In de Paasperiode maakte ik me kwaad op de sluikstorter die bolvormige voorwerpen in zilverpapier over een afstand van enkele honderden meters had gestort. Met enige gelatenheid propte ik deze bolvormige pakjes zilverpapier in mijn rugzak. Toen ik verderop kleine paaseitjes in blauw zilverpapier zag liggen viel mijn frank. Ik opende één van de drie bolvormige proppen zilverpapier en trof een bruin chocolade paasei aan. Nergens ten velde was er iemand te zien of te horen. Twee bruine chocolade en één witte chocolade paasei rijker fietste ik naar huis. Dank u wel paashaas.