Jaarvogel. Talrijke broedvogel; tijdens invasies doortrekker in vrij groot aantal
Rode Lijst
Nee
Informatie
De wetenschappelijke naam 'Garrulus glandarius' is vrij te vertalen als 'voortdurend krassende eikelzoeker', en dat typeert de gaai uitstekend. In de winter althans, want in het broedseizoen zijn gaaien opvallend stille vogels. Daaraan voorafgaand echter zijn het echte lawaai(pape)gaaien, die als een bezetene krijsend door de bomen achter elkaar aanzitten. Gaaien zijn bekend om de prachtige, opvallende blauw-zwart gestreepte vleugelbocht. Van oorsprong zijn gaaien vrij schuwe bosvogels, maar net als merels en kool- en pimpelmezen, zijn ook gaaien hun horizon gaan verbreden en nu volop te vinden in parken en stadsrandzones. Het voedsel van gaaien bestaat voornamelijk uit insecten, aangevuld met eieren en jongen van onoplettende zangvogels. 's Winters eten gaaien vooral eikels, maar ook beukennootjes, granen (mais), fruit en andere eetbare zaken die ze voor de bek komen. Gaaien hebben in bosgebieden de functie van indringer-alarm; veel (zoog)dieren reageren op de alarmroep van gaaien en verbergen zich voor het naderende onheil. Vaak zijn dat goedbedoelende wandelaars, maar ook voor katten wordt gealarmeerd.
Algemeen
Overige namen
Jay , Garrulus glandarius
Orde
Passeriformes
Familie
Kraaien (Corvidae)
Status
Jaarvogel. Talrijke broedvogel; tijdens invasies doortrekker in vrij groot aantal
Europese verspreiding
Geheel Europa, met uitzondering van bosloze gebieden boven de poolcirkel en Spaanse steppengebieden.
Leefomgeving en voedsel
Biotoop
Bos, stedelijk gebied
Voedsel- en broedbiotoop
Daar waar loofbomen als eik en beuk aanwezig zijn, kunnen gaaien gevonden worden. Het nest wordt in een boom gemaakt en het territorium wordt fel verdedigd tegen buurgaaien.
Voedsel
Insecten, eieren, jonge vogels en eikels.
Broeden
Broedperiode
Half april - mei
Koloniebroeder
Nee
Aantal legsels
1
Aantal eieren
5 - 7 eieren
Herkenning
Opvallende kenmerken
In het voorjaar en zomer nadrukkelijk aanwezig met hun luidruchtige roep. Witte stuit en zwarte staart vallen op tijdens de vlucht.
Gedrag
Een schuwe bosvogel die de laatste jaren steeds vaker in dorpen en steden wordt aangetroffen. Gaaien zijn luidruchtig en laten middels hun hese harde roep duidelijk merken wanneer er gevaar drijgt. De gaai is een echte eikelverzamelaar. In het najaar worden eikels massaal gehamsterd en verstopt in de grond, om later bij voedsel gebrek werd opgegraven te worden. Veel van de eikels weten de gaaien weer terug te vinden, maar er is ook altijd een deel dat niet wordt gevonden en zich kan ontkiemen en uitgroeien tot een nieuwe eikeboom. Wordt een gaai tijdens het verstoppen van de eikels in de gaten gehouden, dan komt hij even later terug om de eikel elders te verstoppen.
Kleed
Beigebruine vogels, met een licht gestreepte kruin, lichte keel en anaalstreek, lichtblauw vleugelveld op vleugelbocht met fijne zwarte bandering, brede zwarte baardstreep, zwarte staart en witte stuit.
Zomervogel. Onregelmatige broedvogel. Doortrekker in uiterst klein aantal.
Rode Lijst
Nee
Informatie
Een opvallende en tropische verschijning die met veel geluk ook in Nederland te zien is: de bijeneter is een vogel die indruk maakt. Bijeneters leven vooral in de warme delen van Europa, maar het lijkt erop dat de verspreiding zich in noordelijke richting uitbreidt. Verscheidene broedpogingen zijn inmiddels ook in Nederland ondernomen, waarvan een enkele ook succesvol is geweest. Bijeneters zijn insecteneters en behendige vliegers, die ook in vlucht insecten te grazen weten te nemen. Deze bonte vogels kunnen vooral aangetroffen worden bij steilwanden aan water; rivieren, plassen en meren.
Algemeen
Overige namen
Bee-eater , Meropus apiaster
Orde
Coraciiformes
Familie
Bijeneters (Meropidae)
Status
Zomervogel. Onregelmatige broedvogel. Doortrekker in uiterst klein aantal.
