De kweek in gevangenschap Zebravinken nemen vaak genoegen met alles wat hun als nestgelegenheid wordt aangeboden. Het maakt hun vaak niet uit of het een gesloten nestkastje, een half open nestkastje of open tralienestkastje is. De hoogte, breedte en diepte van de nestgelegenheid dient ca. 10 - 15 cm. te zijn. Voor het bouwen van het nest gebruiken de vogels graag kort geknipte stukjes uitgeplozen sisaltouw, kokosvezel, stro of i.d. Het popje legt elke dag een ei tot een totaal van 4 - 6 eitjes. Het zijn over het algemeen verwoede nestbouwers en voor je het weet bouwen ze het ene nest over het andere nest heen. Met name wanneer de vogels in een gezelschapsvolière vertoeven is het zaak voldoende nestmateriaal te geven omdat ze anders de nesten van andere vogels beginnen af te breken om op die manier aan nestmateriaal te komen. Ze hebben graag dat de ingang van het nest wat onzichtbaar is. Het is dan ook belangrijk de nestgelegenheid zo op te hangen dat er aan de zijkant een ingang kan komen. De eitje zijn heel lichtgroen van kleur en worden 13 tot 14 dagen bebroed. Veelal begint het popje na het leggen van het 3e eitje te broeden. Het mannetje en popje broeden afwisselend, waarbij ze elkaar na 1 tot 2 uur aflossen. Als er eenmaal jongen zijn dan is het erg belangrijk dat er voldoende eivoer aanwezig is. In eivoer zitten namelijk dierlijke eiwitten die van levensbelang zijn voor de jongen. De jongen zijn vleeskleurig en met witte dons bedekt als ze geboren worden. Na een week is de huid zo donker geworden dat hij bijna zwart lijkt. De jongen worden ongeveer 6 dagen door de ouders warm gehouden, afhankelijk van het weer gaan de ouder vogels gedurende langere periodes van het nest af. Op een leeftijd van 3 weken vliegen de jongen uit. Ze worden dan nog enkele weken door de ouders in afnemende mate gevoerd. Na 5 weken zijn de jongen zelfstandig. Een kweekstel dient niet meer dan 2, hooguit 3 broedsels per jaar groot te brengen. Jonge vogels dienen niet eerder dan op een leeftijd van 10 maanden ingezet te worden voor de kweek. Broedblok volière
Zoals je wel kan vermoeden is het uit den boze wat je hier op de foto ziet. De oorzaak hiervan is vaak te wijten aan de zitstokken. Door zitstokken van verschillende diktes in de kooi (volière) te plaatsen kan men dit voorkomen. Op die manier slijten de nagels normaal gezien vanzelf af. Als men nu een vogel heeft die hiervan last heeft, dan kan men hem altijd helpen door zijn nagels bij te knippen met behulp van een nagelknipper. Als men dit voor de eerste keer doet, dan kan dit best angstaanjagend zijn en kan men dan eventueel hulp vragen aan een ervaren iemand. Als men het zelf wil doen dan moet men erop letten dat men niet in het 'leven' van de nagel knipt, want dit kan tot pijnlijke bloedingen leiden. Het leven kan men herkennen aan het donkerdere deel van de nagel tegen de teen. De reden waarom men te lange nagels moet vermijden is omdat het voor de vogel erg lastig is en omdat het in erge gevallen kan leiden tot vergroeiingen aan de tenen.
Mutaties Bij de zebravinken kennen we inmiddels een groot aantal mutaties. Naast de grijze wildkleur kennen we o.a. de volgende mutaties: bruin, bleekrug, masker, wit, bont en getekend, zwartborst, oranjeborst, blackface, zwartwang, pastel, witborst, wang, isabel, agaat, gekuifd en geelsnavel. Al deze mutaties zijn onderling nog weer te combineren per twee, drie, vier enz.
Voeding De voeding dient te bestaan uit een zaadmengsel voor tropische vogels (in elke dierenspeciaalzaak te koop). Daarnaast is het belangrijk dat de vogels de beschikking hebben over eivoer (met name in de kweekperiode), onkruidzaden en 'verse' onkruiden zoals vogelmuur. Indien er jongen zijn voeren de ouders hun jongen ook graag met oud, in melk gedoopt wittebrood. Verder kan nog appel, sla (niet teveel, per vogel ongeveer een stukje van ca.een rijksdaalder grootte) alsmede andere soorten fruit en groente gegeven worden. Grit en maagkiezel mogen in 'het voedselpakket' van de zebravink nooit ontbreken.
Karakter Zebravinken zijn kleine, lieve vogeltjes die het goed met elkaar en met andere vogels kunnen vinden. Zoals reeds eerder opgemerkt is de soort vooral voor de pas beginnende liefhebber aan te raden. Omdat ze relatief klein zijn is het wel zaak om extra voorzorgen te nemen met betrekking tot het volièregaas. Ze kunnen namelijk door vrij kleine openingen. De zang van de zebravink heeft weinig te betekenen, het mannetje produceert een eentonig licht 'trompetachtig snorrend' geluid.
Herkomst De taeniopygia guttata castonotis, zoals de wetenschappelijke naam van de zebravink luidt, komt van oorsprong uit Australië en is ongeveer 10 - 12 cm. groot. Hij bewoont grote delen van het Australische vaste land, uitgezonderd het schiereiland van Kaap York en enige kustgebieden in het Oosten, Zuiden en Zuidwesten. In Indonesië op de eilanden Flores, Soemba, Alor, Timor en de kleine Soenda-eilanden leeft de ondersoort Taeniopygia guttata guttata. Deze ondersoort is boven op de kop iets donkerder gekleurd, terwijl ook achter op de nek de kleur iets dieper bruin is. Het grootste onderscheid zit hem echter in het feit dat deze vogels op het midden van de keel- en kropomgeving geen zwarte, gegolfde dwarstekening bezitten. Volgens mijn (literatuur)gegevens is deze ondersoort zelden levend in Europa ingevoerd.
De eerste zebravinken werden al voor 1850 in Europa ingevoerd. In de eerste jaargang van het vogelblad 'Die gefiederte Welt' wordt reeds in 1872 melding gedaan van een succesvolle kweek met zebravinken. Helaas is niet meer te achterhalen waar zich de eerste succesvolle kweek heeft voorgedaan. Dit geldt niet voor de witte zebravink, deze werd in 1920 in Sydney (Australië) bij een zekere heer Woods gekweekt. Dat de zebravink een altijd al een populaire vogels is geweest mag blijken uit het feit dat er reeds in 1952 in Engeland een speciaalclub voor zebravinken, de Zebrafinch Society, werd opgericht. Later werd dit voorbeeld gevolgd door Nederland (1968), België (1974) en Duitsland (1983).