pijlen recht in de borst van de kentaur. Deze bezwoer Deianeira, vooraleer hij de geest gaf, een beetje van zijn bloed op te vangen en er Heraklesÿ kleed mee te bestrijken: het zou een krachtig wapen zijn tegen eventuele ontrouw van haar echtgenoot.
In den beginne was alles koek en ei tussen Herakles en Deianeira. Een rustig leven was evenwel aan Herakles niet besteed. Zo stelde hij zich tot taak in Klein-Azië, in de buurt van Troje, een koningsdochter te gaan bevrijden, die door haar vader Laomedon naakt aan een rots was gebonden, alwaar een zeemonster haar zou komen verslinden – de geschiedenis doet denken aan die van Andromeda (zie verhaal nr. 28). Dit offer was door de god Poseidon geëist van Laomedon, omdat de koning had geweigerd aan Poseidon zijn loon uit te betalen voor de verdedigingsmuren rondom de stad, dewelke hij samen met Apollo had opgetrokken. Apollo had de stad overigens al gestraft met de pest…
Na het zeemonster verslagen en de koningsdochter – Hesione was haar naam – bevrijd te hebben, richtte Herakles zijn schreden naar de streek Elis, alwaar hij nog een eitje te pellen had met Augias, die hem zijn loon had geweigerd voor het reinigen van de stallen (zie verhaal nr. 56). Hij verwoestte er het koninklijk paleis en brandde een groot deel van de streek plat. In Olympia, dat ook in Elis ligt, blies hij de Olympische Spelen, die er door Pelops ingesteld waren (zie verhaal nr. 21), nieuw leven in. Daarna trok hij naar Pylos, in het Zuid-Westen van de Peloponnesos. Ook daar verwoestte hij het koninklijk paleis en hij doodde alle zonen van koning Neleus, behalve één, Nestor, die later bekend zou worden in de Trojaanse oorlog als ´de oude wijze Nestor¡. Het ging hier weer om een wraakactie van Herakles, omdat de inwoners van Pylos die van Elis hadden bijgestaan. Om gelijkaardige redenen moest ook Sparta eraan geloven.
Het was Herakles opgevallen dat de godin Hera hem de laatste tijd niets meer in de weg had gelegd: het leek erop dat ze zich had verzoend met haar heldhaftige stiefzoon. Als dank bouwde hij voor haar een tempel in Sparta en hij bracht haar offers in de vorm van geiten. Sedertdien offerden de Spartanen niets dan geiten aan Herakles…
Hoe is het Herakles verder vergaan? Na het vervullen van zijn twaalf werken was hij dus eindelijk van zijn juk bevrijd. Hij keerde terug naar Thebe. Het echtelijk leven met Megara hernam hij evenwel niet meer. Toen hij hoorde dat koning Eurytos van Oichalia, een stad op het eiland Euboia (het huidige Evia), de hand van zijn mooie dochter Iole wenste te schenken aan diegene die hem en zijn zonen in het boogschieten kon overwinnen, ging hij daar gretig op in. En… Herakles won, maar de bruid werd hem geweigerd. Woedend en met wraakgevoelens bezield, begaf onze held zich naar Tiryns, samen met Eurytosÿ zoon Iphitos, die voor Herakles partij had gekozen. En toen overviel hem weer de waanzin: hij gooide Iphitos van de hoge muren van de burcht te pletter. In de dagen die daarop volgden voelde Herakles zich erg ziek en verzwakt en zijn geweten knaagde. Hij besloot het orakel van zijn goddelijke halfbroer Apollo te raadplegen. Omdat hij aanvankelijk geen duidelijk en bevredigend antwoord kreeg omtrent de oorzaak van zijn kwaal, ontstak de lichtgeraakte held in woede. Hij stal de heilige drievoet van het orakel, maar Apollo zelf trachtte hem dat te verhinderen en zo ontstond een gevecht in regel tussen de god van Delphi en de krachtpatsende halfgod: een geliefkoosd onderwerp voor schilders en dichters. Zeus zelf kwam uiteindelijk tussenbeide en scheidde zijn vechtende zoons. Apollo kreeg zijn drievoet terug en Herakles kreeg zijn antwoord van het orakel.
Het orakel gaf hem opdracht zich in dienst te stellen van Omphale, koningin van Lydië in Klein-Azië. Drie jaar lang – volgens andere bronnen één jaar – moest hij slaafs aan de grillen van de wulpse vorstin voldoen. Hij moest er om de koningin te behagen, rondlopen in vrouwenklederen, met een vrouwelijke haartooi en versierd met juwelen, terwijl zij zichzelf hulde in Heraklesÿ leeuwenhuid en zijn boog en knots hanteerde. Gedwee liet hij zijn handen en zijn haar verzorgen door Omphale en haar dienaressen. Gewillig onderging hij alle vernederingen. Gedurende zijn verblijf bij Omfale verloste hij Klein-Azië van vele bandieten die de streek teisterden… en hij verwekte drie kinderen bij de koningin. Toen zijn tijd om was, trok hij weer zijn leeuwenhuid aan en hij keerde terug naar Tiryns. Hij voelde zich weer helemaal ´de oude¡.
Herakles herinnerde zich zijn ontmoeting in de onderwereld met Meleager, de prins van Kalydon (zie verhaal nr. 62), aan wie hij beloofd had zijn zuster Deianeira tot vrouw te nemen. Hij achtte het ogenblik gekomen om zich een nieuwe bruid aan te schaffen. Hij begaf zich dan ook op weg, naar het koninklijk paleis van Kalydon…
Theseus werd opgevolgd door nog een half dozijn koningen ´van minder allooi¡. De eerste onder hen is zeker het vermelden waard: Theseusÿ zoon Demophon. Over Demophon gaat het dramatisch maar tegelijk wondermooi verhaal dat nu volgt…
Niemand is ooit meer verliefd geweest dan Phyllis, een prinses. Ze woonde in Daulis, een kleine stad, niet ver van Delphi. Haar geliefde was Demophon, de jonge koning van Athene. Dit verhaal speelt zich af kort na de oorlog van Troje, waar Demophon dapper had meegestreden – hij was één van de krijgers die zich in de buik van het Trojaanse paard hadden verschanst. Ongehavend was hij naar zijn vaderland teruggekeerd. Eerst begaf hij zich naar het orakel van Delphi om daarna verder te reizen naar Athene. Maar hij werd opgehouden in Daulis en hij leerde er de mooie prinses Phyllis kennen. Voor beiden was het liefde op ÿt eerste gezicht en vanaf de eerste dag al zwoeren ze elkaar eeuwige trouw en dat ze elkaar nooit zouden verlaten. En Demophon bleef in Daulis, dagen en weken achtereen. Het leek wel of hij Athene voorgoed vergeten was. Voor hem telde alleen nog Phyllis en voor Phyllis telde alleen nog Demophon…
Tot men op zekere dag in Daulis vernam dat er onrust was in Athene en dat daar relletjes waren uitgebroken. Demophon voelde zich geroepen om orde op zaken te gaan stellen in de stad waar hij per slot van rekening koning was. Hoe zwaar het hem ook viel, hij verliet zijn prinses, echter niet zonder de stellige belofte dat hij niet langer dan twee weken zou wegblijven. Bij zijn terugkeer zou hij met haar trouwen en haar daarna voorgoed als zijn vrouw meenemen naar Athene.
Phyllis bleef verdrietig achter. Het alleen-zijn zonder haar Demophon knaagde aan haar ziel en naarmate de dagen voorbij gingen, sloeg de angst haar om het hart, de angst dat hij niet zou terugkeren. En toen de twee weken verstreken waren en Demophon er nóg niet was, begon de gekwelde jonge vrouw als bezeten rond te dolen. Ze begaf zich naar een heuvel in de nabijheid van haar stad en ze beklom er een hoge rots, waar ze uitzicht had over de hele vlakte die Daulis omringde. Hier zou ze haar geliefde al van ver zien komen. Als hij nog kwám, tenminste…
Drie dagen stond ze daar al op de uitkijk. Drie dagen was hij dus al over tijd. Wanhoop kreeg haar in de greep en plots stond het voor haar vast dat hij haar ontrouw geworden was en nooit meer zou terugkeren. Het had nu geen zin meer nog verder op de uitkijk te staan, zoals het evenmin zin had nog verder te leven. Ze stortte zich van de rots te pletter. De goden, uit medelijden, veranderden haar dode lichaam in een amandelboom.
Een paar dagen later kwam Demophon aan in Daulis. In Athene was hij langer opgehouden dan hij verwacht had. Nu kwam hij zijn geliefde halen. Maar ze was er niet meer. Er stond alleen een prachtige amandelboom, helemaal in bloei. Het was alsof Phyllis haar mooiste kleed had aangetrokken om hem te verwelkomen. Op ieder bloempje hing een dauwdruppel: de tranen van de geliefde prinses.
Na zijn ontluisterende onderwereld-historie had Theseus veel van zijn prestige verloren. Hij was zijn beste vriend kwijt en zijn moeder Aithra en Helena waren spoorloos verdwenen uit de burcht van Aphidnai. Daar kwam nog bij dat zijn echtgenote Antiope, voor wie zijn gevoelens weliswaar fel bekoeld waren, hem kort daarna werd ontrukt. De Amazonen waren namelijk naar Athene overgekomen om Antiope weer mee te nemen naar hun land. Er ontstond een hevig gevecht waarin Antiope zelf strijd leverde aan de zijde van de Atheners, tegen haar eigen zusters. Een fatale pijl ontnam haar het leven…
Theseus voelde zich vereenzaamd. Met weemoed dacht hij terug aan Ariadne, zijn eerste liefde. Het was hem bekend dat Ariadnes jongere zuster Phaidra nog ongehuwd leefde aan het hof van koning Minos op Kreta. Phaidra leek qua uiterlijk veel op haar zuster. Ze was evenwel veel wispelturiger en minder trouwhartig dan Ariadne. Theseus trok naar Kreta. Met zijn nog knap figuur viel hij bij Phaidra in de smaak en ze werd zijn vrouw. Toen Phaidra later in Athene een zoon baarde, Demophon, bracht Theseus zijn eerste zoon Hippolytos, uit zijn huwelijk met Antiope, naar zijn overgrootvader Pittheus in Troizen; hij wenste namelijk niet dat er onder zijn beide opgroeiende zonen ruzie zou ontstaan omtrent de troonopvolging.
Aan het hof van zijn overgrootvader groeide Hippolytos op in eer en deugd. Hij wijdde zich geheel aan de studie en de jacht. Hij bracht offers aan de godin-maagd Artemis. Aphrodite, de godin van de liefde, was daarover zeer ontstemd, vooral omdat Hippolytos nooit aan háár offerde. De liefde voor een vrouw kwam nooit in zijn hart op en alle onreinheid was hem vreemd. Toen hij eens een bezoek bracht aan zijn vader en diens echtgenote in Athene, zag de jaloerse Aphrodite haar kans op wraak schoon en ze liet in het hart van Phaidra een zondige liefde ontstaan voor haar stiefzoon. Phaidraÿs toenaderingspogingen lieten de jongeman echter geheel onbewogen. Toen Hippolytos evenwel terug was in Troizen, dreef Phaidraÿs hartstocht haar naar hem toe. In de schaduw van een myrteboom begluurde ze haar geliefde stiefzoon terwijl hij met zijn lichaamsoefeningen bezig was. Maar Hippolytos bleef haar afwijzen en dat maakte haar wanhopig. Waanzinnig door liefdesverdriet en gedreven door de angst dat Hippolytos haar gedrag aan zijn vader zou bekendmaken, vatte ze het plan op zich van het leven te beroven. Maar terzelfdertijd wenste zij zich te wreken op haar stiefzoon om zijn harteloosheid. Ze liet een brief achter waarin ze Hippolytos zondige gevoelens toeschreef jegens haar en waarin ze verklaarde de dood te zoeken om van die ondraaglijke toestand verlost te zijn. Daarna verhing ze zich. Diezelfde dag arriveerde Theseus, die zijn vrouw achterna gereisd was, in Troizen. Wie beschrijft zijn afschuw en zijn verontwaardiging! Hij twijfelde geen ogenblik aan de oprechtheid van de brief en, Poseidon aanroepend, verbande hij zijn zoon en verwenste hem met de dood. Hippolytos vluchtte in zijn door paarden getrokken wagen. Even buiten de stad, waar de weg over een steile rotskust loopt, liet Poseidon een geweldige storm ontstaan. Uit de hoge golven steeg een vervaarlijk zeemonster op, dat de paarden aan het schrikken bracht zodat ze op hol sloegen. Hippolytos werd uit de wagen geslingerd tegen de rotsen en vond de dood. Te laat kwam Theseus achter de waarheid en te laat kwam zijn spijt over zijn onbesuisd optreden…
Allengs werd Theseus in Athene niet langer op handen gedragen. Zijn onverantwoorde daden hadden de Atheners een afkeer doen krijgen voor hun vorst en dat staken ze niet onder stoelen of banken. Het kwam zover dat Theseus zijn volk vervloekte, zijn stad verliet en in vrijwillige ballingschap trok naar het eiland Skiros, bij zijn vriend, koning Lykomedes. Maar de oude Theseus viel er de dochtertjes van zijn gastheer – kleine meisjes nog – lastig. En toen de kinderen dit aan hun vader gingen melden, besloot deze zich van de ´oude geilaard¡ te ontdoen. Onder voorwendsel dat hij Theseus een mooi panorama van het eiland wilde laten aanschouwen, nam hij hem mee naar de top van een hoge rots. Eén duwtje volstond: zo kwam een roemloos einde aan het leven van Athenes grootste held en koning.
Theseus volgde nu zijn vader op als koning van Athene. Hij regeerde met veel wijsheid. Onder zijn bewind werden verscheidene omringende steden met Athene samengevoegd en onder één centraal gezag geplaatst. Hij was een onversaagd strijder tegen de belagers van zijn stad en tegen het onrecht. Hij bekampte met succes zijn vijftig neven, de Pallantiden – zonen van Aigeusÿ broer Pallas – die het op zijn troon gemunt hadden, hij doodde de stier van Marathon (zie verhaal nr. 57), hij nam deel aan de tocht der Argonauten en aan de jacht op het Kalydonisch everzwijn. Net als Herakles trok hij ten strijde tegen de Amazonen. Hij werd verliefd op Antiope, de zuster van de Amazonenkoningin Hippolyte (zie nr. 59), en hij slaagde erin haar te schaken en mee te nemen naar Athene alwaar ze zijn bruid werd.
Boezemvriend van Theseus werd de Thessalische koning Perithoös. Deze was een zoon van Ixion en dus een achterkleinzoon van de god Ares (zie nr. 46). Hij had zijn vermaledijde vader opgevolgd als koning van de Lapithen. Perithoös had gehoord over de heldhaftige koning Theseus en hij verlangde ernaar zijn krachten met hem te meten. Met de bedoeling een tweestrijd uit te lokken trok Perithoös naar Athene en stal ÿs konings vee. Toen beide mannen echter met getrokken zwaard tegenover elkaar kwamen te staan, werden zij plots bevangen door een wederzijdse bewondering voor elkaar, dat zij in elkanders armen vielen en vriendschap zwoeren voor het leven. Enige tijd later trad Perithoös in het huwelijk met Hippodameia (niet te verwarren met de gelijknamige vrouw van Pelops), dochter van de Argivische koning Adrastos. Niettegenstaande het feit dat de Lapithen in voortdurende onmin leefden met hun buren de Kentauren, de paardmensen, waren deze laatsten toch uitgenodigd op het trouwfeest. Maar, zoals kon gevreesd worden, er kwamen vodden van. Toen een dronken Kentaur de bruid lastig viel en aanstalten maakte haar te ontvoeren werd hij door Theseus neergeslagen met een wijnbeker. Het feest ontaardde in één grote vechtpartij. Uiteindelijk moesten de Kentauren de aftocht blazen. De vriendschap tussen de jonge koningen werd door dit voorval zo mogelijk nog hechter.
Maar allengs ging hun vriendschap over in losbandige overmoed. Ze waanden zichzelf onovertrefbaar. Ze achtten zichzelf niet de mindere van Herakles, zelfs niet van de goden. Samen trokken ze door heel Griekenland en ze pochten over hun goddelijke afkomst: Theseus als afstammeling van Poseidon, Perithoös als afstammeling van de oppergod zelf – want niet Ixion, maar Zeus had hem verwekt bij zijn moeder Dia, zo dacht Perithoös. Ze haalden zich in het hoofd dat ze recht hadden op een goddelijke bruid. In Sparta viel hun oog op de piepjonge Helena, dochter van koning Tyndareos, maar in feite gesproten uit het zaad van Zeus (zoals we later zullen zien in het verhaal ´Leda en de Zwaan¡). Ze schaakten de toen reeds wondermooie Helena en brachten haar onder in de burcht van Aphidnai, niet ver van Athene. Er werd geloot aan wie van beiden ze zou mogen toebehoren: het lot viel op Theseus. Maar geen nood, ook voor Perithoös zou een goddelijke bruid gevonden worden. Omdat de opdracht niet moeilijk genoeg kon zijn, zo vonden ze in hun overmoed, besloten ze maar ineens naar de onderwereld te trekken en daar de mooie godin Persephone weg te halen van Hades, haar gemaal. Vooraleer deze onmogelijke taak aan te vangen, haalde Theseus eerst nog zijn moeder Aithra uit Troizen en bracht haar over naar Aphidnai om er te waken over Helena. Maar het avontuur liep slecht af. Perithoös werd gedood door Kerberos, de hellehond. Theseus werd door de god van de onderwereld uitgenodigd te gaan zitten en een slok te drinken. Dat zou hem fataal geworden zijn – hij leek wel vastgekluisterd aan zijn zitplaats – ware het niet geweest dat daar bij wonderlijk toeval Herakles voorbijkwam ter gelegenheid van het laatste van zijn twaalf werken (zie nr. 62): met een geweldige ruk trok hij Theseus los! Een stuk van Theseusÿ zitvlak scheurde evenwel af en is in de onderwereld gebleven. Dat is dan ook de reden waarom de Atheense mannen, die afstammelingen zijn van Theseus, zulke smalle achterwerken hebben. Althans, dat beweren ze in Athene…
In Athene was bekendgeraakt dat een jonge held op komst was: Theseus. Koning Aigeus had zich ondertussen ontfermd over de nog steeds bekoorlijke tovenares Medeia die uit Korinthe gevlucht was (zoals verteld in nr. 55). Medeia was bang dat Theseus zich meester ging maken van de troon en dat haar dagen aan het koninklijk hof zouden geteld zijn. Ze smeedde een plan en ze slaagde erin Aigeus voor dat plan te winnen: in de welkomstdrank voor Theseus zou gif gemengd worden. Toen Theseus echter oog in oog kwam te staan met zijn vader en de gifbeker reeds in de hand had, herkende Aigeus zijn zoon aan het zwaard en de sandalen. Aigeus was dolgelukkig met de komst van zijn zoon. Hij omhelsde hem langdurig en fier stelde hij hem voor aan de volksvergadering als de toekomstige koning van Athene. Medeia werd uit het land verbannen.
Theseus wilde niets liever dan zich ten dienste te stellen van zijn stad. De woeste stier die Herakles uit Kreta gehaald had (zie verhaal nr, 57) en weer had losgelaten in Attika, in de streek van Athene, werd door Theseus definitief onschadelijk gemaakt. Maar de stad ging gebukt onder een nog veel zwaarder juk: jaarlijks moesten zeven meisjes en zeven jonge mannen naar Kreta gestuurd worden om er door het monster Minotauros (zie verhaal nr. 57) te worden verslonden. Die zware tol moesten de Atheners betalen vanwege de moord op Androgenos, een zoon van de Kretenzische koning Minos. Uit pure jaloezie hadden ze Androgenos vermoord omdat deze eens, tijdens de Spelen van Athene, alle wedstrijden had gewonnen. Minos had daarop de stad Athene belegerd en hij had bijzonder zware vredesvoorwaarden opgelegd: ieder jaar zeven jongens en zeven meisjes… Minos zag hierin tevens de oplossing voor het grootste probleem waarvoor Minotauros hem stelde: deze wilde zich enkel voeden met het vlees van levende jonge mensen. Korte tijd na Theseusÿ aankomst in Athene was het weer zovér: veertien jongelui moesten naar Kreta afreizen… Theseus gaf zich op als vrijwilliger om voor Minotauros geworpen te worden. Het was evenwel zijn bedoeling Minotauros te doden en alzo zijn stad voorgoed van deze straf te bevrijden. Aigeus, die tevergeefs gepoogd had hem van zijn voornemen af te brengen, wuifde zijn zoon uit, staande hoog op de rots van Athene, en hij bleef daar, turend in de richting van Kreta, angstig wachtend tot hij Theseusÿ schip weer zou zien opdagen. Theseus had hem beloofd de zwarte zeilen van zijn schip bij zijn terugkeer door witte te vervangen, ten teken dat hij de onderneming tot een goed einde had gebracht.
Toen Theseus voet aan wal zette op Kreta, viel het oog van koning Minosÿ dochter op de knappe forsgebouwde jongeling, ze voelde liefde voor hem en ze besloot hem te helpen dit avontuur te overleven. Ze gaf hem een gewijd zwaard dat alle kracht van het monster zou breken, alsook een kluwen garen dat Theseus diende vast te maken bij de ingang van het labyrint en dat hem moest toelaten de weg terug te vinden nadat hij Minotauros zou verslagen hebben. De goden waren met Theseus: zijn strijderstalent en het gewijd zwaard volstonden om het monster voorgoed uit te schakelen. Dank zij het kluwen vond hij de uitgang van het labyrint. Met Ariadne, die zijn hart veroverd had, en zijn dertien gezellen voer hij terug naar Athene, niet zonder eerst de schepen van koning Minos te hebben lek geslagen, zodat deze de achtervolging niet kon inzetten. Op het eiland Naxos werd aan wal gegaan. In zijn slaap werd Theseus er door een ellendige droom overvallen: de god Dionysos stond vóór hem en beval hem Ariadne op het eiland achter te laten. Dit bracht Theseus in de grootste vertwijfeling, maar omdat hij de goden meer dan wat ook vreesde, deed hij zoals de god bevolen had en zonder Ariadne voer hij verder naar Athene. Helaas voor Ariadne overleefde zij haar eerste nacht met Dionysos niet: tegen het liefdesgeweld van de vurige god bleek zij niet bestand te zijn.
Door de smart om het verlies van zijn geliefde vergat Theseus de zwarte zeilen van zijn schip door witte te vervangen. Aigeus, die steeds op de uitkijk stond, zag aan de einder het schip met de zwarte zeilen. Zwarte zeilen, dat betekent dat mijn zoon dood is, dacht de wanhopige vader. Radeloos stortte hij zich van de rots te pletter in de zee, die sindsdien naar hem Egeïsche Zee wordt genoemd. Zo kwam de voorspelling uit die eens aan Aigeus was gedaan: zijn zoon had hem, zij het onvrijwillig en tot diens eigen groot verdriet, de dood aangedaan…
Voorbij de landengte van Korinthe, in de wouden van Kromuon, kwam Theseus oog in oog te staan met Phaia, een mensenetende zeug, die daarenboven de akkers in de streek verwoestte. Voor één keer was de zeug niet aan de winnende hand: Theseus wurgde haar.
Niet ver van de stad Megara liep zijn pad over een steile rots, die hoog boven de zeespiegel uitstak. Bovenop de rots huisde de bandiet Skiron. Hij eiste van de voorbijgangers dat ze zijn voeten wasten. Amper zat de reiziger dan neergeknield voor Skiron of hij kreeg zon geweldige trap dat hij van de rots tuimelde in de zee, alwaar hij door een reuzenschildpad werd opgegeten. Maar Theseus, reeds door ervaring geleerd, was op zijn hoede voor allerlei valstrikken en gevaren. Terwijl Skiron de ene voet vooruitschoof om die te laten wassen, hield Theseus nauwlettend de andere voet in t oog. Opeens zag hij die voet op zich afkomen. Maar Theseus was sneller: hij ontweek de stamp en eer Skiron goed en wel besefte wat er gebeurde, voelde hij de voet van Theseus in zijn maagstreek en het volgend ogenblik duikelde hij van de rots. Theseus keek naar beneden: op de plaats waar de booswicht in de zee was terecht gekomen, onstond een klein krabvormig eilandje. Onder die gedaante zou Skiron voortaan rusten aan de voet van de rots die naar hem Skironische rots wordt genoemd.
Theseus trok nu verder naar Eleusis, waar hij zinnens was te overnachten. Even vóór deze laatste stad diende hij nog de reus Kerkyon te bekampen, die iedere voorbijganger uitdaagde tot een worstelpartij, waarbij de overwinnaar de overwonnene doodde. Telkenmale was Kerkyon als overwinnaar uit de strijd gekomen, maar u raadt het al, tegen onze held liep het anders!
In Eleusis, aan de oever van de Kephisos-rivier, trok Theseus een kleine herberg binnen en vroeg er onderkomen voor de nacht.
- Helaas, zei de waard, die groot en sterk was en met een valse glimlach op de lippen, er is maar één bed vrij en ik vrees dat het bed wat te klein is voor u, maar daar valt wel een mouw aan te passen
De waard was niemand minder dan Prokroustes, die erom bekend stond dat hij zijn gasten als ze groot waren in een klein bedje lokte en er daarna een mouw aan paste door hen de benen af te hakken zodat ze doodbloedden, en als ze klein waren naar een groot bed bracht en vervolgens hun ledematen uitrekte om het geheel passend te maken, eveneens met de dood tot gevolg. Theseus had gehoord over die Prokroustes, de ledenrekker, en weer was hij op zijn hoede. Schijnbaar gewillig liet hij zich naar het kleine bed leiden. Onverhoeds echter greep hij Prokroustes bij de arm, zwierde hem met een judogreep in het bed en hakte hem de benen af. Terwijl zijn slachtoffer doodbloedde, vond Theseus het grote bed en vleide zich neer.
Hij sliep een onrustige slaap: het gebied rond de Saronische Golf had hij gezuiverd van monsters en boosdoeners, doch zijn gemoed was bezwaard vanwege het vele bloed dat aan zijn handen kleefde. s Anderendaags trok hij de Kephisos-rivier over. In de nabijheid van een altaar voor de oppergod Zeus zag hij een meertje; hij waste er zijn handen in. Hierna voelde hij zich bevrijd en opgelucht en met snelle stap vatte hij de laatste kilometers aan die hem nog scheidden van Athene.
De eerste dagen van de reis verliepen voorspoedig. Overdag stapte Theseus flink door over meestal verlaten en moeilijk begaanbare wegen. ÿs Nachts vond hij onderdak bij de landelijke bevolking, die de knappe jongeling goedgezind was. Hij sprak over zijn voornemen om te voet naar Athene te reizen via de landengte van Korinthe. Maar iedereen raadde hem dat af vanwege de grote gevaren die hem zouden bedreigen in de buurt van Korinthe en verderop. Nog vóór de landengte was er Periphetes, de knotsenzwaaier, een wrede booswicht met een gedrochtelijke gestalte. De mensen vertelden dat Periphetes een zoon was van de god Hephaistos. Met geweld had de god een vrouw uit de streek genomen en zwanger gemaakt. Toen later een kind werd geboren bleek het aartslelijk te zijn. Het zou opgroeien tot een misdadig wezen met kreupele onderste ledematen, doch met gespierde armen, waarmee hij een zware met ijzer beslagen knots zwaaide en daarmee alle voorbijgangers die naar Korinthe trokken, aanviel en doodknuppelde. Er werd gezegd dat Periphetes zich aldus wilde wreken op de mensen vanwege zijn mismaaktheid.
Theseus liet zich evenwel niet afschrikken door de verhalen over de knotsenzwaaier. Hij zou niettemin met Periphetes kennis maken. Op een eenzame weg sprong de booswicht plots van achter een rots te voorschijn, zwaaiend met zijn vervaarlijke knots naar Theseus. Maar deze was niet alleen sterk doch ook buitengewoon lenig. Hij ontweek de knots. Periphetes raakte daardoor uit zijn evenwicht en stuikte op de grond. Theseus rukte hem de knots uit de handen en sloeg hem met één slag de hersenpan in. Argolis was van een groot gevaar verlost: voortaan zou een tocht naar Korinthe voor de mensen uit de streek geen gevaarlijke onderneming meer zijn. En onze held trok verder, gewapend met de knots van Periphetes. Het zwaard van Aigeus bengelde nog ongebruikt aan zijn zijde.
In Isthmia, op de landengte in de buurt van Korinthe, bereidde men zich voor op de Spelen die er om de twee jaar gehouden werden ter nagedachtenis van Melikertes (zie verhaal nr 15). Men had Theseus verteld dat zich daar een boosaardige reus schuilhield tussen de dennenbomen langs de weg. Sinis was zijn naam. Al wie daar voorbijkwam en met de reus kennismaakte, bracht het er niet levend van af. Sinis had de gewoonte een dennenboom naar omlaag te buigen en de argeloze voorbijganger te vragen of hij zo vriendelijk wilde zijn hem even te helpen de boom vast te houden. Als de ongelukkige dan op het verzoek was ingegaan, liet de reus plots de boom los, dewelke rechtveerde, waardoor het slachtoffer met zoÿn kracht tegen een naburige rots werd geslingerd dat hij op slag dood was. Werd op Sinisÿ verzoek niet ingegaan, dan werd de reiziger door de wreedaardige reus in de wurggreep genomen tot hij het bewustzijn verloor. Vervolgens boog Sinis dan niet één maar twee dennen naar omlaag, bond er de bewusteloze aan vast en liet vervolgens de bomen rechtzwiepen. Men kan zich het afschuwelijk schouwspel voorstellen dat daarop volgde: het lichaam van de ongelukkige werd letterlijk in tweeën gereten Theseus had zich voorgenomen zich niet door de dennenbuiger te laten beetnemen. Hij smeekte de god Poseidon hem te helpen om Sinis uit te schakelen. De zeegod, die Theseus als zijn zoon beschouwde, beloofde dat hij drie wensen in vervulling zou doen gaan: dít zou dan de eerste zijn.
Bij Isthmia was de reus net bezig een den om te buigen. Theseus deed eerst of hij bereid was de den te helpen vasthouden. Hij gebaarde dat hij eerst zijn knuppel wilde neerleggen aan de kant van de weg, maar sloeg dan onverwachts toe op het hoofd van de reus. Deze wankelde, wilde Theseus grijpen, doch een tweede slag velde hem neer. Zelf boog Theseus nu twee dennen naar omlaag, bond er de bewusteloze Sinis aan vast en liet de dennen los. En ziet: daar bengelden de twee helften van de booswicht, hoog in de toppen van de twee bomen.
Theseus daalde af naar het dorp Isthmia, waar de Spelen een aanvang gingen nemen. Hij verkondigde daar dat hij, met de hulp van Poseidon, de wrede Sinis had overwonnen. De menigte juichte hem toe en eerde hem als de bevrijder van de Isthmos. Er werd besloten dat de Isthmische Spelen voortaan ter ere van Theseus en Poseidon zouden worden gehouden en dat ze in het teken zouden staan van Theseusÿ overwinning op Sinis.
Maar Theseusÿ tocht was nog lang niet ten einde. Hij zou nog heel wat gevaren moeten trotseren vooraleer Athene te bereiken.
(De twaalf werken van Herakles zijn vervuld. Er is bijlange nog geen einde gekomen aan de roemrijke daden van Griekenlands grootste held. We komen daar zeker op terug. Maar eerst gaan we weer een kijkje nemen bij de koningen van Athene)
In verhaal nummer 35 hebben we gezien hoe Erechtheus, koning van Athene, zich de wraak van Poseidon op de hals had gehaald en door toedoen van de god door de aarde werd verzwolgen. Erechtheus werd opgevolgd door zijn zoon Kekrops de tweede en later door zijn kleinzoon Pandion de tweede. Dezes zoon Aigeus werd de volgende koning van Athene.
Aigeusÿ regering was begonnen onder een ongelukkig gesternte. Het orakel had hem namelijk voorspeld dat, zo hij een mannelijke nakomeling zou verwekken, deze hem de dood zou aandoen. Daarom had Aigeus zich voorgenomen af te zien van het huwelijk… en van het verwekken van kinderen.
Een vriend van Aigeus was de koning van Troizen, een stad in Argolis. Deze koning heette Pittheus. Hij was een zoon van Pelops en vader van een lieve dochter Aithra. Op een goede dag voer Aigeus met zijn schip over de Saronische Golf naar Troizen, alwaar hij door Pittheus zeer gastvrij werd ontvangen. Aigeus kwam er in de ban van de mooie Aithra en langer dan aanvankelijk zijn bedoeling was geweest, bleef hij in het paleis van Pittheus. Hij maakte Aithra het hof en had betrekking met haar. Het was Aithraÿs eerste liefdeservaring en het greep haar zo aan dat ze daarna angstig wegvluchtte naar de tempel van Poseidon. De god wachtte haar op in zijn tempel en van haar verwarring maakte hij misbruik om op zijn beurt bezit van haar te nemen. Toen Aigeus zijn terugkeer naar Athene echt niet langer kon uitstellen, bleek dat Aithra zwanger was. Dat verheugde Aigeus, maar evenzeer bevreesde het hem, want hij dacht aan de voorspelling van het orakel.
- Ik verlaat je nu, liefste, sprak Aigeus. Voed het kind op in eer en deugd, zeker als het een jongen blijkt te zijn. Als hij later groot en sterk zal zijn, leid hem dan naar de plaats die ik je nu tonen zal. Mijn zwaard en mijn sandalen zal ik er begraven onder een zwaar rotsblok. Als de jongen in staat zal zijn dat blok op te tillen, zal ik hem als mijn zoon en opvolger erkennen. Laat hem dan naar Athene komen en vraag hem de sandalen aan te trekken en het zwaard te hanteren, opdat ik hem bij zijn aankomst zou herkennen.
Aigeus begroef zijn zwaard en zijn sandalen onder een reusachtige steen en nam met zwaar gemoed afscheid van Aithra. Deze beloofde te zullen handelen geheel overeenkomstig zijn verlangens.
Het kind werd geboren: een flinke zoon, die Theseus werd genoemd. Aan het hof van koning Pittheus kreeg de jongen een goede opvoeding. Aithra vertelde hem over zijn vader, die koning was in Athene. Toen Theseus tot een volwassen jongeling was opgegroeid, leidde ze hem naar het rotsblok waaronder het zwaard en de sandalen verborgen lagen. De jonge man was bijzonder goed uit de kluiten gewassen en bleek over een buitengewone kracht te beschikken. Hij wentelde het rotsblok weg alsof het kinderspel was.
- Neem het zwaard en trek de sandalen aan en reis naar het land van je vader, sprak Aithra. Het is immers zijn wens.
- Zo geschiede naar mijn vaders wil, zei Theseus. Vandaag nog begeef ik mij op pad naar Athene.
- Maar je wil toch niet te voet gaan, over het land? Die weg is lang en moeilijk en vol gevaren! Monsters en booswichten zullen je naar het leven staan. Neem liever de korte en veilige weg over zee.
- Mijn vader wil ongetwijfeld dat ik de reis over land maak, wedervoer Theseus. Door mij zijn sandalen en zijn zwaard na te laten, heeft hij dat duidelijk willen maken. Mijn besluit staat vast, lieve moeder, ik neem de moeilijke weg over land. Geen gevaar mag mij te groot zijn, voor niets of niemand wil ik zwichten. Ik wil bewijzen dat ik waard ben eenmaal mijn vader op te volgen als koning van Athene.
- Mogen de goden je bijstaan, mijn zoon, en hou vooral Poseidon in ere, zei Aithra nog…
Wie weet, was de machtige zeegod zélf niet de vader van Theseus?...
Aithra had geen hoop haar kind ooit nog terug te zien. Ze omhelsden elkander tot afscheid en de moeder stortte overvloedig tranen toen haar fiere zoon van haar wegging.
De ultieme opdracht die Herakles te vervullen kreeg bestond erin zich naar de Hades, het dodenrijk, te begeven, en terug te keren met de hellehond Kerberos. In principe een onmogelijke taak. Het was géén sterveling toegestaan het rijk der doden te betreden, laat staan het weer levend te verlaten en dan nog mét de vreselijke driekoppige hond Kerberos!