Europese verspreiding
De bijeneter broedt in het zuidwesten van Europa, in Oost- en Centraal-Europa en in Centraal- en Oost Azië, Klein Azië en Noordwest-Afrika. De grootste aantallen in Europa zijn te vinden in Portugal, Spanje en Bulgarije. De noordgrens van het verspreidingsgebied komt overeen met de 21 graden Celsius juli-isotherm. Opmerkelijk is het voorkomen van een geografisch geisoleerde broedpopulatie bijeneters in Zuid-Afrika. Er is echter geen sprake van een aparte ondersoort; in de winter treedt enige vermenging op met overwinteraars uit Centraal- en Oost-Europa.
Leefomgeving en voedsel
Biotoop
Kust, strand, zee
Voedsel- en broedbiotoop
De bijeneter komt in verschillende biotopen voor: open parkachtige bossen met struikgewas, weilanden en akkers met kruidenrijke randen, bosranden en andere habitats als zandafgravingen. Maar vrijwel altijd in de directe nabijheid van rivieren of plassen met steile oevers. Daarin wordt - liefst in kolonieverband - het nest gemaakt. Slechts zelden broeden bijeneters gewoon op de grond, of in holen in andere steilwanden.
Voedsel
Kleine tot grote insecten: zweefvliegen, sprinkhanen, libellen, etcetera.
Broeden
Broedperiode
Vanaf half mei
Koloniebroeder
Ja
Aantal legsels
Eén legsel per jaar
Aantal eieren
4 - 7, soms tot 10
Herkenning
Opvallende kenmerken
Bont gekleurd. Valt in de vleugt op door typische zweefvlucht. Opvallende staart met uitstekende middelste staartpennen.
Gedrag
Zoekt in de lucht naar insecten, vaak in groepen.
Kleed
Onmiskenbaar door opvallende kleuren; rood/bruin, geel, blauw, zwart.
Formaat/ lengte
25 - 29 cm.
Snavel
Tamelijk lang en licht omlaaggebogen (als uitgerekte en doorhangende merelsnavel)
Poten
Korte poten.
Vogeltrek
Overwinteringsgebied
Bijeneters overwinteren in Afrika, maar er zijn twee geografisch verschillende 'deelpopulaties'. Broedvogels van het Iberisch Schiereiland, Frankrijk en Noordwest-Afrika overwinteren in West-Afrika, ten noorden van de Evenaar.
Beluister als die niet werkt klik dan hier op deze zwarte vogel
De beflijster is een zeldzame doortrekker, die bij vluchtige waarneming sterk op een merel lijkt en bij nadere beschouwing een merel met een wit slabbetje om de hals. De broedgebieden liggen in Scandinavië, Schotland, Wales en de berggebieden in Zuid- en Centraal-Europa. De grootste kans op waarneming van een beflijster is tijdens de voorjaarstrek; dan verblijven honderden vogels op de Waddeneilanden en elders in het land. Beflijsters houden zich ook regelmatig op in groepen van andere doortrekkende lijsterachtigen, zoals koperwieken en kramsvogels. Op de waddeneilanden, waar de meeste waarnemingen vandaan komen, zijn ze in de trektijd te ontdekken op de diverse weilanden en sportvelden, waar regenwormen gemakkelijk te bemachtigen zijn.
Algemeen
Overige namen
Ring Ouzel , Turdus torquatus
Orde
Passeriformes
Familie
Lijsters (Turdidae)
Status
Doortrekker in vrij klein aantal
Europese verspreiding
De belangrijkste broedgebieden van de befslijsters liggen in Noorwegen, delen van Schotland en Engeland, in de Alpenlanden en de Balkan. In grote delen van west en midden Europa wordt de soort als trekvogel waargenomen.
Leefomgeving en voedsel
Biotoop
Zee, kust, plassen, beken en meren
Voedsel- en broedbiotoop
Beflijsters zijn broedvogels van bergachtige gebieden en natte heiden, meestal erg rotsachtig en met een zeer spaarzame begroeiing. Het nest wordt op de grond gemaakt, bij voorkeur onder een overkragend stuk steen. Op doortrek kunnen beflijster aangetroffen worden in allerlei graslanden, bosranden en duinvegetaties, met voldoende beschutting. Hier houden zich veel bodemdieren op, waar de beflijster van profiteert.
Voedsel
Voornamelijk ongewervelde bodemdieren
Broeden
Broedperiode
Vanaf half april - juni
Koloniebroeder
Nee
Aantal legsels
Meestal één, soms twee legsels per jaar (voornamelijk indien eerste legsel niet succesvol).
Aantal eieren
4 - 5, soms 3 - 6
Herkenning
Opvallende kenmerken
Merel met witte bef.
Gedrag
Als van een merel.
Kleed
Zwart verenkleed met een witte halve maanvormige slabbertje.
Formaat/ lengte
24 - 27 cm.
Snavel
Als merel
Vogeltrek
Trekroute
Gezien de grote aantallen broedende beflijsters in Scandinavië is het logisch dat vooral Noorse en Zweedse vogels door Nederland zullen trekken.
Overwinteringsgebied
De overwinteringsgebieden van de beflijster liggen in Zuid-Europa en Noord-Afrika en omvat vooral het Middellandse Zeekbekken.
( klik op het zwarte vogeltje om een beflijster te horen )
Jaarvogel. Vrij schaarse broedvogel; doortrekker en wintervogel in vrij klein tot vrij groot aantal
Rode Lijst
Nee
Informatie
De baardman is een echte rietvogel. Het mannetje heeft karakteristieke bakkebaarden, maar ook vrouwtjes, zonder bakkebaarden, moeten als baardman door het leven. Het heldere roepje, dat klinkt als een racefietsbel, is te horen in uitgestrekte moerassen met veel overjarig riet. In de winter zwerven baardmannetjes vaak en kunnen dan ook gevonden worden in kleinere rietvelden. Buitelend tussen de riethalmen verzamelt deze behendige kleine vogel insecten. Strenge winters kunnen de populatie sterk reduceren. Gelukkig compenseert de baardman dit door fanatiek broedgedrag: in één jaar kan een paartje tot wel 20 jongen grootbrengen. De laatste tijd gaat het gelukkig weer wat beter doordat rietmoerassen beter beheerd worden. De Oostvaardersplassen in Flevoland vormen het belangrijkste broedgebied in Nederland.
Algemeen
Overige namen
Bearded Reedling , Panurus biarmicus
Orde
Passeriformes
Familie
Timalia's (Timaliidae)
Status
Jaarvogel. Vrij schaarse broedvogel; doortrekker en wintervogel in vrij klein tot vrij groot aantal
Europese verspreiding
Het grootste deel van de populatie bevindt zich in Roemenië. In Noord-West Europa is Nederland een van de belangrijkste broedgebieden.
Leefomgeving en voedsel
Biotoop
Plassen, beken en meren, moeras, oevers, rietland en ruigte
Voedsel- en broedbiotoop
Rietmoeras, riet. Het nest wordt gemaakt in dichte riet- en zeggevegetatie, meestal laag bij de grond.
Voedsel
In de zomer insecten, in de winter zaad van riet en rietgras.
Broeden
Broedperiode
Eind maart - April
Koloniebroeder
Nee
Aantal legsels
2, soms zelfs 3
Aantal eieren
5-7, soms tot 12
Herkenning
Opvallende kenmerken
Oranjebruine kleur, lange staart en mannetje met opvallende baardstrepen.
Gedrag
Vaak in groepjes buitelend door rietstengels, acrobatisch zwaaiend in de halmen en balancerend. Zit weinig stil.
Kleed
Het vrouwtje verschilt van het mannetje door het ontbreken van de grijze kop en de kenmerkende baardstrepen. Verder vrijwel identiek.
Formaat/ lengte
14-15,5
Snavel
Dunne, spitse snavel (insecten en zaadeter)
Poten
Korte zangvogelpoten
Vogeltrek
Trekroute
Continentaal Europa
Overwinteringsgebied
Overwinteringsgebied komt overeen met broedgebied, maar bij koude trekken vogels weg naar mildere streken.
( druk op de zwarte vogel als je een baardman wil horen )
Jaarvogel. Vrij talrijke broedvogel; doortrekker in vrij klein aantal; wintervogel in vrij groot aantal
Rode Lijst
Nee
Informatie
Hebt u wel eens een punt kersenvlaai gegeten, waarin nog een pit bleek te zitten? Menigeen heeft hierop al kiezen, kronen en bruggen stukgebeten. Zo niet de appelvink. Deze vinkensoort heeft zo'n krachtige snavel dat een kersenpit schijnbaar moeiteloos gekraakt wordt. Uit onderzoek is gebleken dat de appelvink zijn kaken met een drukkracht van maar liefst 50 kilogram kan uitoefenen. Helaas gaat het grootste deel van het leven van appelvinken schuil achter vele boomtakken. De soort zit het liefst hoog in forse bomen en is bovendien bijzonder schuw en waakzaam. Op de zeldzame haakbek na is het de grootste en zwaarste vinkensoort van Europa.
Algemeen
Overige namen
Hawfinch , Coccothraustes coccothraustes
Orde
Passeriformes
Familie
Vinken (Fringillidae)
Status
Jaarvogel. Vrij talrijke broedvogel; doortrekker in vrij klein aantal; wintervogel in vrij groot aantal
Europese verspreiding
Appelvinken komen voor van Groot-Brittannië tot aan Japan, in de gematigde gebieden. Zuid-Zweden en de Baltische Staten vormen ongeveer de noordgrens van de verspreiding van de appelvink (de 60 graden noorderbreedte meridiaan). Buiten dit gebied komt de appelvink slechts zeer zelden voor.