Vol goede moed begaf Herakles zich naar de ingang van de onderwereld, bij Kaap Kanairon, in het zuiden van de Peloponnesos. Hij kon daarbij rekenen op de steun van de godin Athena en van de god Hermes, die hem op zijn tocht daarheen begeleidden. Toen Herakles bij de dodenrivier kwam en aan Charon, de veerman vroeg hem over te zetten naar het rijk der doden, werd zijn verzoek ingewilligd. Zo bevreesd was Charon voor de sterke en vastberaden held. Hij bracht hem tot binnen de Hellepoort. Daar zag hij de schim van Meleager, de jong gestorven zoon van koning Oineus van Kalydon (zie verhaal nr. 30). Meleager was vervuld van gevoelens van opperste bewondering voor Herakles en zijn stoutmoedige intrede in de onderwereld. Hij vertelde over zijn droevig wedervaren op aarde en over zijn familie, in ‘t bijzonder over zijn jongere zuster Deianeira, die nu ongetwijfeld een aantrekkelijke jonge vrouw moest zijn. Herakles was ontroerd door Meleagers woorden en vol medelijden met de beklagenswaardige dode, beloofde hij hem Deianeira tot vrouw te zullen nemen van zodra dit laatste avontuur achter de rug zou zijn.
Tot zijn verbazing zag Herakles daar ook nog de held Theseus, koning van Athene, die even stoutmoedig als hijzelf, samen met zijn vriend Perithoös, de onderwereld was binnengedrongen (over de motieven van deze twee zullen we het hebben in verhaal 67). Hij zat daar al enige tijd, als vastgekleefd op een bank, die in een rotswand was uitgehouwen. Met geen mogelijkheid om hier nog weg te geraken. Herakles beloofde dat hij zijn best zou doen om hem uit die benarde toestand te bevrijden. Maar eerst wenste hij zich naar Hades, de baas van de onderwereld te begeven en hem de toelating te vragen om de hellehond mee te nemen. Hades maakte geen bezwaar doch hij bezwoer Herakles geen wapenen en dus alleen zijn handen te gebruiken om Kerberos te bedwingen. De strijd met Kerberos was slopend. Herakles had de handen vol met de drie koppen die wild om zich heen knauwden, terwijl de staart, die vol weerhaken zat, steeds weer ongenadig te keer ging. Heraklesÿ leeuwenhuid gaf hem evewel een redelijke bescherming. Uiteindelijk slaagde hij erin alle drie de halzen met één van zijn handen te omklemmen zodat de hond half bewusteloos de strijd staakte. Hij sleepte daarna het dier tot aan de uitgang van de onderwereld. En passant bevrijdde hij Theseus met een krachtige ruk van zijn vrije hand…
Herakles hield nu de schuimbekkende Kerberos in een vaste greep en sleepte hem voort doorheen de Peloponnesos, in de richting van Mykene. Overal waar het kwijl uit Kerberosÿ muil op de grond terecht kwam, schoot een giftige plant op, de akoniet. Toen Eurystheus nog maar hoorde dat Herakles met zijn buit op weg was naar Mykene, kroop hij reeds in zijn urne. Hij erkende dat Herakles zijn taken naar behoren had volbracht en smeekte hem nu de hellehond onmiddellijk terug te brengen naar Hades. Wat Herakles ook deed…
Heraklesÿ elfde opdracht luidde: haal de gouden appels uit de tuin van de Hesperiden en breng ze naar Mykene. Die tuin bevond zich in het noorden van Afrika, op de hellingen van het Atlasgebergte. Zoals verteld in nummer 27 bewaarden de Hesperiden, dochters van Atlas, de appelboom van Hera. De boom droeg gouden vruchten en dat ooit eens iemand zou pogen die appels te stelen was niet denkbeeldig. Daarom had Hera de draak Ladon aangesteld als bewaker van de kostbare appelen. Ladon was een monsterachtige slang met honderd koppen. Hij was de zoon van Phorkys en Keto (zie verhaal nr 27) en dus een broeder van Medusa en de twee andere Gorgonen. Er wordt beweerd dat Ladon kon spreken, wel honderd talen: één voor iedere kop.
Herakles wist niet waar de tuin der Hesperiden zich bevond. Daarom ging hij eerst te rade bij een oude zeegod, Nereus. Deze laatste is vooral bekend als de vader van de Nereïden, vijftig zeenimfen, verwekt bij Doris, dochter van de titanen Okeanos en Tethys. De twee meest bekende Nereïden zijn Amphitrite, echtgenote van de god Poseidon, en Thetis, moeder van de held Achilles. Nereus toonde Herakles de weg die hij diende te volgen. Hij gaf hem daarenboven de raad de appels niet zelf te plukken, doch zich eerst naar Atlas te begeven en aan hem die klus over te laten.
Toen Herakles zich met dat verzoek bij Atlas aanmeldde, verklaarde de reus zich onmiddellijk bereid de appels te gaan halen. Hij wist precies hoe zijn dochters, de Hesperiden, konden verschalkt worden. Er waren echter twee problemen. Ten eerste: Atlas was bang van het monster Ladon en daarom moest deze eerst onschadelijk gemaakt worden. En ten tweede: Atlas torste het hemelgewelf op zijn schouders – dat was zijn straf omdat hij met de Titanen meegestreden had tegen Zeus – en die last zou Herakles dus van hem moeten overnemen, voor even maar…
Eerst zou Herakles zich met het monster Ladon bemoeien. Atlas wees hem de weg naar de tuin der Hesperiden, waarrond een beschermende muur was gebouwd. Gezwind beklom Herakles de muur. Hij zag de draak die zijn lijf rond de gouden appelboom gekronkeld had. Uitstekend schutter als hij was, had hij aan één pijl genoeg, om het machtig lijf te doorboren, dwars doorheen het hart. De draak was nu dood en Herakles ging het melden aan Atlas. Met het hemelgewelf op zijn schouders, zou Atlas er echter nooit in slagen over de tuinmuur te klimmen. Dus moest Herakles even die onnoemelijk zware last overnemen. Van dat enorme gewicht verlost te zijn gaf Atlas een zalig gevoel, een gevoel dat best wat langer mocht duren. Hij kwam al snel aandraven met de gouden appelen – er waren er drie – echter niet om ze direct aan Herakles te geven… Ik draag de appels zelf wel naar Eurystheus, terwijl gij nog even het hemelgewelf verder torst, zo sprak de reus. Herakles was bang – misschien niet onterecht – dat Atlas nooit meer zou terugkeren en hem die zware last van het hemelgewelf voor altijd zou overlaten. Hij verzon een list. Hij liet blijken dat hij met het voorstel akkoord ging doch verzocht Atlas het nog een ogenblik van hem over te nemen, teneinde hem toe te laten een kussentje op zijn schouders te leggen, op de plaats waar het gewicht een knagende pijn veroorzaakte. Maar pas had Atlas de last weer op zijn schouders of Herakles riste de appels uit zijn handen en spoedde zich, zo snel als zijn benen hem dragen konden, op weg naar Mykene. Daar gaf hij de appels aan zijn opdrachtgever, maar deze gaf ze onmiddellijk terug, bang als hij was voor de wraak van Hera, de rechtmatige eigenares. Herakles bracht de appels nu naar Athena die hem tijdens de hele onderneming met raad en daad had bijgestaan en via de wijze godin belandden ze uiteindelijk weer in de tuin der Hesperiden, waar zij per slot van rekening thuishoorden.
Geryones was een ontzaglijk grote reus, met drie hoofden, zes armen en drie bovenlichamen, die rond het bekken met elkaar vergroeid waren. Hij was de zoon van één van Okeanosÿ dochters, Kallirrhoë, en van de reus Chrysaor die, zoals verteld in verhaal nummer 27, ontsproten was uit de hals van de onthoofde Medusa. Deze Geryones was koning van Tartessos, een stad in het zuidoosten van Spanje, waar de Guadalquivir-rivier uitmondt in de Atlantische Oceaan. Tegenover de stad Tartessos lag het eiland Erytheia, waar zich nu de stad Cadiz bevindt. Geryones bezat een grote kudde prachtige roodkleurige runderen die graasden op de rijke weilanden van het eiland. Het vee werd bewaakt door de herder Eurytion, een zoon van de god Ares. Eurytion werd hierin bijgestaan door de reusachtige hond Orthros. De tiende opdracht die Herakles te verwerken kreeg bestond erin de runderen van Geryones te stelen en ze naar Mykene te brengen.
Per schip begaf Herakles zich naar het uiterste westen van de Middellandse Zee. Deze was toen nog niet verbonden met de Oceaan: Afrika en Europa zaten nog aan elkander vast met een smalle landengte. Men zegt dat Herakles toen de beide werelddelen van elkaar gescheiden heeft door de Straat van Gibraltar uit te graven. Aan beide zijden van deze zeestraat plaatste hij een berg: de berg Abyle in Afrika, de berg Kalpe in Spanje. We noemen die bergen ook ´zuilen van Herakles¡. Eens hier voorbij bereikte Herakles al gauw het eiland Erytheia en de kudde prachtige roodpurperen runderen. De herder Eurytion en de hond Orthros waren geen onoverkomelijke hinderpaal voor onze held: beiden sloeg hij dood met zijn geweldige knots. Hierna dreef hij het vee voor zich uit in de richting van de kust. De zeegod Poseidon kwam nu Herakles ter hulp: hij liet het peil van de zee dermate zakken dat de dieren zonder te moeten zwemmen het Spaanse vasteland konden bereiken. Nu kwam echter Geryones zelf aangestormd. Koelbloedig en met drie welgemikte pijlen doorboorde Herakles de drie harten van Geryones. Door sommigen wordt beweerd dat Herakles slechts één pijl nodig had: met die ene pijl zou hij de drie harten van Geryones tegelijk doorboord hebben. De reus stuikte dood ter aarde en uit zijn bloed sproot een boom, een kerselaar die vruchtjes droeg zonder pit…
De hele veestapel van Geryones voor zich uit drijvend, begon Herakles aan een slopende tocht doorheen Europa. Van Spanje trok hij alover de Pyreneeën en het Zuiden van Gallië naar Italië. Daar raakte hij de weg een beetje kwijt en een lange tijd doolde hij er rond. Hij verwekte in dat land vele nakomelingen en stichtte er verscheidene steden. Zo zouden de historische steden Pompeï en Herculaneum door Herakles gesticht zijn. Uiteindelijk bereikte hij Istrië en via de westkust van het Balkanschiereiland kwam hij in Griekenlands noordwestelijke provincie Epiros terecht. Er dient gezegd dat zijn kudde op dat ogenblik al met vele eenheden was uitgedund. In zuidoostelijke richting begaf hij zich naar de andere kant van het Grieks vasteland, hij stak de isthmos van Korinthe over en met wat er nog overbleef van de kudde runderen bood hij zich aan in Mykene. Eurystheus, die zeer onder de indruk was, offerde de dieren aan de goden.
59. De paarden van Diomedes (W8) en de gordel van Hippolyte (W9).
Voor zijn achtste opdracht moest Herakles zich naar het noorden van Griekenland begeven. Hij moest er de paarden van Diomedes halen en ze naar Eurystheus brengen. Diomedes was een zoon van de oorlogsgod Ares en koning van Thracië. Hij beschikte over vier wilde merries, die zo driest waren dat ze met dikke stalen kettingen aan hun voederbakken dienden vastgebonden te worden. Het waren daarenboven vleesetende paarden en Diomedes voederde hen met mensenvlees. Menigeen die bij de koning te gast kwam, werd in opdracht van de koning door zijn dienstknechten voor de merries geworpen en door de dieren verscheurd en opgegeten: een zware overtreding van de voor de Grieken zó heilige wet van de gastvrijheid. Maar Herakles was een gewaarschuwd man. Gewapend met een knots begaf hij zich tot bij koning Diomedes en vroeg hem de paarden af te staan. Toen Diomedes weigerde gaf Herakles hem met de knots zoÿn dreun op het hoofd dat hij bewusteloos neerzeeg. Herakles wierp hem daarna vóór zijn eigen paarden. Ze verscheurden hun meester terstond en meteen werden ze tam. Het kostte Herakles nu nog weinig moeite om de paarden naar Mykene te brengen en ze aan zijn opdrachtgever te overhandigen.
Het negende werk bestond erin de gordel van Hippolyte te bemachtigen, de koningin van de Amazonen. De Amazonen waren krijgshaftige vrouwen die leefden aan de kusten van de Zwarte Zee. Ze stamden eveneens af van de god Ares. Terwijl zíj te paard gingen jagen of gevechten leverden tegen naburige volkeren, knapten hun echtgenoten de huishoudelijke taken op. De mannen waren er immers zwak en onderdanig: de traditie wilde dat alle jongetjes bij de geboorte armen en benen gebroken werden. Van de vrouwen zegt men dat ze hun rechter borst amputeerden teneinde vlotter pijl en boog te kunnen hanteren. Ze gingen wel eens op bezoek in naburige landen en met gretigheid ontvingen zij de mannen van Lemnos (zie verhaal nummer 39) met als doel een sterk nageslacht in stand te houden. De gordel die hun koningin Hippolyte droeg was er een die versierd was met goud en edelstenen en van een onschatbare waarde. Eurystheus begeerde die gordel voor zijn dochter.
Voor de tocht naar de Amazonen had Herakles een aantal dappere mannen verzameld om met hem mee op te trekken. De bekendsten onder hen waren de Atheense koning Theseus en Peleus, de vader van Achilles, die we zullen leren kennen als de dapperste Griekse strijder in de Trojaanse oorlog. Het leek er eerst op dat de opdracht zonder slag of stoot tot een goed einde zou gebracht worden. Bij de aanblik van de stoere held die Herakles was, werd Hippolyte terstond verliefd en ze verklaarde zich bereid hem de gordel als liefdesgeschenk te overhandigen. Maar dat was zonder Hera gerekend. Als Amazone vermomd verspreidde zij onder de andere Amazonen het gerucht dat Herakles gekomen was om hun koningin te doden. Hierop kwamen de gewapende vrouwen te paard van overal aanstormen en ze zouden ongetwijfeld het hoopje Griekse krijgers in de pan gehakt hebben, zo Herakles niet zijn goddelijke krachten had tentoon gespreid. Te voet strijdend en alleen gewapend met een knots doodde hij vele van de strijdende vrouwen. Anderen dreef hij terug. Hippolyte zelf was onder de slachtoffers. Hij ontdeed haar dode lichaam van de gordel en bracht hem naar Eurystheus
Laten we het in dit verhaal even hebben over Daidalos. We vertelden reeds dat hij een ingenieur was aan het hof van koning Minos van Kreta. In feite was Daidalos afkomstig van Athene. Hij was er alom geprezen als een knap wetenschapsman: ingenieur, architect, kunstenaar. Daidalos had een neef die bij hem in de leer ging en zo snel vorderingen maakte dat de meester vreesde dat hijzelf weldra door zijn leerling zou overtroffen worden. Door afgunst gedreven nam hij de jongen mee op het dak van de tempel van Athena, zogezegd om hem een panorama van de stad te laten zien. Maar boven op de tempel gaf hij de jongen een duw zodat hij naar beneden stortte en zijn nek brak. In Athene vermoedde men al dat er kwaad opzet in het spel was en Daidalos werd uit de stad verbannen. Hij vond asiel bij koning Minos, die wat blij was zoÿn knappe bouwmeester in zijn koninkrijk te kunnen binnenhalen. Daidalosÿ kennis zou later goed van pas komen bij de bouw van het labyrint. Toen Minos achteraf echter vernam dat de bouwmeester een kunstmatige koe had gemaakt voor zijn vrouw Pasiphaë (zie het vorig verhaal) en Theseus had geholpen bij zijn strijd tegen Minotauros, sloot hij Daidalos op in zijn eigen labyrint, samen met zijn zoon Ikaros. Maar Daidalos bleek niet voor één gat te vangen. Voor zichzelf en voor zijn zoon maakte hij vleugels van vogelveren, door ze met was aan elkaar te kleven. Hij maakte de vleugels stevig vast aan hun beider schouders. Hiermee zouden ze opstijgen in het luchtruim. Daidalos gaf zijn zoon de raad zeer goed op te letten om niet te laag te vliegen, dat is niet te dicht bij het zeeoppervlak, opdat de vleugels niet nat zouden worden. En ook niet te dicht bij de zon, waardoor de was zou smelten en de vleugels uiteenvallen.
De ontsnapping uit het labyrint lukte wonderwel. Vader en zoon vlogen hoog boven de eilanden van de Egeïsche Zee. Maar Ikaros werd overmoedig. De wijze raad van zijn vader in de wind slaand, steeg hij altijd maar hoger en hoger tot hij uiteindelijk veel te dicht bij de zon kwam. De was tussen de veren smolt en Ikaros stortte te pletter in de zee, dicht bij een eilandje. Daidalos daalde neder op het eiland, hij vond daar het lichaam van zijn zoon en hij begroef het ter plekke. Het eiland werd Ikaria genoemd en het gedeelte van de Egeïsche Zee ten zuiden van het eiland, de Ikarische Zee. De diep bedroefde vader zette nu zijn tocht verder en hij belandde in Sicilië, waar hij nog vele jaren zijn beroep bleef uitoefenen en nog talrijke mooie bouwwerken op zijn actief bracht.
De eerste zes werken van Herakles zijn dus alle te situeren op de Peloponnesos. Voor de laatste zes diende onze held veel grotere verplaatsingen te maken, tot ver buiten de grenzen van het schiereiland. Voor het eerstvolgende werk moest hij zich naar Kreta begeven.
In Kreta was Minos koning (zie verhaal nummer 13). Minos had de gewoonte ieder jaar een stier te offeren aan Poseidon: de mooiste van zijn hele kudde. Dat offer was de god zeer welgevallig. Nochtans, toen Minos het op een keer in zijn hoofd haalde om niet de mooiste, maar wel een mindere stier te offeren, voelde Poseidon zich ten zeerste vernederd. Om Minos te straffen vervulde de god het hart van ÿs konings vrouw Pasiphaë met ziekelijke liefdesgevoelens voor de prachtige stier die hem was onthouden. Teneinde haar onnatuurlijke drift te bevredigen ging Pasiphaë te rade bij de vindingrijke ingenieur Daidalos, die in die dagen aan het koninklijk hof van Kreta leefde. Daidalos vervaardigde voor haar een grote levensechte koe, waarin zij kon plaatsnemen en op die wijze betrekking hebben met het geliefde dier. Het resultaat hiervan was dat ÿs konings echtgenote later het leven schonk aan een monsterlijk wezen, Minotauros, met het lichaam van een mens en de kop van een stier. Minos gaf opdracht aan Daidalos tot het bouwen van een reusachtige doolhof – het Labyrint – om dáár het wanstaltig lid van de koninklijke familie in onder te brengen, opdat niemand het ooit zou kunnen aanschouwen. Later zou Minotauros gedood worden door de Atheense prins Theseus (zie verhaal nummer 66), met de hulp van Daidalos en Minosÿ dochter Ariadne.
Maar nóg was de woede van Poseidon ondertussen niet ten einde. Hij sloeg Pasiphaëÿs geliefde stier met wilde razernij. Als bezeten draafde het dolle dier door Kreta, dood en vernieling zaaiend alom. Die stier bedwingen en hem levend naar Mykene brengen, was Heraklesÿ zevende opdracht. Een kolfje naar zijn hand. Hij slaagde erin het dier bij de horens te grijpen en het, met zijn buitengewone kracht, op de knieën te krijgen. Hij bracht de stier, zwaar gekneveld en levend naar Eurystheus. Deze was eens te meer verbluft over zoveel atletische gaven en hij beval Herakles de stier weer los te laten lopen, niet in Argos, maar wel voorbij de landengte van Korinthe in Attika, de streek waar Athene gelegen is. Daar zette de stier de vlakte van Marathon in rep en roer en hij zette er zijn verwoestend werk verder tot hij definitief onschadelijk werd gemaakt door Theseus – dat was nog vóór deze naar Kreta voer om de confrontatie met Minotauros aan te gaan.
Herakles had dus de Argonauten verlaten nog vóór ze de Zwarte Zee hadden bereikt (zie nummer 52). Diep bedroefd om het verlies van zijn vriend Hylas keerde hij terug naar Argolis en begaf zich naar het paleis van Mykene alwaar Eurystheus al lang klaar stond met zijn vijfde opdracht. Het was niet alleen een lastig, maar ook een zeer vernederend werk: het reinigen van de stallen van Augias, de koning van Elis in het noordwesten van de Peloponnesos. Koning Augias beschikte over enorme kudden vee: wel drieduizend koeien en evenveel schapen. De stallen waarin de dieren verbleven waren in dertig jaar niet gereinigd. Men kan zich de enorme hoeveelheid mest voorstellen die in de stallen opgestapeld lag en de afgrijselijke stank die de berg uitwerpselen verspreidde, tot ver in de omtrek.
Toen Herakles zich aanmeldde bij koning Augias, zei deze laatste, voor de grap, dat het een werkje van één dag was. Maar Herakles nam deze woorden ernstig en hij sprak: welnu, ik zál uw stallen reinigen in één dag, als ge mij daarvoor als beloning één tiende van uw koninkrijk geeft. Augias stemde daarmee in, want, zo dacht hij, niemand kon zoÿn werk in één enkele dag klaar krijgen! Maar Herakles was niet alleen sterk, hij was ook zeer vindingrijk. Hij maakte een opening in de muur van de stallen, die zich niet ver van de bedding van de Alpheios bevond. De Alpheios is een machtige rivier, die ook door Olympia stroomt. Met wat graafwerken verlegde Herakles het rivierbed, zodat de wateren doorheen de stallen stroomden en alles schoonspoelden, in minder dan één etmaal. Augias stond perplex. Maar toen hem ter ore kwam dat Herakles in feite in opdracht van Eurystheus had gehandeld weigerde hij hem de afgesproken beloning. Herakles voelde zich zwaar beledigd. Men zegt dat hij, op wraak belust, later nog terugekeerd is naar Elis om Augias te doden en zijn bezittingen te vernielen.
Maar er wachtte Herakles alweer een nieuwe opdracht. De streek van het Stymphalos-meer, in feite een moerassig gebied, een paar tientallen kilometer te westen van Nemea, werd zwaar geteisterd door een indrukwekkende groep vogels, met ijzeren klauwen en ijzeren snavels, waarmee ze mensen en dieren aanvielen. Hun veren waren metalen pennen die ze van hoog in de lucht op hun slachtoffers afvuurden en alzo dood en vernieling zaaiden. Eurystheus gaf Herakles opdracht de streek van het Stymphalos-meer van de vogels te verlossen. Al gauw bleek dat ze te talrijk waren om ze alle te doden. Weer vond hij een bondgenoot in de godin Athena. Ze schonk hem een reuzegrote ratel – sommigen zeggen dat het twee enorme koperen bekkens waren – waarmee hij zoÿn oorverdovend lawaai kon maken, dat de vogels de streek verlieten, richting Zwarte Zee, om nooit meer terug te keren. Men neemt aan dat dit alles nog geschied is vóór de Argo Colchis bereikt had, en dat Iason en zijn makkers ook nog af te rekenen hebben gehad met wat nog van de vogels was overgebleven…
Tijdens de terugreis was Iason gehuwd met Medeia. Bij de thuiskomst wachtte hen droevig nieuws. Iasons vader Aison was gestorven – er werd beweerd dat Pelias hem had gedood – en zijn moeder had in een vlaag van verdriet zelfmoord gepleegd. Pelias, die niet weinig verwonderd was Iason terug te zien, gezond en wel én in het bezit van de gouden vacht, beloofde gauw afstand te zullen doen van de troon, ten voordele van Iason. Maar Medeia vertrouwde het zaakje niet. Ze vreesde een aanslag op haar leven en dat van haar echtgenoot. Ze zou dit alles voorkómen met een tovertruc. In het bijzijn van Peliasÿ dochters doodde ze een oude geitenbok, sneed die in stukken en kookte die stukken in een grote pot, onder het uitspreken van een toverformule. Uit de pot sprong een jong geitje te voorschijn. De dochters vroegen haar of ze op dezelfde wijze hun vader niet kon verjongen. Toen die vraag positief beantwoord was, doodden zij hun vader. Zijn lichaam werd in stukken gesneden en in de kookpot gedaan, maar… helaas nu herinnerde Medeia zich plots de toverspreuk niet meer!
Behalve de drie dochters was niemand erg rouwig om de dood van Pelias. Toch wensten de bewoners van Iolkos Iason en Medeia niet op de troon, omdat ze toch de dood van hun oude koning op hun geweten hadden. Nieuwe koning werd Peliasÿ zoon Akastos, die ook de tocht van de Argonauten had meegemaakt.
Iason verliet zijn geboortestreek en hij trok met zijn vrouw door Centraal-Griekenland. Het gulden vlies, dat hij nog steeds in zijn bezit had, offerde hij aan Zeus, in een tempel in Orchomenos die aan de oppergod was gewijd. Ze bereikten Korinthe, waar ze door koning Kreon (niet te verwarren met de Thebaanse koning Kreon) onderdak kregen. Medeia schonk daar het leven aan twee kinderen. Kreon zelf had geen mannelijke nakomeling en hij zag wel iets in Iason om zijn troonopvolger te worden. Maar dan moest hij eerst in het huwelijk treden met ÿs konings dochter Glauke. Dit was een verlokkelijk aanbod en het bracht Iason in grote twijfel. Medeia werd van dat aanbod niet op de hoogte gebracht, maar ze voelde als het ware dat er iets op til was, dat haar echtgenoot haar ontrouw zou worden. Ze uitte dan ook haar angstgevoelens tegenover de Atheense koning Aigeus toen deze op doortocht haar een bezoek bracht in Korinthe. Aigeus troostte haar en beloofde dat zij te allen tijde op zijn hulp kon rekenen.
Wat zij gevreesd had geschiedde. Iason deeldde haar mee dat hij van plan was te huwen met Glauke, dat zijn gevoelens voor haar niet veranderd waren, dat hij het enkel deed om later koning van Korinthe te kunnen worden en dat het hun beiden en hun beide zoontjes zou ten goede komen. Medeia die zag dat zijn besluit vast stond, deed alsof zij daar begrip kon voor opbrengen. Maar in stilte zon ze op wraak. Ze vervaardigde een kostbaar gewaad dat ze haar rivale als bruidsgeschenk aanbood. Toen Glauke het kleed aantrok op de dag van haar huwelijk met Iason, vatte het plots vuur. Als een brandende toorts rende Glauke naar buiten en sprong daar in een waterbron. Ze verdronk, helaas. De bron is heden ten dage nog te bezichtigen in Korinthe: de bron van Glauke.
Toen Iason dit alles vernam ijlde hij naar Medeiaÿs kamer. Hij kwam nog net op tijd om te zien hoe ze haar beide kinderen doodde, met een lange dolk, recht in hun hartjes. Dit alles was te veel voor Iason: met dezelfde dolk doorboordde hij zijn eigen hart. Medeia vluchtte naar Athene, naar koning Aigeus, die haar asiel had beloofd…
Iason begaf zich onmiddellijk naar het paleis van koning Aietes en deelde hem zonder omwegen mee dat hij gekomen was om het gulden vlies mee te nemen naar Griekenland. De koning gaf geen krimp, deed alsof hij daar wel mee kon instemmen en sprak:
- Het gulden vlies bevindt zich in een bos, dat gelegen is in een heiligdom van Ares. In dit heiligdom ligt ook een veld. Ten bewijze dat ge het gulden vlies waardig zijt, vraag ik u dit veld om te ploegen. Span daartoe mijn twee ijzeren stieren, een geschenk van Hephaistos, voor de ploeg, ploeg het veld om en zaai daarna op de omgeploegde akker de drakentanden die ik u zal geven. Als gij dat alles tot een goed einde zult gebracht hebben, zult ge toegang krijgen tot het heilig bos.
Iason stemde in met de opdracht. Hera nochtans voelde dat haar beschermeling deze taak zonder hulp niet tot een goed einde zou brengen. Ze ging te rade bij Aphrodite. De liefdesgodin stuurde haar zoontje Eros naar het paleis van koning Aietes. Eros schoot een gouden pijltje in het hart van Medeia, s konings dochter. Deze werd stante pede tot over de oren verliefd op de stoere krijger Iason en ze voelde zich bereid hem te helpen bij zijn moeilijke onderneming. Van haar grootvader, de zonnegod Helios, had Medeia de kunst van het toveren geleerd en die kunst zou ze nu aanwenden ten bate van haar geliefde held. Ze bereidde een tovervloeistof waarmee hij zijn lichaam diende in te smeren. Dat zou hem onkwetsbaar maken en hem bovendien de kracht geven om de sterke vuurspuwende metalen stieren te bedwingen.
En zo slaagde Iason erin de stieren bij de horens te grijpen, hen onder het juk te krijgen en het veld om te ploegen. En net zoals Kadmos in Thebe had gedaan (zie verhaal nr. 13), zaaide Iason de drakentanden, die Aietes hem had gegeven, op de omgeploegde akker. En ook hier ontstonden uit de tanden gewapende krijgers, die elkaar te lijf gingen en elkaar doodden, nadat Iason op Medeias advies, een steen tussen hen had geworpen. Toen begaf Iason zich in het heilig bos. Medeia kreeg van haar vader de toestemming hem de weg te wijzen naar de heilige eik waaraan het gulden vlies was vastgespijkerd. Aietes wist toen nog niet van haar liefdevolle houding ten opzichte van Iason. Het vlies werd bewaakt door een vreselijke draak. Maar ook hier wist Medeia raad. Zij wierp de draak een paar koekjes toe, die ze doordrenkt had met een sterk slaapverwekkend middel. De slapende draak het hoofd afhakken was nu kinderspel. Iason maakte het gulden vlies los en omgordde er zijn lenden mee. Ondertussen was het verraad van Medeia uitgelekt. Aietes was uitzinnig van woede. Hij gaf opdracht Iason en Medeia te doden. Maar beiden konden nog tijdig het argonautenschip bereiken. In ijltempo voer de Argo af. Inderhaast had Medeia nog haar broertje Absyrtos meegenomen. Met een gewapende legermacht zette Aietes de achtervolging in over zee. Ze zouden de Argo ongetwijfeld ingehaald hebben als Medeia niet weer was opgetreden. Een ongemeen wreed optreden. Met een mes stak ze haar bloedeigen broertje dood, ze sneed het lichaam aan stukken en wierp het in de zee, vóór de ogen van zijn vader en de andere achtervolgers. Aietes gaf opdracht aan zijn mannen de lichaamsdelen van zijn zoon op te vissen. Toen dit gebeurd was, was de Argo uit het zicht verdwenen. Om de achtervolgers te misleiden namen de argonauten een andere vaarroute, naar het noorden toe. Zo kwamen ze aan de monding van de Donau. Ze vaarden deze rivier op. De mannen van Colchis waren ze kwijtgespeeld, maar de terugreis zou nog lang en ingewikkeld worden. Via de Donau kwamen ze in de Adriatische Zee terecht en vandaar via de Po en Zuid-Frankrijk in de Rhône en de Middellandse Zee. Vooraleer de thuishaven Iolkos te bereiken werd ook nog Korfoe aangedaan, en de Noordkust van Egypte, en Kreta
Vooraleer doorheen de zee-engte van de Bosporus te varen, gingen de Argonauten aan wal aan de kust van Bithynië, bij koning Phineus. Deze ongelukkige koning had de gave van de voorspelling, die hij gekregen had van de god Apollo. Hij had die gave echter misbruikt door al te veel geheimen van de goden aan de mensen te verklappen. Daarom had Zeus hem met blindheid gestraft en ook met de Harpijen, drie monsterachtige wezens, half vrouwen, half vogels, met stalen klauwen en een ijzeren huid. Ze waren de dochters van de okeanide Elektra en Thaumas, een zoon van Gaia, de aarde, en Pontos, de zee. Ze kwamen Phineus het leven lastig maken bij iedere maaltijd. Telkens als de arme blinde koning zich aan de dis begaf, kwamen de Harpijen het grootste gedeelte van zijn eten stelen, terwijl ze de rest bevuilden met hun overvloedige stinkende uitwerpselen. Op die manier dreigde de koning te verkommeren van honger en ellende. Toen hij de komst van de Argonauten vernam, en dat Kalaïs en Zetes onder hen waren, sprong zijn hart op van vreugde. Hem was immers de voorspelling gedaan dat deze gevleugelde zonen van de Noordenwind hem van zijn kwelling zouden komen verlossen. Onder het toeziend oog van de Argonauten zette men Phineus zijn eten voor en ogenblikkelijk kwamen de wanstaltige vogels opzetten, alles verslindend en bevuilend en de zielige koning hongerig achterlatend. Toen echter schoten de gevleugelde broeders Kalaïs en Zetes in actie. Gewapend met pijl en boog vlogen ze de Harpijen achterna en ze zouden hen ongetwijfeld gedood hebben indien Zeus niet had ingegrepen. De oppergod zond hen zijn vrouwelijke bode, de gevleugelde godin Iris, die zelf een zuster was van de Harpijen, achterna. Voor Kalaïs en Zetes luidde de opdracht hun wraakactie stop te zetten. Voor de Harpijen: koning Phineus voortaan met rust te laten.
De koning was de Argonauten, en in ÿt bijzonder de zonen van de Noordenwind, zeer erkentelijk voor hun hulp. Als dank gaf hij hun nog wijze raadgevingen mee om de rest van hun tocht zonder grote ongelukken door te komen. En die raad zouden ze al gauw goed kunnen gebruiken, toen zij voorbij de Bosporus, bij het binnenvaren van de Zwarte Zee, vóór de Symplegaden kwamen te staan. Dit waren twee reusachtige drijvende rotsblokken, die aan beide zijden van de zee-ingang stonden opgesteld. Telkens als er iets of iemand tussen hen door trachtte te komen, schoten ze met enorme kracht naar elkaar toe, aldus al het tussenliggende verpletterend. Phineus had hen de raad gegeven eerst een duif tussen de rotsen door te laten vliegen en daarna, als de dichtgeklapte rotsen weer uiteen zouden wijken, er met het schip zo snel mogelijk tussendoor te varen. Zo geschiedde. De duif verloor bij het dichtklappen van de rotsen enkel een paar staartveren en ongeveer evenzo verging het de Argo. Ze zouden toch nog verpletterd geweest zijn, ware daar niet de godin Athena geweest die het schip nog een flinke duw voorwaarts gaf, toen de rotsen weer dreigend kwamen opzetten. Nu liep enkel de achtersteven een beetje schade op. En wat de Symplegaden betreft: die hielden zich voortaan stil, wat zij – zo had het noodlot voorbeschikt – geacht waren te doen, van zodra één schip hen had getrotseerd.
De rest van de reis verliep zonder al te veel hindernissen. Ze bereikten Colchis aan de monding van een rivier, de Phasis. Daar ankerden ze hun schip vast, in het riet, aan de oevers van de stroom.
Laten we nu terugkeren tot de Argonauten. Ze voeren naar het noordoosten om via de Hellespont (ook Dardanellen genoemd), de Zee van Marmara en de Bosporus, uiteindelijk de Zwarte Zee te bereiken. Hun eerste halte was op het eiland Lemnos, dat in het noordoosten van de Egeïsche zee ligt. In die tijd woonden er alleen vrouwen op het eiland. De vrouwen hadden er immers alle mannen vermoord (zoals verteld in verhaal nummer 39). Na enkele jaren zonder mannen geleefd te hebben, gingen ze echter inzien dat op die manier de bevolking van Lemnos met uitsterven bedreigd was. Daar kwam nog bij dat velen onder hen naar een man begonnen te verlangen. Ze ontvingen de Argonauten dan ook met open armen (en niet alleen dat ). De Argonauten waren niet vies van deze kranige meiden: ondertussen was hun lijfgeur verdwenen of althans fel verminderd. Zo goed als alle vruchtbare vrouwen op het eiland werden zwanger gemaakt door de Argonauten. Hypsipyle eiste Iason voor zich op en ze zou later bevallen van een tweeling. Eén van hen volgde zijn moeder op als koning van Lemnos. Het was overigens pas vele jaren later dat Hypsipyle van het eiland verbannen werd, toen was uitgelekt dat ze haar vader geholpen had om aan de algemene mannenslachting te ontkomen (zie nummer 39). De Argonauten, Iason incluis, hadden het er zo danig naar hun zin dat ze misschien wel op het eiland zouden gebleven zijn en zich verder niet meer om het gulden vlies zouden bekommerd hebben ware er niet Herakles geweest om hen met de nodige aandrang op hun plicht te wijzen. Tegen hun zin trokken ze verder.
In de Zee van Marmara, aan de zuidkust, ligt een schiereiland, dat slechts met een smalle landengte met het vasteland is verbonden. Het schiereiland heet Arkton en de bewoners waren de Dolionen. Hun koning heette Kyzikos. De Argonauten landden op Arkton en ook hier werden ze vriendelijk ontvangen. De Dolionen organiseerden zelfs een soort verbroederingsfeest met de dappere zeevaarders. Maar het feest werd verstoord door een bende zesarmige reuzen die uit het beboste binnenland van Arkton kwamen oprukken in de richting van de Argo, met de bedoeling het schip te vernietigen. Weer was Herakles de redder in nood: de meesten werden gedood door zijn pijlen en de anderen trokken zich in de wouden terug. Na een hartelijk vaarwel verlieten de Argonauten het land van de Dolionen en zetten koers naar de zeestraat van de Bosporus. Maar in de nacht stak er een storm op en een zeer krachtige noordoostenwind wierp hen terug aan land. In het pikdonker werden ze aangevallen door de plaatselijke bevolking en er ontbrandde een hevige strijd. Toen de nacht verstreken was, stelden de Argonauten tot hun ontsteltenis vast dat ze weer in het land van de Dolionen beland waren, maar nu aan de andere kant van het schiereiland. Zonder het te weten had Iason hun jonge koning Kyzikos dodelijk verwond: hij lag zieltogend aan zijn voeten. De Argonauten bleven nu nog enkele dagen op Arkton en ze organiseerden rouwspelen ter nagedachtenis van de dode koning: de Spelen van Kyzikos.
De volgende halte was op de plaats waar een rivier uit het land van Mysië in de Zee van Marmara uitmondt. Hylas, de knecht en tezelfdertijd de intieme vriend van Herakles, ging er in een bosje misschien om een plasje te doen? en keerde niet terug. De mooie jongeling was door de bronnimf Dryope en haar zusters meegelokt naar een grot onder water. Herakles ging wanhopig op zoek naar zijn vriend en hij weigerde verder te trekken vooraleer hij hem teruggevonden had. Zijn zoeken bleef tevergeefs en Iason gaf dan maar het bevel tot de afvaart zonder Herakles. Er wordt beweerd dat Iason dit een enige gelegenheid vond om zich te ontdoen van Herakles, van wie hij vreesde dat hij zich zou opwerpen tot leider van de Argonauten
Eén van de Argonauten was Orpheus, de zanger. Zijn vader was Oiagros, een koning uit Thracië, maar sommigen beweren dat de god Apollo de vader was. Zijn moeder was Kalliope, één van de negen Muzen. De Muzen waren de godinnen van de kunsten en de wetenschappen. Ze waren de dochters van de titanes Mnemosyne en van de oppergod Zeus. Ze waren volgelingen van Apollo en hadden hun verblijfplaatsen in de buurt van het Parnassos- en Helikongebergte.
Orpheus was een buitengewoon begaafd dichter en musicus. Van Apollo zelf had hij een lier gekregen, waaruit hij hemelse muziek toverde en waarmee hij zijn gezangen begeleidde. Hij bracht mensen en dieren en zelfs de planten, kortom de hele natuur, in vervoering door zijn kunst. Ook de goden kon hij ontroeren. Orpheus is vooral bekend door zijn dramatisch liefdesverhaal met Eurydike, een Najade ofte waternimf. Orpheus aanbad Eurydike. De liefde was grenzeloos. Op het huwelijksfeest deed zich echter een tragisch incident voor. Argeloos wandelde Eurydike blootsvoets door het jonge gras, toen zij plots in de voet gebeten werd door een giftige slang, een adder. Op haar geroep kwam Orpheus aangerend. Net op tijd om zijn geliefde in zijn armen te zien sterven
Onuitsprekelijk was zijn verdriet. Bloedstollende klaagliederen bracht hij ten gehore, en allen luisterden mee en de hele natuur werd in diepe rouw gedompeld. De gedachte om verder te moeten leven zonder zijn beminde was ondraaglijk. Toen nam hij zich voor iets te ondernemen wat nog nooit iemand vóór hem had gedaan: haar terughalen uit het dodenrijk. Op zijn tocht daarheen speelde hij zo aandoenlijk op zijn lier, dat niemand hem iets in de weg durfde leggen. Ook Charon niet, de veerman, die de doden over de dodenrivier naar de onderwereld bracht en anders nooit levenden overzette. Zelfs Kerberos de hond met de drie koppen, die de hellepoort bewaakte, werd vertederd door Orpheusÿ gezang en bood geen weerstand. En ook de schimmen van de doden werden ontroerd en ze kwamen in dichte drommen naderbij en luisterden, ademloos.
Tot bij de troon van Hades en Persephone drong Orpheus door. Ook het godenpaar van de onderwereld raakte in de ban van zijn gezang. Op aandringen van zijn gade liet Hades zich overhalen om Eurydike te laten weerkeren naar de aarde. Eén voorwaarde werd gesteld: zij diende op haar tocht haar man te volgen en deze mocht in geen geval naar haar omzien vóór ze het rijk van de levenden zouden bereikt hebben. Zoniet, dan was Eurydike onverbiddelijk en voor altijd voor hem verloren.
Lang was de terugweg die ze moesten gaan, langs donkere, soms smalle en steile paden. Orpheus liep voorop. Hij hoorde de voetstappen van zijn geliefde achter hem, hij hoorde haar ademhaling en voelde zelfs haar adem in zijn hals, en dat stelde hem gerust. Doch plots leken die geruststellende geluiden verdwenen. Volgde zij hem niet meer? De angst deed Orpheus de waarschuwing van Hades vergeten en hij keek om. Eurydike volgde hem nog steeds op de voet. Nog voor even, want haar gestalte vervaagde en als een schim gleed ze van hem weg, weer in de richting van het dodenrijk. Ze stak nog even de hand naar hem uit en ze fluisterde: ´vaarwel mijn liefste¡.
Radeloos rende Orpheus terug naar de hellepoort, maar de hellehond liet ditmaal zijn tanden zien en was onvermurwbaar. Zeven dagen lang bleef de gebroken man zitten op de oevers van de Styx, zonder eten of drinken. Hij richtte smekende gezangen tot de goden en uiteindelijk ook verwensingen aan hun adres. Alles tevergeefs. Daarna zwierf hij door verscheidene landen, het gezelschap van andere mensen mijdend, vooral van vrouwen. Nimmer meer stelde hij zijn hart open voor een andere liefde. Daarom werd hij gehaat door de nimfen en door de Maenaden. Jaren later was het dat hij de Argonauten vergezelde op hun tocht: door zijn muziek en zijn wijze raad heeft hij zeker bijgedragen tot het welslagen van de onderneming. Na de tocht trok hij zich terug in Thracië. Daar troffen de vrouwelijke volgelingen van Dionysos hem aan, zittend aan de oever van een rivier en tokkelend op zijn lier. De uitzinnige vrouwen wierpen zich op de gehate man en scheurden zijn lichaam in stukken vaneen. Zijn hoofd werd samen met de lier in de rivier geworpen. Het kwam zo in de zee terecht en het bereikte het eiland Lesbos, alwaar het werd begraven. Zijn ziel ging naar de Hades bij zijn geliefde Eurydike. Hun zielen waren nu voor immer verenigd.
Het verhaal van de Argonauten en het gulden vlies is het verhaal van Iason. Hij stamde af van Aiolos, die een kleinzoon was van Deukalion en Pyrrha (cf. verhaal nr. 37). Aiolos was de vader van o.a. Athamas (cf. verhaal nr. 15) en ook van Salmoneus en Kreteus. Deze laatste werd koning van de Thessalische stad Iolkos en hij nam Tyro, dochter van zijn broer Salmoneus, tot vrouw. Eén van de kinderen die hij bij haar verwekte was Aison. Tyro had echter ook een verhouding met de god Poseidon en ook deze verwekte kinderen bij haar. Eén ervan was Pelias. Via een machtsgreep eigende Pelias zich de troon van Iolkos toe, dewelke toekwam aan zijn halfbroeder Aison. Hij zette Aison gevangen en gaf opdracht Aisons zoontje Iason te doden. Vrienden van Aison slaagden er evenwel in het kind naar een veilig oord te laten ontsnappen. Het kind werd een flinke knaap, die in de leer ging bij de wijze kentaur Cheiron. Tot volwassenheid gekomen, besloot Iason zich naar het koninklijk paleis van Iolkos te begeven en zijn aanspraak op de troon te laten gelden. Op zijn weg naar Iolkos ontmoette hij een klein oud vrouwtje, dat hem smeekte haar naar de overkant van de rivier te dragen. Iason ging daar gewillig op in. Hij nam het vrouwtje op zijn rug en begon de rivier te doorwaden. Maar allengs bleek het vrouwtje zwaarder te worden, zo zwaar dat de nochtans sterk gebouwde jongeman bijna bezweek onder zijn vracht. Het vrouwtje was niemand minder dan de godin Hera die zich vermomd had, teneinde Iason op de proef te stellen. In het midden van de rivier was één van zijn sandalen losgekomen en in de modder blijven steken. Na dank- en lofbetuigingen van de godin in ontvangst te hebben genomen, zette Iason zijn weg verder met slechts één sandaal aan de voeten. Aangekomen in het paleis van Iolkos ging hij onverschrokken voor zijn oom Pelias staan en zonder er doekjes om te winden vroeg hij hem, te zijnen voordele afstand te doen van de troon, dewelke hij zich onrechtmatig had toegeëigend.
Van het orakel had Pelias vernomen dat hij zich hoeden moest voor een man die hem zou tegemoet komen met één ongeschoeide voet en een sandaal aan de andere. Pelias had onmiddellijk door dat die ´éénsandalige¡ man op ÿt ogenblik vóór hem stond en dat die man Iason was, zijns broeders zoon. Hij hoedde er zich wel voor de jongeman onvriendelijk te bejegenen. Tot Iasons niet geringe verwondering stemde hij er in toe troonsafstand te doen, doch hij verzocht hem eerst het verhaal van het gulden vlies te aanhoren. En Pelias vertelde hoe hun beider achterneef Phrixos, de gouden vacht in Colchis, aan het oostelijk uiteinde van de Zwarte zee, had achtergelaten. Deze vacht terug naar Griekenland halen, tot meerdere eer en glorie van het land, was een taak waar Pelias zichzelf te oud en te zwak voor voelde. Maar voor een jonge sterke man moest dit niet onoverkomelijk zijn. Of Iason eerst die opdracht wilde vervullen? Meteen zou hij daarmee bewezen hebben een waardige koning te zijn. Van zodra het gulden vlies weer op de voorvaderlijk bodem was, zou Iason dan de troon kunnen bestijgen. Maar Pelias rekende erop dat Iason de opdracht nooit tot een goed einde zou brengen, dat hij nooit levend met het gulden vlies terug zou keren naar zijn vaderland, dat hij wel zou omkomen tijdens de tocht naar Colchis, een tocht vol gevaren…
Zonder aarzelen ging Iason in op het voorstel van zijn oom. Hij verzamelde rond zich een vijftigtal dappere Grieken, die net als hij belust waren op het verrichten van heldendaden. Onder hen waren: de ziener Amphiaraos, Augias, de koning van Elis, Kalaïs en Zetes, kinderen van de Noordenwind, Meleager van Kalydon en de hardloopster Atalante, Peleus en Telamon, de respectievelijke vaders van Achilles en Aiax, strijders in de oorlog tegen Troje, de goddelijke tweeling Castor en Pollux. Er was ook de zanger Orpheus (over wie we het zullen hebben in het volgende verhaal). Bij dezen en nog vele anderen voegde zich dus ook Herakles, die voor de gelegenheid zijn geliefde dienstknecht Hylas meenam. Voor onze held was zoÿn tocht met vrienden een welgekomen afwisseling. Er wachtten hem daarna immers nog acht moeilijke werken die hij helemaal in zijn eentje diende op te knappen.
Nog te vermelden dat het schip waarmee de helden de tocht zouden aanvatten ontworpen werd door een befaamde scheepsbouwer, genaamd Argos. De voorsteven werd verstevigd door een stuk hout van de sprekende eik uit het heiligdom van Zeus in Dodona. Schenkster van het stuk was de godin Athena. Het schip stond aldus onder hoge bescherming. Het werd genoemd naar de bouwer van het schip: de Argo. De deelnemers aan de tocht worden Argonauten genoemd.
Het Erymanthosgebergte bevindt zich in het noordwesten van de Peloponnesos. De berg dankt zijn naam aan een zoon van Apollo, die door de godin Artemis met blindheid werd geslagen, nadat hij haar naakt had gezien. Dit doet denken aan het verhaal van Aktaion, kleinzoon van de Thebaanse koning Kadmos (zie nummer 17), die de godin eveneens in haar naaktheid had aanschouwd en het met zijn leven bekocht.
In de wouden op de hellingen van de berg leefde een gigantisch groot everzwijn met geweldige slagtanden. Het dier maakte de streek onveilig en richtte enorme verwoestingen aan. De vierde taak van Herakles bestond erin het dier levend te vangen en het naar Mykene te brengen. Beslist geen sinecure!
Zoals verteld in nummer 46 was de streek aan de voet van het Erymanthosgebergte bewoond door Kentauren. Ze leefden er in grotten en holen. Toen Herakles voorbij de grot van één van hen kwam, werd hij vriendelijk bejegend. Het was de Kentaur Pholos, die net als de wijze Kentaur Cheiron, een zachtaardig en menslievend karakter had. Pholos nodigde Herakles uit in zijn grot en zette hem een lekkere vleesmaaltijd voor. Herakles liet het zich goed smaken en hij merkte op dat dit heerlijk gerecht dubbel zo lekker zou zijn met een kruik wijn. Hier bevindt zich wijn, zei Pholos, in een gemeenschappelijke grot, maar het is de wijn van alle Kentauren en ik durf die niet aan te roeren. Toen merkte Herakles op dat het wijn was die door de god Dionysos daar ´met dít doel¡ was heengebracht, vele jaren geleden. En Pholos haalde de wijn. Maar opgewonden door de geur van de wijn, die tot in hun holen was doorgedrongen, kwamen toen al de andere Kentauren te voorschijn. Ze kwamen dreigend op Pholos en zijn genodigde af, gewapend met rotsblokken en stammen van dennenbomen. Dank zij zijn giftige pijlen slaagde Herakles er in velen te doden en de overigen op de vlucht te drijven. De wijze Cheiron verscheen nu ook ten tonele. Herakles, die hem niet herkend had, verwondde hem aan de knie, met een pijl. Herakles was er het hart van in en eigenhandig verwijderde hij de pijl. Cheiron trok zich daarna terug in zijn hol en verzorgde zelf de wonde met allerlei zalven. Maar tevergeefs. De wonde genas niet en veroorzaakte ondraaglijke pijnen. Omdat Cheiron in feite onsterfelijk was, zag het er naar uit dat hij tot in eeuwigheid zou lijden. Hij richtte zich tenslotte tot Zeus met het voorstel zijn onsterfelijkheid terug te schenken in ruil voor de bevrijding van Prometheus, die vastgeklonken zat in het Kaukasusgebergte (zie verhaal 36). Op het voorstel werd ingegaan. En de brave Kentaur Pholos? Ook voor hem kende deze geschiedenis een fatale afloop. Hij trok een pijl uit het lichaam van een dode Kentaur, zich hierbij afvragend hoe het mogelijk was dat een pijltje, dat niet eens zo diep in het lichaam was doorgedrongen, zoÿn machtig wezen kon doden. Hierbij liet hij de pijl uit zijn handen glijden. Deze kwam met de punt op zijn voet terecht. De pijl was nog steeds giftig en Pholos zeeg dood ter aarde neer.
Na dit rampzalig intermezzo begaf Herakles zich in een bosje waar, naar hij vermoedde, de ever zich verscholen had. Met een angstaanjagend gebrul joeg hij het dier uit het woud in de vlakte. ÿt Was winter en er lag een dik pak sneeuw. Het everzwijn liep zich vast in de sneeuw, Herakles sprong op zijn rug, knevelde hem met kettingen en bracht hem naar Mykene. En ofschoon Eurystheus hem verboden had zijn woonst nog te betreden, toch drong Herakles met de wilde ever op zijn rug het paleis binnen en hij bracht de in zijn urne weggedoken bange koning zodanig aan het schrikken dat hij negen dagen nodig had om daarvan te bekomen. Toen kwam men Herakles melden dat de Argonauten klaarstonden om uit te varen voor een tocht naar Kolchis aan de Zwarte Zee teneinde daar het gulden vlies (zie verhaal nummer 15) te veroveren en het terug te brengen naar Griekenland. Herakles besloot mee op te trekken met de Argonauten en hij deponeerde het everzwijn buiten het paleis van Mykene. Wie het beest uiteindelijk heeft gedood, is niet bekend. Zijn slagtanden bevinden zich alleszins in de tempel van Apollo in Cumae, een stad in de buurt van Napels.
Verdriet en woede om de dood van zijn zoon Asklepios dreven Apollo ertoe in opstand te komen tegen zijn vader. Hij doodde op zijn beurt de Kyklopen, die de bliksem van Zeus hadden gesmeed. Maar ook deze daad kon niet ongestraft blijven: Zeus verbande Apollo uit de hemel. Acht jaar lang moest hij op de aarde vertoeven, onder de stervelingen. Apollo vond een onderkomen bij de Thessalische koning Admetos. Onderdanig onderging Apollo zijn straf: hij verzorgde Admetos kudden en werkte op het land, acht jaren lang
Te lande oefende hij zich speciaal in het bespelen van de fluit. Uit die tijd dateert de uitdaging van de bosgod Pan. Deze ging een wedstrijd aan met Apollo in het fluitspel. Koning Midas van Phrygië was scheidsrechter. Midas was een rijke doch dwaze koning, die gaarne feest vierde en wijn dronk. Het hoeft ons niet te verwonderen dat hij goed bevriend raakte met Dionysos, de wijngod, en ook met Pan en de saters en de dikbuikige Silenos die een trouwe leermeester was van Dionysos en die vaak te diep in het glas keek. Toen Silenos op een dag verdwaald was, ging koning Midas op zoek naar hem, en bracht hem in stomdronken toestand terug naar Dionysos. De god was daar zo opgetogen over dat hij Midas een wens toestond. Midas wenste dat alles wat hij aanraakte zou veranderen in goud. Dionysos willigde de wens in, al vond hij het maar een dwaze wens. En dat was het ook! Alles wat Midas aanraakte veranderde terstond in goud: de takken van de bomen, zijn kleren, zijn haren, zijn eten, ja zelfs zijn drinken veranderde in vloeibaar goud. Op die wijze dreigde onze koning om te komen van honger en dorst. Hij smeekte Dionysos om de wens ongedaan te maken en de god gaf hem de opdracht zich te wassen in een rivier, de Paktolos. En de rivier spoelde al het goud weg uit zijn lichaam en nu kon Midas gewoon verder leven. Sedertdien heeft het water van de Paktolos-rivier een gouden glans.
Maar keren we terug tot de wedstrijd tussen Apollo en Pan. Midas, die er na zijn gouden avontuur blijkbaar niet slimmer op geworden was, kende de prijs toe aan zijn vriend Pan. Apollo was het met deze keuze natuurlijk niet eens. Hij trok aan de oren van Midas tot ze zo lang waren als ezelsoren. Zulke domme oren verdienen niet langer een menselijk uitzicht, zo sprak de god. Er groeide daarenboven lang haar op de oren en u kunt denken hoe zeer Midas zich schaamde. Hij hield zijn ezelsoren dan ook voortdurend bedekt. Alleen voor zijn haarkapper kon hij zijn mismaaktheid niet verborgen houden. Deze beloofde het aan niemand te vertellen. Maar het geheim brandde hem op de tong, en op een dag werd het de man te machtig. Hij ging een diepe kuil graven, daalde af in de kuil en fluisterde: koning Midas heeft ezelsoren, koning Midas heeft ezelsoren! Daarna gooide hij de kuil weer dicht. Maar op diezelfde plaats groeide later een struikgewas en in het ruisen van de struiken kon iedereen het gefluister van de kapper horen. Zo raakte algemeen bekend dat de koning ezelsoren had. Toen het tot hem doorgedrongen was dat al zijn onderdanen van zijn schande op de hoogte waren, heeft Midas zich verhangen.
Phlegyas had ook nog een dochter, Koronis. De god Apollo raakte verliefd op haar en maakte haar zwanger. Desondanks begon Koronis een verhouding met een sterveling, Ischys genaamd. Apollo werd echter op de hoogte gebracht van die ontrouw door één van zijn lievelingsvogels, de raaf, die toen nog een witte vogel was. In blinde woede deed Apollo beroep op zijn zuster Artemis en gaf haar de opdracht Koronis met haar pijlen te doorboren. Toen de dode Koronis reeds op de brandstapel lag, waaraan men doden toevertrouwt, zag Apollo het zinloze van zijn daad in en hij vervloekte nu de raaf, die van dat ogenblik af zwart werd dit verhaal doet denken aan dat van de kraai, die zwart werd als gevolg van een vervloeking door de godin Athena maar door sommigen wordt ook beweerd dat die vervloeking reeds plaatsgreep op t ogenblik dat de raaf Koronis ontrouw kwam melden: Apollo verweet de vogel immers dat hij zijn rivaal niet de ogen had uitgepikt. Apollo realiseerde zich nu ook dat Koronis zíjn kind droeg en hij ontbood Hermes om hem te helpen het kind alsnog te redden. Hermes paste een keizersnede toe op het dode lichaam. Het kind was Asklepios en Apollo vertrouwde het toe aan de wijze Kentaur Cheiron, die het onderwees in alle wetenschappen en in het bijzonder in de geneeskunde. Al gauw bleek de jonge Asklepios over heel bijzondere geneeskundige gaven te beschikken. Niet alleen kon hij zieken genezen, maar hij kon zelfs doden weer tot leven brengen. Hierbij werd hij geholpen door de godin Athena die hem een flesje bloed, afkomstig van Medusa, had geschonken, dat levenswekkende eigenschappen bezat. Maar dat zinde de goden in t geheel niet. Vooral de opwekking uit de doden van Hippolytos werd Asklepios zwaar aangerekend. Hippolytos was de zoon van de Atheense koning Theseus. Om zijn kuisheid was hij geliefd bij de godin Artemis. Maar om dezelfde reden verfoeide Aphrodite hem en met de hulp van Poseidon bewerkstelligde ze zijn dood. Artemis kreeg het van Asklepios gedaan dat hij de jongeling het leven terugschonk. Maar nu gingen de god van de onderwereld en de drie Schikgodinnen hun beklag doen bij Zeus: als het zo doorging konden ze hun winkel wel opdoeken De oppergod wond er weinig doekjes om: hij doodde Asklepios met een bliksemstraal.
Maar ook na zijn dood namen de mensen hun toevlucht tot Asklepios. Ze bouwden te zijner ere heiligdommen (asklepions) in talrijke steden in Griekenland en ook daarbuiten, alwaar ze hem als een god gingen aanbidden en genezing van hun kwalen afsmeekten. Het meest bekende asklepion bevindt zich in Epidauros, in de landstreek Argolis in de Peloponnesos, waar, naar men zegt, zijn graf zich zou bevinden. Zijn twee zonen, de geneesheer Podaleirios en de chirurg Machaon, stonden de Grieken bij tijdens de oorlog van Troje. Ook zijn twee dochters maakten zich verdienstelijk in de geneeskundige branche: Hygieia, die staat voor gezondheid en Panakeia, die staat voor medicatie.
(we laten Herakles nu even rusten; op weg naar zijn vierde werk werd Herakles geconfronteerd met Kentauren; over deze wezens, half paard en half mens, gaat dit verhaal)
Phlegyas was de zoon van de oorlogsgod Ares en de nimf Chryse. Hij was koning van een volksstam in Thessalië, de Lapithen. Hij had een zoon, Ixion, die zich verloofde met Dia, een dochter van Deioneos, die koning was van Phokis en zelf een zoon was van Aiolos (zie nummer 37). Ixion had zijn schoonvader een rijke bruidschat beloofd. Omdat hij die belofte niet kon of niet wenste na te komen bracht hij zijn schoonvader op een wrede manier om het leven. Hij nodigde Deioneus uit. Vóór de ingang van zijn woning had hij een valkuil gegraven, waarvan de bodem bedekt was met brandende houtskool. Deioneus tuimelde in de kuil en stierf in het vuur. Alle goden namen Ixion deze laffe moord zeer kwalijk, maar Zeus bleek dit vergrijp voor één keer niet zo erg te vinden. In een vergevingsgezinde bui nodigde hij Ixion zelfs uit aan zijn tafel. Maar Ixion toonde zich uitermate ondankbaar en overmoedig, door Hera, de echtgenote van de oppergod, het hof te maken. Zeus had dit al gauw in de gaten en uit een wolk schiep hij een vrouwspersoon die het evenbeeld was van Hera. Ixion merkte het verschil niet, hij bedreef de liefde met ´de wolk¡ en verwekte bij haar een zoon, Kentauros. Deze zoon paarde later met de wilde merries van het nabijgelegen Pelion-gebergte en dat resulteerde in het ontstaan van de Kentauren, ruwe wezens, met het bovenlichaam van een mens en het onderlichaam van een paard. Deze paardmensen bevolkten aanvankelijk een gebied in de buurt van de Pelionberg. Ze waren krachtig, brutaal en vechtlustig en niet van de slimste. Er waren een paar uitzonderingen: de bekendste is Cheiron. Deze was zeer beschaafd, zachtmoedig, geestelijk hoogbegaafd en vooral zeer bedreven in de geneeskunde. Vele beroemde Griekse helden gingen bij hem in de leer. Om er maar enkele te noemen: Theseus, Iason, Achilles, Odysseus. Apollo vertrouwde hem zelfs zijn zoon Asklepios toe (zoals we in het volgend verhaal zullen zien) teneinde hem in te wijden in de kunst van het genezen. Men neemt aan dat Cheiron een andere afstamming had dan de overige Kentauren: hij zou de zoon zijn van de titaan Kronos, die in de gedaante van een paard de okeanide Phylira had verleid. Cheiron was in feite de tegenpool van de andere Kentauren, die voortdurend in ruzie lagen met hun buren, de Lapithen, en met hen vaak oorlog voerden. Na één van die gevechten werd een deel van de Kentauren uit Thessalië verdreven. Ze gingen zich vestigen in het noordwesten van de Peloponnesos, namelijk in de wouden aan de voet van het Erymanthosgebergte.
Maar keren we even terug tot Ixion. Het geduld van Zeus was op. Ixion had zijn vertrouwen deerlijk beschaamd. Hij werd in de Tartaros geworpen, alwaar hij vastgebonden op een brandend rad voor eeuwig moest ronddraaien.
Taygete was één van de zeven dochters van Atlas en de nimf Pleione. Ze liet zich verleiden door de oppergod Zeus. Dat geschiedde in het gebergte in het Zuiden van de Peloponnesos, het Taygetesgebergte. Ze baarde een zoon, Lakedaimon. Deze gaf zijn naam aan de provincie waarin Sparta gelegen is: Lakedaimonië of Lakonië. Als straf omdat ze zich had laten verleiden veranderde Artemis haar in een hinde. Maar ook in die gedaante liet ze zich nog door de oppergod benaderen. Uit erkentelijkheid schonk Zeus haar een stel schitterende koperen poten en een prachtig gouden gewei.
Dit verhaal kent talrijke verschillende versies. Niettemin zijn alle mythologische schrijvers het erover eens dat er, in de tijd van Herakles, in de streek van Keryneia in Arkadië – een noordelijke provincie van de Peloponnesos – een hinde met koperen hoeven en een gouden gewei, onophoudelijk door de bebouwde akkers draafde en er ontzettend veel schade aanrichtte door de vruchten des velds te vernietigen. Deze hinde onschadelijk maken was een ideale klus voor Herakles. Het was zijn derde opdracht. En misschien zou die opdracht niet eens zo moeilijk geweest zijn, ware het niet dat de hinde, met haar koperen hoeven, buitengewoon hard kon rennen en dat Herakles – zo had Eurystheus bevolen – het dier levend diende te vangen, zonder het te verwonden, en het daarna ongedeerd naar Mykene diende te brengen.
Herakles begaf zich naar Keryneia en kwam er oog in oog te staan met de goddelijke hinde. Deze zette het terstond op een lopen. Herakles achtervolgde het dier. Het bleek onbegonnen werk, de hinde was hem telkens te vlug af en haar neerschieten was te enen male verboden… Zo doorkruiste ze, achtervolgd door Herakles, de hele Peloponnesos en, via de Isthmos van Korinthe, het hele Griekse vasteland en ook de streek van Istrië in het uiterste Noorden, waar de Hyperboreeërs leven en waar Boreas, de Noordenwind, nooit waait. Het is overigens bij deze gelegenheid dat Heraklesÿ oog viel op een daar groeiende boom, de olijfboom, die toen nog niet goed bekend was in Griekenland. Herakles nam de boom mee om hem te planten in Olympia ter ere van zijn vader Zeus.
De achtervolging duurde een vol jaar en nóg was de hinde niet gevangen. Ondertussen had het stel rechtsomkeer gemaakt en bevonden ze zich weer in Arkadië. Gekomen aan de oevers van de brede Ladon-rivier zag de hinde zich in het nauw gedreven en genoodzaakt de rivier over te zwemmen. Herakles zag zijn kans schoon. Hij dook in het water, de hinde achterna, en nog voordat zij de overkant had bereikt slaagde hij erin het dier vast te grijpen. Hij bond haar poten aan elkaar en met zijn levende buit over de schouders geslagen, trok hij nu op naar Mykene, naar het paleis van zijn opdrachtgever. Tijdens deze tocht doorheen het beboste en bergachtige Arkadië kruiste Artemis zijn pad. Ze beschuldigde hem ervan de heilige, door Zeus geliefde hinde gedood te hebben. Maar toen Herakles had aangetoond dat de hinde leefde en zelfs niet eens gewond was, kon de godin zich met de toestand verzoenen. Ze eiste wel dat Herakles de hinde, nadat hij ze aan Eurystheus voorgelegd had, aan haar zou afstaan. En alzo geschiedde…
De Hydra was een draak met negen slangenkoppen, die huisde in de moerassige streek van Lerna, gelegen aan de Argolische Golf, een tiental kilometer ten zuiden van Argos. Ze woonde in een hol in de nabijheid van de Amymone-bron. Deze bron dankt haar naam aan Amymone, één van de vijftig dochters van Danaos. Toen zij, na haar aankomst in Argolis (zie verhaal nr. 25) de streek ging verkennen, werd zij achterna gezeten door een sater. Wegvluchtend riep zij de goden ter hulp. Poseidon, die in de buurt vertoefde, slingerde zijn trietand naar haar belager. Doch de drietand miste zijn doel en belandde in een rotswand. De sater sloeg op de vlucht. Amymone was haar redder zeer dankbaar en ze gaf zich helemaal aan hem over. Uit die vereniging zou Nauplios geboren worden, de stichter van de stad Nauplion. Toen Amymone nu, in opdracht van Poseidon, de drietand uit de rotswand trok, ontstond daar de bron, die naar haar genoemd werd.
De Hydra doden was Herakles' tweede taak. Ditmaal liet hij zich bijstaan door zijn jonge neef Iolaos, de zoon van zijn halfbroer Iphikles. Herakles dreef de Hydra naar buiten door brandende pijlen in zijn hol te schieten. Daarna begon hij op het monster in te hakken. Met één krachtige houw van zijn zwaard hakte hij één van de negen koppen af, doch op staande voet groeiden uit de hals twee nieuwe koppen. Op die manier zou hij het monster nooit klein krijgen
Toen kwam hij op een idee. Hij gaf opdracht aan zijn neef, na iedere afgehakte kop de hals dicht te schroeien met een brandende fakkel, zodat geen nieuwe koppen uit de wonde zouden kunnen ontstaan. En het lukte. Eén voor één hieuw Herakles de koppen van de Hydra af en één voor één schroeide Iolaos de wonden dicht. Herakles' taak werd nog bemoeilijkt door een reusachtige kreeft die Hera op hem afstuurde en die hem in het been kwam bijten. Doch onze held slaagde erin de kreeft onder zijn voet te verpletteren. Later plaatste Hera het dier als sterrenbeeld aan de hemel, naast het sterrenbeeld van de leeuw, als dank voor de hulp die de kreeft haar, zij het tevergeefs, had geboden.
Herakles begroef de laatste kop, waarvan beweerd werd dat hij onsterfelijk was, onder een rotsblok. Hij sneed de romp van de Hydra open en doopte zijn pijlen in het giftige bloed sommigen beweren ´de gal´ van het monster. In 't vervolg zouden de pijlen van Herakles nog veel dodelijker zijn: de kleinste verwonding, door de pijlen van Herakles toegebracht, zou voortaan fataal zijn, door de inwerking van het gif.
De tweede opdracht was nu vervuld, de streek van Lerna was van een schadelijk monster bevrijd. Eurystheus verklaarde zich echter niet tevreden. Herakles had zich immers laten bijstaan tijdens het werk en het was wel de bedoeling dat hij zijn taken alleen en zonder hulp zou uitvoeren
Het eerste werk dat Herakles voorgeschoteld kreeg, was het doden en villen van de leeuw van Nemea. Herakles was weliswaar niet aan zijn proefstuk toe, maar deze leeuw was van een ander kaliber dan de leeuw die hij gedood had in het Kithairongebergte. De leeuw van Nemea was abnormaal groot en sterk en had daarenboven een onkwetsbare vacht, ondoordringbaar door om ÿt even welk wapen. Het bloeddorstig dier verscheurde mensen en dieren en was een ware ramp voor de streek. Het huisde in een spelonk met twee ingangen. Herakles begaf zich naar de spelonk en wachtte de komst van de leeuw af. Hij zag het reusachtig beest al van ver komen en schoot er een aantal pijlen op af, maar de vacht bleek inderdaad ondoordringbaar te zijn voor de pijlen en ze ketsten af. Toen ging onze held de leeuw te lijf met zijn zwaard, maar het zwaard kromde en ging evenmin door de vacht. Met zijn geweldige knots gaf hij het dier dan een vervaarlijke dreun op het hoofd, zo hard dat de knots in splinters uiteenbarstte. De leeuw scheen er weinig van te voelen, hooguit een kleine duizeling. Het was duidelijk dat hij geen zin had zich met Herakles te meten. Na even zijn manen rechtgeschud te hebben stapte hij doodgemoedereerd zijn hol binnen. Maar Herakles ging hem achterna, na eerst de andere ingang afgestopt te hebben. Onverschrokken sprong hij op de rug van de leeuw, hij sloeg zijn gespierde armen om de hals van het dier en hield het zolang in de wurggreep tot het de geest gaf. Volgens sommigen kwam Herakles niet helemaal heelhuids uit dit gevecht: tijdens de worsteling zou de leeuw hem een vinger afgebeten hebben…
Het villen van de leeuw bleek moeilijker dan hij had gedacht: de pels was immers ondoordringbaar voor welk mes dan ook. Herakles kwam toen op het idee de vlijmscherpe klauwen van het dier zelf te gebruiken om het vel open te rijten. En het lukte. Hij tooide zich met de leeuwenhuid, waaraan de kop nog vastzat en die hij boven op zijn eigen hoofd zette. Alzo begaf hij zich naar de Nemeïsche Spelen, die daar tweejaarlijks gehouden werden ter nagedachtenis van de prins Opheltes (zie verhaal nr. 39) en die rond dat tijdstip moesten beginnen. Herakles werd er als een held ontvangen, omdat hij de streek van een geweldige plaag had gezuiverd. Onze held bracht een aantal veranderingen aan in het verloop van de Spelen, die hij nu helemaal wijdde aan zijn vader, Zeus. De Nemeïsche Spelen zouden voortaan ook in het teken staan van Herakles.