Leefomgeving en voedsel
Biotoop
Park en tuin, rivieren
Voedsel- en broedbiotoop
Hoog opgaande bossen met oude beuken en eiken; gemengde bossen of uitsluitend loofbos. Ook in oude parken kunnen appelvinken worden aangetroffen.
Voedsel
Grote zaden van kersensoorten (vogelkers en gecultiveerde kersen), insecten en zaden van beuken en eiken.
Broeden
Broedperiode
Vanaf begin mei
Koloniebroeder
Nee
Aantal legsels
Meestal één, soms twee legsels per jaar
Aantal eieren
4-5, soms 2-7
Herkenning
Opvallende kenmerken
Forse vinkachtige met stevige kegelvormige snavel, dikke kop en hals, witte eindband aan de korte staart en brede witte vleugelstrepen.
Gedrag
Zeer schuw, meestal onopvallend
Kleed
Roestbruin, beige verenkleed. De rug en vleugels zijn donkerbruin. Grijze band in de nek. Opvallende witte eindband aan de staart, valt vooral op tijdens de vlucht, evenals de witte vleugelstreep.
Formaat/ lengte
17-18cm.
Snavel
Zeer groot en driehoekig gevormd, loodgrijs tot zwart van kleur.
Poten
Zangvogelpoten
Vogeltrek
Overwinteringsgebied
Nederlandse Appelvinken trekken in zeer strenge winters weg naar België en Frankrijk, maar deze wegtrekkers worden gecompenseerd door overwinteraars uit noordelijker streken. Meestal blijven appelvinken in zwervende, kleine wintergroepen ter plaatse.
( klik op het zwarte vogeltje om een appelvink te horen )
Hallo, de eerste vogel van deze blog heet: Veldleeuwerik
Latijnse naam: Alauda arvensis
beschrijving: De veldleeuwerik is een geelbruine vogel van ongeveer 18 cm, met zwartbruine strepen en vlekken. De leeuwerik heeft een bruinzwarte staart met witte buitenste staartpennen en een witte achterrand van de vleugels. De veldleeuwerik kan een kuif opzetten, maar echter niet zo opvallend als bij een kuifleeuwerik. Jonge vogels hebben nog geen kuif en een kortere staart. Nu op heden is de veldleeuwerik steeds in aantal afgenomen, wie herinnert zicht nog toen je met de fiets ging rijden?, dan had je bijna altijd de mooie gezang boven je hoofd van de veldleeuwerik!
Biotoop: De veldleeuwerik komt voor op natuurlijke en op kunstmatige aangelegde graslanden, overwegend op niet te droge grond, op akkerland, klavervelden en graanvelden, braakliggende grasrijke terreinen. Je vindt de veldleeuwerik soms ook op de middenberm van de autosnelweg.
Voorkomen: Onze inheemse veldleeuweriken zijn gedeeltelijk standvogels met massale uittocht bij sneeuwval. De winterkwartieren liggen in het zuidwesten van Europa en rond de Middellandse Zee.
Broeden: De veldleeuwerik maakt een grondnest in een kleine uitholling van de bodem. Het nest bestaat uit droge grashalmen en worteltjes. De nestkom kan ook dierenhaar bevatten. De 3 - 4 - 5 grijs groenachtige eieren zijn bedekt met bruinachtige stipjes en vlekjes. Aan de stompe pool vormen ze soms een krans.
Broedduur: De eitjes worden 11 - 12 dagen bebroed door het vrouwtje. De jongen lopen reeds op de negende dag het nest uit en tien dagen later kunnen ze reeds vliegen. De veldleeuwerik heeft twee broedsels per jaar.
Voedsel:
De veldleeuwerik eet: Graszaden en onkruidzaden, groene grassprietjes en kiemplantjes. Ook allerlei in het gras en op de grond. Levende insecten, spinnen, duizendpoten en wormen.
Zang: De veldleeuwerik heeft afwisselende zang terwijl hij opstijgt tot op grote hoogte, soms onzichtbaar voor het oog. De veldleeuwerik imiteert andere vogels.
klik hieronder op het zwarte vogeltje om een veldleeuwerik te horen:
Hallo, welkom op mijn blog, Bent u ook zo'n vogelliefhebber als ik? En ook iemand die er fot's van maakt in zijn vrije tijd? Dan hebben wij veel gemeen!
Ik probeer elke dag een nieuwe soort op mijn blog te kunnen zetten, mar het lukt niet altijd, want ik ben ook maar een mens die vergeetachtig kan zijn, of weinig tijd kan hebben. Ook zal ik foto's toevoegen die ik zelf heb genomen, Maar verwacht geen spectaculaire dingen hoor!
Vriendelijke groet van een vogelliefhebber, Stephanie x