Met het karkas van de leeuw trok Herakles nu naar de burcht van Mykene om daar aan zijn opdrachtgever te bewijzen dat zijn eerste taak naar behoren was vervuld. Toen zijn dienstboden de reusachtige dode leeuw in het paleis binnenbrachten, werd Eurystheus bevangen door een zodanige schrikdat hij zich verstopte in de achterste hoek van zijn paleis. Hij gaf opdracht een grote koperen urne te smeden, die in een hol in de grond diende geplaatst te worden, zodat hij er zich ´bij een volgende gelegenheid¡ zou kunnen in verschuilen. Bovendien beval hij de tastbare bewijzen van vervulde taken in ÿt vervolg niet meer binnen, maar buiten de poorten van het paleis te demonstreren…
Op de Olympos had Zeus gepocht dat weldra iemand zou geboren worden uit het nageslacht van zijn zoon Perseus, die zou heersen over Argolis en aan wie alle anderen zouden onderdanig zijn. Hera, die wist dat haar echtgenoot daarmee Herakles bedoelde, beraamde een list waarmee ze zowel haar ontrouwe gemaal als zijn bastaardzoon zou treffen. Ze veinsde onwetendheid en ze beweerde geen geloof te hechten aan de woorden van Zeus. Durfde Zeus zweren dat de eerstgeboren nakomeling uit het huis van Perseus, zou heersen over Argolis en dat alle anderen hem zouden moeten gehoorzamen? En Zeus, niets vermoedend, bevestigde zijn voorzegging met een dure eed. Het was hem ontgaan dat Nikippe, de vrouw van Perseusÿ zoon Sthenelos, eveneens zwanger was…
Volledigheidshalve dient er op gewezen dat Alkmene aanvankelijk in Tiryns woonde, alwaar haar echtgenoot Amphitryon zijn vader Alkaios als koning had opgevolgd. Maar het noodlot wilde dat Amphitryon zijn oom en schoonvader Elektryon doodde, per ongeluk, naar algemeen wordt aanvaard… Zijn andere oom, Sthenelos, die heerste in Mykene, zag daar een gelegenheid in om zijn neef en diens vrouw uit Tiryns te verdrijven en zich zodoende de heerschappij over heel Argolis toe te eigenen. Samen met zijn vrouw, die weldra zou bevallen, vond Amphitryon een onderkomen in Thebe, bij koning Kreon.
Toen Alkmenes tijd gekomen was en de barensweeën zich aankondigden, gaf Zeus zijn dochter Eileithyia, helpster in baringsnood, opdracht Alkmene bij te staan. Maar Hera paste nu een truc toe, die ze reeds eerder uit haar mouw had geschud, namelijk toen Leto moest bevallen van Apollo en Artemis (zie verhaal nr. 10): ze leidde Eileithyiaÿs aandacht af van de barende. Daarentegen wekte ze voortijdige weeën op bij Nikippe, die nochtans pas in haar zevende maand was… Het resultaat van dit alles was dat Nikippes zoon, Eurystheus, het eerst werd geboren: hij zou degene zijn aan wie, volgens de uitspraak van Zeus, Herakles gehoorzaamheid zou verschuldigd zijn. Pas daarna kwamen de kinderen van Alkmene ter wereld: eerst Herakles en daarna diens halfbroer Iphikles.
Herakles was nog een zuigeling, toen zijn bovenmenselijke kracht en zijn onverschrokkenheid zich reeds manifesteerden. Zo wurgde hij eens, terwijl hij samen met Iphikles nog in zijn wiegje lag, twee slangen, die Hera op hem had afgestuurd. Men vertelt ook dat Hermes de forse zuigeling, in opdracht van Zeus, bij de slapende Hera aan de borst ging leggen, in de hoop dat de godin hierdoor zou vertederd worden. Toen Hera wakker werd schrok ze en duwde het kind van zich af. De zuigkracht die het kind ontwikkelde was echter dermate hevig dat de melk met zo 'n kracht uit haar borst spoot dat een deel van het heelal erdoor gevuld werd. Zo is de melkweg ontstaan.
Amphitryon gaf ´zijn zoon¡ een goede opvoeding en hij stuurde hem naar de beste leermeesters. De kleine Herakles was geen slechte leerling, maar wel zeer opvliegend. Eens sloeg hij zijn muziekleraar, Linos, zo hard op het hoofd met zijn lier, dat de man terstond dood neerzeeg. Op zijn achttiende jaar doodde Herakles een leeuw in het Kithairongebergte, die de kudden van Amphitryon aanviel, alsook die van zijn buur, koning Thespios. Herakles viel zodanig in de smaak van Thespios dat deze hem aanbood het bed te delen met elk van zijn dochters, en die waren vijftig in getal! Gretig ging de jonge held in op dat aanbod en, naar men vertelt, bedreef hij met allen de liefde, in één enkele nacht... Rond deze tijd kruisten de ´Deugd¡ en de ´Ondeugd¡ zijn pad in de gedaante van twee aantrekkelijke jongedames. De eerste, vroom en ingetogen, stelde hem voor te kiezen voor een deugdzaam leven van werken en strijd, dat weliswaar niet over rozen zou gaan, maar hem de eeuwige roem zou bezorgen en uiteindelijk leiden tot zijn opname onder de goden. De tweede, wulps en liederlijk, stelde voor te kiezen voor de gemakkelijke weg, waarbij alle moeilijkheden konden vermeden worden en alle genietingen des levens zijn deel zouden worden. Herakles koos de eervolle weg. Hij maakte zich al snel verdienstelijk ten aanzien van de stad Thebe door ze te bevrijden van een schandelijke belasting van honderd runderen, jaarlijks te betalen aan de stad Orchomenos. Als dank kreeg hij daarvoor van koning Kreon diens dochter Megara tot bruid.
En toen kwam Hera roet in ÿt eten gooien. Ze bracht Eurystheus ertoe zijn neef Herakles bij zich te roepen en hem twaalf taken op te dragen, stuk voor stuk onmenselijke taken! Herakles weigerde. Daarop sloeg Hera hem met waanzin: in een aanval van razernij doodde Herakles zijn eigen kinderen. Weer tot inzicht gekomen, begaf hij zich naar Delphi. De taal van Apolloÿs orakel was duidelijk: Herakles zou de hem door Eurystheus opgedragen taken volbrengen en de onsterfelijkheid bereiken.
De grootste held uit de Griekse mythologie is zonder twijfel Herakles. Zijn vader was niemand minder dan de oppergod Zeus himself. Zijn moeder Alkmene was eveneens van zeer hoge afkomst: zij was de kleindochter van de held Perseus, die, zoals we gezien hebben in verhaal nr. 26, door Zeus werd verwekt bij Danaë. Een betere stamboom kan men zich nauwelijks voorstellen... Voor wie zich even wenst te verdiepen in de familie van Herakles, volgt nu een overzicht van de nakomelingen van Perseus. Wie dat té ingewikkeld vindt, kan de volgende paragraaf gewoon overslaan.
Perseus en zijn vrouw Andromeda hadden vele kinderen. De bekendste zijn: Perses, Sthenelos, Alkaios, Elektryon en Mestor. De oudste, Perses, zag het levenslicht in Klein-Azië en werd door de ouders van Andromeda opgevoed. Hij zou de stamvader worden van de latere Perzische koningen. Sthenelos nam een dochter van Pelops, Nikippe, tot vrouw. Hij volgde zijn vader op als koning van Mykene, en werd er zelf opgevolgd door zijn zoon Eurystheus, die de grote boeman zou worden van Herakles. Alkaios vestigde zich met zijn vrouw Lysidike, eveneens een dochter van Pelops, in Tiryns. Onthou de namen van hun zoon Amphitryon en hun dochter Anaxo. Elektryon, die in Midea heerste, trouwde met zijn nichtje Anaxo en verwekte bij haar – benevens acht zonen – een dochter, Alkmene, de moeder van Herakles. Mestor was door zijn broers uit Argolis verdreven en had zich gevestigd op de eilanden van de Taphiërs, tegenover de westkust van Griekenland, ter hoogte van Akarnania. Maar Mestor keerde terug naar Argolis aan het hoofd van een leger. In de strijd die volgde sneuvelden zeven van de acht zonen van Elektryon…
Amphitryon trouwde met zijn nicht Alkmene – beiden waren kleinkinderen van Perseus. Alkmene en haar vader Elektryon hadden als huwelijksvoorwaarde gesteld dat Amphitryon eerst ten strijde zou trekken tegen de Taphiërs, die Alkmenes zeven broers hadden gedood. Niet eerder dan dat de zeven broers gewroken waren zou Amphitryon zijn vrouw mogen aanraken!
Maar… tijdens de afwezigheid van Amphitryon was het oog van Zeus gevallen op de mooie Alkmene. De oppergod bedacht een heel bijzondere truc om de vrouw te veroveren. Hij trad haar tegemoet in de gedaante van haar echtgenoot en deelde zodoende het bed met haar. Alkmene was zich niet in het minst van enig kwaad bewust. Haar goddelijke minnaar bracht de zon en de maan tot stilstand, drie dagen lang. Alzo verwekte Zeus bij Amphitryons vrouw, tijdens een huwelijksnacht die drie etmalen duurde, een zoon: Herakles!
Toen de ware Amphitryon, amper één dag later, eindelijk thuiskwam, verwonderde hij zich over de koele wijze waarop hij door zijn jonge vrouw ontvangen werd. Deze laatste daarentegen verwonderde zich over de vurigheid die haar man tentoon spreidde, na de lange en hartstochtelijke nacht. Die dag verwekte Amphitryon bij haar nog een tweede zoon. Negen maanden later zou Alkmene twee kinderen ter wereld brengen: Herakles, zoon van Zeus, en Iphikles, zoon van Amphitryon. Geen echte tweeling dus…
De stad Thebe had zeven toegangspoorten. Het leger van Argos verdeelde zich over deze zeven poorten en elk van de zeven leiders nam er één voor zijn rekening. Maar ze hadden de Thebanen fel onderschat. In geen tijd waren velen van de belegeraars gesneuveld, waaronder vier van de leiders: enkel Adrastos, Amphiaraos en Polyneikes bleven nog over. Toen vond Polyneikes dat er aan het bloedvergieten een einde moest komen en hij stelde een tweekamp voor, tussen hem en zijn broer Eteokles. Deze laatste ging in op het voorstel. In de meedogenloze broederstrijd die daarop volgde, verwondden beiden elkander zo erg dat ze ter plaatse de geest gaven. Hierop rukte het Thebaanse leger uit, nu aangevoerd door Kreon. Ze achtervolgden de onthutste vijanden en ze doodden er velen. Adrastos was een van de weinigen die erin slaagden heelhuids weer thuis te komen. Want ook Amphiaraos was dit geluk niet gegund. Hij vluchtte in oostelijke richting, doch toen hij dicht bij de kust van de zuidelijke Golf van Euboia gekomen was, zat een Thebaanse achtervolger hem zo dicht op de hielen dat hij zeker zou afgeslacht zijn geworden ware het niet dat Zeus in zijn mededogen de grond onder zijn voeten had laten opensplijten en hem alzo van de aardbodem liet verdwijnen. Op de plaats waar dit voorval heeft plaats gevonden, in het huidige dorp Oropos werd een heiligdom opgericht, het Amphiaraion, dat heden ten dage nog te bezichtigen is. Eeuwen lang kwamen bedevaarders hierheen om genezing van hun kwalen af te smeken en goede raad te vragen aan de genezende en profeterende held.
Voor de derde maal nam Kreon het bewind over in Thebe. Hij gaf opdracht alle gesneuvelde Thebanen met de nodige eer te begraven, maar daarentegen de lijken van de omgekomen vijanden, waaronder dat van Polyneikes, buiten de stadsmuren te brengen en ze daar onbegraven te laten liggen, ten prooi aan de gieren en andere aasdieren. Groot was hierover de verontwaardiging van Antigone, de zuster van de beide broers. Des nachts ging ze haar broeders dode lichaam met aarde bedekken om hem zodoende toch enige vorm van begrafenis te geven. Maar deze ongehoorzaamheid kwam haar oom Kreon ter ore. Hij veroordeelde haar ter dood. Ze werd in een onderaardse kerker geworpen, hoezeer zijn zoon Haimon, die met Antigone verloofd was, hem ook smeekte haar leven te sparen.
Toen kwam Teiresias – laattijdig, helaas! – ten tonele. De grote ziener voorzag onheil voor de familie van de wrekende heerser. Door zijn hardvochtigheid zou Kreon weldra twee van zijn geliefden verliezen, zo luidde Teiresiasÿ voorspelling. Dit opende Kreon de ogen. Hij gaf opdracht Antigone uit haar kerker te verlossen, maar… te laat: het meisje had zich verhangen. Haimon, door verdriet overmand, benam zich eveneens het leven. En evenzo deed Kreons echtgenote, die al die ellende niet langer kon aanzien. De voorspelling was uitgekomen. De wrede koning was vreselijk gestraft.
Tien jaar later kwamen weer zeven krijgers uit Argos oprukken tegen Thebe. Het waren de zonen van de eerste zeven: ze worden ´de Epigonen¡ genoemd. Ditmaal werd de stad ingenomen en verwoest. De glorierijke periode van het roemruchte Thebe was voorbij…
Vol goede moed trok het leger van ´de Zeven¡ in de richting van Thebe. In de buurt van de Arkadische stad Nemea kregen de mannen zin om even te verpozen en hun dorst te laven. Aan de rand van de weg zagen ze iemand die hen ongetwijfeld de weg zou kunnen wijzen naar een frisse bron: een vrouw met een kind in de armen. De vrouw was niemand minder dan Hypsipyle, de gewezen koningin van het eiland Lemnos. Het kind, Opheltes, was de zoon van de in die streek heersende koning Lykourgos. Maar laten we eerst vertellen hoe Hypsipyle in Arkadië was terecht gekomen…
Toen Hypsipyle nog koningin was op Lesbos, gebeurde het dat Aphrodite, de godin van de liefde, vertoornd werd op alle vrouwen van het eiland, omdat ze haar te weinig eer bewezen. Daarom strafte de godin hen met een afstotelijke lijfgeur. Hierdoor werden hun mannen dermate afkerig van hen dat ze alle geslachtelijke betrekkingen met hun echtgenotes meden en omgang zochten met vrouwen uit naburige streken, in ÿt bijzonder met de Amazonen uit Thracië. Hiermee wekten zij hevige wraakgevoelens op bij hun vrouwen, zodat dezen besloten al hun mannen te doden. Eén slechts bleef gespaard, de oude Thoas, de vader van de koningin Hypsipyle. Deze had haar vader stiekem in veiligheid gebracht op het eiland Chios: ze had hem in een grote trog gezet en hem zo de overtocht laten maken. Toen die daad later aan het licht kwam, werd ze in ballingschap gedreven en zo kwam ze in dienst van koning Lykourgos die zijn zoon, de kleine prins Opheltes, aan haar zorgen toevertrouwde.
Bereidwillig als ze was, zette Hypsipyle het kind neer in het gras en toonde de mannen de weg naar een heldere waterbron. Heel even slechts had ze het kind uit het oog verloren – de bron was vlakbij – doch in die korte tijdspanne was een slang het prinsje genaderd, had het in de wurggreep genomen en doodgebeten. De koning was woedend, dat hoeft geen betoog, en hij dreigde ermee Hypsipyle te doden. Amphiaraos, omdat hij als eerste Hypsipyle had aangesproken, achtte zich verantwoordelijk voor het drama. Hij organiseerde daarom rouwplechtigheden voor Opheltes en liet deze gepaard gaan met Spelen ter ere van Zeus. Alzo bekoelde de woede van Lykourgos en werd het leven van de hulpvaardige Hypsipyle gespaard. Deze ´Nemeïsche Spelen¡ waren dus ingesteld om bij de oppergod verzoening af te smeken voor de zware daad van onoplettendheid die tot de dood van Opheltes had geleid. Ze zouden uitgroeien tot een tweejaarlijks evenement – ze grepen plaats het jaar ná de Olympische Spelen én het jaar vóór de volgende Olympische Spelen – waar de beroemdste atleten aan deelnamen. Nooit zouden ze hun rouwkarakter verliezen: steeds liepen de scheidsrechters in rouwkleren gehuld en, in tegenstelling tot wat bij andere Spelen het geval was, is er in Nemea nooit sprake geweest van muziekwedstrijden.
Nog te vermelden dat Amphiaraos in deze droevige gebeurtenis een kwaad voorteken zag voor hun onderneming. Hij gaf het kind Opheltes daarom een nieuwe naam: Archemoros, wat betekent ´hij die voorgaat in de dood¡…
Laten we nu de draad weer opnemen in Thebe. Koning Oidipous was dood – zoals we gezien hebben aan het einde van verhaal nummer 24 – en ÿs konings zonen Eteokles en Polyneikes ruzieden om de troonsopvolging. In afwachting dat dit geschil zou beslecht worden, werd in Thebe het bewind gevoerd door hun moeders broer Kreon, die ook reeds korte tijd over de stad geregeerd had na de dood van koning Laios. Uiteindelijk luidde de overeenkomst tussen de twee broers als volgt: om de beurt zou één van hen over de stad heersen gedurende één jaar. Eteokles zou als eerste het koningschap waarnemen. Maar toen zijn jaar om was weigerde hij de troon aan zijn broer Polyneikes af te staan. Daarom nam deze laatste zich voor, zich gewapenderhand zijn rechten toe te eigenen. Teneinde zich van een behoorlijk leger te voorzien, trok hij naar Argos, alwaar hij hoopte op de steun te kunnen rekenen van de aldaar heersende koning, Adrastos.
Wie was Adrastos en hoe was hij koning geworden in Argos? Ziehier. Adrastos was een verre afstammeling van Aiolos (zie nr. 37). Een nakomeling van Aiolos, met name Amythaon had zich gevestigd in Pylos, in het zuidwesten van de Peloponnesos. De zonen van Amythaon, Bias en Melampos zwermden uit naar Argolis en Melampos kwam in de gunst te staan van koning Proitos doordat hij, begiftigd met zienergaven en genezende krachten, ÿs konings waanzinnige dochters genas. Proitos schonk Melampos twee derde van zijn rijk. Melampos zelf schonk de helft van die twee derde aan zijn broer Bias. Zodoende regeerde Adrastos, een kleinzoon van Bias, later over Argos. Zeer in aanzien stond in Argos ook Amphiaraos die afstamde van Melampos en van deze laatste de gave van de profetie zowel als deze van de genezing had geërfd. Amphiaraos was naast bloedverwant van Adrastos ook dezes schoonbroer, want gehuwd met Eryphile, Adrastosÿ zuster. Adrastos zelf had twee dochters en zoals elke vader wenste hij zijn dochters aan een geschikte man uit te huwelijken. Wie beter dan het orakel van Delphi kon hem goede raad geven bij het kiezen van een schoonzoon? De uitspraak van het orakel luidde: ´Bind aan een tweewielige strijdwagen het everzwijn en de leeuw die in uw paleis vechten¡. De betekenis van deze uitspraak zou hem al gauw duidelijk worden.
De dag dat Polyneikes aan het hof van koning Adrastos belandde, kwam daar nog een andere koningszoon asiel vragen. Het was Tydeus, zoon van koning Oineus van Kalydon. Tydeus was uit Kalydon verbannen, omdat hij, zij het per ongeluk, zijn broer had gedood. Adrastos onthaalde de beide prinsen gastvrij. Op een gegeven ogenblik begonnen beiden onder elkaar ruzie te maken. Dreigend stonden ze tegenover elkander toen het Adrastos opviel dat op het schild van de ene een everzwijn was afgebeeld, op het schild van de andere een leeuw. Hij kwam verzoenend tussenbeide en bood beide mannen de hand van zijn dochters: Polyneikes kreeg Argeia ten huwelijk, Tydeus kreeg Deipyle. En er werd al een strijdplan gesmeed om zowel Thebe als Kalydon te veroveren voor de twee schoonzonen. Eerst zou Thebe aan de beurt komen. Er diende een flink leger op de been gebracht. Adrastos dacht in de eerste plaats aan zijn schoonbroer, de ziener Amphiaraos. Maar deze laatste voorzag dat allen zouden sneuvelen, met uitzondering van Adrastos, en daarom weigerde hij deel te nemen aan de strijd. Maar Adrastos had een listig plan. Polyneikes had hem verteld dat hij in het bezit was van het oneindig kostbaar en schitterend gouden halssnoer dat indertijd bij het huwelijk van zijn voorouders, Kadmos en Harmonia, door de goden aan de bruid was geschonken. Ze kwamen overeen het halssnoer aan te bieden aan Eriphyle, op voorwaarde dat ze haar echtgenoot er toe zou dwingen mee op te trekken naar Thebe. De ´dominerende echtgenote¡ haalde haar slag thuis en Amphiaraos zegde toe, men kan zich voorstellen met hoeveel tegenzin…
Er werden verder nog een drietal edele strijders bereid gevonden om mee te helpen bij deze grote veroveringstocht, waar ongetwijfeld groot materieel voordeel en onsterfelijke roem zou te halen zijn. Elk van hen bracht een flink aantal dapperen mee. De tocht van ´de zeven tegen Thebe¡ kon beginnen. Hier volledigheidshalve hun namen: Adrastos, Polyneikes, Tydeus, Amphiaraos, Kapaneus, Hippomedon en Parthenopeus, deze laatste zijnde de zoon van Atalante (zie nummer 31).
Prometheus had het helemaal verkorven bij Zeus. Niet alleen had hij het hemelse vuur gestolen om het naar de mensen te brengen, maar door het geschenk van Zeus de vrouw Pandora te weigeren had hij zich de wraak van de diep beledigde oppergod op de hals gehaald. De straf die Zeus voor zijn neef in petto had kon tellen! Hij liet hem vastketenen met onbreekbare kettingen aan een hoge rots in het Kaukasusgebergte, alwaar een arend overdag grote stukken uit zijn lever kwam pikken; s nachts groeide de lever telkens weer aan. De oppergod had de bedoeling die straf eeuwig te laten duren, tenzij iemand van de onsterfelijken bereid zou gevonden worden zijn eigen onsterfelijkheid terug te schenken in ruil voor Prometheus bevrijding.
Ook vond Zeus dat de mensen met al de kwalen uit de doos van Pandora nog niet genoeg gestraft waren. Hij had zich voorgenomen dat goddeloos mensengeslacht uit te roeien. Hij zou ze allen de verdrinkingsdood laten sterven door een zondvloed. Toch waren er een paar mensen die we godvrezend zouden kunnen noemen: Deukalion en Pyrrha. Deukalion was de zoon van Prometheus, Pyrrha de dochter van Epimetheus. Reeds lang van te voren had Deukalion op aanraden van zijn vooruitziende vader Prometheus een schip gebouwd, voor het geval dat Toen Zeus de hemelsluizen openzette trok Deukalion zich met zijn nicht Pyrrha terug in het schip. Het schip strandde uiteindelijk op de Parnassosberg. Toen het water zich terugtrok merkten ze dat zij de enige overlevenden waren. Hoe zouden zij in staat zijn de wereld te herbevolken? Zij raadpleegden daartoe het orakel van de godin Themis. De uitspraak van het orakel luidde: sluier uwe hoofden, maakt uw gordels los en gooi de beenderen van uw geliefde moeder over uwe schouders, en op die wijze zult gij de wereld weer bevolken. Lang dachten Deukalion en Pyrrha na over deze godsspraak. Het orakel kon dit onmogelijk letterlijk bedoeld hebben. Natuurlijk niet! Hun moeder, dat was Gaia, de Aarde, de Almoeder, en de beenderen, dat waren de stenen die op de grond lagen. Met hun beiden gingen ze aan de slag: ruggelings gooiden ze stenen over hun schouder en er geschiedde iets wonderlijks. Uit de stenen die Deukalion had gegooid ontstonden mannen, uit de stenen die Pyrrha had gegooid ontstonden vrouwen. Zo werd de wereld weer bevolkt.
Deukalion en Pyrrha hadden een zoon, Hellen, die de stamvader zou worden van alle Hellenen, van alle Grieken dus. Hellen had met Orseïs een waternimf ofte naïade drie zonen: Doros, Aiolos en Xouthos (over deze laatste hebben we verteld in nummers 33 en 34). Doros werd de stamvader van de Doriërs die zich aanvankelijk vestigden in de noordelijke delen van Griekenland, zegge Epiros en Macedonië. Later zouden de Doriërs oprukken naar andere delen van Griekenland. Aiolos niet te verwarren met die andere Aiolos, de god van de winden was de stamvader van de Aïoliërs. Deze vestigden zich in Thessalië. Later werden ze daar verdreven door de Doriërs en gingen ze zich vestigen in meer zuidelijk gelegen delen van centraal Griekenland en ook op het schiereiland Attika. Xouthos, die zoals u weet gehuwd was met Kreousa, dochter van de Atheense koning Erechtheus, had naast Ion nog een zoon, Achaios. Van Ion stammen de Ioniërs af. Zij bevolkten de eilanden van de Egeïsche zee, de westkust van Klein-Azië en delen van Attika. De Achaïers ten slotte, afstammelingen van Achaios, bewoonden het noordelijk gedeelte van de Peloponnesos.
Naast de vier dochters had Erechtheus nog een zoon, Kekrops – genoemd naar de allereerste koning van Athene – en die volgde zijn vader op. Deze Kekrops werd zelf opgevolgd door een zoon die genoemd was naar de vader van Erechtheus, Pandion dus. Veel bekender is de zoon van deze Pandion, koning Aigeus, die zelf de vader was van de beroemdste onder de koningen van Athene en tegelijk één van de allergrootste helden uit de klassieke oudheid: Theseus. Maar laten we de koningen van Athene nu even rusten en een eindje terugkeren in de ´mythologische tijd¡.
In de strijd die Zeus, met succes, had uitgevochten tegen de Titanen (cf. verhaal nr. 2), hadden twee zonen van de Titaan Japetos de zijde van Zeus gekozen: Prometheus en Epimetheus. Een andere zoon, Atlas, had zijn vader gesteund en was dus in het verliezende kamp gebleven. Atlas werd zwaar gestraft door de oppergod: hij diende het hemelgeweld op zijn schouders te torsen tot aan het einde van zijn dagen. Prometheus en Epimetheus kregen als dank de toelating van Zeus om een mens te maken. Ze maakten een mens uit klei en ze bliezen hem de levensadem in. En de mens plantte zich voort en weldra bevolkte een groot mensenras de wereld. Maar de mensen waren vol onvolmaaktheden en uiteindelijk waren ze ongelukkig ofschoon het hen aan niets ontbrak. Aan niets? Toch niet, dacht Prometheus, de mensen kennen het vuur niet. En bezorgd als hij was voor het geluk van zijn schepsels, nam hij een brandende toorts uit de hemel en bracht zodoende het vuur naar de mensen, zonder dat Zeus daarvan op de hoogte was. Maar de mens werd er niet gelukkiger door en verering van de goden was hen helemaal vreemd. Dat werkte vreselijk op de zenuwen van de oppergod en hij besloot het mensenras te straffen. Hij gaf opdracht aan Hephaistos een vrouw te maken uit klei en aan de andere goden gaf hij de opdracht haar te begiftigen met al de gaven die men zich maar kan indenken. Zo kreeg ze de schoonheid en de bekoorlijkheid van Aphrodite, de wijsheid van Athene, en verder werd zij omhuld door prachtige kleren en schitterende kostbare gouden juwelen. Ze noemden haar Pandora. Ze zou volmaakt geweest zijn, had Hermes haar niet een bedrieglijke aard meegegeven en… de nieuwsgierigheid. Zeus bracht de vrouw naar Prometheus, maar deze, vooruitziend als hij was vertrouwde het zaakje niet en hij weigerde het geschenk. De onnadenkende Epimetheus daarentegen hapte gretig toe en hij trouwde met Pandora. Zeus schonk het koppel een prachtig gouden koffertje (de doos van Pandora) waarin alle rampen zaten opgesloten en alle ongelukken die het mensdom heden te dage nog treffen. Zeus, wel wetende dat Pandora haar nieuwgierigheid niet zou kunnen bedwingen, gaf haar de raad het kistje ongeopend te laten. En, wat moest geschieden geschiedde: de nieuwsgierigheid haalde de bovenhand, Pandora opende het koffertje en al het onheil verspreidde zich over de wereld. Ze klapte het koffertje snel dicht, doch het enige wat niet was kunnen ontsnappen was de hoop, het enige goede dat in ´de doos van Pandora¡ opgesloten zat en dat uiteindelijk de mens onthouden wordt, want wat hem per slot van rekening te wachten staat is immer weer de ijselijke dood.
Een andere dochter van Erechtheus was Prokris. Ze was gehuwd met Kephalos, koning van de stad Thorikos en zoon van de god Hermes en Herse, één van de drie dochters van Athenes eerste koning Kekrops (zie verhaal nr. 7). Eos, de godin van de dageraad, werd verliefd op Kephalos en ze schaakte hem en hield hem gevangen. Maar Kephalos bleef zijn echtgenote trouw en uiteindelijk liet Eos hem gaan, echter met de vermaning dat zijn vrouw ongetwijfeld minder standvastig was in de liefde dan hijzelf. Er was twijfel geslopen in het hart van Kephalos en hij besloot zijn vrouw op de proef te stellen. Hij verkleedde zich in een andere man en probeerde haar zodoende te verleiden. Dat lukte aanvankelijk niet, maar op de duur meende hij toch enige twijfel bij haar te bespeuren. Kephalos legde zijn vermomming af en beschuldigde zijn vrouw van ontrouw. Hierop vluchtte Prokris in paniek naar Kreta, alwaar koning Minos zich over haar ontfermde en haar liefde trachtte te winnen met kostbare geschenken: een immer doel treffende speer en Lailaps, een pracht van een jachthond. Ondertussen was Kephalos tot het inzicht gekomen dat hij verkeerd had gehandeld. Hij zocht zijn vrouw overal en toen hij haar gevonden had, verzoende hij zich met haar en hij nam haar mee terug naar Thorikos. Prokris schonk hem de speer en de hond die zij van koning Minos had gekregen. Het echtpaar kende nu enkele gelukkige jaren. Kephalos placht op jacht te gaan met de hond Lailaps en de nooit falende speer. Vaak zocht hij na een vermoeiende jacht verkoeling: neergezeten in het struikgewas riep hij dan Zephyros, de koele Westenwind, bij zich en samen hielden zij zacht fluisterende gesprekken. Toen hij op een kwade dag aldus, vermoeid na een zware hertenjacht, uitrustte en Zephyros hem zachtjes toefluisterde en koelte toewuifde, hoorde hij een geritsel achter zich. Het was Prokris die in een jaloerse bui haar man gevolgd was. Denkende dat een wild dier hem besloop, slingerde Kephalos zijn onfeilbare speer in haar richting en doodde zo zijn vrouw. Zo groot was zijn wanhoop dat hij met de speer zijn eigen hart doorboorde.
Een derde dochter van Erechtheus was Oreithyia. Zij werd geschaakt door Boreas, de Noordenwind. Zij schonk hem twee zonen, Kalaïs en Zetes, die bekend zijn om hun deelname aan de beroemde Argonautentocht, waarover we later zullen vertellen. Chthonia tenslotte werd door haar vader Erechtheus geofferd aan de goden toen hij in een oorlog met de Eleusiërs verwikkeld was. Het orakel had hem dit offer opgedragen als voorwaarde tot het behalen van de overwinning. Poseidons zoon Eumolpos, die verliefd was op het meisje, smeekte Erechtheus haar niet te doden. Doch Erechtheus, wiens drang naar de overwinning groter was dan de liefde voor zijn dochter, bleef onvermurwbaar. Dat was voor Poseidon de druppel die de emmer deed overlopen: met zijn drietand spleet hij de aarde open onder Erechtheusÿ voeten, zodat Athenes koning levend werd verzwolgen. De inwoners van de stad betreurden hun koning zeer en ze bouwden op de akropolis een tempel, ter ere van hun geliefde koning, ter ere van Athena, ter ere van Poseidon, maar ook ter ere van hun oudste koningen aan wie ze goddelijke eer bewezen. Die tempel is het Erechtheion; de naam doet ook denken aan Erichtonios, de stamvader van de Atheners.
Xouthos wist met zijn vreugde geen blijf, nu hij een zoon gevonden had. Terwijl hij voorbereidingen trof om die heuglijke gebeurtenissen te vieren, broedde Kreousa snode plannen: ze zou de knaap uit de weg ruimen! Xouthos liet een grote feesttent oprichten en nodigde alle inwoners van Delphi uit op een feest ter ere van Ion. Eén van de dienaars, die evenwel met Kreousa samenspande, werd aangesteld om de wijn in de bekers te schenken. Niemand had gezien dat hij in de beker die voor Ion bestemd was, een snel dodend gif had gedaan. Toen de jongeling de beker aan de lippen bracht, klonk plotseling een vloek door de zaal. Ion wist dat dit een slecht voorteken was. Daarom goot hij de beker, die hij zopas had willen leegdrinken, uit op de grond, en hij nodigde de omstanders uit te doen zoals hij. Een dozijn duiven kwamen de tent binnengevlogen en dronken van de wijn op de grond. Tot ontsteltenis van allen die toekeken, ging de duif die van Ions wijn had gedronken plots aan t wankelen en bleef weldra morsdood liggen. Het was duidelijk dat iemand de gevierde had willen vergiftigen. De wijnschenker werd erbij gehaald en deze verklaarde dat hij in opdracht van Kreousa had gehandeld.
- Ter dood met haar, stenigt haar! Zo riep Ion en zo riep de verontwaardigde menigte.
- Ja, doodt mij maar, maar doet het dan vóór het aanschijn van de god, schreeuwde Kreousa, terwijl ze in de richting van Apollos tempel vluchtte. Stellig hoopte zij dat de god, die haar eens had bemind, nu haar leven zou redden
Toen Kreousa, achtervolgd door Ion en de anderen, vóór de tempel kwam, trad de tempelpriesteres naar buiten met in haar armen een mandje. Zij sprak:
- Ion, wat gij doen wilt is onrecht. Zie dit mandje! Zij die gij ter dood wilt brengen is uw moeder. In dit mandje heeft zij u achtergelaten en zo werd gij door de god Hermes bij mij gebracht. Ik heb u opgevoed en het mandje zorgvuldig voor u verborgen gehouden.
- Hoe kan ik weten dat gij de waarheid spreekt? Voor het eerst durfde Ion aan de woorden van de profetes te twijfelen.
Kreousa die het mandje herkende riep:
- Maak het mandje open en zie de dingen die ik er heb ingelegd: zelfgeborduurde luiers met slangenmotieven en met de kop van Medusa, een kostbare halsketting, een krans van olijven Apollo is je vader!
Ion kon nu niet meer twijfelen: Kreousa was zijn moeder, Xouthos was zijn stiefvader en Apollo zelf, de god die hij al die jaren trouw had gediend, niemand minder dan Apollo, was zijn échte vader!
Met zijn vrouw en zijn stiefzoon keerde Xouthos verzoend naar Athene terug. De tocht naar het orakel van Delphi kende dus tóch een gelukkig einde. Wat had de god dit alles goed beredderd!
Eén van de dochters van de Atheense koning Erechtheus was Kreousa. Ze werd zwanger gemaakt door Apollo. Dit geschiedde in een grot, aan de noordelijke flank van de Akropolisrots, niet ver van haar vaders paleis. In deze gezegende toestand werd ze door Apollo aan haar lot overgelaten. Ze hield haar zwangerschap voor iedereen verborgen en toen haar tijd gekomen was baarde zij een zoon. Ze legde het kind in een mandje, in geborduurde luiers, samen met een kostbare halsketting en een krans van olijven. Met pijn in het hart liet ze het kind achter in genoemde grot: ze wilde te allen prijze vermijden dat haar misstap de koning ter ore zou komen. Ze hoopte dat Apollo wel zorg zou dragen voor zijn zoon. Hetgeen ook geschiedde: Apollo zond zijn halfbroer, de god Hermes, naar de grot om het kind te halen en het naar zijn tempel in Delphi te brengen. Hermes zette het kind in het mandje neer op de drempel vóór de tempel, waar de tempelpriesteres het vond, het als een moeder verzorgde en inwijdde in de tempelgeheimen. Alzo groeide het op tot een rijzige knaap, die Apolloÿs tempeldienaar werd in Delphi.
Kreousa was ondertussen gehuwd met Xouthos, een uit Thessalië verbannen koning. Hun huwelijk bleef echter kinderloos. Om de oorzaak daarvan te kennen gingen zij het orakel van Delphi raadplegen. Onderweg ging Xouthos eerst nog te rade bij het orakel van Trophonios in Levadia. Het antwoord van dit orakel luidde: gij zult niet zonder zoon huiswaarts keren! Deze uitspraak verheugde Xouthos zeer. Kreousa echter voelde zich door angst bevangen, nu ze weldra vóór het altaar van ´haar¡ god zou komen te staan. Bij hun aankomst in Delphi werden ze door de tempeldienaar verwelkomd. Toen deze de reden van hun komst vernam was hij getroffen door de emotie en het verdriet van Kreousa en de jongeman voelde plots behoefte om zelf zijn hart uit te storten. Evenzeer als u naar een kind verlangt, zo sprak hij, verlang ik ernaar mijn ouders te kennen. Het kind dat Apollo jaren geleden bij haar verwekt had, zou nu ongeveer even oud zijn als deze knaap, dacht Kreousa. Niettemin vermoedde zij niet in het minst dat ze oog in oog stond met haar bloedeigen zoon. Na al die jaren immers was ze ervan overtuigd geraakt dat haar kind niet meer leefde, dat wilde dieren het wel zouden verslonden hebben…
Ondertussen had Xouthos het orakel geraadpleegd; hij kwam de tempel al uit. De jonge tempeldienaar ging naar hem toe. Doch ziet: Xouthos strekte zijn armen uit naar de jongeling, drukte hem krachtig tegen de borst en stamelde, tot tranen toe bewogen: mijn zoon, mijn zoon. Niet begrijpend trachtte de knaap zich uit de omarming los te maken. Ziehier, sprak Xouthos, wat het orakel mij geopenbaard heeft: ga de tempel uit en de jongeman die u zal tegemoet komen is uw zoon. En nog sprak Xouthos: laat je door mij omarmen mijn zoon, want jij bent mij tegemoet gekomen en daarom noem ik jou Ion, dat is ´hij die komt¡. Terwijl de jongeling zich nu gewillig liet omhelzen, keek Kreousa verbaasd en achterdochtig toe. Niet zíj doch haar echtgenoot had een kind teruggevonden. Hoe was dat te verklaren? Was deze Ion misschien de vrucht van Xouthos met een andere vrouw? Hoe kon het anders? En haar echtgenoot had daar met haar nooit met één woord over gerept! Valselijk had hij haar meegenomen naar Delphi om alzo dit kind officieel tot zijn zoon en erfgenaam te kunnen maken…
(de vorige drie verhaaltjes hebben betrekking op Kalydon; voor deze stad geldt de regel – die vrijwel voor alle Griekse steden geldt – dat haar stichter en eerste koning een inwijkeling was, een allochtoon, iemand uit een andere streek; een uitzondering op deze regel maakt alvast de stad Athene, waar we het reeds over gehad hebben in het verhaal nummer 7; koning Erichthonios was ontsproten uit de eigen grond en dat dank zij twee van Athenes meest geliefde goden, Athena en Hephaistos; laten we nu weer een kijkje nemen in Athene)
Pandion, de zoon van Erichthonios, volgde zijn vader op als koning van Athene. Pandion had twee dochters, Prokne en Philomela, en twee zonen, een tweeling. Prokne werd door haar vader uitgehuwelijkt aan Tereus, die een zoon was van de god Ares en koning was in Thracië. Toen Prokne in het kraambed lag zocht Tereus toenadering tot haar zuster Philomela en verkrachtte haar. Tereus die bang was dat zijn ontrouw aan het licht zou komen, sneed zijn schoonzuster de tong uit. Maar Philomela, aldus van de spraak beroofd, borduurde het verhaal van Tereusÿ ontrouw op haar zusters kleed. Prokne was daardoor dermate geschokt dat ze haar pasgeboren kind, Itys, onthoofde. Ze sneed het lichaam in stukken, kookte het vlees en zette het de vader voor. Tereus, niets vermoedend, verorberde alzo zijn eigen kind. Toen hij gegeten had, liet Prokne hem het afgehouwen hoofdje aanschouwen. De met woede en afgrijzen vervulde Tereus wilde daarop zijn vrouw en diens zuster vermoorden met een bijl. Zij vluchtten en hij achtervolgde hen, tot in Daulis, een stadje in Beotië. Daar zou hij de vrouwen ongetwijfeld bij de lurven gevat en gedood hebben… Maar de goden, door medelijden bewogen en afkerig van nog meer bloedvergieten, ontfermden zich over Prokne en Philomela door hen beiden in vogels te veranderen, waardoor zij buiten het bereik bleven van de uitzinnige woesteling. Prokne werd veranderd in een nachtegaal, Philomela in een zwaluw. De goden hadden er blijkbaar zin in gekregen en nu ze toch aan het omtoveren waren veranderden ze de kleine Itys in een distelvink, nadat ze hem eerst weer tot leven hadden gewekt. En Tereus? Die werd omgevormd tot een sperwer. De goden zorgden er wel voor dat de nachtegaal en de zwaluw hem te vlug af bleven.
De tweelingszonen van Pandion waren Boutes en Erechtheus. Boutes werd priester en hij trad in dienst zowel van Poseidon als van Athena. Erechtheus volgde zijn vader op als koning van Athene. Hij eerde alleen Athena. Hierdoor was Poseidon ten zeerste beledigd en dat zou Erechtheus uiteindelijk met zijn leven moeten bekopen. Daarover zullen we vertellen in een van de volgende verhaaltjes waar we het zullen hebben over de dochters van Erechtheus.
Atalante was een koningsdochter uit Arkadië, een bosrijke en bergachtige streek in het noorden van de Peloponnesos. Haar vader heette Iasos. Verlangend had Iasos uitgekeken naar een zoon en de ontgoocheling bij de geboorte van zijn dochter was dermate groot dat hij het kind te vondeling legde in het woud, alwaar het ongetwijfeld zou sterven van honger en dorst. Maar een berin vond het kind en ze nam het mee naar haar hol, hield het warm met haar lichaam en voedde het met haar melk. Atalante groeide op tussen de wilde dieren van het bos en al gauw bleek ze over een prachtig en gespierd lichaam te beschikken en over buitengewone fysieke gaven. Door zich dagelijks in snelheid te meten met de dieren kon ze vlugger lopen dan welke sterveling ook. Haar uithoudingsvermogen was daarenboven zonder weerga. Jagers uit het bos leerden haar omgaan met pijl en boog en het duurde niet lang of ook in de kunst van het jagen kende ze haars gelijke niet. Niet te verwonderen dat Meleager, de prins van Kalydon, die van Atalentes kunde op de hoogte was, haar liet deelnemen aan de jacht op het beruchte everzwijn. Zoals reeds verteld was zij het die de ever het eerst had getroffen. Het stemde haar verdrietig dat de onderneming zo rampzalig geëindigd was met de dood van Meleager, die haar had bewonderd en ongetwijfeld verliefd was geweest op haar. Wat nog niet betekent dat die liefdesgevoelens wederkerig waren geweest, want Atalante leek in vele opzichten op de godin Artemis en zoals we weten voelde Artemis zich op generlei wijze aangetrokken tot het mannelijk geslacht. Zelf deed Atalante met haar sierlijk en atletisch gebouwd lichaam nochtans menig mannenhart sneller slaan. Ze wimpelde echter al haar aanbidders af, maar toen ze daar steeds moeilijker in slaagde, begon ze een voorwaarde te stellen waaraan ze dienden te voldoen om haar gunsten te winnen. Ze was ervan overtuigd dat niemand in de opdracht zou slagen: haar te verslaan in een hardloopwedstrijd! Bijzonder afschrikwekkend daarbij was, dat als de kandidaat niet slaagde in de opdracht, hij ter dood zou gebracht worden. Hoevelen op die wijze de dood vonden is niet bekend, zelfs niet of er überhaupt één slachtoffer is gevallen. Wel heeft men weet van één jongeman die tot over de oren verliefd was en er niet voor terugdeinsde zijn leven op het spel te zetten voor Atalante. Zijn naam was Hippomenes, al wordt hem wel eens een andere naam toegekend. Zijn vader was Megareus en deze was zelf een zoon van niemand minder dan de god Poseidon. Hippomenes had evenwel voorzorgen genomen. Hij had gebeden tot de godin van de liefde, Aphrodite. Deze schonk hem vóór de aanvang van zijn race tegen Atalante drie gouden appelen, met de gebruiksaanwijzing erbij. En wat meer is, ze gaf opdracht aan haar zoontje Eros, om een verliefd makend onzichtbaar gouden pijltje af te schieten, recht in het hart van Atalante...
Een vreemd gevoel maakte zich van Atalante meester toen ze samen met haar aanbidder aan de startlijn stond, een gevoel dat ze tot dan toe nooit gekend had. En in t begin van de wedstrijd aarzelde ze om uit volle kracht door te gaan. Niet lang nadat het startsein was gegeven, liet Hippomenes hij had nog steeds gelijke tred gehouden een gouden appel vallen. De aantrekkingskracht van het blinkend goud was te groot voor Atalante: ze raapte de appel op en verloor daardoor enkele meters. In een mum van tijd maakte ze haar achterstand goed, maar wéér liet Hippomenes een appel vallen en wéér kon Atalante niet weerstaan. En pas had ze de aldus opgelopen achterstand weer goed gemaakt of Hippomenes liet zijn derde appel vallen. Dit bleek de beslissende zet te zijn, want nog vóór zijn tegenstandster hem ten derde male kon inhalen had hij de aankomst bereikt. Atalante bleek helemaal niet rouwig te zijn door haar nederlaag. Ze schonk zich nu geheel aan Hippomenes: haar hart was als het ware opengebloeid en helemaal toegankelijk voor de liefde. Uit hun beider liefde werd een zoon geboren, Parthenopeus, die een van de zeven tegen Thebe zou worden en waarover ik u later meer zal vertellen.
Eindelijk eens een verhaal zonder een dramatisch einde? Dat dacht u maar! Atalante en Hippomenes bleven elkander vurig beminnen, ook na de geboorte van hun zoon. Té vurig. Ze bedreven zelfs de liefde in een tempel van Zeus. Die oneerbiedigheid tegenover de goden moet de oppergod hun bijzonder kwalijk genomen hebben. Hij veranderde beiden in leeuwen en verbood hen nog geslachtelijke gemeenschap met elkaar te hebben. Vandaar het geloof dat leeuwen paren met panters, niet met elkaar...
Eén van de kinderen van Oineus en Althaia was Meleager. Toen het kind geboren was stonden de drie schikgodinnen bij zijn wiegje: Clotho, Lachesis en Atropos. De schikgodinnen ook Moiren genoemd zijn de dochters van Zeus en de titanes Themis; zij zijn het die het lot van de mensen bepalen. Clotho voorspelde het kind een goede gezondheid, Lachesis voorspelde een roemvolle toekomst, Atropos voorspelde dat het kind net zolang zou leven tot het grote houtblok in de haard zou opgebrand zijn. Althaia was vreselijk aangedaan door deze voorspelling. Toen de drie Moiren het huis verlaten hadden greep ze haastig het brandend houtblok en gooide het in het water. Daarna ging ze het verstoppen in een donkere hoek van het paleis, waar niemand ooit kwam.
Alles zou verder goed gegaan zijn, ware het niet dat koning Oineus zich de woede van de godin Artemis op de hals had gehaald. Er was een voorspoedige tijd geweest in Kalydon de oogst was overvloedig en het vee was gezond en toen het tijd werd om de goden te danken, bracht Oineus gulle offers: veldgewassen voor Demeter, druiven voor Dionysos, olijven voor Athena. Aan Artemis evenwel had hij niets geofferd. Vergeten! De godin had minstens een geit of een schaap of een reebokje verwacht, maar... niets! Artemis was weer eens diep vernederd en de gevolgen zouden weer niet uitblijven. Zij stuurde een ontiegelijk groot everzwijn naar Kalydon, dat de vruchten des lands vernietigde en de mensen aanviel, zowel als het vee. Niemand slaagde erin het dier te vangen en te doden. Tot uiteindelijk s konings zoon Meleager alle heldhaftige krijgers uit de streek opriep om zich te verenigen en een gezamenlijke jacht in te zetten tegen het everzwijn. Velen gaven gehoor aan de oproep. Onder hen ook een vrouw, Atalante: een jonkvrouw van koninklijken bloede, uit Arkadië, die meer dan behoorlijk overweg kon met pijl en boog. Velen van de krijgers stonden afkerig tegenover haar deelname. Sommigen vonden het vernederend te moeten vechten aan de zijde van een vrouw en haakten af. Maar Meleager, onder de indruk van de charmes van deze bekoorlijke jonge vrouw, liet haar niettemin mee ten strijde trekken.
Algauw bleek de strijd tegen de Kalydonische ever geen gemakkelijke klus te zijn. De ever beukte onvervaard in op het legertje gewapende mannen en aanvankelijk slaagde niemand erin het dier te treffen terwijl velen van de mannen zelf ernstig gewond raakten. Men begon reeds te twijfelen aan de goede afloop van de onderneming toen het dier plots neerzeeg, getroffen door één van Atalantes pijlen. Meleager rende op de ever af en doorboorde hem met zijn speer. Hij stroopte het dier het vel af en hieuw de kop van het lijf. De kop en het vel schonk hij als trofee aan Atalante, omdat zij de ever het eerst had getroffen. De twee broeders van Althaia, die ook aan de strijd hadden deelgenomen, protesteerden daar hevig tegen en eisten zelf de trofee op. Daarop ontstak Meleager in dolle woede en hij doodde zijn beide ooms.
Toen Althaia de uitslag van de veldtocht vernam was zij verheugd. Doch algauw maakte haar blijdschap plaats voor afgrijzen, toen men de lijken van haar beide broeders voor haar voeten kwam neerleggen. Op slag begon zij de goden te aanroepen en smeekte hun de moordenaar te straffen met de dood, niet wetend dat de moordenaar niemand anders was dan haar eigen teergeliefde zoon. De dood van haar broeders mocht niet ongewroken blijven. Ook niet toen de afschuwelijke waarheid tot haar was doorgedrongen. Ze nam het weggeborgen half opgebrand houtblok en wierp het in het vuur. En met het houtblok smeulde ook het leven weg uit het stoere lichaam van haar fiere zoon. En nog vooraleer hij de geest gaf had Althaia zichzelf het leven benomen, door verhanging...
(na verhaaltje nr. 20 hebben we de koningen van Thebe even laten rusten en nu doen we hetzelfde met die van Argolis, maar later zullen we de draad weer opnemen; we zullen het nu hebben over Kalydon, een wat minder bekende doch in de oudheid zeker geen onbelangrijke stad)
We beginnen dit verhaal bij Endymion. Hij was een zoon van Zeus en van een nimf. Hij woonde in Elis, in het noordwesten van de Peloponnesos. Hij trouwde en had vier zonen. Op een warme zomerdag trof Selene de maangodin, hem aan, naakt slapend in een grot. Selene is een dochter van het titanenkoppel Hyperion en Theia en tevens een zuster van Eos, de dageraad, en van Helios, de zonnegod. De nochtans koele godin werd op slag tot over de oren verliefd op de knappe jonge man. Ze vleide zich tegen hem aan en overlaadde hem met kussen. Dit geluk zou eeuwig moeten blijven duren, dacht ze, en ze smeekte Zeus haar geliefde onder te dompelen in een nooit eindigende slaap, opdat hij nimmer oud zou worden en aldus zijn knap uiterlijk voor altijd zou blijven behouden en zij hem ongestoord iedere dag zou kunnen bezoeken en liefhebben. En Zeus willigde haar verzoek in...
Aitolos, een van de zonen van Endymion vestigde zich aan de andere kant van de Korintische Golf, in het zuidwesten van het Griekse vasteland. De streek werd naar hem genoemd: Aitolië. Aitolosÿ zoon Kalydon stichtte er later de gelijknamige stad, Kalydon dus. De meest bekende koning van deze stad is Kalydons achterkleinzoon Oineus. Deze was gehuwd met Althaia, dochter van zijn neef Thestios. Drie kinderen van Oineus spelen een hoofdrol in verhalen die behoren tot de meest spannende uit de Griekse mythologie: het zijn Meleager, Deianeira en Tydeus. We zullen u die verhalen niet onthouden.
Maar eerst iets over Oineus. Er was geregeld goddelijk bezoek aan het koninklijk hof in Kalydon. De hoge bezoeker was Dionysos, de god van de wijn, bij wie alle geneugten des levens hoog in het vaandel stonden. Of Oineus dan zulke goede maatjes was met de god? Welnee. Dionysos kwam in de eerste plaats voor Althaia, die hij het hof maakte. Had Oineus dat niet in de gaten? Zeer zeker wel, maar Oineus tolereerde het overspel van zijn echtgenote. Hij deed of hij niets merkte en telkens als de god op bezoek kwam trok hij zich bescheiden terug op zijn akkers. Dionysos wist deze handelwijze van Oineus zeer naar waarde te schatten. Uit erkentelijkheid leerde hij Oineus hoe hij uit druiven wijn kon maken, een kunst die tot dan toe enkel voorbehouden was aan de goden. En via Oineus heeft deze kennis zich verder verbreid over het mensdom. De oinologie, ook oenologie of enologie genoemd, de leer van de wijn en de wijnbouw, hebben we te danken aan de god Dionysos en aan Oineus, de tolerante koning van Kalydon, die niet te beroerd was om al eens een oogje dicht te knijpen...
Met zijn gevleugelde sandalen suisde Perseus door de lucht, met om zijn middel gebonden de zak met het hoofd van Medusa. Hij begaf zich richting Serifos en hij wilde niets liever dan zijn moeder Danaë zo spoedig mogelijk wederzien. Bij de kust van Ethiopië zag hij een massa mensen bijeen getroept. Een jammerlijk geweeklaag steeg op uit die massa. In de zee, een paar honderd meter van de kust merkte Perseus een wondermooie maagd, vastgeklonken aan een rots die boven het wateroppervlak uitstak. Hij vernam dat het meisje Andromeda was, de dochter van de koning, Kepheus. De oorzaak van dit alles was Kassiopeia, Kepheusÿ echtgenote, die er zich op had beroemd dat zijzelf mooier was dan de Nereïden, de dochters van de zeegod Nereus. En zo had men zich de wraak van de goden op de hals gehaald: een zeemonster dat op geregelde tijdstippen uit de zee kwam opgedoken teisterde het land. De ellende kon slechts afgewend worden door ÿs konings dochter Andromeda aan het ondier te offeren.
Reeds kwam het monster in de verte opdagen uit de zee. Snel wendde Perseus zich tot Kepheus en Kassiopeia: schenkt ge mij de hand van uw lieve dochter, als ik het monster dood? De koning en de koningin gingen gretig op het aanbod in en meteen schoot Perseus hoog de lucht in. Met getrokken dolk liet hij zich neerploffen op de rug van het monster dat ondertussen tot vlak bij Andromeda was genaderd. Eén steek volstond niet, twee niet en drie niet... Toen haalde Perseus het Medusahoofd dat nog steeds aan zijn gordel bengelde te voorschijn. Zelf de blik afwendend, hield hij het monster het hoofd voor. Het gedrocht veranderde terstond in steen: ÿs konings dochter was gered, het land was bevrijd en ÿs anderendaags reeds was er een bruiloftsfeest voor de mooie prinses Andromeda en de jonge held Perseus.
Perseus zette, samen met Andromeda, zijn terugreis verder naar Serifos. Daar had Polydektes Danaë ondertussen duchtig het vuur aan de schenen gelegd. De opdringerigheid was handtastelijkheid geworden. Perseus zag zich genoodzaakt de belager van zijn moeder het hoofd van Medusa voor te houden. Polydektes versteende ter plaatse. Met Andromeda en Danaë begaf onze held zich nu naar zijn geboortestad Argos, waar Akrisios nog steeds regeerde. En alhoewel Perseus er niet aan dacht zich te wreken op zijn grootvader, toch vluchtte deze laatste de stad uit toen hij vernam dat zijn kleinzoon op komst was. Maar Perseus haalde hem terug en verzoende zich met hem. De verzoening werd gevierd met een groot sportfeest dat besloten werd met een wedstrijd in het discuswerpen. Perseus, die aan de wedstrijd deelnam, slingerde de discus zó ver weg dat hij in de menigte toeschouwers terechtkwam, op het hoofd van zijn grootvader Akrisios: deze viel dood ter aarde neer. De profetie van het orakel was weer eens uitgekomen...
Perseus was de rechtmatige erfgenaam van de troon in Argos. Maar na dit ongelukkig voorval ging hij zich vestigen in Tiryns en hij liet Argos aan zijn neef Megapenthes. In Tiryns bouwde hij met behulp van cyclopen de kolossale burcht. Anderen beweren dat de burcht het werk was van zijn oom Proitos. Het zou ook kunnen dat de waarheid in het midden ligt, dat Perseus het werk voltooid heeft dat door Proitos begonnen was. Maar ook in Tiryns bleef hij niet. Hij trok naar de stad Midea waar hij eveneens een burcht bouwde. Tenslotte zette hij de kroon op het werk in Mykene waar hij de beroemde stad stichtte met een burcht, beduidend groter nog dan die van Tiryns en eveneens met muren uit enorme steenblokken, die door cyclopen werden op elkaar gezet want onmogelijk door mensenhanden te tillen. Mykene werd de belangrijkste stad in de landstreek Argolis en één van de allerbelangrijkste van heel Griekenland.
U wil misschien nog weten waar het hoofd van Medusa uiteindelijk is terechtgekomen? Perseus wenste het hoofd niet mee te nemen naar Argos omdat hij bang was dat daar nog zware ongelukken zouden van komen. Aan Polydektes kon hij het nu ook niet meer geven... Hij schonk het aan Athena, die hem zo goed had bijgestaan. De godin droeg voortaan het Medusahoofd op de borst.
Het was in een opwelling dat Perseus aan Polydektes beloofd had hem het hoofd van Medusa te brengen. Polydektes was zeer opgezet met het voorstel. Tijdens Perseusÿ afwezigheid zou hij er wel in slagen Danaë voor zich te winnen. Meer nog, zo dacht hij, Perseus zal dat waagstuk nooit overleven.
Wie was nu die vreselijke Medusa? Eén van de drie Gorgonen, dochters van Phorkys en Keto, die zelf zoon en dochter waren van Gaia, de aarde, en Pontos, de zee. De Gorgonen waren gedrochtelijke vrouwspersonen met uitpuilende ogen, kronkelende slangen op het hoofd in de plaats van haren, een dikke tong en een paar slagtanden. Slechts één onder hen was sterfelijk: Medusa. Wie haar in de ogen keek werd door haar indringende blik in steen veranderd. Sommigen beweren dat Medusa ooit een aantrekkelijke jonge vrouw is geweest. Ze zou echter de toorn van Athena opgewekt hebben door in de tempel van de godin de liefde te bedrijven met Poseidon. Goden worden nooit ongestraft uitgedaagd...
De Gorgonen woonden ergens in het verre westen, aan het uiteinde van de wereld. Waar hun woonplaats zich precies bevond was alleen bekend aan hun drie zusters, de Graien. Deze laatsten waren eveneens wansmakelijke wezens: drie oude wijven met een zwanenlijf. Samen beschikten ze over slechts één oog en één tand, dewelke ze onder hun drieën moesten delen. Enkel diegene kon zien die het oog in zijn bezit had.
Medusa doden: een onmogelijke taak? Niet voor wie de almachtige goden op zijn hand heeft! Van Hermes kreeg Perseus een bijzondere sikkel waarmee in één haal het hoofd van Medusa kon afgehouwen worden. Athena schonk hem een schitterend schild dat dienst kon doen als spiegel, hetgeen hem in staat moest stellen Medusa te besluipen zonder haar rechtstreeks aan te kijken. Verder kreeg hij van de goden de raad zich te wenden tot de nimfen van de Styx die hem nog enkele onontbeerlijke zaken ter hand zouden stellen om zijn onderneming tot een goed einde te brengen.
Vol goede moed begaf Perseus zich op weg, naar Lybië, waar de Graien huisden in een grot. Op een sluwe wijze slaagde hij erin hun het oog te ontfutselen. Pas nadat ze hem de woonplaats van Medusa hadden aangewezen, gaf hij hen het oog terug. Dan reisde hij naar de nimfen van de Styx: van hen kreeg hij een koppel gevleugelde sandalen, een onzichtbaar makende helm en een zak om het hoofd van Medusa in te stoppen.
Nadat hij nauwgezet de door de Graien aangeduide weg had gevolgd, bereikte hij de schuilplaats van de Gorgonen. Hij trof hen slapende aan. Behoedzaam achteruitlopend en met behulp van zijn schild kwam hij ruggelings tegenover de schrikaanjagende Medusa te staan. Eén krachtige houw met de sikkel volstond. En pas was het hoofd van de romp gescheiden of daar ontsprongen uit de bloedende hals het gevleugeld paard Pegasos en de monsterachtige reus Chrysaor, de vrucht van Medusaÿs avontuur met Poseidon. De twee andere Gorgonen waren ondertussen wakker geworden en Perseus was ongetwijfeld niet levend aan hun klauwen ontkomen ware het niet geweest van de onzichtbaar makende hoed en de gevleugelde sandalen.
Huiswaarts kerend met het hoofd van Medusa in de zak, kwam Perseus voorbij het land der Hesperiden, dochters van de titanenzoon Atlas. Daar bewaakten zij in een tuin de gouden appelen, een huwelijksgeschenk van Gaia aan Zeus en Hera. Atlas verkeerde in de waan dat Perseus erop uit was om de appels te stelen en hij bedreigde hem met de dood. Tegen een reus als Atlas was geen mens, geen wapens, opgewassen, tenzij... Perseus haalde het hoofd van Medusa uit de zak en hield het zijn tegenstander voor. En terstond verstijfde en versteende het lichaam van de reus. Het Atlasgebergte in het noorden van Afrika is daar het kolossaal overblijfsel van.
Nadat hij zijn schoonvader, koning Danaos had gedood, regeerde Lynkeus over Argos. Zijn zoon Abas volgde hem op. Deze had zelf twee zonen: Akrisios en Proitos, een tweeling. Reeds in de moederschoot maakten de beide broers ruzie met elkander en dat zou tijdens hun hele verdere leven niet anders wezen. Akrisios slaagde erin zijn broer uit het land te verdrijven en zijn heerschappij over de stad Argos te laten gelden. Maar Proitos keerde later terug naar de streek van Argos en vestigde zich in het nabijgelegen Tiryns.
Akrisios had één kind, een dochter, Danaë, en deze baarde hem veel zorgen. Het noodlot had hem immers voorspeld dat een eventuele kleinzoon hem de dood zou aandoen. Daar kwam nog bij dat hij Proitos ervan verdacht betrekking te hebben met zijn dochter of althans op betrekking uit was, hetgeen van aard was om de vete tussen de beide broers nog aan te wakkeren. Akrisios besloot zijn dochter op te sluiten in een kerker, waar niemand tot haar zou kunnen doordringen: licht en lucht kwamen er enkel binnen via een betraliede opening, hoog in de toren van de kerker. Maar de zaak was niet ´waterdicht¡. Het ongeluk wilde dat Zeus verliefd werd op de mooie Danaë, en... voor de oppergod is niets onmogelijk. Hij nam een heel bijzondere vermomming aan: in de gedaante van een gouden regen drong hij via het hoge betraliede venster door tot in Danaëÿs kerker en hij bezwangerde haar. Toen de zwangerschap aan het licht kwam werd Akrisios bevangen door een geweldige angst en toen Danaë het kind had gebaard en het een jongetje – Perseus – bleek te zijn, zag hij maar één uitweg: zijn dochter en het kind ter dood brengen! Maar eigenhandig tot de daad overgaan durfde Akrisios niet. Hij vond er niets beters op dan moeder en zoon in een grote houten kist te stoppen, met een paar stevige kettingen er omheen, en daarna die kist in de zee te werpen. Beiden zouden dan wel omkomen...
Maar het liep anders: Zeus had ongetwijfeld een grote toekomst weggelegd voor zijn pasgeboren zoon en Perseus en zijn moeder Danaë werden niet aan hun lot overgelaten. Na enige tijd rondgedobberd te hebben op de woeste zeegolven, spoelde de kist aan op het eiland Serifos in de Egeïsche Zee. Op dat eiland woonden twee vissers, Diktys en Polydektes. Diktys vond de aangespoelde kist en bracht ze naar zijn broer: moeder en zoon waren nog in leven. Polydektes werd verliefd op Danaë en wilde haar tot zijn echtgenote maken, maar ze weigerde. Ook na jarenlang aandringen bleef Danaë weigeren. Ondertussen was Perseus opgegroeid tot een flinke atletische jongeman. Hij ging voor Polydektes staan en sprak: ´Ik wil niet dat gij met mijn moeder trouwt: zelf wenst ze dat evenmin. Gij hebt ons het leven gered en ons gastvrij opgenomen en we zijn u daar heus wel dankbaar voor, maar liefde is een vreemde zaak en in een huwelijk moet de liefde nu eenmaal van twee kanten komen. Veel zou ik voor u doen, o Polydektes. Om u mijn dank te betuigen ben ik zelfs bereid u het hoofd van Medusa te brengen¡. Perseus had gesproken in jeugdige overmoed. Het gruwelijk monster Medusa doden was immers geen klus die geacht werd weggelegd te zijn voor een sterveling, het weze dan nog de zoon van Zeus...
Zoals reeds verteld in het verhaal over Kadmos en zijn zuster Europa, had hun beider vader Agenor nog een tweelingsbroer, Belos. Deze had zelf twee zonen: Aigyptos en Danaos. De twee zonen stonden vijandig tegenover elkaar en dat had alles te maken met de verdeling van het rijk van hun vader. Aigyptos kreeg Arabië en Egypte toegewezen, Danaos kreeg Lybië. Beiden hadden vele kinderen, bij verscheidene vrouwen: Aigyptos had vijftig zonen, Danaos vijftig dochters. Toen op een keer Aigyptos, ten teken van verzoening, een huwelijk had voorgesteld van zijn vijftig zonen met de vijftig dochters van zijn broer, ging Danaos het orakel raadplegen omdat hij twijfelde aan de goede bedoelingen van Aigyptos. Wat hij gevreesd had werd bewaarheid. Het orakel deelde hem mede dat zijn broer geenszins vredelievende bedoelingen had, doch dat het huwelijk slechts een voorwendsel was om zich het ganse rijk van vader Belos toe te eigenen. Danaos weigerde zijn toestemming tot dit massahuwelijk te geven, waarop Aigyptos in hevige woede ontstak. Tenslotte werd Danaos zo bevreesd voor zijn broer dat hij besloot het land te verlaten. Met de hulp van de godin Athena slaagde hij erin het land te ontvluchten, tesamen met zijn vijftig dochters. Hij bereikte de stad Argos in de Peloponnesos en hij verklaarde tegenover de inwoners van de stad dat hij door de goden was uitverkoren om hun koning te worden. Hij kreeg allen op zijn hand en zo werd Danaos verkozen tot koning van Argos.
Maar Aigyptos had het idee van het grote huwelijk niet laten varen. Hijzelf en zijn vijftig zonen gingen Danaos achterna en ze belegerden de stad Argos. Noodgedwongen stemde Danaos tenslotte toch toe in het huwelijk, niet echter zonder eerst een wreed plan beraamd te hebben. Met de dochters kwam hij overeen dat allen hun echtgenoot zouden doden tijdens de huwelijksnacht, door middel van de lange gouden haarspeld die zij zouden dragen op het huwelijksfeest. Alles verliep volgens plan, of bijna alles... Negenenveertig van de vijftig zonen vonden de dood. Eén bracht het er levend van af: Lynkeus. Eén enkele bruid, Hypermnestra, had het leven van haar echtgenoot gespaard, uit erkentelijkheid omdat hij haar tijdens de huwelijksnacht had gerespecteerd en haar haar maagdelijkheid had laten bewaren. Danaos wou die ene dochter straffen met de dood, maar uiteindelijk werd dat vonnis niet uitgevoerd en tenslotte was het Lynkeus die Danaos doodde en daarna zelf regeerde over Argos.
En de negenenveertig anderen? Zij kwamen na hun dood allen in de Tartaros terecht alwaar zij gedwongen werden, bij wijze van straf voor hun wandaad, een vat te vullen met water. Maar het is een werk zonder einde, want nooit zal het vat vol raken, want zo snel als ze het water erin gieten loopt het er weer uit: de bodem van het vat is namelijk zo lek als een zeef. Door sommigen wordt beweerd dat het vat niet eens een bodem heeft en nog anderen dat de emmers waarmee de Danaïden het water moeten aandragen zelf ook lek zijn...
Toen Oidipous de muren van de stad in het zicht kreeg, versperde de enorme sfinx hem de doorgang. ÿt Was aan de rand van een ravijn en de sfinx dreigde hem in de afgrond te slingeren, zoals ze reeds met zo velen had gedaan. Weliswaar werd eenieder een kans geboden om aan dat lot te ontsnappen, maar dan moesten zij het antwoord vinden op een vraag. De vraag luidde telkens als volgt: ´Wie loopt ‘s morgens op vier benen, ÿs middags op twee en ÿs avonds op drie, en is des te zwakker naarmate hij op meer benen loopt?¡ Niemand was er ooit in geslaagd het juiste antwoord te vinden en de dood was hun lot. Oidipous antwoordde: ´Het is de mens, die als baby op handen en voeten kruipt, daarna rechtop loopt en in de avond van zijn leven leunt op een stok¡. De sfinx was verslagen. Met een door merg en been dringende schreeuw wierp ze zichzelf in de afgrond. Thebe was verlost van het monster...
Toen Oidipous binnen de stadsmuren kwam, merkte hij dat alle inwoners in rouw waren: zopas hadden zij de dood van hun koning vernomen. Rovers hadden de koning en drie gezellen gedood toen hij op weg was naar Delphi: men had hun lijken gevonden. Het leed werd verzacht toen Oidipous verkondigde dat de sfinx overwonnen was. Men bood hem het koningschap aan. Wie immers kwam meer in aanmerking als troonopvolger, dan deze edele en dappere jonge vreemdeling, aangezien de overleden koning geen nakomeling had? Men stelde hem tevens voor, de weduwe van Laios, de nog goed ogende Iokaste, tot zijn echtgenote te nemen. Oidipous werd aldus de nieuwe koning van Thebe, hij huwde zijn moeder Iokaste en verwekte bij haar vier kinderen, het ´verfoeilijk kroost¡, zoals het orakel voorzegd had: twee zonen, Eteokles en Polyneikes, en twee dochters, Antigone en Ismene. De voorspelling van het orakel was nu geheel in vervulling gegaan...
Met de komst van Oidipous was voor Thebe een voorspoedige tijd aangebroken. Maar... schone liedjes duren niet lang. Geen twintig jaar waren voorbij gegaan of er kwam allerlei onheil over de stad: vreselijke epidemieën braken uit onder de inwoners, het vee stierf, de oogsten mislukten. Wie had schuld aan dit alles? Hoe kon die rampspoed afgewend worden? Alleen het orakel kon een antwoord bieden op die vragen. Ziehier het antwoord van het orakel: ´De goden zijn vertoornd omdat de moordenaar van koning Laios nog steeds niet is gevonden. Hij bevindt zich nochtans binnen de muren van de stad. Zoekt de moordenaar en geeft hem zijn gerechte straf. Pas dan zal de situatie ten gunste keren¡. Oidipous gaf onmiddellijk opdracht alles in het werk te stellen om de booswicht op te sporen en hem zo snel mogelijk uit de stad te verbannen. De blinde ziener Teiresias werd ter hulp geroepen. Zeer tegen zijn zin verklaarde Teiresias dat Oidipous zelf de moordenaar was van Laios. Oidipous was ontzet door deze uitspraak en hij liet een diepgaand onderzoek instellen. De enige overlevende van de aanslag op Laios en zijn gezellen werd erbij gehaald, alsook de herder die het kind te vondeling had gelegd én de herder die het kind naar koning Polybos van Korinthe had gebracht. Alle stukken van de puzzel bleken in elkaar te passen. Oidipous werd onverbiddelijk geconfronteerd met de wrede werkelijkheid: hijzelf was de schuldige, hij en niemand anders was de moordenaar van Laios, zijn vader, en hijzelf was de verwekker van de kinderen die zijn moeder had gebaard. Oikaste, tot wie dit alles eveneens was doorgedrongen, maakte een einde aan haar leven door zich te verhangen. Oidipous stak zichzelf de ogen uit en verliet de stad. Zijn oudste dochter, Antigone, had medelijden met hem. Dolend trokken de blinde Oidipous en Antigone, als bedelaars door het land. In de buurt van Athene, in Kolonos kwamen ze bij een heilig woud, aan de Schikgodinnen gewijd. Koning Theseus van Athene gaf hen toegang tot het woud. Daar scheurde de aarde open onder de voeten van Oidipous en hij betrad het rijk der doden: de goden hadden zich ontfermd over deze ongelukkige held, de misdadiger buiten zijn eigen wil, die als geen ander de speelbal van het Noodlot was geweest.
De vloek die over het koningshuis van Thebe hing, was hiermee evenwel niet weggenomen. Er stonden nog gruwelijke dingen te gebeuren...
Koning Laios van Thebe was getrouwd met Iokaste, doch hun huwelijk bleef kinderloos. Dat was voor Laios een reden om het orakel van Delphi te raadplegen. Wees blij dat gij geen kinderen hebt, zo sprak het orakel, want indien uw vrouw een zoon baart, zal hij, eenmaal groot geworden, zijn vader van het leven beroven. In de war door deze noodlottige voorspelling trok Laios huiswaarts en hij nam zich voor de betrekkingen met zijn vrouw ´tot een minimum te beperken¡. Maar na verloop van tijd – had u het geraden? – werd Iokaste toch zwanger. Er werd een kind van het mannelijk geslacht geboren. Het bracht geen vreugde in de harten van de ouders, wel integendeel. Bevreesd voor wat het orakel had voorspeld, gaven ze het kind aan een herder om het te vondeling te leggen in de bossen op een helling van de Kithaironberg, ten prooi aan de roofdieren. Ze hadden het kind gekneveld en – o wreedheid! – de pezen van zijn voetjes doorgesneden. Maar de herder kon het niet over zijn hart krijgen, hij verzorgde het kind, nam het mee naar zijn huis en sprak erover met een collega die werkte in dienst van koning Polybos van Korinthe. Deze laatste had de goden al jaren lang gebeden om een troonopvolger, die er maar niet kwam. Kortom, de kleine vondeling verhuisde, via de herder van Korinthe naar het hof van koning Polybos en koningin Merope, die hem opvoedden en erkenden als hun eigen zoon. De verwondingen aan zijn voeten genazen goed, doch de voeten bleven gezwollen en hij mankte. Hij kreeg de naam Oidipous, hetgeen zoveel betekent als ´gezwollen voet¡. Weinigen in Korinthe waren op de hoogte van het feit dat Oidipous een geadopteerd kind was en degenen die het wisten hielden de lippen stijf op elkaar. Polybos en Merope wilden niet dat Oidipous zou te weten komen dat zij niet zijn échte ouders waren. Maar zulke zaken kunnen moeilijk verborgen blijven. En het gebeurde wel eens dat zijn vrienden, tijdens een ruzie en wanneer er één wat te veel gedronken had, hem ´bastaard¡ noemden. Zijn ouders lachten die belediging weg, doch het zette Oidipous aan het denken. Hij begon erover te prakkezeren en uiteindelijk besloot hij naar Delphi te trekken om er het orakel te raadplegen omtrent zijn afkomst. De vraag wíe zijn ouders waren liet het orakel onbeantwoord. Maar wat het orakel hem wél vertelde vervulde hem met afgrijzen: ´gij zult uw vader doden en bij uw bloedeigen moeder een verfoeilijk kroost verwekken¡!
Oidipous nam een kloek besluit: hij zou nooit meer terugkeren naar zijn ouders in Korinthe. Zo zou de voorspelling nooit in vervulling kunnen gaan. Althans, zo dacht hij... Hij nam de weg naar Thebe, met paard en wagen. Op de plaats waar een aardeweg die van Daulis komt een kruising maakt met de weg van Delphi naar Thebe – ik heb die verlaten plaats verscheidene malen bezocht – komt een gespan hem tegemoet: een man van rond de vijftig, met grijzende slapen, vergezeld van een wagenmenner en nog drie dienstknapen. Op een zeer autoritaire manier gebiedt de man hem opzij te gaan. Oidipous vindt de brutaliteit waarmee de man hem toespreekt ongepast en daar komt handgemeen van. Het loopt zodanig uit de hand dat de beide mannen elkaar met het zwaard te lijf gaan. De oudere man delft het onderspit en sterft ter plaatse door het zwaard van... zijn zoon. De oudere man was immers niemand minder dan Laios, de koning van Thebe. Hij was op weg naar Delphi om er het orakel te raadplegen wegens een ernstige plaag: een monsterachtige sfinx die mensen de toegang tot de stad verhinderde en de omgeving teisterde. Oidipous doodde nog drie van de begeleiders, de vierde koos het hazenpad. Zonder te beseffen dat het eerste deel van de voorspelling reeds in vervulling was gegaan, zette Oidipous zijn weg naar Thebe verder...
(de eerste paragraaf van dit verhaal is nogal saai door de opeenvolging van namen; het is bedoeld voor diegenen die een beetje klaarheid willen in de wirwar van koningen en regenten die elkaar opvolgen aan het koninklijk hof van Thebe; de anderen doen er goed aan direct over te schakelen naar paragraaf 2)
In Thebe werd koning Pentheus, die zoals u weet door zijn moeder werd verscheurd, opgevolgd door... zijn grootvader Kadmos, gedurende een korte tijd, want algauw trok Kadmos zich met zijn echtgenote Harmonia terug in Illyrië. Naar sommigen beweren werden beiden op het einde van hun leven door de goden in slangen veranderd. Toen kwam Polydoros op de troon, de enige zoon van Kadmos. Polydoros was gehuwd met Nykteïs, bij wie hij een zoon had, Labdakos. Polydoros was ziekelijk en stierf enkele jaren later. Labdakos was toen nog een kind. De heerschappij over de stad werd overgenomen door Polydorosÿ schoonvader Nykteos, die een zoon was van de ´gezaaide man¡ Chtonios. Nykteos sneuvelde echter in een oorlog en toen kwam zijn broer Lykos aan de macht. Toen de wettige troonopvolger in de rechte lijn, Labdakos, de meerderjarigheid had bereikt, nam deze het bewind over. Niet voor lang echter, want Labdakos die net als zijn vader een zwakke gezondheid had, stierf jong en... toen was het weer Lykos. Later werd Lykos van de troon verdreven door de tweelingszonen van Antiope, dochter van zijn overleden broer Nykteos. De vader van de tweeling was niet de eerste de beste: Zeus! Hoewel zij tweelingen waren, verschilden de broers heel erg van elkaar. De ene, Zethos, was sterk en handig, iemand ´met handen aan zijn lijf¡. De andere, Amphion, was eerder van het werkschuwe type, maar buitengewoon kunstzinnig. Samen bouwden zij de vestingsmuren rond hun stad. Zethos bracht met zijn brute kracht de grote stenen bij en stapelde ze op elkaar. Amphion daarentegen speelde een meeslepende melodie op zijn lier waardoor de stenen hem vanzelf volgden en zich ook vanzelf opstapelden, zodat hij met het werk vele malen vlugger was dan zijn broer. Amphion besteeg uiteindelijk de troon. Hij was getrouwd met Niobe, een dochter van Tantalos, een zuster dus van Pelops.
Amphion en Niobe hadden zeven flinke zonen en zeven knappe dochters. Dat schitterend kroost was voor de ouders een bron van fierheid, maar ook – en dat gold vooral voor Niobe – van hoogmoed. Jaarlijks was er in Thebe een grote optocht ter ere van de godin Leto en haar goddelijke kinderen, Apollo en Artemis. Bij Niobe wekte dat afgunst op. Waarom bewijzen de Thebanen meer eer aan die duistere Titanendochter Leto met haar pover kroost – amper twee stuks – dan aan mij, hun koningin, die moeder ben van zeven prachtige zonen en evenveel prachtige dochters, zeven keer zoveel als zij? Dat dacht Niobe, maar ze zei het ook luidop, en in ÿt openbaar beschimpte ze haar rivale. Dat kwam de godin ter ore. Vernederd en geschokt door zoveel arrogantie, mobiliseerde Leto haar kinderen Apollo en Artemis en ze gebood hen hun moeder bloedig te wreken op de kinderen van Niobe. Apollo nam de zeven zoons voor zijn rekening, Artemis de zeven dochters. In geen tijd lagen zij allen neergeveld, dodelijk getroffen door een pijl, recht in het hart. En Niobe? Dat zij een straf verdiende voor haar hoogmoed staat buiten kijf, maar dit!... Het onbeschrijflijk leed dat haar was aangedaan verkilde haar moederhart. Haar hart versteende en zo gebeurde ook met haar hele lichaam, tot er van haar niets anders overbleef dan een rotsblok, een ontzield stuk steen. Amphion vervloekte daarop de goden en dat moest ook híj met zijn leven bekopen: ook zíjn hart werd met een pijl doorboord.
Nu leefde er in Elis een rechtstreekse afstammeling van Kadmos, in de mannelijke lijn. Zijn naam was Laios en hij was de enige zoon van de jong gestorven Labdakos. Als jonge knaap was hij door Amphion en Zethos uit Thebe verdreven en hij had een onderkomen gevonden bij koning Pelops en diens echtgenote Hippodameia. Dezen hadden vele kinderen – wel twee dozijn – waarvan de bekendste zijn: Pittheus, Thyestes en vooral Atreus, de latere koning van Mykene, en ook Chrysippos, die een buitenechtelijk kind was van Pelops en tevens zijn lievelingszoon. Tussen Laios en Chrysippos ontstond een homosexuele liefde. Een en ander leidde ertoe dat Laios Chrysippos ontvoerde naar Thebe en dat Chrysippos daar de dood vond: door de hand van Hippodameia zeggen sommigen, terwijl anderen Atreus als de dader opgeven en nog anderen het houden op zelfmoord.
Na de dood van Amphion nam Laios als wettige troonopvolger diens functie over. De misdaad die Laios had gepleegd door de zoon van zijn weldoener te ontvoeren, werd hem door de goden zwaar aangerekend. Er kwam een vloek over hem en zijn nageslacht.
Pelops nam het rijk van zijn vader over. Voor korte tijd slechts, want naburige volkeren verdreven hem van zijn troon. Pelops verliet Klein-Azië en trok naar Griekenland om er zijn geluk te zoeken, ´t is te zeggen: een vrouw vinden en een nieuw koninkrijk vestigen. Hij had vernomen dat de koning van Elis een knappe huwbare dochter had. Elis is een landstreek in het noordwesten van de Peloponnesos en de koning, Oinomaos, was een zoon van de oorlogsgod Ares. De knappe dochter heette Hippodameia. Eén probleem: Oinomaos wenste zijn dochter geenszins uit te huwelijken. Was het, zoals de enen zeggen, omdat het orakel hem zou voorspeld hebben dat een eventuele schoonzoon hem ter dood zou brengen? Of was het, zoals anderen beweren, omdat hijzelf verliefd was op zijn dochter? Iedere huwelijkskandidaat liet hij een proef doorstaan: in een renwagenwedstrijd diende hij het op te nemen tegen Oinomaos. Het was een wedstrijd over een lange afstand, met start in Elis en aankomst op de landengte in de buurt van Korinthe. De kandidaat kreeg een half uur voorsprong en hij moest Hippodameia meenemen in de wagen, ongetwijfeld om zijn aandacht af te leiden. Haalde Oinomaos de aspirant-schoonzoon in, dan doodde hij hem met zijn speer. In het ander geval kreeg de kandidaat Hippodameia tot bruid plus het koninkrijk van haar vader. Twaalf sommigen beweren dertien kandidaten hadden reeds hun kans gewaagd. Allen hadden het pleit verloren. Niet te verwonderen: de paarden van Oinomaos, die hij van zijn vader Ares had gekregen, waren de snelste van heel Griekenland, sneller dan de noordenwind. Bovenop de ingangspoort van de koninklijke burcht prijkten de hoofden van de twaalf of dertien ongelukkigen, ter afschrikking van nieuwe kandidaten. Het was dus wel even schrikken voor Pelops toen hij daar aankwam. Hij bleef nochtans vastberaden om zijn kans te wagen. Hij had het voordeel dat Hippodemeia de onderneming gunstig gezind was: ze was namelijk op slag verliefd op de mooie Pelops en ze wenste ook dat er een einde zou komen aan de slachtpartijen. Ze beraamde een gemeen plan. Ze kocht haar vaders wagenmenner Myrtillos om: hij moest de renwagen van zijn meester saboteren. Myrtillos verving de stalen aspinnen van Oinomaos´ wagen door wassen pinnen... Deze dienst werd vanzelfsprekend niet gratis bewezen. In geval van succes zou Myrtillos de helft van het rijk krijgen en daarenboven zou hij de eerste huwelijksnacht met Hippodameia mogen doorbrengen.
De kampers waren reeds zeer dicht bij de landengte van Korinthe genaderd en nóg was de wagen van Pelops en Hippodameia niet ingehaald. Niet te verwonderen, want de paarden van Pelops waren ook niet de eerste de beste: hij had ze gekregen van zijn begunstiger, de god Poseidon. En toen het dan toch stond te gebeuren en net toen Oinomaos op het punt stond Pelops met zijn speer te doorboren, waren de wassen pinnen gesmolten en stortte zijn renwagen in elkaar. Oinomaos raakte verstrengeld in het wrak en brak zijn nek. Het rijk Elis was nu aan Pelops. Noch hij noch Hippodameia waren geneigd Myrtillos zijn beloofde loon te schenken. Pelops nam Myrtillos mee naar een hoge rots, zogezegd om hun nieuwe rijk in ogenschouw te nemen. Op de top van de rots gekomen gaf Pelops de wagenmenner een duw zodat hij in de diepte te pletter stortte. Vóór hij de geest gaf sprak Myrtillos nog een vervloeking uit over Pelops en zijn nageslacht. Wees maar zeker dat die vervloeking in vervulling zou gaan...
Ik vergat nog te zeggen dat Myrtillos de zoon was van de god Hermes. Om verzoening voor zijn misdaad af te smeken bij Hermes en bij de andere goden, organiseerde Pelops Spelen in het naburige Olympia, in een heiligdom van Zeus: die Spelen zouden uitgroeien tot de grootste onder de Griekse Spelen, de Olympische!
Tantalos was de zoon van Zeus en de nimf Pluto, die één van de drieduizend dochters was van de titaan Okeanos en de titanes Tethys. Tantalos leek voor het geluk geboren. Hij werd koning van een groot gebied in Klein-Azië, hij was rijk en machtig en daarenboven was hij zeer geliefd door de goden en in ÿt bijzonder door zijn vader Zeus. De genegenheid die de goden hem betoonden, was zo groot dat ze hem uitnodigden in hun woning en aan hun tafel op de Olymposberg. Maar Tantalos was ál te voortvarend en hij beschaamde het vertrouwen dat de goden in hem stelden. Goddelijke geheimen die hem in vertrouwen waren medegedeeld, verklapte hij aan zijn aardse vrienden. Hij stal ambrozijn en nectar, de goddelijke spijs en drank, en deelde het uit aan diezelfde vrienden, opdat, zo dacht hij, zij er de onsterfelijkheid zouden door bekomen. Hij was zelfs zo vermetel dat hij het aandurfde de alwetendheid van de goden op de proef te stellen...
Op een dag nodigde hij alle goden van de Olympos uit voor een feestmaal in zijn koninklijke woning. De goden gingen op deze uitnodiging in en dat was meteen een zeer uitzonderlijke gunst die zij Tantalos verleenden. En wat voor afschuwelijks had Tantalos verzonnen om de alwetendheid van de goden te testen? Hij had zijn bloedeigen zoon Pelops geslacht, in stukken gesneden en gekookt in een pot, die hij de goden als maal voorzette. Hij dacht dat de goden dit niet zouden doorzien hebben, maar daarin had hij zich lelijk vergist. Alleen de godin Demeter, die er eventjes met haar hoofd niet bij was – ÿt was in de tijd dat ze treurde om haar dochter Persephone – nam een stuk vlees en at ervan. De andere goden walgden van zoveel gruwelijke hoogmoed en Zeus nog het meest van al. De sympathie die hij zijn zoon altijd had betuigd, veranderde op staande voet in de grootste afkeer. Met behulp van zijn bliksem die hij van onder zijn kleed te voorschijn had gehaald, slingerde hij de misdadiger in de Tartaros, dit is in de diepste diepten van de onderwereld. Daar moet hij een straf ondergaan, een eindeloze kwelling. Tantalos staat daar, vastgeketend aan een rots, in een riviertje met helder kabbelend water dat tot aan zijn middel komt. Boven zijn hoofd bengelen de heerlijkste vruchten. Maar hij wordt gekweld door een ontzettende honger en dorst want telkens als hij de vruchten wil grijpen, worden ze door een onzichtbare hand naar boven getrokken tot buiten zijn bereik, en telkens als hij het hoofd naar beneden wendt om te drinken, vloeit het water snel heen, zodat hij ook dáár niet bij kan. Een tantaloskwelling dus...
En wat gebeurde er met Pelops? Zeus gaf Hermes de opdracht de stukken weer op de gepaste manier bij elkaar te voegen. Dan blies de oppergod de jongen opnieuw leven in. Het stuk dat Demeter opgegeten had, een stuk van een schouder, ontbrak, en het werd vervangen door een stuk ivoor. Pelops was weer springlevend en mooier dan ooit tevoren. De god Poseidon werd verliefd op dit mooie jongetje met zijn ivoren schouder. Hij nam Pelops onder zijn hoede en overlaadde hem met geschenken. Toen de knaap enkele jaren later opgegroeid was tot een volwassen jongeman, schonk Poseidon hem een stel paarden en een renwagen. Het waren uiterst snelle en onvermoeibare paarden, in een snelheidswedstrijd niet te verslaan. Dat geschenk zou Pelops in de toekomst nog goed van pas komen. Maar dat is stof voor een volgend verhaal.
Myrrha was de dochter van de Fenicische koning Theias. Ze had mooi haar, weliswaar. Maar dat ze haar eigen haar mooier vond dan dat van Aphrodite nam de godin van de liefde haar meer dan kwalijk. Zij legde in het hart van Myrrha zondige liefdesgevoelens voor haar eigen vader. Met een list slaagde Myrrha erin het bed te delen met haar vader: ze maakte hem dronken en verleidde hem in het donker.
Theias sliep alzo twaalf nachten lang met zijn eigen dochter. Toen hij haar echter de twaalfde nacht herkende bij het schijnsel van een zwak licht, werd hij wild van woede. Met een slagersmes achtervolgde hij Myrrha, doch deze slaagde erin te ontvluchten en aan een gewisse dood te ontkomen. Ze belandde in Arabië. Toen bleek dat ze zwanger was, was ze zo beschaamd dat ze de goden smeekte haar te doen verdwijnen: ze wilde niets meer zijn, noch onder de levenden, noch onder de doden. De goden veranderden haar in een myrrheboom, die overvloedig weent om de verloren gegane eer: haar tranen zijn de welriekende gomhars die de bast van de boom overvloedig afscheidt.
De dag dat Myrrha normaal had moeten baren, scheurde de boomschors open en een kind kwam te voorschijn: Adonis. Het kind was zo mooi dat Aphrodite zelf het opnam, het in een koffertje legde en toevertrouwde aan Persephone, de godin van de onderwereld. Deze echter werd dermate bekoord door het kind dat ze weigerde het nog ooit terug te geven aan Aphrodite. Dit leidde tot een twist tussen de twee godinnen. Het was Zeus die uiteindelijk optrad als scheidsrechter in deze zaak. Hij besliste dat Adonis één derde van het jaar bij Aphrodite zou vertoeven en één derde bij Persephone; over het laatste één derde zou de jongen zelf vrij mogen beslissen. Adonis gaf zijn deel geheel aan Aphrodite, zodat hij als opgroeiende knaap twee derden van het jaar in haar gezelschap vertoefde.
De grote liefdesgodin geraakte zodanig in de ban van de mooie Adonis dat ze de aan haar gewijde plaatsen op Cyprus verliet en de andere goden negeerde. De god Ares kon moeilijk verkroppen dat de godin die hem eens had bemind nu al haar aandacht aan de sterfelijke Adonis besteedde. Hij veranderde zichzelf in een everzwijn en toen Aphrodite en de geliefde jongeling op een dag aan het jagen waren in de bossen van Fenicië, stormde het everzwijn recht op Adonis af en bracht hem een dodelijke wonde toe.
Aphrodite nam het lichaam van de geliefde in de armen, maar ze kon niet verhinderen dat zijn bloed wegvloeide naar een beek, die stroomt aan de voet van de Libanon en die tot op heden rood gekleurd is door het bloed van Adonis. En vandaar stroomde het bloed via de Styx naar de onderwereld. In plaats van Adonis te beminnen kon Aphrodite hem nu nog enkel bewenen, en rondom bloeiden overal anemonen, gesproten uit het bloed van de beminde, waar het de aarde doordrenkt had.
Demeter was een van de drie zusters van Zeus. Nog voor Zeus in het huwelijk trad met zijn jongste zuster Hera, had hij betrekking gehad met Demeter. Deze bracht een dochter ter wereld, Persephone. Later werd Hades, de god van de onderwereld, verliefd op het meisje, en hij vroeg Zeus met haar te mogen huwen. Zeus durfde zijn oudere broer geen afwijzend antwoord te geven, maar anderzijds durfde hij zich de woede van zijn zuster Demeter niet op de hals halen. Het lag natuurlijk in de bedoeling van Hades om Persephone mee te nemen naar de onderwereld, om er samen met hem te regeren over de doden. Demeter was al te zeer aan haar dochter gehecht. Zeus probeerde zich uit de slag te trekken met: ik zeg niet ja, ik zeg niet nee... Hades interpreteerde dit antwoord als zijnde positief en op een zomerse dag ontvoerde hij het meisje met geweld, toen zij wandelde op een weide in de buurt van de stad Eleusis al zou dat op vele andere plaatsen kunnen gebeurd zijn, als men er verschillende schrijvers op naleest.
Demeter was uitzinnig van verdriet. Dolend liep ze door de velden op zoek naar haar dochter. Negen dagen lang weigerde ze te eten en te drinken. De tiende dag zocht ze onderdak bij de koning van Eleusis. s Konings zoon, Triptolemos, had vernomen dat op een naburige weide een meisje was geschaakt door een geweldenaar in een door vurige zwarte paarden getrokken wagen. Daarna was de aarde opengescheurd en had het hele gespan verzwolgen. Toen Triptolemos dit verhaal vertelde, rees bij Demeter reeds het zwaar vermoeden dat Hades de hand had in de hele affaire. Ze ontbood Hermes en vroeg hem haar naar Helios te brengen. Helios is de zonnegod, de zoon van de titaan Hyperion en de titanes Theia. Helios ziet álles en tegenover Demeter verklaarde hij dat haar dochter inderdaad door Hades was geroofd. Demeter eiste nu een onderhoud met Zeus: hij moest er maar voor zorgen dat ze haar dochter terugkreeg. Zeus wendde al zijn diplomatie aan bij Hades. Helaas! Ze had reeds van de granaatappel gegeten die de terugkeer uit het rijk der doden in principe onmogelijk maakt. Het zag er naar uit dat Demeter het verlies van haar dochter nooit te boven zou komen. Haar droefheid was eindeloos, en met haar treurde de hele natuur. De gewassen groeiden niet meer, alles verdorde. Zo kon het niet blijven duren. Zeus ging nog eens serieus praten met Hades en uiteindelijk werd er een compromis bereikt. Persephone zou een deel van het jaar bij haar moeder mogen doorbrengen, doch het andere deel van het jaar moest zij doorbrengen in de onderwereld aan de zijde van Hades, haar gemaal. Groot was de vreugde van Demeter bij het weerzien van haar dochter. De natuur leefde weer helemaal op, alles werd weer groen: t was lente. Maar onverbiddelijk kwam telkenjare de dag dat Persephone weer naar de onderwereld moest terugkeren: dat was op het einde van de zomer. Nu kwam er weer droefenis over Demeter en over de aardse gewassen die zij onder haar hoede had genomen. De natuur maakte zich op voor een sombere en dorre winter, die duurde tot de terugkeer van Persephone, tot de lente weer in t land kwam.
Dit mythologisch verhaal ligt aan de basis van de Eleusinische mysteriën, die eeuwenlang gevierd werden in het oude Griekenland. Het waren geheimzinnige en uitbundige feesten, die in het teken stonden van de eeuwigdurende cyclus van leven en dood in de natuur en waarbij de jonge meisjes en knapen ingewijd werden in de mysteries van het leven. In Eleusis kan men heden ten dage de ruïnes bezoeken van dit heiligdom van Demeter. Daar ligt ook het hol van Pluto (latijnse naam van Hades), zijnde een hol in een rots, waarlangs Persephone van de aarde verdween in de grijpgrage armen van de god van de onderwereld.
Nog dit. Demeter was dankbaar tegenover prins Triptolemos omdat hij haar de nuttige tip had gegeven die tot de ontvoerder van haar dochter had geleid. Ze leerde hem de kunst van de akkerbouw. Dank zij Triptolemos heeft die kunst zich dan verspreid over de mensheid.
Ook met de vierde dochter van Kadmos is een verhaal verbonden dat de stichter van Thebe veel verdriet bezorgde. Ze heette Autonoë en ze was gehuwd met Aristaios, wiens ouders de god Apollo en de nimf Kyrene waren. Met Aristaios had Autonoë een zoon: Aktaion. Als jongeman beoefende deze de jacht. Op een warme zomerdag kwam hij toevallig met zijn jachthonden bij het water van een bron, waarin Artemis naakt aan het baden was, samen met enkele nimfen. Aktaion herkende de godin en wendde onmiddellijk de blik af, want hij wist dat Artemis, de maagdelijke tweelingzuster van Apollo, niet duldde dat enig mannelijk wezen haar naaktheid aanschouwde. Dat had ze gemeen met die andere godin-maagd, Athena. Maar Artemis was veel meedogenlozer dan Athena. Ziehier wat er gebeurde. Ze besprenkelde Aktaion met water uit de bron – of ze daarbij een toverformule uitsprak is niet met zekerheid bekend – waarbij de jonge jager veranderde in een hert. Hij was ook niet meer in staat menselijke klanken te uiten. Zijn honden herkenden hun baasje niet meer, instinctief stortten ze zich op het hert en verscheurden het...
Een ander slachtoffer van Artemis was Kallisto, dochter van een Arkadische koning, Lykaon. Zelf onthield Artemis zich van elke geslachtelijke omgang en ze eiste hetzelfde van haar tempeldienaressen. Kallisto, die een van de dienaressen was, werd verleid door Zeus en raakte zwanger. Toen Artemis de zwangerschap opmerkte, veranderde ze Kallisto in een berin. Als berin baarde Kallisto een zoon, Arkas. Eenmaal opgegroeid tot een volwassen jongeman ging ook hij op jacht, op berenjacht! En zo kwam hij op een dag oog in oog te staan met zijn moeder. Hij herkende haar natuurlijk niet en hij stond op het punt haar te doden met zijn pijlen... toen Zeus zich over hen beiden ontfermde. Hij veranderde ook Arkas in een beer en hij plaatste moeder en zoon aan het firmament, onder het sterrenbeeld van de grote en de kleine beer.
De godin van de jacht was in feite een onverbiddelijke wreekster. Preutsheid en maagdelijkheid waren haar teergevoelige punten. Ze was daarenboven zeer gesteld op erkenning. Al wie dus vergat haar de eer te bewijzen die hij haar naar haar mening verschuldigd was, stelde zich bloot aan haar wraak. Ze voelde zich bijzonder gekrenkt wanneer een sterveling voor het welslagen van een onderneming offers bracht aan de goden zonder daarbij aan haar te denken. Zo wreekte zij zich op Agamemnon, de opperbevelhebber van de Griekse troepen in de Trojaanse oorlog. Agamemnon had aan de goden geofferd voor een goede afloop van deze oorlog, maar had daarbij vergeten aan Artemis te offeren. Artemis zorgde ervoor dat het windstil werd in de haven waar de oorlogsschepen verzameld lagen, zodat zij niet konden afvaren naar Troje. Agamemnon raadpleegde het orakel: waarom bleef de gunstige wind voor de afvaart nu al weken uit? Het verdict was verpletterend: hij had zich de woede van de Artemis op de hals gehaald en de godin zou alleen te vermurwen zijn door het offer van zijn geliefde dochter Iphigineia...
Vreselijk was het lot van Semele en Ino. Dat van hun zuster Agave was zo mogelijk nog vreselijker. Maar eerst is het nodig dat ik u meer vertel over Dionysos. Vijf nimfen namen zijn opvoeding waar. Ze voedden hem met honing en andere zoete spijzen. Mogelijk hieraan te wijten zijn de blonde lokken en de vrouwelijke trekken van de volwassen god. Als dank voor hun goede zorgen plaatste Zeus de nimfen – de Hyaden – als sterrenbeeld aan de hemel. Hera bracht verdwazing in het brein van de bastaardzoon van haar gemaal en zo komt het dat Dionysos er een extravagante levenswandel begon op na te houden. Vermelden we nog dat hij tijdens zijn verblijf bij de nimfen in de bergen van Beotië op eigen kracht ontdekt had hoe van druiven wijn kon gemaakt worden. Hij kreeg een heel stel volgelingen, die in bewondering stonden voor deze knappe jonge god, met zijn uitbundige levensstijl en zijn wonderbare geestrijke drank. Wie waren die volgelingen? Eerst waren er de maenaden: sommigen van hen waren nimfen, anderen gewone sterfelijke vrouwen. En dan waren er de saters: mannelijke wezens met een menselijke gedaante, doch met horentjes op hun hoofd, bokkenpoten en een geitenstaart en een altijd opgerichte fallus. De bekendste onder de saters was de bosgod Pan: hij was de zoon van de god Hermes en de nimf Dryope, een ´boomnimf¡. Pan zelf verwekte vele saters bij de nimfen, maar van een aantal andere saters is Hermes de vader... Opgehitst door de wijn en door het wilde enthousiasme van hun god trokken ze zingend en dansend, en zich te buiten gaand aan allerlei baldadigheden, door het land. Ze waren gewapend met zwaarden en levende slangen en met de thyrsos, een staf omkranst door wijnranken en met een dennenappel op de top. Ze waren zo driest dat ze de dieren in het bos aanvielen en doodden en aan stukken reten, en hun vlees verslonden onder het uiten van wilde kreten. En ze trokken de grenzen van hun land over en kwamen in andere werelddelen, alwaar ze de bevolking wijn leerden bereiden en verscheidene steden stichtten, onder andere in Egypte en India. Uiteindelijk keerde Dionysos met zijn gevolg terug naar zijn geliefkoosde Beotië. In de hoofdstad Thebe was er nu een nieuwe jonge koning: Pentheus, een zoon van Agave en Echion, één van de mannen die ontstaan waren uit de door Kadmos gezaaide drakentanden. Dionysos bezocht al de vrouwen van de stad en nodigde hen uit om deel te nemen aan zijn wilde feesten op de nabijgelegen Kithaironberg. Hij slaagde er zelfs in Agave als maenade in te lijven. Koning Pentheus evenwel had een grondige afkeer van de wulpse god met het verwijfde voorkomen. Hij had zich voorgenomen die orgieën te verbieden. Hij wilde er zich nochtans eerst van overtuigen hoe het er precies aan toeging. Daarom stelde hij zich verdekt op om alzo de vrouwen te bespieden. Doch ze kregen hem in de gaten en met groot gebrul stortten ze zich op hun koning, onder de leiding van Agave. Het was tenslotte Agave zelf die, zwaar bedwelmd door de wijn, in haar zoon een wild dier herkennend, hem als een bezetene aanviel en zijn lichaam verscheurde, hem de kop afrukte en at van zijn vlees.
Kan men zich de ontsteltenis inbeelden die zich van Agave meester maakte, toen ze uit haar roes ontwaakte en het duidelijk werd wat ze had aangericht. En Kadmos? Hij ging weer op de troon zitten, als een gebroken man. Hoezeer had de toekomst hem eertijds niet toegelachen! Iedereen had hem gelukkig geprezen en benijd. En nu: niets dan verdriet. In al zijn ellende sprak hij deze legendarische woorden, die later door velen in Griekenland en ver daarbuiten zijn beaamd: prijst nooit iemand gelukkig vóór hij zijn laatste dag heeft geleefd.
Ino was een dochter van Kadmos, een zuster dus van Semele. Voor wie vaak kruiswoordraadsels oplost zal de naam Ino niet onbekend zijn. Hier volgt wat meer achtergrondinformatie over deze Thebaanse prinses wier lot al even weinig benijdenswaardig was als dat van haar zuster. Zij trouwde met Athamas, een koning in Beotië en later ook in Thessalië. Hij was een zoon van Aiolos, de god van de winden. Athamas had twee kinderen uit een eerste huwelijk met Nephele, de godin van de wolken: Phrixos en Helle. Het klikte niet tussen Ino en haar twee stiefkinderen. Toen er een tijd van rampspoed aanbrak en men volgens goede gewoonte het orakel raadpleegde, kocht Ino de orakelpriesters om. Het orakel was formeel: Phrixos en Helle moesten geofferd worden! Maar hun moeder Nephele waakte. Verstoten door Athamas leefde ze teruggetrokken. Toen Phrixos en Helle echter naar het offeraltaar geleid werden, liet zij een wolk nederdalen over hen, en toen de wolk optrok stond daar een gevleugelde ram met een gouden vacht. Nephele gaf haar kinderen opdracht plaats te nemen op de rug van de gevleugelde ram en in geen geval naar beneden te kijken als zij hoog in de lucht gingen stijgen. Het dier steeg op en zette koers in de richting van de Zwarte Zee. Toen ze gekomen waren boven de zeestraat die de Egeïsche Zee scheidt van de Zee van Marmara, keek Helle naar beneden, ondanks de waarschuwing die ze van haar moeder had gekregen. Ze werd duizelig, waardoor ze naar beneden tuimelde en verdronk in de zeestraat die naar haar ´Hellespont¡ – nu beter bekend onder de naam ´Dardanellen¡ – werd genoemd. Phrixos vloog nu alleen verder, tot de ram landde in Colchis, een gebied in het Oosten van de Zwarte Zee. Daar offerde Phrixos de ram aan Zeus en hij schonk de gouden vacht van het dier aan de koning van Colchis, Aietes. Deze was de zoon van twee titanenkinderen, namelijk van de zonnegod Helios en van de okeanide Perseïs. Aietes hing het vlies aan een eikenboom in een bos dat aan de god Ares was gewijd en hij liet het daar bewaken door een draak. Het orakel had hem immers voorspeld dat de welvaart van zijn land zou afhangen van het bezit van een gouden schapenvacht. Phrixos huwde met een dochter van Aietes en keerde nooit meer terug naar zijn vaderland.
Athamas, die ondertussen twee kinderen verwekt had bij Ino, was zeer bedroefd vanwege het verlies van de kinderen uit zijn eerste huwelijk. Toen uiteindelijk het bedrog van Ino uitlekte, sloeg zijn droefenis om in razernij. Uitzinnig van woede doodde hij één van de kinderen van Ino en ook het tweede stond hij naar het leven. Ino slaagde erin te vluchten met het kind, Melikertes, in de armen. Maar Athamas zat haar achterna. Aangekomen bij de hoge rotskust van de Saronische golf zag Ino geen uitweg meer: ze stortte zich met haar zoontje van de rots in zee. Beiden kwamen om. Het lijkje van Melikertes spoelde aan op de kust van Isthmia, niet ver van Korinthe. Een dolfijn had het op zijn rug daarheen gebracht. Koning Sisyphos van Korinthe, toevallig de broer van Athamas, vond het en hij organiseerde terstond lijkspelen ter nagedachtenis van de dode prins. Het waren de Isthmische Spelen, één van de vier grote Panhelleense Spelen in Griekenland.
Zowel Ino als haar zoontje Melikertes werden na hun dood verheerlijkt. Onder de naam van respectievelijk Leukotheia en Palaimon werden zij onder de goden opgenomen.
Harmonia was een dochter van de oorlogsgod Ares en de liefdesgodin Aphrodite. Een buitenechtelijk kind dus, zij het van hoge goddelijke afkomst. Aphrodite had overigens niets anders dan buitenechtelijke kinderen. Harmonia werd de bruid van Kadmos. Er werd een schitterend huwelijksfeest gehouden, dat de goden zelf door hun aanwezigheid grote luister bijzetten. Ze overlaadden de bruid met kostbare geschenken. Aphrodite schonk haar dochter een prachtige gouden halsketting: een kunstwerk dat Hephaistos zelf had vervaardigd.
Kadmos en Harmonia heersten over Thebe en ze kregen samen vijf kinderen, waaronder vier dochters. Eén van de dochters was Semele, die voor haar moeder niet in schoonheid moest onderdoen. En weer was het Zeus die zijn oog liet vallen op deze mooie maagd. Hij benaderde haar in de gedaante van een knappe jonge man en hij had geslachtelijke omgang met haar. In alle oprechtheid vertelde hij haar dat hij niemand minder was dan de oppergod Zeus, in menselijke gedaante. Semele dacht dat haar geliefde slechts een grapje maakte, maar diep in haar binnenste knaagde toch de twijfel. Ze vertelde alles aan haar zusters, die het verhaal belachelijk vonden. Ze zeiden: als hij werkelijk Zeus is, dat hij zich dan eens vertone in zijn goddelijke gedaante, al is het maar één enkele keer. En toen de jongeman haar weer benaderde en haar volop zijn liefde betuigde, zwoer hij in een onbezonnen ogenblik, dat hij haar, als bewijs van zijn liefde, alles zou geven wat zij maar wilde. Zij wenste maar één ding: dat hij zich, al was het maar één enkele keer, aan haar zou vertonen in zijn goddelijke gedaante, in zijn schitterend gewaad, met staf en bliksem en al. Zeus was niet weinig geschrokken door die wens. Hij wist immers dat geen enkele sterveling de aanblik van de oppergod in zijn ware gedaante kon doorstaan. Hij smeekte haar een andere wens te doen. Maar Semele bleef vastbesloten en wat Zeus plechtig beloofd had, daaraan moest hij nu voldoen. Hij deed nog zó zijn best om zijn geliefde een vreselijk lot te besparen: hij haalde zijn minst schitterende kleed uit de kast en uit de kist waarin hij zijn bliksems bewaarde, diepte hij zijn allerkleinste bliksempje op... Alles tevergeefs. Toen Semele de oppergod in al zijn glorie aanschouwde, vatten haar lijf en leden vuur en smeulend ging zij ten onder. En op dat ogenblik realiseerde Zeus zich dat zij zijn kind droeg. Hij riep zijn trouwe zoon Hermes ter hulp en gebood hem de ongeboren vrucht via een keizersnede uit de buik van de moeder te halen. Daarna liet Zeus de foetus bij zichzelf inplanten in het losmazig weefsel aan de binnenkant van de dij, om hem daar verder te laten groeien: een ingreep waar de hedendaagse chirurgen een punt kunnen aan zuigen. Toen de tijd van voldragenheid gekomen was, verloste Hermes zijn vader Zeus van een zoon, Dionysos, die aldus ten tweede male werd geboren. Hermes nam het kind Dionysos op de linker arm en hij hield het een tros druiven voor. De beeldhouwer Praxiteles heeft dit toneeltje op onnavolgbare wijze in beeld gebracht: de Hermes van Praxiteles, het mooiste beeldhouwwerk dat ooit werd voortgebracht, is te bezichtigen in het archeologisch museum van Olympia. Hermes bracht vervolgens deze jongste spruit van Zeus naar een veilig oord, waar hij door nimfen opgevoed en bewaakt werd. Want de woede van Hera richtte zich naar alle bastaardkinderen die uit de talloze misstappen van haar echtgenoot voortsproten.
Dit goddelijk kind zou weldra een echte god worden, de god van de wijn en de goede sier. Hij was de dertiende onder de Olympische goden, maar toen de godin van de haard, Hestia, de meest bescheidene van alle hoge godinnen, zich terugtrok, waren ze op de Olympos weer met zijn twaalven...
Poseidon, de god die heerste over de zeeën, was net als zijn broer Zeus, en zoals reeds gezegd, zeer gevoelig voor vrouwelijk schoon. Libya, een kleindochter van Zeus en Io, zoals we in het vorig verhaal gezien hebben, was één van de velen die door Poseidon bemind werden. Dat resulteerde in een tweeling: Agenor en Belos. Agenor trok vanuit zijn geboorteplaats in Egypte naar Tyrus in Kanaän, waar hij koning werd. Hij kreeg zes nakomelingen: één dochter en vijf zonen. De dochter heette Europa. En wie ontbrandde in liefde voor deze schone maagd? Zeus! Om haar te versieren had hij een ingenieus plan bedacht. Hij gaf zijn zoon Hermes de opdracht het vee van Agenor naar de zeekust van Tyrus te drijven, alwaar Europa vaak vertoefde. Hij veranderde zichzelf in een stier en begaf zich tussen het vee. Europa merkte het dier op en raakte in vervoering door de indrukwekkende gestalte, de schitterende witte vacht en de grote trouwe ogen. De stier liet zich gewillig strelen door het meisje en nodigde haar uit op zijn rug plaats te nemen. Pas was dit geschied, of hij zette het op een lopen, recht de zee in, en waar het water te diep werd begon hij te zwemmen. Europa was niet weinig geschrokken, ze schreeuwde het uit van angst en ze riep de goden ter hulp. Maar de stier had geen oren naar haar smeekbeden en in een razend tempo zwom hij alover de Middellandse Zee tot hij het eiland Kreta bereikte. Aan de zuidelijke kust van het eiland ging hij aan land, op een plaats waar nu de stad Gortyna ligt. Hier nam hij weer zijn normale gedaante aan. Onder de schaduw van een reusachtige olijfboom had hij betrekking met Europa de boom staat er nog steeds. In een nabijgelegen grot schonk Europa het leven aan een zoon, de latere koning Minos, legendarisch heerser in de machtige burcht van Knossos, en naar wie de Minoïsche cultuur zou genoemd worden. In diezelfde grot kreeg Europa nog meerdere malen het bezoek van Zeus en ze schonk hem later nog twee zonen: Rhadamanthys en Sarpedon.
Op het thuisfront in Tyrus was men ondertussen zeer bezorgd en bedroefd vanwege de verdwijning van Europa. Vader Agenor stuurde uiteindelijk zijn vijf zonen uit naar alle windstreken om hun zuster te zoeken. Hij legde hen meteen het verbod op het ouderlijk paleis nog te betreden zolang Europa niet teruggevonden was. Geen van de zonen slaagde in de opdracht. Na hun vruchteloze zoektochten gingen ze zich vestigen op plaatsen buiten hun geboorteland en ze stichtten daar steden. Het wedervaren van één van de vijf broers, Kadmos, mag hier zeker niet onverteld blijven...
Kadmos ondernam zijn zoektocht op het Griekse vasteland, samen met enkele dappere vrienden die hij had opgetrommeld. Na maandenlang vergeefs zoeken en ten einde raad, richtten ze zich tot het orakel van Delphi. Het antwoord van het orakel luidde: Niemand minder dan Zeus zelf houdt het spoor verborgen. Verder zoeken is zinloos. Als ge hier naar buiten gaat zult ge een koe zien. Volgt de koe tot de plaats waar ze zich zal nedervleien in het gras. Daar moet ge een burcht bouwen. Kadmos en zijn vrienden gehoorzaamden het orakel. Ze zagen de koe en volgden ze, vele kilometers ver, tot de plaats waar nu de stad Thebe ligt. Daar ging de koe liggen. Dorstig als ze waren, gingen de makkers op zoek naar een koele waterbron. Er was er één in de nabijheid doch die werd bewaakt door een monsterachtige slang. De mannen probeerden het monster te lijf te gaan, maar één voor één moesten ze het onderspit delven: allen werden gedood. Ongerust over hun lang wegblijven, begaf Kadmos zich naar de plaats des onheils. Bij het aanschouwen van al zijn dode gezellen stond hij als aan de grond genageld. Hij bad tot de godin Athena om sterkte. En de godin verhoorde hem. Een ongekende kracht en moed doorzinderde zijn lichaam: onverschrokken trad hij het monster tegemoet en na een slopend lijf-aan-lijf gevecht bracht hij het een dodelijke steek toe met zijn zwaard. En terwijl de slang dood aan zijn voeten lag, verscheen de godin Athena en ze sprak tot Kadmos: Als slang zult gij uw laatste levensdagen slijten, maar eerst zult gij een stad stichten, waarvan de roem door geen enkele stad in Griekenland zal overtroffen worden. Dit kunt gij niet alleen. Doe daarom wat ik u opdraag: ploeg deze akker om, trek de tanden van deze dode slang uit en zaai ze in de mulle grond. Kadmos deed zoals hem was opgedragen. Uit de gezaaide tanden schoten talrijke gewapende krijgers op. De krijgers kregen echter onderling ruzie en ze bekampten en doodden elkaar, tot er nog vijf overbleven: de Sparti. Met deze vijf bouwde Kadmos een burcht, de Kadmeia waarvan heden ten dage nog resten te zien zijn en hij stichtte een stad: het roemrijke Thebe.
Io was een dochter van de stroomgod Inachos, die zelf een zoon was van de titaan Okeanos, al zijn er die beweren dat Japetos, ook een titaan, de vader was van Inachos. Dat laatste doet echter weinig ter zake. Wat volgt is een wondermooi verhaal.
Io trad in dienst bij de oppergodin Hera, als dienstmaagd. Ze was mooi, ook in de ogen van Zeus. Toen, op een kwade dag, de oppergod zich wat al te lang ophield met Io, in de vlakte van Argolis, ergens aan de oevers van de Inachos-rivier, was dat niet aan de aandacht van Hera ontgaan. Zeus zag zijn gade in de verte al naderen en vlug toverde hij de geliefde Io om in een koe, een pracht van een dier, dat gedwee naast hem stond te grazen in de wei. Maar Hera was niet om de tuin te leiden. Ze sprak tot Zeus: dierbare echtgenoot, wat heb je daar een mooie koe, ik bid je, schenk ze mij. Zeus durfde niet te weigeren en willigde haar verzoek in. Hera nam de koe mee, wel wetende dat er iets niet pluis was en vertrouwde ze toe aan de reus Argos, teneinde haar te bewaken. Voor Argos was dat kinderspel: hij beschikte namelijk over honderd ogen en zelfs in zijn slaap bleef hij wakende, want te allen tijde bleven minstens twee van zijn ogen open. Argos bond Io aan een boom in de buurt van de stad Nemea en hield de wacht bij haar.
Zeus was door die hele gang van zaken zeer bedroefd en hij gaf opdracht aan Hermes zich naar Nemea te begeven teneinde zijn geliefde te bevrijden. Hermes begon met een praatje te slaan met Argos en voor de gezelligheid haalde hij een herdersfluit te voorschijn. Hij vertelde Argos het verhaal van de fluit. Een nimf, Syrinx, vluchtte voor de opdringerige bosgod Pan. Toen deze haar bijna te pakken had, richtte Syrinx een spoedbede tot de goden: laat mij, koste wat het kosten moet, aan deze lelijke bosgod ontsnappen. En ziet, haar lichaam veranderde in een rietstengel. En Pan, hij sneed de rietstengel in ongelijke stukken, hij schikte de stukken naast elkaar en vervaardigde alzo een blaasinstrument waar hij een melancholisch klaaglied op speelde. De panfluit, of herdersfluit. De ruwe bosgod zou voortaan zijn zo begeerde Syrinx altijd bij zich dragen...
Dit verhaal had de slaaplust bij Argos opgewekt en aan t eind hield hij nog slechts twee ogen open. Hermes speelde nu een dermate slaapverwekkende en bedwelmende melodie op de fluit dat ook die laatste twee ogen dichtvielen. Het ogenblik was gekomen om toe te slaan: Hermes hakte Argos het hoofd af en bevrijdde Io. Maar Hera stuurde een horzel op haar af, waarop de koe het hazenpad nam en in ijltempo het Griekse vasteland doorkruiste in noordelijke richting. Aan de kusten van Epiros nam ze een duik in de zee, die naar haar genoemd is: de Ionische zee. Haar tocht was hiermee evenwel niet ten einde: een groot deel van Europa en Azië zou ze nog moeten doorkruisen. Ze zwom de zeeëngte tussen beide werelddelen over, een zeeëngte die Bosporus wordt genoemd, de plaats waar de koe overstak. Tenslotte arriveerde ze in Egypte. Daar gaf Zeus haar de normale gedaante terug en ze baarde er een zoon, Epaphos. Epaphos had een dochter, Libya. Maar hoe het daarmee vergaan is vertel ik later.
Dit verhaal zou niet volledig zijn als ik niet zou vertellen wat er verder nog met het dode lichaam van Argos is gebeurd. Hera nam zijn ogen, alle honderd, en strooide ze op de staart van haar lievelingsdier, de pauw, die daar heden ten dage nog steeds mee pronkt.
Hermes is de god van de handel, maar ook de bode van de goden en... de god van de dieven. Desondanks is hij één van de sympathiekste onder de Griekse goden. Hij duikt op in vele mythologische verhalen. Dit verhaal gaat enkel over zijn geboorte en zijn prille jeugd.
Hermes was de zoon van de nimf Maia en, jawel, Zeus. Maia was een van de zeven Pleiaden, dochters van Atlas en Pleione. Zowel Atlas als Pleione waren titanenkinderen: Atlas was de zoon van de titaan Japetos, Pleione was één van de drieduizend Okeaniden, zijnde de dochters van de titaan Okeanos. Het was in een grot op de berg Kyllene in Arkadië, in het noorden van de Peloponnesos, dat Zeus gemeenschap had met haar: een vluggertje. Ook de zwangerschap was een vluggertje: na één dag reeds werd Hermes geboren!
Geen kind groeide ooit sneller dan Hermes. Tegen de avond van zijn eerste levensdag hij was nog in luiers gewikkeld verliet hij ongemerkt zijn wieg en hij trok erop uit, richting Pieria, in het noordoosten van Griekenland, alwaar de prachtige kudde koeien van zijn broer Apollo weidde. De gewiekste boreling nam al de koeien met zich mee en leidde ze door heel Griekenland tot in Pylos, in het zuidwesten van de Peloponnesos. Er wordt verteld dat hij stukken van de schors van een eikenboom onder de poten van de koeien bond teneinde speurders op een dwaalspoor te brengen. In Pylos doodde hij twee koeien, stroopte ze de huid af en offerde het vlees aan de goden. De overige koeien verborg hij in een grot. Hij zag daar een schildpad, dewelke hij van haar schild ontdeed. Uit de koeiendarmen vervaardigde hij snaren, waarmee hij het schild bespande: hij had de lier uitgevonden. Hij betokkelde de snaren met een houten plaatje een plectrum: er kwamen melodieuze klanken uit. Met zijn lier en de twee koeienhuiden begaf hij zich nu snel op weg naar de grot waar zijn wieg stond. Bij de ingang van de grot hing hij de huiden te drogen. Tegen de ochtend vond Maia haar blozend kind in zijn wiegje, rustig slapend en nog in zijn luiers gewikkeld, alsof er die nacht niets gebeurd was...
In geen tijd was Apollo er achter gekomen wie zijn dieren gestolen had. Toen hij bij de ingang van de grot op de Kylleneberg kwam en daar de huiden zag, was er geen twijfel meer mogelijk. Hermes mocht nóg zo zeer de onschuldige uithangen en Maia mocht nóg zo hard beweren dat haar kind onmogelijk een dergelijke misdaad kon gepleegd hebben, Apollo was té zeker van zijn stuk: hij greep de kleine boef beet en bracht hem naar de Olympos, vóór de troon van hun beider vader, Zeus, onder beschuldiging van een ongehoorde diefstal. De kleine Hermes ontkende eerst alles, maar het bewijsmateriaal tegen hem was dermate groot dat hij uiteindelijk zijn wandaad toegaf. Maar, zo sprak hij, ik heb er maar twee gedood en hun vlees heb ik in twaalf gelijke delen verdeeld en ik heb het geofferd aan elk van de twaalf goden. Op dat ogenblik waren er nog maar elf Olympische goden. Zeus en Apollo vroegen wie die twaalfde dan wel mocht zijn. Die twaalfde ben ík, zei Hermes zelfverzekerd, mijn deel heb ik overigens opgegeten. Terwijl Zeus en vooral Apollo daar hevig tegen protesteerden, haalde Hermes de lier te voorschijn, die hij inderhaast had meegenomen, en hij begon erop te tokkelen. Apollo was zo verrukt over die heerlijke klanken dat hij Hermes voorstelde hem de lier te geven in ruil voor de koeien. Akoord, zei het knaapje, als ik die twaalfde god mag worden. Apollo vond het allang goed, maar Zeus moest natuurlijk zijn toestemming geven. De oppergod bleek snel bereid aan dat verzoek van zijn pientere telg te voldoen en hem zijn zonde te vergeven. Hermes moest echter beloven nooit meer een dergelijke misdaad te plegen, het eigendomsrecht van eenieder te eerbiedigen en niet meer te liegen. Hermes beloofde het, al voegde hij er guitig aan toe, niet te kunnen verzekeren dat hij altijd de héle waarheid zou vertellen.
Zeus gaf zijn zoon een staf met linten, gevleugelde sandalen om zich snel door het luchtruim van de ene plaats naar de andere te kunnen verplaatsen, en een ronde hoed tegen de regen, en hij stelde hem aan tot bode van de goden en tot god van de commercie.
De oppergod Zeus werd verliefd op twee van zijn nichten, dochters van de titaan Koios en de titanes Phoibe. De eerste, Asteria, vluchtte echter voor de oppergod. Ze sprong in de zee en verdronk. Zeus veranderde haar dode lichaam in een klein drijvend rotsachtig eilandje, Delos. De tweede, Leto, werd door Zeus zwanger gemaakt van een tweeling. Sommigen beweren dat Zeus haar en zichzelf tijdens de paring veranderde in een kwartel, om op die wijze hun vereniging aan het speurend oog van zijn echtgenote te onttrekken. Maar Hera kreeg er toch lucht van en ze begon Leto het vuur aan de schenen te leggen. Ze gaf de slang Python opdracht Leto te achtervolgen zodat ze nergens een plaatsje zou vinden om rustig te bevallen. Uiteindelijk vluchtte Leto alover de zee in de hoop een eiland te vinden waar ze ongestoord haar kinderen ter wereld zou kunnen brengen. Maar Hera had alle eilanden verboden haar gastvrijheid te verlenen. Tot ze in de buurt kwam van het eilandje Delos dat dolend op het zeeoppervlak dreef. Hier werd haar de toegang niet geweigerd, en dat was maar net op tijd, want de weeën kwamen al opzetten. Leto ging zitten in de schaduw van een dadelpalm die midden op het eiland groeide, om er uit te rusten en te baren. Maar Hera had nog andere pijlen op haar boog. Ze zorgde ervoor dat de weeën zeer hevig en pijnlijk werden en dat de baring desondanks niet vooruitging. Daarenboven leidde ze de aandacht af van de godin Eileithyia, de helpster in barensnood. Het duurde negen lange dagen tot Zeus Letoÿs nood inzag. De oppergod zelf riep Eileithyiaÿs hulp in en Leto baarde haar tweeling, de armen krampachtig geslagen rond de dadelpalm. Die boom staat er heden ten dage nog, op Delos ik heb hem met eigen ogen aanschouwd of anders is het een rechtstreekse nakomeling van de boom van toen...
Als eerste werd een meisje geboren: de godin Artemis. Het kind groeide zo snel dat sommigen beweren dat ze haar moeder reeds bijstond bij de geboorte van haar tweelingbroer, Apollo. Zeus was fier over zijn goddelijke tweeling en hij liet een gouden glans stralen over het eiland Delos, dat hij uit dankbaarheid met vier zuilen verankerde aan de bodem, in het midden van de zee die later de naam ´Egeïsche Zee¡ zou krijgen. Eeuwige roem en rijkdom zouden het eiland ten deel vallen.
Ook Apollo ontwikkelde zich razendsnel. Na amper vier dagen was hij opgegroeid tot een jonge knaap. De eerste taak die hij op zich nam was het doden van de slang Python, als vergelding voor het leed dat zijn moeder was aangedaan. Hij achtervolgde Python tot in Delphi, op het Griekse vasteland. Daar schoot hij de slang dood met één van zijn gouden, nooit falende pijlen. Dit geschiedde bij een rots, die iedere bezoeker van Delphi op heden kan zien. De rots bevindt zich op amper een paar tientallen meter van de plaats die door Zeus zelf bepaald werd als het middelpunt van de wereld. Op dat punt staat de omfalos, de steen die Zeusÿ vader Kronos had uitgebraakt, samen met de vijf kinderen...
Maar het schuldgevoel knaagde aan het hart van Apollo. Python was immers een zoon van de Aarde, dit is van zijn overgrootmoeder Gaia. Zou deze laatste hem niet ter verantwoording roepen? Om verzoening voor zijn daad af te smeken bij Gaia, hieuw hij alvast een stadion uit in de flank van het Parnassosgebergte, teneinde er Spelen te organiseren: de beroemde Pythische Spelen van Delphi.
Poseidon was één van de hoogstgeplaatsten onder de goden. Niettemin was hij van alle onsterfelijken misschien wel de meest gefrusteerde. Dat bij de verdeling van het heelal de heerschappij over hemel en aarde niet hém maar zijn jongere broer Zeus ten deel viel, heeft hij nooit helemaal kunnen verteren. Dat hij de duimen moest leggen in zijn strijd tegen zijn nicht Athena, bracht hem, zoals vermeld, in alle staten. In de hoop zijn woede te bedaren, bouwden de inwoners van Attika een prachtige tempel op Kaap Sounion.
Toen Poseidon heerser werd over de zeeën, bouwde hij op de bodem van de zee een grote burcht. Hij hield er paarden met gouden manen. In een gouden koets, getrokken door de paarden, reed hij over het wateroppervlak van zeeën en oceanen: hiermee kon hij de hevigste zeestormen tot bedaren brengen. Maar als hij vertoornd was kon hij geweldig tekeergaan met zijn drietand, waarmee hij de wateren omwoelde en schepen met man en muis liet vergaan. De held Odysseus, die Poseidons woede had opgewekt door zijn éénogige zoon, de cycloop Polyphemos, deerlijk te verwonden, heeft dit aan den lijve ondervonden (zie verhaal 103, 104 en 105).
Dat Poseidon, net als zijn broer Zeus, hartstochtelijk verliefd was op de nereïde Thetis, één van de dochters van de zeegod Nereus, is misschien minder bekend. Omdat het noodlot voorzegd had dat een zoon van Thetis machtiger zou worden dan zijn vader, zagen beiden af van een huwelijk met de mooie zeenimf. Zoals we later zullen zien werd Thetis uiteindelijk de echtgenote van Peleus, koning van Iolkos. Deze verwekte bij haar de Griekse held, Achilles. Het was met Thetisÿ zuster Amphitrite dat Poseidon in het huwelijk trad. Aanvankelijk vluchtte Amphitrite voor de wilde god en ze verborg zich in een onderzeese grot, maar dank zij de hulp van een dolfijn kwam Poseidon haar weer op het spoor. Toen stemde ze erin toe zijn vrouw te worden. Als dank voor de hulp plaatste Poseidon de dolfijn als sterrenbeeld aan de hemel. Bij zijn echtgenote verwekte Poseidon een aantal kinderen, zeegoden en -godinnen van lagere rang. De bekendste is Triton: hij had het bovenlichaam van een man en het onderlichaam van een vis en trouw vergezelde hij zijn vader als deze met zijn wagen de zeeën doorkliefde.
Maar evenmin als zijn broer Zeus was Poseidon trouw in de liefde. En ook hier resulteerde de ontrouw in wraakgevoelens van de bedrogen echtgenote jegens verscheidene van de buitenechtelijke geliefden. Zo was er Skylla, een dochter van de zeegoden Phorkys en Keto, die door de godin Kirke op vraag van Amphitrite omgetoverd werd tot een vreselijk zeskoppig monster. Al even erg verging het Skyllaÿs zuster, Medusa, over wie we het later nog zullen hebben. Over Amymone, een andere geliefde van Poseidon vertellen we later eveneens. Ook zijn eigen zuster Demeter trachtte hij te verleiden. Zij probeerde hem te misleiden door zich te veranderen in een paard, doch Poseidon veranderde zichzelf ook in een paard en zo verkrachtte hij haar. Hieruit is het paard Arion voortgekomen. Bij de zeenimf Thoösa verwekte hij een aantal cyclopen, waaronder de reeds genoemde Polyphemos. En zeker niet te vergeten is het roemrijk nageslacht dat de grote zeegod verwekte bij Lybia, een kleindochter van Zeus en de nimf Io: het komt aan bod in een van de eerstkomende verhalen.
Daarmee is de lijst van Poseidons buitenechtelijke avonturen bijlange niet ten einde. Het zou ons te ver leiden. Ook het pad van de homoseksuele liefde was de god niet vreemd. U leest er meer over in het verhaal over Pelops. Ik zei het al: op het gebied van liefdeshistories moest Poseidon nauwelijks onderdoen voor Zeus…
Athena, godin van de wijsheid en de wetenschappen, was een bijna perfecte godheid. Zij schonk de mensheid allerlei nuttige werktuigen: de ploeg is er één van, en het weefgetouw. En zij leerde de mensen de kunst van het weven. Toch had ze ook haar kleine kantjes...
Nooit is Athena verliefd geweest, nimmer heeft zij kinderen gebaard. Wie haar naaktheid aanschouwd had, hetzij met opzet, hetzij per ongeluk, strafte ze met blindheid. Dat ervaarde een sterveling, Teiresias, die haar verraste terwijl ze zich baadde. Ze ontnam hem het licht uit zijn ogen. Doch achteraf kreeg ze daar spijt van en ter compensatie schonk zij hem de gave van de helderziendheid en de voorspelling, een gave die hij ook na zijn dood mocht behouden in de onderwereld. Er is evenwel een ander verhaal over de beroemde ziener Teiresias, hoe hij blind werd en de gave van de profetie kreeg, maar dat vertel ik een andere keer.
Zoals alle goden wenste ook Athena naar waarde geëerd te worden. Als ze zich op dat gebied te kort gedaan voelde, kon ze vaak meedogenloos uit de hoek komen. Ziehier wat Arachne is overkomen. Zij was een meisje uit de streek van Miletos in Klein-Azië. Als kind reeds had Arachne een buitengewone aanleg voor kunst. Athena zelf bemoeide zich met haar opvoeding en leerde haar de fijnste knepen van de weefkunst. Weldra was het meisje in staat, naar sommigen beweren, om mooiere stukken te weven dan Athena zelf, en alom werd zij geprezen vanwege haar kunst. Maar de roem steeg haar naar het hoofd en ze begon hoogmoedig te worden: menselijke hybris, die de goden verafschuwen. Aan al wie het horen wilde, vertelde ze dat ze Athena ver overtrof in de kunst van het weven. Ze ontkende daarenboven dat ze ook maar iets van de godin geleerd had. Ze beweerde dat ze alles uit zichzelf kon. Toen Athena dat vernam, ging ze bij Arachne op bezoek, vermomd als een oud vrouwtje. Ze probeerde Arachne tot nederigheid te bewegen en haar wat meer eerbied en dankbaarheid te doen betuigen jegens haar leermeesteres en jegens de goden. Maar Arachne riep uit in al haar hoogmoed:
- Laat ze zich dan met mij meten, als ze durft, uw godin. Laten we beiden een weefstuk maken, opdat iedereen kan oordelen hoezeer ik haar overtref.
Daarop legde Athena, uitermate ontstemd, haar vermomming af en zij ging met Arachne de wedstrijd aan om t mooiste weefstuk. Arachne weefde een kunstwerk dat de goden voorstelde op de Olympos. Het bleek van zon perfectie te zijn dat de prestatie onmogelijk kon geëvenaard, laat staan verbeterd worden. En Athena, verre van toe te geven dat het meisje iets onovertrefbaars had gemaakt, beschimpte het werk van Arachne, zeggende dat ze de goden had afgebeeld in onzedige houdingen en dat het werk allerminst getuigde van eerbied voor de goden. Ze scheurde het werk aan flarden en dreigend liep ze op Arachne toe. Deze werd plots bevangen door een panische angst en ze vluchtte naar haar vaders atelier, alwaar ze zich met een touw ophing aan een balk. Toen Athena het levenloze lichaam van het meisje aanschouwde, kreeg ze spijt van haar brutaal optreden: ze veranderde het dode lichaam in een spin en ze droeg haar op verder te weven... tot in eeuwigheid.
Erichtonios was een van de eerste koningen van Athene. Een drietal waren er hem voorafgegaan, maar Erichthonios wordt beschouwd als de echte stamvader van de Atheners. Zijn ontstaan is merkwaardig. Het is een verhaal dat we situeren op de Akropolis lang voordat Athena tot schutsgodin van de stad werd gekozen, ten nadele van Poseidon. Het begint met de lelijke kreupele god Hephaistos, die vrijwel bij geen enkele vrouw terecht kon om zijn sexuele drift te bevredigen. En bij de godin Athena was hij al helemaal aan het verkeerde adres. Athena had immers gezworen maagd te blijven. Toen Hephaistos zijn zuster – zoals wij eerder gezien hebben was Athena hooguit zijn halfzuster – wilde verkrachten bleek echter dat zij allerminst een katje was om zonder handschoenen aan te pakken. Ze ontworstelde zich uit zijn greep en verkocht hem een dermate krachtige stamp tegen de onderbuik dat alle lust tot verdere toenadering hem ontvlood. Het zaad van Hephaistos was bij dit incident terechtgekomen in de aarde, zeg maar in de schoot van moeder Gaia. Het kind dat Gaia baarde had een slangenstaart: het was Erichthonios. Ze schonk dit kind aan Athena: deze laatste wás het immers voor wie Hephaistos – de vader – het kind had bedoeld. Athena stopte de pasgeborene in een mandje en ze gaf het aan de drie dochters van de allereerste koning van de stad, Kekrops. Deze drie dochters kregen als opdracht over het kind te waken, zonder dat ze evenwel het deksel van het mandje mochten oplichten en het kind aanschouwen. Maar, nieuwsgierig als vrouwen zijn, ze deden het toch... En óf ze geschrokken waren: ze zagen een kind met een kronkelend slangenlichaam. Schreeuwend van angst renden ze naar de rand van de Akropolis en sprongen de afgrond in, hun dood tegemoet.
Athena was ondertussen bezig een enorm rotsblok naar de Akropolis te zeulen, ter versterking, toen haar toenmalige lievelingsvogel, de kraai, haar de ongehoorzaamheid van Kekropsÿ dochters kwam melden. In haar verontwaardiging liet zij het blok vallen, aan de rand van de stad: het werd later de Lykabettos-heuvel, twee keer zo hoog als de Akropolis zelf. Ze vervloekte de kraai, die het onheil had gemeld. De vogel moest zijn witte veren inruilen voor zwarte en zijn zoetgevooisde stem voor een vervelend gekras. Ze koos nu voor een andere vogel, de uil, en ze verbood de kraai en zijn nakomelingen nog ooit de Akropolis te betreden. En dat is waarom wij nooit kraaien zien op de Akropolis...
Athena moeide zich nu verder met de opvoeding van Erichthonios. Met veel tederheid bracht ze hem op, alsof het haar bloedeigen kind was. En dat kind zou later koning worden in Athene. Te zijner ere bouwden de Atheners een mooie tempel op de Akropolis, bovenop de plaats waar Poseidon in zijn woede de grond met zijn drietand had gespleten. Vlak naast deze tempel – het Erechteion – was het dat Athena haar olijfboom plantte. De inwoners van Athene zijn overigens te allen tijde fier geweest op hun "autochtone" afkomst, uit de schoot van Gaia, uit de eigen roodkleurige Attische grond, in tegenstelling tot de stamvaders van de andere grote Griekse steden, die meestal inwijkelingen waren van buiten de grenzen van hun land. Het moge nu ook duidelijk zijn waarom ook de god Hephaistos een heel bijzondere verering genoot in Athene. Zo werd er een prachtige tempel gebouwd aan de overzijde van de agora – gezien vanuit de Akropolis – te zijner ere, een tempel die tot op heden nog goed bewaard is en nog steeds fraai oogt.
De beroemdste van Erichthonios' afstammelingen is Theseus, één van de grootste helden uit de klassieke Griekse mythologie. We zullen het er nog uitgebreid over hebben.
Zoals reeds gezegd, de meeste van Zeus' kinderen waren buitenechtelijk, "bastaards" dus. Zo ook zijn meestgeliefde dochter, Athena. Wie was nu de moeder van Athena? Het is een op zijn minst bizar verhaal.
Zeus had zijn nicht Metis "liefdevol benaderd", diezelfde Metis die hem het toverdrankje bezorgd had waarmee hij zijn zusters en broeders verlost had uit de maag van zijn schrokkige vader Kronos. Over die verhouding tussen de oppergod en de wijze titanes zijn weinig details bekend. We weten dat Metis zwanger werd en, zwanger zijnde, ruzie kreeg met Zeus. Het moet een hoogoplopende ruzie geweest zijn, want ziehier, kort en goed, hoe die afliep: Zeus vrat zijn zwangere nicht op met huid en haar...
Maar de vertering verliep slecht. De "maaltijd" bleef zwaar op de maag liggen. Zeus voelde zich kotsmisselijk. Het leek of er iets opsteeg uit zijn maag in de richting van zijn hoofd. Het liep uit op een razende hoofdpijn. Zijn hoofd zwol en stond letterlijk op barsten. De enige die hem van die ondraaglijke pijn kon verlossen, was zijn zoon Hephaistos. We weten uit het vorige verhaal dat het vaderschap van Hephaistos erg twijfelachtig was en ook Zeus had serieuze twijfels omtrent dat vaderschap. En al was hun verhouding niet al te best, toch ontbood Zeus de god van de smeden en smeekte hem zijn hoofd te klieven met een bijl. En Hephaistos, zij het met enige tegenzin, kweet zich vakkundig van die taak. En ziet: uit het hoofd van Zeus steeg een volwassen vrouwspersoon op, fier rechtop, gehelmd en geharnast, met lans en schild. Het was Athena. Metis mag als haar moeder beschouwd worden – heeft ooit een man leven geschonken zonder toedoen van een vrouw? – en van Metis had Athena het verstand en de vindingrijkheid.
Ze was de schutspatrones van de Griekse hoofdstad Athene. Ook de god Poseidon begeerde die titel. Er werd overeengekomen dat die eer zou te beurt vallen aan de godheid die de stad het nuttigste geschenk zou aanbieden. Poseidon schonk de stad een paard en liet daarenboven een zoetwaterbron ontspringen. Athena schonk een olijfboom, die ze plantte op de Akropolis – die boom staat er heden nog, in de nabijheid van het Erechteion. De bevolking koos voor Athena. Poseidon voelde zich vernederd door die keuze en in zijn woede stootte hij vanuit de zee zijn machtige drietand doorheen het aardoppervlak. Wie heden ten dage de Akropolis van Athene bestijgt en een bezoek brengt aan het Erechteion, kan daar nog steeds de scheur in de aardbodem zien die Poseidon teweeggebracht heeft.
Op een kwade dag doodde Athena, tijdens een vriendschappelijk gevecht, per ongeluk, haar vriendin Pallas, een dochter van Poseidons zoon Triton. Athena maakte een beeld van haar dode vriendin (het palladium) en ze voegde Pallas' naam aan de hare toe: Pallas Athena.
Behalve godin van de wijsheid, de wetenschappen en de schone kunsten werd Athena ook godin van de krijgskunst genoemd. Toch was zij bijlange niet zo oorlogszuchtig als haar halfbroer, de god Ares. Wee echter degene die het met haar aan de stok kreeg. Daarover meer in een volgend verhaal.
Hij was de god van de oorlog en één van de weinige kinderen die voortgesproten waren uit het huwelijk van het oppergodenpaar Zeus en Hera de overgrote meerderheid van Zeus kinderen waren buitenechtelijk. Ares had weliswaar een knap voorkomen, toch werd hij vrijwel door niemand geliefd, noch door goden noch door mensen, zelfs niet door zijn eigen ouders. En dat hoeft in feite geen verwondering te wekken. Ares was een gewetenloze, bloeddorstige god. Hij wordt ook beschreven als laf en dom. Wat een contrast met de godin Athena, die toch ook bekend staat als de godin van de oorlog! Deze laatste was algemeen geliefd en werd door vrijwel iedereen geëerd. Als Athena ten strijde trok was dat steeds voor de goede zaak. Ares daarentegen hield van de oorlog om de oorlog zelf, om het gevecht, het bloedvergieten, het doden. Alleen de goden van de onderwereld, Hades en zijn echtgenote Persephone, stonden op goede voet met hem: was hij immers niet een opperbeste leverancier? Of toch, er was ook nog Eris, de godin van de twist, met wie hij het goed kon vinden. Vaak stuurde hij er haar op uit om ergens tweedracht en twist te zaaien onder goden of mensen, zodat het uitliep op oorlog, waar Ares voortdurend naar verlangde. Een voorbeeld van zo een door Eris uitgelokte strijd, is de oorlog van Troje, waar de Grieken het opnamen tegen de Trojanen. Ares kon het niet laten zelf aan de strijd deel te nemen. Daar stond hij op zeker ogenblik oog in oog met Diomedes, één van de grootste Griekse krijgers. Het bekwam hem slecht, want hij werd zwaar getroffen door de speer van Diomedes, al moeten we hierbij vermelden dat de godin Athena Diomedes bijstond in de strijd. Ares verwonding zou voor iedere sterveling dodelijk geweest zijn, maar goden kunnen nu eenmaal niet sterven. Pijn lijden doen ze wel. En óf Ares pijn leed! Hij stootte een geschreeuw uit, zo luid dat het doordrong tot op de top van de Olympos, de woonplaats van de goden. Ares ontvluchtte de strijd, ging klagen bij zijn vader Zeus en verzocht hem iemand opdracht te geven zijn wonde te verzorgen. Maar Zeus toonde geen medelijden, hij verweet hem zijn wreedheid, zijn onmenselijkheid, en zei dat hij zijn wonden maar zelf moest verzorgen.
Niet alleen zijn vader Zeus en zijn halfzuster Athena spelden hem vaak de les. Ook met zijn tante Demeter leefde hij voortdurend in onmin. Demeter, die bijzonder begaan was met s mensen welzijn en met hun gezondheid, ijverde voor de vrede. Ares verweet haar dat zij de mensen aanzette tot een leven zonder oorlog, terwijl het zoveel mooier was op het slagveld te sneuvelen in de volle kracht der jaren, dan op ver gevorderde leeftijd te sterven als een eenzame en afgeleefde grijsaard.
Hoe onsympathiek de oorlogsgod voor de dag kwam, toch dient het gezegd dat menige vrouw - sterfelijke of onsterfelijke - viel voor de charmes die hij ongetwijfeld bezat en dan bedoel ik hiermee de stoere lichaamsbouw. Het meest bekend is zijn relatie met Aphrodite, de godin van de liefde. Met Ares had Aphrodite één van haar meest bekende verhoudingen, een buitenechtelijke weliswaar. Zij was immers gehuwd, zij het onder dwang van Zeus, met de lelijke en kreupele god Hephaistos, met wie zij uiteindelijk nooit het bed heeft gedeeld. De zonnegod Helios bracht de god van de smeedkunst op de hoogte van de overspelige verhouding van zijn echtgenote. Hierop smeedde Hephaistos een onzichtbaar net dat hij boven het bed hing waar Ares en Aphrodite de liefde bedreven. En jawel, te gepasten tijde kwam het net naar beneden en beiden zaten als ratten in de val. Hephaistos riep toen alle goden van de Olympos bijeen en liet hen getuige zijn van Aphrodites ontrouw. De goden vonden het hele geval erg grappig. Ik wou wel best met Ares ruilen flapte Poseidon er uit. Voor de betrapte geliefden was het echter al bij al een vernederende toestand. Toen Hephaistos vond dat zij genoeg geboet hadden bevrijdde hij hen. Beschaamd vluchtten ze weg, Ares naar Thracië, Aphrodite naar Cyprus.
Een aantal kinderen zijn gesproten uit Ares verhouding met Aphrodite. Vermelden we: Eros, Harmonia, Deimos en Phobos. Deze laatste twee zouden Ares later steeds vergezellen tijdens zijn krijgstochten. Eros is het bekende engelachtig gevleugeld kereltje dat met zijn gouden pijltjes het liefdesvuur bij de getroffene aanwakkert. Harmonia tenslotte trouwde met de eerste Thebaanse koning, Kadmos. Zij werd alzo de stammoeder van het roemrijke geslacht van Thebe waartoe ook Oidipous behoort.
Hoe krijgshaftig Ares er ook uitzag en hoe strijdlustig hij ook was, menigmaal moest hij het in de strijd afleggen. Zo kreeg hij eens een flink pak rammel van de held Herakles. Ook tegen de godin Athena bleek hij niet opgewassen. Ook niet tegen de twee buitenechtelijke zonen van Poseidon, de tweeling Otos en Ephialtes. Deze laatsten zetten hem zelfs gevangen: een jaar lang zat Ares aldus opgesloten in een metalen kooi, waarin hij zich nauwelijks kon bewegen. Dat jaar was een jaar van vrede: nergens in Griekenland werd er oorlog gevoerd, nergens kletterden de wapens. En hoewel Zeus vond dat zijn gewelddadige zoon een lesje kon gebruiken, toch vond hij het na dat ene jaar welletjes. Hij stuurde zijn zoon, de god Hermes, er op uit om de gekooide Ares te zoeken en hem te bevrijden. Hij is per slot van rekening je halfbroer, sprak Zeus, en daarenboven kan een oorlog af en toe geen kwaad, want als de mensen niet langer lijden houden ze op de goden te gehoorzamen
Zoals ik al zei: Ares was niet geliefd en zo goed als nergens werd hij vereerd. Ter ere van Ares bestaat er in Griekenland geen enkele tempel of heiligdom van betekenis. De meest bekende aan Ares gewijde plaats is misschien de areopagos, een heilige heuvel in Athene, op een boogscheut van de Akropolis. Hier werd in de klassieke tijd in t openbaar recht gesproken. De eerste die er voor het tribunaal moest verschijnen was Ares zelf. Hij had namelijk de zoon van Poseidon gedood omdat deze zijn dochter zou verkracht hebben. De verkrachting kon niet bewezen worden, maar het tegendeel evenmin: Ares werd vrijgesproken.
Zelf schonk Hera haar man maar weinig kinderen: drie, hooguit vijf. De drie waarover iedereen het eens is, zijn Ares, de oorlogsgod, Eileithyia, de godin van de geboorte, en Hebe, de godin van de jeugd. Sommigen beschouwen ook Eris, de godin van de twist, als een kind van het oppergodenpaar. En dan is er Hephaistos. Hera baarde hem, tot daar is iedereen het erover eens. Maar geregeld wordt aangenomen dat Hera hem bij zichzelf verwekt heeft, zonder tussenkomst van haar echtgenoot noch van enig ander mannelijk wezen: een soort revanche voor de vele buitenechtelijke kinderen van Zeus. Hoe ze het klaargespeeld heeft, blijft een duistere zaak. Maar Hephaistos was aartslelijk en ontgoocheld wierp Hera haar pasgeboren zoon in de zee, alwaar hij door de zeenimfen Thetis en Eurynome werd opgenomen en grootgebracht. Ze deden de kleine Hephaistos in de leer bij de dwerg Kedalion, bij wie hij zich bekwaamde in de smeedkunst, een vak waarin hij een onvoorstelbare bekwaamheid bereikte. Om zich te wreken op zijn moeder smeedde hij een gouden zetel die hij naar de Olympos liet brengen als geschenk voor Hera. Eenmaal gezeten, sloten onzichtbare klemmen zich om haar lichaam, zodat de godin gevangen was. De god Dionysos kon Hephaistos er uiteindelijk toe overhalen zijn moeder te bevrijden, nadat hij hem dronken had gemaakt met wijn. Hephaistos eiste en bekwam hiervoor de hand van de bevalligste onder de godinnen, Aphrodite. Zijn wrok tegenover Hera was nu over: voortaan zou hij zelfs haar verdediger worden. Toen Zeus op een dag, gekweld door haar eeuwig gezeur over zijn ontrouw, zijn vrouw als straf aan een gouden ketting liet bengelen tussen hemel en aarde, met aan elke voet een zwaar metalen aambeeld, verloste Hephaistos haar uit deze netelige positie. Daarop werd hij echter door de vertoornde Zeus uit de hemel gestampt en hij plofte neer op het eiland Lemnos: hij hield er kreupele onderste ledematen aan over. Aan handigheid had hij evenwel niets ingeboet en op Lemnos richtte hij een smidse in, waar hij de mooiste juwelen, wapenrustingen, meubelen, instrumenten en dergelijke vervaardigde. Eén van zijn beroemdste werken is de schitterende wapenrusting de mooiste die ooit gemaakt werd die Achilles droeg toen hij de grootste Trojaanse held Hektor dodelijk verwondde.
Hoe kunstzinnig hij ook mocht wezen, het boterde niet tussen Aphrodite en de lelijke wanstaltige Hephaistos, en dat laat zich raden. Er wordt zelfs beweerd dat hij zijn bloedmooie echtgenote nooit heeft mogen aanraken. Ze waren niet te tellen, de liefdesavonturen van de overspelige liefdesgodin. Geleidelijk schikte Hephaistos zich in zijn lot van ´hoorndrager¡. Eén keer heeft hij zich behoorlijk kwaad gemaakt op één van Aphrodites minnaars. Dat vertellen we in het volgend verhaal.
Waarom Hephaistos speciaal vereerd werd in de Griekse hoofdstad Athene, vertellen we eveneens in één van de volgende verhalen.
Zeus nam zijn jongste zuster Hera tot echtgenote. Een incestueus huwelijk. Maar wat wilt u: veel keuze was er niet, als hij enigszins binnen zijn stand wilde trouwen. Of het een goed huwelijk was? Ach We kunnen alvast zeggen dat het huwelijk stand gehouden heeft. Met de nodige echtelijke twisten, zoals die in de beste families voorkomen. Al namen de twisten tussen de oppergod en de oppergodin wel vaak heel grote proporties aan, goddelijke proporties. Oorzaak van het voortdurend gekrakeel en de vaak slaande ruzies: de grenzeloze ontrouw van Zeus. Talrijk zijn de vrouwelijke wezens tot wie hij toenadering zocht: godinnen, halfgodinnen en sterfelijke vrouwen. En al even talrijk zijn de kinderen die Zeus, de albevruchter daarbij verwekte. Hera had de handen vol met het voortdurend bespioneren van haar echtgenoot en vaak legde zij hem het vuur aan de schenen. Alles tevergeefs. Ze koelde haar woede ook op de geliefden van Zeus en op de bastaards die hij bij hen had verwekt: soms werden ze tot het einde van hun dagen door haar achtervolgd en gekweld.
Hera mag dan van alle Griekse godinnen misschien niet de populairste en meest vereerde geweest zijn, ze was alleszins de hoogste in rang. Ze was immers de echtgenote van de oppergod. Toen ze met Zeus in het huwelijk trad kreeg ze als bruidscadeau van haar grootmoeder Gaia een gouden appelboom. Ze plantte de boom in haar eigen tuin, die zich bevond op de hellingen van het Atlasgebergte, dat is aan de westelijke kant van de wereld, waar s avonds de door paarden getrokken zonnewagen van de god Helios op de aarde nederdaalt en waar de weiden zich bevinden waar de onmetelijke kudden koeien en schapen van Atlas grazen. De dochters van Atlas, de Hesperiden, stalen op een dag de gouden vruchten van de appelboom. Toen Hera dat in de gaten kreeg plaatste ze een draak hij had honderd koppen en heette Ladon in de buurt van de boom om hem te bewaken. Later zou de draak gedood worden door Herakles tijdens de uitvoering van één van zijn beroemde twaalf werken: de gouden appelen uit Heras tuin naar koning Eurystheus van Mykene brengen.
Ja zeker, Hera was een jaloerse echtgenote. Maar laten we eerlijk zijn: had zij er niet alle redenen toe? En het dient gezegd: nooit ofte nimmer is ze zelf ontrouw geweest. Ze bleef alles in het werk stellen om haar huwelijk te redden en om haar man te behagen. Soms leende ze de gordel van Aphrodite, waarmee ze zich dan omgordde om bij Zeus hartstocht op te wekken. En jaarlijks nam ze een bad in de Kanathosbron in haar geliefde Argolis, waardoor ze haar maagdelijkheid hernieuwde, met als doel het haar man naar de zin te maken. Hij van zijn kant was maar zelden lief voor haar.
Hera was, zoals reeds gezegd, niet de populairste onder de godinnen. Ze stond niettemin in hoog aanzien in Argolis, alwaar zij vereerd werd in een prachtig heiligdom, het Heraion. In dit heiligdom is het nu volgend verhaal te situeren. De bejaarde priesteres van Hera begaf zich dagelijks naar het heiligdom in een wagen, getrokken door twee ossen. Toen, op een dag, de ossen ziek waren, spanden haar beide zonen, Kleobis en Biton, zichzelf voor de wagen en brachten zo hun moeder naar het Heraion. Dankbaar en fier bracht de priesteres hiervan relaas uit bij de godin en ze vroeg haar een mooie beloning voor haar zonen, voor zoveel gedienstigheid. En ziet, de godin liet beide jongelingen terstond dood ter aarde neervallen. Want, zo sprak de godin, de dood is het mooiste geschenk dat de mens kan te beurt vallen! Zijn s goden wegen ondoorgrondelijk? De prachtige meer dan levensgrote beelden van Kleobis en Biton zijn heden ten dage te bewonderen in het museum van Delphi.
Ook op het eiland Samos was Hera onmiskenbaar de nummer één en ook nog op andere plaatsen werd ze vereerd. Niet in het minst op de heilige grond van Olympia. Daar had ze een tempel, ouder dan die van Zeus. Te harer ere werden daar Spelen gehouden, de Heraiën, uitsluitend bestemd voor vrouwen. Maagden, naar men zegt.
In het vorig verhaal heb ik verteld hoe Kronos, de jongste van de twaalf kinderen van Ouranos, zijn vader uit de hemel stootte, na hem zwaar verminkt te hebben, en zich alzo de hemelse troon toe-eigende. Kronos bevrijdde zijn broeders en zusters, de Titanen, die door hun vader Ouranos diep in de schoot van de aarde waren begraven. Met één van hen, zijn zuster Rhea, huwde hij en hij verwekte bij haar zes kinderen: drie dochters (Demeter, Hestia en Hera) en drie zonen (Hades, Poseidon en Zeus). De voorspelling van zijn vader indachtig, bibberde Kronos bij de gedachte dat één van zijn kinderen hem op zijn beurt van de troon zou stoten. Daarom gebood hij zijn echtgenote hem ieder kind direct na de geboorte te overhandigen opdat hij het zou kunnen verslinden. Vijf kinderen werden alzo door hun vader verorberd. Toen echter de jongste zoon, Zeus, geboren werd, misleidde Rhea haar echtgenoot door hem in plaats van het kind een in luiers gewikkelde steen aan te bieden. Kronos merkte het verschil niet en verslond de steen. De kleine Zeus werd door zijn moeder in veiligheid gebracht op het eiland Kreta. Op de berg Ida, op Kreta, woonden nimfen, samen met een goddelijke geit, Amaltheia. De nimfen waren ontstaan uit de bloeddruppels van de verminkte Ouranos, waar ze op de grond neergevallen waren. Amaltheia was ontstaan uit de vereniging van twee Titanen, de god Okeanos en de godin Tethys. De nimfen hadden, hoog op de berg Ida, een wiegje klaargezet voor de kleine Zeus. Ze voedden het kind met de melk van Amaltheia. Zeus groeide snel. Als kleuter stoeide hij met de nimfen en met Amaltheia. Op een dag brak, tijdens het spel, één van de hoorns van de geit af. Zeus vulde daarop de hoorn met korenaren en vruchten en allerhande kostbaarheden. Hij schonk de hoorn aan Tyche, eveneens een dochter van Okeanos en Tethys, een zuster dus van Amaltheia. De Romeinen gaven Tyche de naam Fortuna, de godin van het geluk. De hoorn draagt de naam cornucopia, de Hoorn des Overvloeds: de hoorn schenkt de houder ervan alles wat zijn hartje lust.
Groot en krachtig geworden, begaf Zeus zich naar zijn vader en liet hem een braakverwekkende drank drinken, die hij had gekregen van zijn wijze nicht Metis, nóg een dochter van Okeanos. Kronos braakte meteen de vijf verslonden kinderen uit. Met zijn broeders Hades en Poseidon bond Zeus nu de strijd aan tegen Kronos en de andere Titanen. Eerst had hij de honderdarmige reuzen en de Cyclopen, die nog steeds onder de aardkorst zuchtten, bevrijd en tot zijn bondgenoten gemaakt. De strijd was lang en hevig, een titanenstrijd. De drie broeders wonnen het pleit en de overwonnen Titanen werden voor eeuwig naar de tartaros verbannen. Hades, Poseidon en Zeus verdeelden nu het heelal onder elkander. Hades kreeg de onderwereld toegewezen. Poseidon werd de heerser over de oceanen en de zeeën. Zeus zelf nam de heerschappij waar over de hemel en de aarde. Nog één groot obstakel viel er voor Zeus te overwinnen: eerst diende hij nog Typhon te verslaan, een immens vuurspuwend monster met honderd drakenkoppen Typhon was een zoon van Gaia, door Tartaros bij haar verwekt. Na een moeilijke strijd won Zeus het pleit, nadat hij erin geslaagd was Typhon te verpletteren onder een eiland dat hij uit de zee had opgevist: Sicilië. Nog steeds spuwt het monster vuur
Met hun drie zusters vestigden Zeus en Poseidon zich op de hoge Olymposberg in het noordoosten van Griekenland. Hades bracht voortaan het grootste deel van zijn tijd door in de onderwereld.
Aan de oorsprong der tijden, een eeuwigheid geleden dus, was het heelal gevuld met een ongeordende dode oermassa, de chaos. Daarnaast was er ook nog een bezielende kracht, die structuur en leven bracht in de chaos. Die kracht wordt ´eros¡ genoemd, niet te verwarren met het goddelijk pijlen schietend gevleugeld zoontje van de liefdesgodin Aphrodite. Chaos en Eros verdienen dat wij ze met een hoofdletter schrijven: het waren de eerste godheden, de oergoden. Door de vereniging met Eros ontstonden uit de oermassa: Ouranos (de hemel), Gaia (de aarde) en Tartaros (de hel), alsook Thanatos (de dood), Hypnos (de slaap), Eris (de godin van de twist) en Nemesis (de godin van de wrekende rechtvaardigheid). Ouranos verbond zich in liefde met Gaia en verwekte bij haar vele reusachtige kinderen. Drie onder hen, de Hekatoncheiren, hadden honderd armen en vijftig koppen, drie anderen waren Cyclopen, reuzen met slechts één oog, midden hun enorm voorhoofd. Zowel de Honderdarmigen als de Cyclopen werden door hun allesbehalve liefhebbende vader in de Tartaros geworpen. Slecht ook verging het de twaalf andere kinderen, de Titanen. Ouranos begroef hen diep onder de aardbodem, opdat zij nooit het zonlicht zouden aanschouwen. Het Noodlot had hem immers voorspeld dat één van zijn kinderen hem de heerschappij over de hemel zou ontnemen
Maar Gaia, bedroefd over het lot van haar kinderen, bevrijdde haar jongste spruit, Kronos. Ze bracht het staal voort en maakte er een sikkel van die ze de knaap ter hand stelde. Op aanraden van zijn moeder overviel de zoon zijn vader in de slaap, op ÿt ogenblik dat hij, naar sommigen beweren, betrekking had met Gaia. Kronos hieuw Ouranos de geslachtsorganen af en wierp ze ver weg in de zee. En waar het zaad van Ouranos zich vermengde met het zeewater begon dit laatste te schuimen en uit het schuim kwam een onbeschrijflijk mooi en lieftallig wezen te voorschijn, Aphrodite, de godin van de liefde, een kind van de Hemel en van de Zee. Met krachtige hand stiet Kronos nu de ontmande Ouranos uit de hemel, niet zonder dat deze hem vervloekt had en hem hetzelfde lot had voorspeld als hijzelf zijn vader had aangedaan. Nog te vermelden dat de Giganten (enorme reuzen), de Erinyen (de wraakgodinnen) en de Oreaden (bergnimfen) ontstaan zijn, waar de bloeddruppels van Ouranos op de aarde (Gaia) zijn neergevallen.
De golven tilden Aphrodite zachtjes op en vleiden haar neer in een reusachtige schelp die haar, aangedreven door een zacht briesje, alover de rustige zee, naar Cyprus bracht, het eiland dat voor altijd zou fungeren als haar thuishaven. Toen haar sierlijk lichaam in contact kwam met de bodem van het eiland, ontsproot heerlijk groen gras onder haar tere voetjes, overal waar zij die neerzette, en boterbloempjes en madeliefjes begonnen t' allen kante te bloeien, en vogeltjes begonnen alom te zingen, een ode aan de schepping. Zo en niet anders is Aphrodite ontstaan, de godin van de liefde, die de Romeinen Venus noemden. Ze is dus niet de dochter van Zeus, zoals sommigen beweren, maar ze is ouder dan Zeus, al geniet ze de eeuwige jeugd. Ze heeft haar plaats gekregen onder de twaalf Olympische goden en van allen is zij steeds de mooiste en de meest begerenswaardige gebleven. Door de tijden heen werd zij door dichters en beeldhouwers bezongen en bejubeld en door de beste kunstschilders vereeuwigd: Aphrodite, de godin die eenieder bekoorde en voor wie de zinnelijke liefde het hoogste goed was. Wie afkerig stond tegenover die liefde werd door haar vaak wreed gestraft. Ze beloonde wie haar eerde. Zo was er op Cyprus een beeldhouwer, Pygmalion, die een levensgroot marmeren beeld maakte van de godin. Hij werd verliefd op het beeld en nam het iedere avond mee in zijn bed. Aphrodite bracht het beeld tot leven. Pygmalion noemde zijn geliefde Galathea. Ze leefden gelukkig en ze hadden een zoon, Paphos, die zijn naam gaf aan Aphrodites meest geliefde stad op Cyprus.
Speciaal voor de lezers van De Druivelaar: In 2012 vindt u hier, de 20e van elke maand, het uitgebreid mythologisch verhaal omtrent het sterrenbeeld van de maand.
de Griekse mythologie in 136 verhalen (geïllustreerd)
Een perfect eindejaarsgeschenk voor uw cultuurminnendefamilieleden, vrienden en kennissen.
Vanaf 1.1.2012 is het boek enkel nog te verkrijgen bij de auteur (prijs 18,95 euro). Bestellen via tel. 056.215944 of via mail kvansteenbrugge@gmail.com. Voor leveringen in België worden geen verzendkosten aangerekend. Vermelden indien u een gesigneerd exemplaar wenst. Levering binnen de drie dagen.
Het boek "Uit het schuim van de zee" (Griekse mythologie in 136 verhalen) valt blijkbaar in goede aarde. Een uitgebreide en meer dan hartverwarmende recensie staat te lezen op (klik hier) www.bloggen.be/tisallemaiet/archief.php?ID=1359842 . Hier alvast een uittreksel:
Uit het schuim van de zee.
Dit is het boek dat ik al in mijn jeugd koortsachtig zocht tot in de rommeligste boekenwinkels, op gezellige oude markten en hoog in het gebinte van ontelbare bibliotheken. Gij zult het niet vinden, zo klonk het t' allen kante, het boek dat gij zoekt, moet immers nog geschreven worden!
Dit hier is die ene, vaak vergeten peiler van de twee pilaren waarop de ganse westerse beschaving rust. Want naast het monotheïstische christendom dat sinds tweeduizend jaar de wereld overspoelde, is dit die andere en nog veel oudere bron, met wel duizend goden en evenveel verhalen: mysterieus en meer dan sprookjesachtig, maar o zo verklarend als wij díe vragen áchter de vragen stellen zoals bij uitstek kinderen dat doen. Hoe zijn wij uit de chaos voortgekomen? Waarom verbeeldt onze achillespees de kwetsbaarheid? Kan een man een kind baren uit zijn hoofd of uit een van zijn dijen?
(hier volgt een bespreking van de eerste 21 verhalen)
Maar hiermee werd de beknopte inhoud van slechts de eerste eenentwintig van de in totaal honderdzesendertig verhalen weergegeven. Ze bestrijken een kleine vierhonderd bladzijden en worden aangevuld met een vooral voor oningewijden bijzonder welkome, overzichtelijke genealogie en ook een uitgebreid trefwoordenregister. De tekst wordt verlucht door grappige pentekeningen van de grafische kunstenaar en cartoonist Kurt Vangheluwe. Het boek ligt vlot in de hand met zijn plooibare doch stevige kaft, de bladspiegel oogt fraai en ook lettertype en lettergrootte komen de leesbaarheid zeer ten goede. Een kanjer dan toch, een unicum in de Nederlandse taal en niet van de eerste de beste, een onschatbare rijkdom aan culturele bagage met eeuwigheidswaarde. Over pakweg driehonderd jaar zal men dit boek nog lezen in Vlaanderen en in Nederland, en zonder te overdrijven: als een boek het verdient om vertaald te worden, dan wel deze prachtige parel.
De laatste dagen hebben zeker een dozijn mensen mij aangeklampt met vragen omtrent het verhaal over Het vat der Danaïden op het blaadje van De Druivelaar van 17 augustus. Sommigen noemden mijn verhaal zeer onvolledig. Ze houden ongetwijfeld geen rekening met de beperktheid van de mij toegemeten ruimte: een half paginaatje van zon scheurblaadje
De vragen zijn drieërlei: 1° waarom heeft die ene Danaïde haar echtgenoot gespaard? 2° wat is er nadien met haar en haar echtgenoot gebeurd? 3° zijn haar negenenveertig zussen direct na hun misdaad naar de onderwereld verhuisd? Welnu,
1°/ Die ene Danaïde was Hypermnestra. De haar toegewezen echtgenoot was Lynkeus. Omdat Lynkeus haar tijdens de huwelijksnacht had gerespecteerd en haar haar maagdelijkheid had laten bewaren, waarvoor ze hem zeer erkentelijk was, kon ze het niet over haar hart krijgen hem te doden. Ze hielp hem daarenboven het land uit te vluchten.
2°/ Danaos, was woedend om het verraad van zijn dochter en wilde haar doden, maar uiteindelijk zag hij daar toch van af. Lynkeus echter keerde enige tijd later terug naar Argos om de moord op zijn broeders te wreken. Hij doodde Danaos, eigende zich het koningschap van Argos toe, en trouwde met Hypermnestra. Het koningspaar kreeg een onovertroffen roemrijk nageslacht. Hun achterkleindochter Danaë werd de moeder van de held Perseus: de vader was niemand minder dan de oppergod Zeus, himself. En nóg roemruchter was de zoon van Perseus kleindochter Alkmene: Herakles, de grootste held die ooit op aarde heeft geleefd. Ook hier was Zeus de vader! Overigens waren Lynkeus en Hypermnestra zelf reeds nazaten van Zeus. Zij waren immers allebei kleinkinderen van Belos, die samen met zijn tweelingsbroer Agenor gesproten was uit de vereniging van de god Poseidon met Lybia. Deze was een kleindochter van Zeus en Io, u weet wel, die later door Zeus zelf in een koe werd veranderd.
3°/ De Danaïden zijn niét direct naar de onderwereld verbannen. In de eerste dagen na de misdaad organiseerde hun vader Danaos een hardloopwedstrijd voor trouwlustige mannen, met als inzet de hand van zijn negenenveertig dochters: de winnaar van de wedstrijd mocht het eerst kiezen, daarna de tweede, en zo verder. Aanvankelijk kwamen maar weinig deelnemers opdagen, bang als zij waren dat ze het lot van hun voorgangers zouden ondergaan. Een paar dagen later organiseerde Danaos een nieuwe loopkoers: nu waren er wel voldoende deelnemers, omdat ondertussen bekend was dat de anderen de huwelijksnacht hadden overleefd. Zo zijn alle Danaïden uiteindelijk nog aan de man geraakt. Na hun dood, eenmaal in de onderwereld, was de lol er evenwel volkomen af.
Onlangs heb ik gelezen dat er heden ten dage in Argos nog jaarlijks een huwelijkswedloop gehouden wordt
Dit is een van de 17 tekeningen, van de hand van Kurt Vangheluwe, uit het boek Uit het schuim van de zee (400 pag.) dat rond deze tijd verschijnt. Deze tekening is een illustratie bij verhaal nr. 15 (zie op deze blog nr. 12 d.d. 25/6/2007). Ino, dochter van Kadmos, wordt achtervolgd door haar woedende echtgenoot Athamas. Deze is verbolgen omdat Ino de kinderen van zijn eerste echtgenote, de godin Nephele, ten onrechte heeft laten offeren (zie het offeraltaar met de bijl op de tekening). Maar de kinderen zijn ontsnapt op de rug van een vliegende ram met een gouden vacht (hier met vleugels afgebeeld). Nephele wordt duizelig en zal naar beneden storten maar Phrixos zal veilig aan land komen in een ver land, waar hij de ram zal offeren aan de god Ares en waar de gouden vacht aan een boom zal gehangen worden, bewaakt door een vervaarlijke draak. Ino, met haar spartelend zoontje Melikertes in de armen zal van een hoge rots in zee storten. Beiden zijn dood, maar worden door de goden tot de goddelijke rang verheven. Het dode lichaam van Melikertes wordt door een dolfijn aan wal gebracht (al lijkt de knaap op de tekening springlevend...)
De laatste drukproef (de zesde!) is OK bevonden. Het wachten is nu nog op de definitieve uitgave. Ondertussen ben ik wel (aangenaam) geschrokken van een recensie van Jan Bauwens. Wenst u ook even aangenaam te schrikken, klik dan hier: www.bloggen.be/portretten/archief.php?ID=1243371 .
We zijn aangeland in Epidauros, de plaats aan de oostkust van Argolis, waar het mooiste en best bewaarde Grieks theater uit de oudheid zich bevindt, alsook het heiligdom van Asklepios, de god van de geneeskunde. Hier is ook een stadion en dat is een ideale plaats om weer eens Spelen te houden. Hoe dat allemaal verlopen is, vertellen wij u ná de grote vakantie. We houden het nu inderdaad zo lang voor bekeken. De ervaring heeft ons geleerd dat deze blog tijdens de examenperiode en de daaropvolgende vakantie toch al veel minder frequent bezocht wordt dan tijdens de rest van het jaar. Daarenboven kunnen wij de aldus vrij gekomen tijd goed gebruiken om te werken aan Het schuim van de zee, een boek waarmee we in een logische opeenvolging van 136 verhalen en 17 ludieke tekeningen een vrij volledig overzicht trachten te geven van de Griekse mythologie. Wij hopen dat het vrij lijvig boek (ongeveer 400 paginas) rond het begin van het schooljaar in de boekenwinkels zal liggen en dat het een standaardwerk mag worden voor alle humaniorastudenten en voor allen die geïnteresseerd zijn in de antieke cultuur. Tijdens de komende weken houden wij u op de hoogte betreffende de vorderingen die gemaakt zijn omtrent het boek.
Er is de laatste weken hard gewerkt aan het boek "Uit het schuim van de zee" (de Griekse mythologie in 136 verhalen). Hier een ontwerp voor de cover (voor- en achterkant) van het boek, dat waarschijnlijk zal verschijnen tijdens de grote vakantie. Hierbij ook één van de 17 verhalen uit het boek, die op een ludieke manier geïllustreerd zijn door de talentrijke Vlaamse illustrator-cartoonist Kurt Vangheluwe.
(uittreksel uit "Het schuim van de zee)
8. Arachne.
Athena, godin van de wijsheid en de wetenschappen, was een bijna perfecte godheid. Zij schonk de mensheid allerlei nuttige werktuigen: de ploeg is er één van, en het weefgetouw. En zij leerde de mensen de kunst van het weven. Toch had ze ook haar kleine kantjes...
Nooit is Athena verliefd geweest, nimmer heeft zij kinderen gebaard. Wie haar naaktheid aanschouwd had, hetzij met opzet, hetzij per ongeluk, strafte ze met blindheid. Dat ervaarde een sterveling, Teiresias, die haar verraste terwijl ze zich baadde. Ze ontnam hem het licht uit zijn ogen. Doch achteraf kreeg ze daar spijt van en ter compensatie schonk zij hem de gave van de helderziendheid en de voorspelling, een gave die hij ook na zijn dood mocht behouden in de onderwereld. Er is evenwel een ander verhaal over de beroemde ziener Teiresias, hoe hij blind werd en de gave van de profetie kreeg, maar dat vertel ik een andere keer.
Zoals alle goden wenste ook Athena naar waarde geëerd te worden. Als ze zich op dat gebied te kort gedaan voelde, kon ze vaak meedogenloos uit de hoek komen. Ziehier wat Arachne is overkomen. Zij was een meisje uit de streek van Miletos in Klein-Azië. Als kind reeds had Arachne een buitengewone aanleg voor kunst. Athena zelf bemoeide zich met haar opvoeding en leerde haar de fijnste knepen van de weefkunst. Weldra was het meisje in staat, naar sommigen beweren, om mooiere stukken te weven dan Athena zelf, en alom werd zij geprezen vanwege haar kunst. Maar de roem steeg haar naar het hoofd en ze begon hoogmoedig te worden: menselijke hybris, die de goden verafschuwen. Aan al wie het horen wilde, vertelde ze dat ze Athena ver overtrof in de kunst van het weven. Ze ontkende daarenboven dat ze ook maar iets van de godin geleerd had. Ze beweerde dat ze alles uit zichzelf kon. Toen Athena dat vernam, ging ze bij Arachne op bezoek, vermomd als een oud vrouwtje. Ze probeerde Arachne tot nederigheid te bewegen en haar wat meer eerbied en dankbaarheid te doen betuigen jegens haar leermeesteres en jegens de goden. Maar Arachne riep uit in al haar hoogmoed:
- Laat ze zich dan met mij meten, als ze durft, uw godin. Laten we beiden een weefstuk maken, opdat iedereen kan oordelen hoezeer ik haar overtref.
Daarop legde Athena, uitermate ontstemd, haar vermomming af en zij ging met Arachne de wedstrijd aan om t mooiste weefstuk. Arachne weefde een kunstwerk dat de goden voorstelde op de Olympos. Het bleek van zon perfectie te zijn dat de prestatie onmogelijk kon geëvenaard, laat staan verbeterd worden. En Athena, verre van toe te geven dat het meisje iets onovertrefbaars had gemaakt, beschimpte het werk van Arachne, zeggende dat ze de goden had afgebeeld in onzedige houdingen en dat het werk allerminst getuigde van eerbied voor de goden. Ze scheurde het werk aan flarden en dreigend liep ze op Arachne toe. Deze werd plots bevangen door een panische angst en ze vluchtte naar haar vaders atelier, alwaar ze zich met een touw ophing aan een balk. Toen Athena het levenloze lichaam van het meisje aanschouwde, kreeg ze spijt van haar brutaal optreden: ze veranderde het dode lichaam in een spin en ze droeg haar op verder te weven... tot in eeuwigheid.
Hoe Adonis door de jaloerse god Ares gedood werd hebt u reeds kunnen lezen op deze blog d.d. 24.3.2008 in het verhaal over "Ares" (vakantieverhaal). Voor het volledig verhaal over Adonis: klik hier op www.bloggen.be/dzeus/archief.php?ID=840990
Wie stuurt een tekening? i.v.m. één van deze mythologische verhalen... ... naar kris.vansteenbrugge@skynet.be De mooiste worden gepubliceerd. Vermeld je naam en die van je school+klas.